De conscripties in het 'Département de l' Escaut'. Organische groei van een recruteringssysteem, zijn conceptueel kader en zijn praktische uitvoering. Casus: de 19 gemeenten van het 'canton d' Oosterzeele'. (Olivier Van Rode)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL I

 

ONTWIKKELINGSFASEN VAN HET RECRUTERINGSSTELSEL
(1798-1805)

 

Hoofdstuk VI : De 'classes' van jaren XI en XII

 

A. De internationale politieke omstandigheden 'noodzaakten' nieuwe offers

 

De wet van 26 floréal X (16 mei 1802) was er gekomen na Napoleons grote diplomatieke succes in maart 1802[465]. De vrede van Amiens moest het einde inluiden van de langdurig aanslepende oorlogssituatie. Ongetwijfeld helpt dit het relatieve succes verklaren van de 'levée ordinaire sur les classes des années IX et X'[466]. Gesterkt door dit succes wilde Parijs echter de tijdens de revolutie opgelopen verliezen goedmaken. In Italië werden een aantal satellietstaten ingericht. Verder richtte het Franse expansionisme zich op een hernieuwing van het Franse koloniale rijk[467]. In 1800 was Louisiana van Spanje afgekocht[468], later volgden landingen op Haïti en Martinique. In 1803 volgde de bezetting van de Duitse havenstad Hannover.

 

Wie verwacht had dat de militaire dienst niet veel meer zou voorstellen, kwam dus bedrogen uit. En de voornoemde 'levée' was nog niet afgewerkt toen de regering al opnieuw wilde recruteren. Het expansiestreven en de erdoor opnieuw toenemende spanningen met Groot-Brittannië voorspelden immers een snelle hervatting van de vijandelijkheden. Daarom waren reeds in de tweede helft van jaar XI een aantal bijkomende 'levées' gedecreteerd op de reserve, die nochtans enkel bedoeld was 'om het leger op voet van oorlog te kunnen brengen, indien dit nodig mocht blijken'. Voor Napoleon vormde de reserve echter eerder een permanent beschikbare 'wervingsreserve', die al opgeleid werd voordat ze binnen de kaders van het actief leger geroepen werd!

 

Daarnaast werd bij wet van 6 floréal XI (26 april 1803), de 'levée ordinaire sur les classes des années XI et XII' gedecreteerd, nog geen jaar na zijn voorganger van 28 floréal X. De regelmaat, waarmee de 'levées' zich voortaan zouden opvolgen, werd hierdoor definitief ingesteld. Opnieuw moest een dubbel contingent geleverd worden, voor het actief en voor het reserveleger.

 

Deze 'levée' zou volledig in jaar XII uitgevoerd worden, maar op 10 thermidor XI (29 juli 1803) werden vooraf reeds 4462 conscrits van jaar XI gevraagd, als arbeiders in de marinearsenalen. Zij werden onmiddellijk opgeroepen, maar zouden afgetrokken worden van het contingent, dat hun 'classe' moest leveren voor het reserveleger.

 

Op 9 nivôse XII werd dan een 'levée' georganiseerd van 11.862 conscrits uit de (nog te vormen) reserve van de jaren XI en XII. Het 'Département de l' Escaut' moest echter niet deelnemen aan de vervollediging van dit contingent[469], en dat was maar goed ook, want ditmaal zou de volledige reserve van beide 'classes' nodig zijn, om het contingent van het 'département' in de 'levée ordinaire' voor het actief leger te vervolledigen. Van een reserveleger zou ditmaal dus helemaal geen sprake zijn[470].

 

Op het einde van jaar XII werd de reikwijdte van de 'levées' dan nogmaals uitgebreid. Na de uitbreiding van het aantal op te roepen conscrits, via de creatie van de reserve in de 'levée ordinaire sur les classes des années IX et X', werd ditmaal het aandeel van de conscrits dat in aanmerking kwam voor de actieve militaire dienst uitgebreid.

Elk bataillon van de 'régiments d' infanterie légère' werd voorzien van een 'compagnie de voltigeurs', bestaande uit militairen die niet groter zouden zijn dan 1 meter 598 mm. Dit was tot dan toe de minimale lichaamslengte geweest die conscrits in aanmerking liet komen voor de dienst. Alle conscrits die nu groter waren dan 1 meter 544 waren geschikt! Voor de oprichting van die 'compagnies' zelf wachtte men trouwens niet op de op 3 germinal XII bevolen conscriptie van jaar XIII! Men riep de 'conscrits réformés pour défaut de taille' van XI en XII nog eens samen om deel te nemen aan de 'désignation'.

 

 

B. De opmaak van de conscriptielijsten van de jaren XI en XII

 

b1. De verzending : het (passief) verzet van de lokale bestuurders gebroken

 

De grote moeilijkheden, waarmee de opmaak voor de 'classes' van de jaren IX en X nog gepaard ging, lijken voor jaar XI grotendeels, en voor jaar XII volledig weggewerkt te zijn geweest. Waarschijnlijk heeft de uitvoering in jaar X van het dreigement om 'commissaires spéciaux' te sturen, en de ermee gepaard gaande financiële aderlating, de 'maires' overtuigd van de zinloosheid van hun verzet.

 

Onderstaande tabel geeft de diverse opmaakdata voor beide jaren weer[471]. Aangenomen dat de verzending onmiddellijk gebeurde (er is immers geen sprake van de dreigbrieven vanuit Gent, die wel in de jaren IX en X verzonden zijn), kunnen we daaruit de vlotte afhandeling afleiden.

 

GEMEENTE

JAAR XI

JAAR XII

Balegem

29 vendémiaire XI

18 vendémiaire XII

Baaigem

21 vendémiaire XI

8 vendémiaire XII

Bottelare

12 frimaire XI

26 vendémiaire XII

Dikkelvenne

15 vendémiaire XI

7 vendémiaire XII

Gavere

15 vendémiaire XI

20 vendémiaire XII

Gontrode

10 vendémiaire XI

10 vendémiaire XII

Gijzenzele

5 vendémiaire XI

13 vendémiaire XII

Landskouter

8 vendémiaire XI

8 vendémiaire XII

Lemberge

26 frimaire XI

15 vendémiaire XII

Merelbeke

20 vendémiaire XI

2 brumaire XII

Melle

21 vendémiaire XI

5 vendémiaire XII

Melsen

?

[3 frimaire XII]

Moortzele

19 brumaire XI

9 vendémiaire XII

Munte

9 vendémiaire XI

9 vendémiaire XII

Oosterzele

8 vendémiaire XI

1 brumaire XII

Schelderode

8 vendémiaire XI

20 vendémiaire XII

Scheldewindeke

7 vendémiaire XI

16 vendémiaire XII

Semmerzake

21 vendémiaire XI

9 vendémiaire XII

Vurste

26 brumaire XI

5 vendémiaire XII

 

In jaar XI waren veertien van de negentien conscriptielijsten al in vendémiaire bij de 'préfet' aangekomen. Zes daarvan waren zelfs al in de eerste decade verstuurd.

De twee andere volgden in de tweede helft van brumaire en in frimaire volgden er nog twee.

 

De reden waarom deze zo laat opgemaakt werden, is onduidelijk. Werden zij eerst verkeerd opgemaakt en door de 'préfet' teruggestuurd? Er is geen briefwisseling bewaard.

 

De verzendingsdatum van de laatste lijst is onbekend. De 'maire' vergiste zich immers, en plaatste de conscrits van XII op de lijst. In jaar XII verstuurde hij geen lijst, en wanneer de 'préfet' hem een herinneringsbrief zond, bekende hij zijn vergissing[472] :

 

"Naer...de registers oversien te hebben, soo verclaere ik inder waerheyd als dat van den 23 7bre1781 tot ende met den 23  7bre1782 niet meer als eenen conscrit geboren en is en dat hij langen tijd overleden is, ende gemerkt dat den tableau van het jaer 11 die ik aan U hebbe overgezonden [die lieden die?] soude hebben op den tableau van het jaer 12, want sij een jaer verschillen..."

 

De brief vermeldde de betrokken conscrits, en de in jaar XI verzonden lijst werd klaarblijkelijk vernietigd.

 

In jaar XII ontving Faipoult 17 van de 19 lijsten in vendémiaire, en op 2 brumaire waren alle conscriptielijsten op de 'préfecture' ontvangen -op die van Melsen na, natuurlijk!-

 

b2. De 'insoumission', de eindstrijd

 

De volledigheid van de lijsten laat nog wel te wensen over. Twintig conscrits van XI en veertien van XII werden door de 'conseils municipaux' niet op de lijsten vermeld. Deze 34 zijn nadien wel bekend geraakt, maar hoeveel er onbekend zijn gebleven weten we natuurlijk niet.

 

Ook de medewerking van de conscrits zelf was nog gering. Slechts een minderheid kwam zich voor de inschrijving aanbieden. Dit verzet moet over gans Frankrijk ontmoet zijn, want de regering velde een 'arrêté' om eraan te verhelpen[473]. Expliciet werd de bepaling benadrukt[474], dat elke conscrit, die niet zou opdagen na een oproep om op de 'mairie' inlichtingen te komen verstrekken over zijn naam, voornaam, leeftijd, lichaamslengte, beroep en geboorteplaats, bovenaan de conscriptielijst zou geplaatst worden als 'premier à marcher'. Alleen bij 'arrêté' van de 'préfet' konden zij daar nadien van bevrijd worden.

 

In zijn circulaire van 28 nivôse XI drukte de 'préfet' de 'maires' nog eens op het hart dat "cette disposition, qui n' a pas été suivie dans la levée des conscrits des années 9 et 10, le sera à l' avenir; il est donc de l' intérêt des jeunes gens de donner les renseignemens voulus par la loi."[475] Hij wees hen op hun plicht om tot tweemaal toe de niet-opgedaagde conscrits bij zich te roepen om zich vooralsnog te laten inschrijven.

 

Wie zich binnen de vijftien dagen conformeerde met de wet, zou probleemloos zijn normale plaats op de lijst mogen innemen (volgens leeftijd!). Er zijn slechts twee aangevulde lijsten terug te vinden, van Moortzele en Munte[476], waarop bijkomende conscrits vermeld staan, die inderdaad de vereiste gegevens hebben verstrekt. Op de oorspronkelijk ingezonden lijsten waren ze blijkbaar doodgezwegen.

De hierna volgende tabel geeft voor elke gemeente het aantal ingeschreven, het aantal boven- aan de lijst geplaatste en het aantal niet op de lijst geplaatste conscrits weer. Zij bevat enkele opvallende eigenaardigheden, en laat toe om -met veel voorbehoud- iets te zeggen over de graad van medewerking van de lokale bestuurders.

 

 

XI

XII

GEMEENTE

I

II

III

totaal

I

II

III

totaal

Balegem

22

0

3

25

17

10

1

28

Baaigem

0

4

0

4

0

7

0

7

Bottelare

9

1

0

10

9

0

0

9

Dikkelvenne

3

13

1

17

4

9

0

13

Gavere

7

3

1

11

13

0

3

16

Gontrode

3

0

0

3

4

0

0

4

Gijzenzele

2

1

0

3

3

0

0

3

Landskouter

0

3

0

3

0

2

0

2

Lemberge

1

1

2

4

4

1

1

6

Merelbeke

11

3

0

14

22

0

2

24

Melle

11

0

2

13

13

0

1

14

Melsen

0

0

0

0

0

2

1

3

Moortzele

5

4

2

11

4

1

1

6

Munte

4

0

0

4

7

0

0

7

Oosterzele

28

0

6

34

0

31

1

32

Schelderode

3

0

0

3

1

1

0

2

Scheldewindeke

0

20

2

22

5

18

2

25

Semmerzake

2

0

0

2

3

0

0

3

Vurste

1

10

1

12

0

6

1

7

Kanton

112

63

20

195

109

88

14

211

   Legende:  I = conscrits die zich hebben laten inschrijven op de mairie

                   II = conscrits die zich niet lieten inschrijven en als dusdanig door de 'maire' aangegeven werden

                   III = conscrits die zich niet lieten inschrijven en wiens bestaan door de 'maire' verzwegen werd

 

Het meest in het oog springend is het fenomenale contrast tussen beide lijsten van Oosterzele! Terwijl alle conscrits van jaar XI zich zouden aangeboden hebben, bleven al die van jaar XII in gebreke! Uit de lijst van jaar XI blijkt evenwel niet dat er systematisch geknoeid is geweest. Alle beroepen zijn ingevuld, en er is absoluut geen regelmaat terug te vinden, terwijl de rijke beroepenvariatie overeenkomt met de functie van 'chef-lieu de canton'.

 

Bij nader inzien is er toch een gegeven, dat laat uitschijnen dat er geknoeid moet zijn. De lichaamslengten die voorkomen op de 'désignation'-lijsten, en degene voorkomend op de eerder vermelde lijst uit 1807, van de nooit opgeroepen conscrits van de jaren VIII tot XII, wijken zonder uitzondering af van de op de conscriptielijst vermelde lichaamslengten, en ook de meeste opgegeven beroepen zijn verschillend[477]!

 

De interpretatie, als zou het voor de lichaamslengte om problemen met de omrekening van de nieuwe maten gaan (waarvoor de afwijkingen trouwens te onregelmatig zijn!), en voor de beroepen een seizoensgebonden probleem, geeft mijns inziens een al te grote gewicht aan het  toeval! Niet alleen moet men zich in Oosterzele achtentwintig keer vergist hebben, op achtentwintig metingen, maar even toevallig zouden alle conscrits van jaar XII de 'maire' eenzelfde moeilijke meetkarwei bespaard hebben door gewoon niet op te dagen, in tegenstelling tot al (!) hun kameraden van jaar XI !!!???

 

Hiermee mag 'a contrario' als bewezen beschouwd worden, wat met één oogopslag te zien was: de 'maire' van Oosterzele heeft op een briljante, want op dat moment niet te ontdekken manier, het niet-opdagen van de conscrits weten te verzwijgen (terwijl er maar liefst 6 helemaal niet op zijn lijst figureren). Waarom hij dit in jaar XII niet opnieuw gedaan heeft, is onduidelijk.

 

In uitbreiding van het voorbeeld van Oosterzele, kan het vermoeden rijzen, dat elke lijst, die beweert dat alle conscrits opgedaagd zijn, vervalst is. Zeker Balegem, Gontrode, Melle, Munte, Schelderode en Semmerzake lijken mij verdacht. Ook voor Bottelare, Gijzenzele en Merelbeke lijkt het aantal niet-opgedaagden mij aan de lage kant! Bij de vergelijking tussen de gemeenten wordt hierop verder ingegaan. Enigszins verrassend is het feit, dat in Baaigem, Landskouter en Scheldewindeke de niet-opgedaagden aangegeven werden. De angst voor de financiële pressie zat blijkbaar diep.

 

Alleen voor Dikkelvenne en Gavere durf ik onder voorbehoud een teken van 'fransgezindheid' ontwaren, volledig in het licht van wat voor de 'levée' op de 'classes' van IX en X vastgesteld werd[478].

 

 

C. 'levée ordinaire sur les classes des années XI et XII'

 

c1. Het wettelijk kader

 

1) De 'levée' steeds meer een bevoegdheid van de uitvoerende macht

 

De wet van 28 floréal X blies de conscriptie niet alleen nieuw leven in, maar gaf tevens een ruime bewegingsvrijheid aan de uitvoerende macht, om zelf de 'levée' naar eigen believen uit te voeren.

Op 6 floréal XI (26 april 1803)[479] gebood de wetgever een nieuwe levée van 30.000 conscrits op de 'classe' van jaar XI, en 30.000 op die van jaar XII[480], om het leger op vredesvoet te vervolledigen. Opnieuw werd daar bovenop de 'levée' geboden van eenzelfde aantal op beide 'classes' voor de reserve "uniquement destinés à porter l' armée au pied de guerre, si cela devenait nécessaire". Deze wet werd nog meer dan zijn voorganger een vrijbrief in handen van de regering -en dus de 'Premier consul'-! De aanloop naar de autocratie was reeds gelegd...

 

2) Het 'arrêté' van 29 fructidor XI

 

2.1 Gebaseerd op het 'arrêté' van 18 thermidor XI

 

Net zoals in jaar X duurde het enige tijd, alvorens het uitvoeringsbesluit aangenomen werd, op 29 fructidor XI (16 september 1803)[481]. Dit 'arrêté' werd door de 'ministre de la guerre' op 20 vendémiaire XII (13 oktober 1803) naar de 'préfets' verzonden, met een begeleidende 'instruction'[482] : "Je vous transmets, citoyen Préfet, l' arrêté que le Gouvernement a pris le 29 fructidor dernier, pour régulariser l' exécution de la loi du 6 floréal. Ses dispositions sont claires et précises; en les combinant avec celles de l' arrêté du 18 thermidor de l' an 10, dont la plupart subsistent, vous pourrez opérer sur des principes certains. Je me bornerai donc à ajouter aux unes et aux autres quelques observations de détail. Artikel 47 van het nieuwe 'arrêté' expliciteerde zelfs de geldigheid van alle er niet mee strijdige bepalingen van dat van 18 thermidor X. Het nieuwe 'arrêté' moest eigenlijk alleen een aantal hinderpalen, die zich bij de vorige 'levée' voorgedaan hadden, uit de weg ruimen.

 

2.2 De 'réunion' juridisch geherfundeerd

 

Om de extreme fragmentatie van het departementale contingent te vermijden, hadden de 'préfets' in de vorige 'levée' op eigen houtje de door het 'règlement' van 17 ventôse VIII gefundeerde mogelijkheid tot 'réunion' in de praktijk toegepast. Het nieuwe 'arrêté' bevestigde juridisch de gelding van die bepaling op de 'levée' nieuwe stijl.

 

Hoewel de operaties in principe nog steeds op gemeentelijke basis gevoerd werden, dienden de 'préfets', telkens zij dat nodig achtten voor een betere en snellere uitvoering, twee of meerdere gemeenten van hetzelfde kanton[483] in een 'réunion' te verenigen om een gemeenschappelijk contingent te vormen. Ingeval de 'préfet' tot een dergelijke 'réunion' zou besluiten, dan werd een commissie opgericht, bestaande uit de 'maires' of één van hun 'adjoints', van alle verenigde gemeenten, eventueel aangevuld met leden van de 'conseils municipaux'. Deze commissie kreeg dan  inzake de recrutering alle bevoegdheden die het 'arrêté' van 18 thermidor X toegekend had aan de 'conseils municipaux'.

 

In antwoord op de veelvuldige oponthouden en onregelmatigheden in de gemeenten, waaronder de vorige 'levée' had geleden, werd expliciet gesteld dat de afwezigheid van leden van de 'conseil municipal' of de 'commission' in geen geval de operaties mocht vertragen. Verder moest de 'préfet' alle lokale 'opérations' voorzitten. Hij kon zich daartoe wel laten vertegenwoordigen door een 'délégué', "pris parmi les sous-préfets, les membres des conseils de préfecture, du conseil de département ou d' arrondissement, ou parmi ceux de l' un des collèges électoraux."

 

2.3 Verloop van de lokale 'désignation'

 

Om meer orde in de 'désignation' te scheppen, en misbruiken te voorkomen, regelden de titels II en III van het 'arrêté' in detail de lokale bevoegdheden. Hierna volgt in grote lijnen de wettelijke regeling van het verloop van de 'désignation'.

 

a. Opmaak van 'werklijsten' voor de 'désignation'

 

De modaliteiten mochten nog steeds door de 'conseil municipal' of de commissie zelf bepaald worden. Daarna moest op basis van de gemeentelijke conscriptielijsten een algemene alfabetische lijst voor beide jaren opgemaakt worden, van alle conscrits die moesten deelnemen aan de 'désignation', ongeacht hun lichaamslengte of enig ander motief dat zij zouden inroepen om niet tot het contingent te moeten behoren. De 'ministre de la guerre' merkte hierbij op, dat de conscrits van IX en X, 'renvoyés à concourir aux appels des années suivantes', op de algemene lijst van jaar XI geplaatst dienden te worden. Er zou geen enkel onderscheid gemaakt worden tussen deze conscrits, en die van jaar XI zelf.

 

Na de opmaak moesten beide algemene alfabetische lijsten opgesplitst worden in drie specifieke alfabetische lijsten:

 

1° een lijst van de conscrits, gedomicilieerd en aanwezig in de gemeente of vereniging van gemeenten, wiens ouders of familie daar eveneens gedomicilieerd zijn.

2° een lijst van de conscrits, gedomicilieerd en aanwezig in de gemeente of vereniging van gemeenten, maar wiens ouders of familie daar niet gedomicilieerd zijn.

3° een lijst van de conscrits, gedomicilieerd in de gemeente of vereniging van gemeenten, maar die op het ogenblik van de 'désignation' afwezig zouden zijn.

 

b. De 'épuration des listes' : eerste keuring van de recruten

 

*1 De 'réforme' wegens lichaamslengte

 

Ten hoogste acht dagen na de opmaak van die lijsten moest men tot de 'désignation' overgaan. De eerste operatie bestond uit de uitzuivering van de 'désignation'-lijsten. Tegelijk met het appel van de aanwezigen werd de selectie op basis van lichaamslengte doorgevoerd. Elke afgeroepen conscrit  moest  barrevoets  onder  een  meetstok  geplaatst worden,  waarvan  de  dwarslat  op 1 meter 598 millimeter gefixeerd stond. Al wie niet tot die dwarslat zou reiken, moest op de 'liste des individus incapables de soutenir les fatigues de la guerre' geplaatst worden, en, onder de voorwaarden ingevoerd door de wet van 28 floréal X, de 'indemnité de réforme' betalen.

 

*2 De 'réforme' wegens gebreken

 

Aan wie wel tot de dwarslat reikte, diende de 'délégué du préfet' vervolgens te vragen of hij geen lichamelijke gebreken had, die hem in de onmogelijkheid stelden de vermoeienissen van de oorlog te dragen. In geval van een affirmatief antwoord, moest onmiddellijk een genees- kundig onderzoek gehouden worden, door een door de 'préfet' daartoe benoemde arts of gezondheidsofficier, in aanwezigheid van de recruteringsofficier, de 'gendarmerie'-officier en twee leden van de 'conseil municipal' of de commissie, uitgekozen door de 'délégué'. Het geneeskundig onderzoek kon ook op vraag van de recruteringsofficier plaatsvinden, zelfs indien de conscrit geen motieven voor 'réforme' zou opwerpen.

Dit was duidelijk een penetratie van het centrum in de lokale werkzaamheden. De onafhankelijkheid van de gemeentelijke recruteringsautoriteiten werd volkomen beknot.

Ingeval de vijf commissarissen de conscrit unaniem geschikt achtten voor de dienst, dan moest deze op de lijst van de voor deelname aan de 'désignation' geschikte conscrits bijgeschreven worden. Wanneer hij unaniem ongeschikt bevonden werd, kreeg de conscrit de definitieve 'réforme' en diende hij eveneens op de 'liste des individus incapables de soutenir les fatigues de la guerre' geplaatst te worden. Bij gebrek aan unanimiteit kreeg hij de 'réforme provisoire' en werd hij doorgestuurd naar de 'conseil de recrutement'.

 

*3 Veinzing en zelfverminking

 

Ingeval het geneeskundig onderzoek zou uitwijzen dat een conscrit gebreken zou geveinsd hebben om aan de dienst te ontsnappen, of zichzelf verminkt zou hebben, dan diende hij onmiddellijk aan de 'conseil de recrutement' aangegeven te worden.

 

*4 De 'placement dans la réserve'

 

Naar aanleiding van de keuring konden de conscrits die een broer in het actief leger hadden, die enige zoon van een weduwe waren of oudste van tenminste drie wezen, de toepassing vragen van de door artikel 14 van de wet van 6 floréal XI toegekende gunst. Dit artikel bepaalde dat conscrits die in één van deze drie gevallen verkeerden, indien zij daarom

vroegen, aangeduid konden worden om de reserve te vormen[484]. Verzuimde een conscrit de toepassing van deze gunst te vragen, dan moest hij onherroepelijk deelnemen aan de 'désignation'.

 

*5 De 'exemption' voor geestelijken

 

In uitvoering van het op 26 messidor IX (15 juli 1801) ondertekende Concordaat met paus Pius VII, had 'premier consul' Napoleon bij 'Arrêté' van 13 messidor X (2 juli 1802) besloten om jongemannen, die het onder-diakenschap hadden ontvangen, de 'exemption' toe te kennen. De begunstigden moesten echter wel nog deelnemen aan de 'épuration des listes', moment waarop ze de toepassing van het 'arrêté' moesten vragen. Ook in dit geval bracht verzuim de onherroepelijke verplichting mee deel te nemen aan de 'désignation'.

 

*6 De 'liste des absents'

 

Wanneer de 2 lijsten van aanwezige conscrits op die manier uitgezuiverd waren, begon men aan de lijst van afwezigen. De 'délégué' moest elke in die lijst opgenomen conscrit afroepen, en, indien geen vertegenwoordiger aanwezig zou zijn, er zelf één aanduiden. Hij diende van de vertegenwoordiger of van om het even welke andere aanwezige de nodige inlichtingen verwerven omtrent het bestaan en de huidige verblijfplaats van de conscrit.

 

Een afwezige conscrit kon op de lijst der aanwezigen geplaatst worden, van zodra hij door zijn vertegenwoordiger werd erkend, zijn bestaan werd bevestigd en zijn verblijfplaats bekendgemaakt. Conscrits die in de gemeente of vereniging van gemeenten een vastgoed bezaten ter waarde van 1500 Francs, werden 'de facto' als aanwezig geregistreerd.

 

Afwezigen die niet erkend werden, wiens bestaan niet bevestigd werd of wiens verblijfplaats onbekend bleef, en die geen vastgoed in de gemeente of 'réunion' bezaten ter waarde van 1500 Francs, moesten op een afzonderlijke lijst geplaatst worden.

 

*7 Van de 'listes épurées' geweerde conscrits

 

De 'réformés provisoirement', degenen die gebreken geveinsd hadden of zichzelf vrijwillig verminkt hadden en degenen die, na geweigerd te hebben om in te gaan op de verschillende oproepen van de 'maires', ook nog afwezig zouden zijn bij de 'désignation', mochten niet in de eerste 'désignation' begrepen worden, maar zouden door de 'conseil de recrutement' tot 'conscrit de supplément' uitgeroepen worden.

 

c. Verdeling van het contingent over beide 'listes épurées'

 

Uit de beide uitgezuiverde lijsten, van de aanwezige conscrits die moesten deelnemen aan de 'désignation' en van de afwezigen, zouden dan de recruten aangeduid worden.

Het gemeentelijke of gemeenschappelijke contingent werd dan evenredig over beide lijsten verdeeld. Artikel 17 van het 'arrêté' geeft een voorbeeld van hoe die verdeling moest gebeuren:

 

"À cet effet on fera l' opération suivante:

Soit, par exemple, le nombre des conscrits à fournir égal à 12;

Soit le nombre des individus inscrits sur la première liste épurée égal à 132;

Soit le nombre des individus inscrits sur la deuxième liste égal à 12,

On dira : 144 est à 12 comme 132 est à ..., et l' on aura égale 11; c' est-à-dire, que les 132 présens ou réputés tels doivent fournir 11, et les absens 1"

 

d. De 'désignation' voor het actief leger

 

*1 'Désignation' uit de 'liste des présents'

 

Na deze verdeling moest men de 'désignation' houden van de recruten voor het actief leger, uit de lijst der aanwezige conscrits van de 'classe' van jaar XI.

Opnieuw werd aan de conscrits de tijd gegeven om, onder elkaar of met éénieder die voldeed aan de wettelijk vereiste kwaliteiten voor 'suppléants', alle regelingen te treffen die ze noodzakelijk vonden om het contingent te leveren. Voor het eerst werd expliciet vereist, dat een 'suppléant' tot de huidige[485] of een vroegere 'classe' behoorde! Op die manier vermeed men dat een 'remplacement' nadien ongeldig zou worden door de 'désignation' van de 'suppléant'  bij de 'levée' op zijn eigen 'classe'.

Alleen bij de 'levées extraordinaires' op vroegere 'classes'[486] zou dit probleem zich nog voordoen.

 

Na verloop van de toegekende termijn werden de nog ontbrekende recruten dan op de door de 'conseil' of commissie bepaalde wijze aangeduid, en werden de 'désignation'-lijsten opgemaakt.

 

*2 Uit de 'liste des absents'

 

Voor deze 'désignation' werden de modaliteiten in het 'arrêté' zelf vastgelegd :

"...; leurs noms seront publiquement inscrits sur des bulletins, qui seront jetés dans une urne. Le préfet ou son délégué prendra successivement au hasard autant de ces bulletins que les absents devront fournir d' hommes; les noms de ceux qui sortiront, seront inscrits de suite sur le contrôle des membres du contingent."

 

e. 'Désignation' van een supplementair kwart van het contingent

 

Artikel 21 gebood de 'conseil municipal' of de commissie om, na de aanduiding van de conscrits van het contingent voor het actief leger van jaar XI, uit diezelfde 'classe' nogmaals het vierde deel van het contingent aan te duiden[487].

Daartoe moest de 'délégué du préfet' ditmaal de namen van alle nog niet aangeduide conscrits, uit de beide 'listes épurées' (aan- respectievelijk afwezigen), op 'bulletins' laten schrijven en deze 'bulletins' in een urn gooien. Dan moest een aantal bulletins, gelijk aan het kwart van het te leveren contingent getrokken worden. In elke gemeente of 'réunion' moest minstens één dergelijke supplementaire conscrit aangeduid worden (ook al moesten minder dan vier recruten geleverd worden).

 

f. Désignation voor de reserve en haar supplementair kwart

 

Na de 'désignation' voor het actief leger en zijn supplementair kwart, voor jaar XI, moesten op dezelfde wijze even veel conscrits uit die 'classe' aangeduid worden, voor het contingent en het supplementair kwart van de reserve. Hierbij mocht men de in uitvoering van het 'arrêté' van 10 thermidor XI[488] of de bevelen van de 'ministre de la guerre'[489] door de gemeente of 'réunion' reeds geleverde conscrits van het contingent in mindering brengen.

 

Nadien moest deze hele procedure nog eens overgedaan worden voor de 'classe' van jaar XII. Dit kon eventueel in een aparte zitting gebeuren. In dat geval kon de 'préfet' bepalen dat de conscrits van jaar XII op die andere datum bijeengeroepen moesten worden, daarbij in acht nemend dat deze scheiding geen aanzienlijke vertraging van de operaties mocht meebrengen.

 

g. De 'indemnité de réforme'

 

Voordat de 'conseil' of commissie definitief uit elkaar ging, moest voor elke conscrit, die definitief of voorlopig de 'réforme' had gekregen, bepaald worden of deze al dan niet de 'indemnité de réforme' verschuldigd was. Daarenboven moesten de namen van de 'réformés provisoires' overgemaakt worden aan de 'conseil de recrutement', Die raad moest dan over die voorlopige 'réforme' uitspraak doen, na eventueel de betrokkene opgeroepen te hebben om in één van haar zittingen te verschijnen voor een nieuw geneeskundig onderzoek. Alle conscrits die door de raad toch bekwaam bevonden zouden worden, zouden dan samen de derde categorie van supplementaire conscrits vormen (cfr supra).

 

h. Toezenden van lijsten aan de 'conseil de recrutement'

 

Ook de nominatieve lijst van de afwezigen wiens verblijfplaats of bestaan niet bekend waren, en die aangeduid werden om deel uit te maken van het contingent of het supplement, moest aan de 'conseil de recrutement' toegestuurd worden, die deze lijst diende over te maken aan de 'ministre de la guerre' en aan de 'premier inspecteur général de la gendarmerie', teneinde hen te laten opsporen en hen naar het corps te sturen waartoe ze bestemd waren.

 

Verder moest de nominatieve lijst aan de 'conseil de recrutement' overgemaakt worden, van al degenen die een gebrek geveinsd hadden om de 'réforme' te verkrijgen, van degenen die zich opzettelijk verminkt hadden om ongeschikt bevonden te worden en van degenen die niet ingegaan waren op de oproepen van de 'maires' om zich te laten inschrijven, en die zich evenmin aangeboden hadden op het ogenblik van de 'désignation'[490]. Ook over deze conscrits moest de raad uitspraak doen.

 

In laatste instantie moest de 'conseil de recrutement' ook nog de lijst ontvangen van de 'reformés définitivement'.

 

2.4 De 'revue' van de 'conscrits désignés'

 

Na de 'désignation' moest de 'sous-préfet' alle aangeduide conscrits van zijn arrondissement samenroepen, opdat de voor zijn arrondissement verantwoordelijke recruteringsofficier dan een controlerol zou opmaken met voor elke aangeduide conscrit het signalement. De op de 'désignation' afwezige conscrits moesten zich binnen de maand bij de recruteringskapitein zelf aanbieden, of een 'suppléant' aanbieden.

 

2.5 Titel V : 'des substitutions de gré à gré'

 

Ook na de 'désignation' mochten de conscrits nog alle regelingen treffen die zij wensten. Zij kregen daartoe de tijd tot het moment, waarop de conscrits geïnspecteerd zouden worden voor het vertrek. Om de aanvaarding te vergemakkelijken, werd de rol van de recruteringsofficieren dienaangaande nog eens expliciet beperkt tot het controleren, of de 'suppléant' de door de wet vereiste kwaliteiten in zich verenigde. Tevens werd beroep tegen hun beslissing mogelijk, bij de commandant van het 'département'. Tenslotte moest de 'acte de remplacement' opgemaakt worden door de 'sous-préfet', dewelke de aanvaarding door de recruteringsofficier of de commandant diende te vermelden.

 

Naast een betere bescherming voor de 'suppléé', zorgde het 'arrêté' ook nog voor een duidelijke omlijning van zijn plichten : de aankomst van de 'remplaçant' op het corps bevrijdde hem van elke verantwoordelijkheid

 

"Les individus qui se seront fait remplacer, ne pourront être appelés à concourir de nouveaux aux désignations subséquentes, que dans le cas où toute la classe devra marcher; mais ils répondront personnellement de leurs suppléans jusqu' au moment de leur arrivée au corps, de manière que, si le suppléant déserte avant d' avoir joint ses drapeaux, le remplacé sera tenu ou de fournir un nouveau suppléant, ou de marcher lui-même."

 

Er had zich in de vorige 'levée' nog een ander probleem voorgedaan. Na hun 'désignation' hadden bepaalde conscrits een 'engagement volontaire' door de 'maire' laten registreren (waarschijnlijk om de premie op te strijken), zodat zij op het ogenblik van het vertrek naar het corps waarvoor ze aangeduid waren, reeds toebehoorden aan een ander corps. Om de herhaling van deze situatie te voorkomen, werd bepaald dat alle 'engagements volontaires', die neergelegd zouden worden na de 'désignation', met terugwerkende kracht nietig zouden zijn.

Kreeg een conscrit na zijn 'désignation' van de 'ministre de la guerre' echter de toestemming om te dienen in een ander corps, of zelfs in het reserveleger, dan waren de gemeenten niet gehouden hem te vervangen.

 

2.6 Beperking van de 'admission' door de recruteringskapitein

 

Bij de vorige 'levée' waren zeer veel conscrits na hun 'désignation' afgekeurd door de recruteringskapitein, omdat zij niet de door de wet vereiste kwaliteiten hadden. Er zullen zich evenwel ook misbruiken hebben voorgedaan. Daarom werd de bevoegdheid van recruteringskapitein inzake de 'admission'.

 

"Les conscrits présens ayant été définitivement admis avant la désignation, le capitaine de recrutement ne pourra proposer la réforme que de ceux qui étant absens au moment de la désignation, se trouveront, pour quelque cause que ce soit, incapables de servir; de ceux qui se trouveront dans le cas prévu par l' article 40 ci-après[491], et de ceux à qui il sera arrivé, depuis la désignation, un événement qui les aura mis hors d' état de servir."[492]

 

2.7 Bevoegdheden van de 'conseil de recrutement'

 

a. 'De conscrits supplémentaires'

 

De 'conseil de recrutement' moest zoals gezegd uitspraak doen over de conscrits die er naar aanleiding van de 'désignation' van verdacht werden, gebreken geveinsd te hebben om de 'réforme' te bekomen. Bevond de raad deze verdenking terecht, dan moest zij de conscrit tot 'supplémentaire' verklaren. Ook de conscrits, die niet zouden gereageerd hebben op de verschillende oproepen van hun 'maire' om zich te laten inschrijven, en zich ook niet op de dag van de 'désignation' zouden aangeboden hebben, diende de raad tot supplementaire conscrits te verklaren.

 

b. Na de lokale keuring ongeschikt bevonden conscrits

 

De conscrits kregen er ook baat bij, de recruteringsactiviteiten niet nodeloos te vertragen. Men voorzag een sanctie voor het geval een conscrit, na de keuring door de lokale commissie, aan de 'conseil de recrutement' vooralsnog de 'réforme' zou vragen, of ingeval hij die ongevraagd zou verkrijgen, wegens gebreken die hij op het moment van de 'désignation' reeds had, maar die hij toen verzwegen zou hebben. In dat geval zou de 'conseil de recrutement' de betrokkene verplichten om op zijn kosten een vervanger aan te bieden, of een 'indemnité' te betalen, die tweemaal zo zwaar was dan degene waartoe hij gehouden zou geweest zijn ingeval hij onmiddellijk de 'réforme' had gevraagd en gekregen. Indien hij wegens behoeftigheid geen 'indemnité' verschuldigd zou zijn geweest, werd hij ter beschikking van de regering gesteld om op één of andere wijze toch in dienst van het leger ingezet te worden.

 

c. Zelfverminking

 

De raad diende zich ook uit te spreken over de verdenking dat een conscrit zichzelf verminkt zou hebben om de 'réforme' te bekomen. Ingeval de uitspraak van de 'conseil de recrutement' bevestigend zou zijn, dan diende de betrokkene eveneens op zijn kosten een vervanger aan te bieden, of een 'indemnité' te betalen, tweemaal die waartoe hij normaal als 'réformé' gehouden zou geweest zijn, maar bovendien moest in dit geval de 'indemnité' minimum 1500 Francs bedragen. Indien hij echter wegens behoeftigheid geen 'indemnité' verschuldigd zou zijn, dan zou ook hij ter beschikking van de regering gesteld

worden.

 

d. Aangeduide afwezigen, die nadien de 'réforme' kregen

 

Tenslotte regelde artikel 42 het geval  van de conscrits die, als afwezige, op de lokale 'désignation' aangeduid zouden zijn om deel uit te maken van het contingent of zijn supplementair kwart, en die bij verschijning voor de recruteringskapitein, de 'réforme' zouden verkregen hebben. Van hen moest de 'conseil de recrutement' eisen dat zij op eigen kosten een vervanger zouden leveren, of de 'indemnité de réforme' zouden betalen.

 

2.8  Voorkomen van nieuwe 'désignations' : de 'conscrits de supplément'

 

Titel IV van het 'arrêté' behandelde in detail de manier waarop men kon verhelpen aan de eindeloze vertraging, die de vorige 'levée' had opgelopen, door de afkeuring of het onderduiken van de aangeduide recruten, en de problemen die zich hadden voorgedaan inzake de erdoor ontstane noodzaak om een tweede 'désignation' te houden.

 

a. Beperking tot één enkele 'désignation'

 

Artikel 26 bepaalde dat er, tenzij ingeval een wet een 'levée extraordinaire' zou bevelen, niet meer dan één 'désignation' mocht plaatsvinden voor éénzelfde 'classe'.

 

b. De (departementale) 'liste de supplément' : vier categorieën

 

Om de noodzaak van een tweede 'désignation' te voorkomen, moest in elk 'département' een algemene lijst van supplementaire conscrits opgemaakt worden. In deze lijst moesten vier categorieën conscrits begrepen worden:

 

1° de conscrits die zich niet, na verschillende oproepen van de 'maires', aangeboden hebben om zich op de conscriptielijsten te laten inschrijven, en die daarom, conform de wet van 19 fructidor VI en het 'arrêté' van 27 frimaire XI (aangaande de opmaak van de conscriptielijsten voor jaar XI), als eersten moeten vertrekken.

 

2° de conscrits die gebreken zouden geveinsd hebben.

 

3° de 'réformés provisoires', die later door de 'conseil de recrutement' na een nieuw onderzoek in staat bevonden werden om te dienen, en die voor die dienst werden aangeduid.

 

4° de conscrits van het supplementaire kwart van het lokale contingent.

 

c. Onderlinge rangorde voor de oproep in actieve dienst

 

Deze supplementaire conscrits konden in actieve dienst geroepen worden naargelang de noodzaak zich voordeed om het contingent te vervolledigen. Omdat alle 'supplémentaires', ongeacht de conscriptieomschrijving waartoe ze behoorden, op één departementale lijst geplaatst werden, was de rangorde, die zij op die lijst innamen uiteraard van cruciaal belang!

 

Om het dreigement van het 'arrêté' van 27 frimaire XI toch nog enigszins uit te voeren, werden de 'premiers à marcher' (categorie 1) bovenaan de departementale 'liste de supplément' geplaatst. De 'préfet' moest via een 'désignation par le sort' hun onderlinge oproepvolgorde bepalen.

 

Volgende op de lijst waren de conscrits die bij de 'désignation' lichamelijke gebreken hadden geveinsd (categorie 2). Hun onderlinge oproepvolgorde diende op dezelfde wijze bepaald te worden.

De 'réformés provisoirement' moesten samen een door de 'préfet' te bepalen aantal supplementaire conscrits leveren (categorie 3), in verhouding tot het aandeel dat door de 'listes épurées' was geleverd. Deze zouden aangeduid worden in een algemene 'désignation' voor het gehele 'département', met dezelfde modaliteiten als de lokale 'désignation' van het supplementaire kwart van het contingent. Hun onderlinge rangorde werd aldus in die 'désignation' bepaald.

 

De conscrits van het supplementaire kwart van de (verenigingen van) gemeenten zelf tenslotte, werden als laatsten op de lijst geplaatst, volgens de rangorde die hun omschrijving zou krijgen bij een door de 'préfet' te houden 'désignation par le sort' onder alle conscriptie-omschrijvingen, en de rangorde die zijzelf in de lokale 'désignation' hadden ingenomen (cfr. infra voor de praktijk).

 

d. Bedoeling van de 'liste de supplément'

 

De supplementaire conscrits zouden opgeroepen worden telkens wanneer een conscrit van het contingent voor het actief leger, die voor zichzelf en dus niet als 'suppléant' opgetrokken was :

 

            1° overleden zou zijn

            2° in staat van 'réfraction' zou verkeren ('non-comparision' of 'désertion en route')

            3° de 'réforme' zou krijgen na de 'désignation'

 

De vervangingsplicht hield pas op nadat alle in het 'département' recruterende corpsen hun contingent integraal ontvangen zouden hebben.

 

e.  Procedure ingeval de 'liste de supplément' niet zou volstaan

 

Artikel 28 bepaalde hoe men tewerk diende te gaan, mochten alle supplementaire conscrits niet volstaan om het contingent voor het actief leger te vervolledigen. In dat geval moest de 'préfet' een 'désignation par le sort' houden onder de reserveconsrits, om te bepalen wie van hen in actieve dienst moest treden. Daarna moest hij hetzelfde doen onder de conscrits van het supplementaire kwart van de reserve, om de opgeroepen reservisten zelf te vervangen in het reserveleger. In de toekomst zou dat reserveleger telkens aangevuld worden

bij middel van het supplementaire kwart (dat zelf bij elke 'levée' aangevuld zou worden met nieuwe conscrits).

 

f. Vrijstelling van de opgeroepenen die de arrestatie van 'réfractaires' hielpen bewerkstelligen

 

Er werd de opgeroepen conscrits, van het contingent zowel als van het supplement, wel een mogelijkheid geboden om aan de oproep te ontsnappen! § 8 van artikel 27 bepaalde immers : "Tout conscrit du contingent ou du supplément qui fera arrêter, avant qu' il soit jugé, un conscrit du contingent ou du supplément, qui par son absence aura donné lieu à l' appel d' un conscrit du supplément, sera extrait de la liste du contingent ou de celle du supplément, et rentrera dans la classe commune des conscrits de l' année non désignés.".

 

Uiteraard konden vooral supplementaire conscrits (en reserveconscrits, van zodra artikel 28 in voege was getreden) van deze mogelijkheid gebruik maken. Die van het contingent werden immers vrij vlug na elkaar opgeroepen, zodat zij weinig kans maakten om te helpen bij de aanhouding van een vroeger opgeroepen lotgenoot.

 

2.9 Verdeling van de 60.000 recruten onder de diverse corpsen, en vertrek naar die corpsen

 

De divisiegeneraal moest naar elk 'département' dat deel uitmaakte van zijn divisie een hogere officier zenden, belast met het toezicht op de verdeling van de conscrits uit dat 'département' onder de voor recrutering in aanmerking komende corpsen. Deze hogere officier diende aldaar de recruteringsofficieren van elk arrondissement samen te roepen, die de door hen opgemaakte controlerol van de 'conscrits désignés' moesten voorleggen. Op basis daarvan zou dan een algemene rol voor het département opgemaakt worden, gerangschikt naar lichaamslengte. In de plaats van -zoals in de vorige 'levée'- uit de fysiek aanwezige recruten een selectie te maken, zou de hogere officier de keurlingen voor de cavalerie op basis van deze lijst aanduiden, in onderling overleg met de recruteringsofficieren. Onder de grootste en best voor de dienst geschikte recruten moest hij achtereenvolgens de contingenten kiezen voor

 

 

De voor de eerste en de derde categorie bestemde keurlingen moesten door één recruteringsofficier, vergezeld van twee recruteringsonderofficieren, naar het 'chef-lieu de division' gebracht worden, waar de betrokken legercorpsen hen dienden af te halen.

 

De voor de overige bereden corpsen bestemde keurlingen dienden verzameld te worden op het 'chef-lieu de département'. De 'ministre de la guerre' moest dan voor elk corps afzonderlijk bepalen of zij door de recruteringsofficieren gebracht, of door de corpsen afgehaald dienden te worden.

 

Ingeval twee of meer infanteriecorpsen recruteerden in hetzelfde 'département', dan moest de hogere officier hun respectievelijke contingenten achtereenvolgens vervolledigen, beginnend bij de conscrits van het eerste arrondissement, dan die van het tweede... Pas wanneer het eerste corps een volledig contingent toegewezen had gekregen, mocht de aanduiding voor het tweede corps plaatsvinden. Wel diende hij zoveel mogelijk de conscrits van éénzelfde arrondissement bij hetzelfde corps in te delen.

Indien éénzelfde 'département' de recrutering moest verzorgen van 'demi-brigades de bataille' en 'demi-brigades légères', dan kregen de eerste voorrang, maar steeds de voornoemde bepalingen in acht nemend. En opnieuw diende de 'ministre de la guerre' voor elk corps afzonderlijk te bepalen of de conscrits door de recruteringsofficieren gebracht, of door de corpsen afgehaald dienden te worden.

 

Men wilde duidelijk elke voorkeurbehandeling door de recruterende militaire instanties uitbannen!!!!

 

Tenslotte diende de 'ministre de la guerre' de datum van het eerste vertrek en de ultieme datum voor de vervollediging van het contingent bepalen. Inzake de diverse 'détachementen' moesten de 'préfets' beslissen, in samenspraak met de divisiegeneraals.

 

2.10 Bepalingen in verband met de reserve

 

Wanneer een aantal gemeenten een gemeenschappelijk contingent hadden geleverd, bracht dit een impliciete -maar in het nieuwe arrêté expliciet vermelde- wijziging mee van het 'arrêté' van 18 thermidor X. Dit bepaalde immers dat de conscrits per gemeente samengeroepen zouden worden voor hun opleiding. De 'réunion' bracht echter mee, dat reservisten verplicht zouden worden om op de plaats, aangeduid voor de 'désignation', samen te komen! Velen zouden dus hun dorp meer moeten verlaten. Zij zouden echter, evenmin als bij samenkomst in de gemeente, enige soldij ontvangen.

 

c2. De 'levée' in het 'département de l' Escaut'

 

Parijs was duidelijk vastberaden om de tegenstand tegen de dienstplicht hard aan te pakken. Gewapend met de nieuwe recruteringsprocedure moesten de 'préfets' en hun ondergeschikten de nieuwe 'levée' tot een succesvoller einde brengen. Het resultaat van de 'levée' zou in het 'département echter zeker niet meer bevredigend zijn als het vorige, wel integendeel. Hoe verliep de nieuwe 'levée' in de praktijk, wat liep er mis?

 

1) Werkzaamheden van de 'préfet'

 

1.1 Een bijzondere 'réunion' voor het kanton

 

Faipoult had op eigen houtje in de vorige 'levée' een aantal kleinere gemeenten twee aan twee verbonden om een gemeenschappelijk contingent te leveren. Blijkbaar was hij niet tevreden over het resultaat, en vond hij dat de versnippering nog storend werkte. Hij maakte immers gebruik van de vaagheid van artikel 2 van het 'arrêté' van 29 fructidor XI om opnieuw tegen de geest van de wet in te handelen.

 

"Les désignations continueront à s' opérer par municipalité; cependant les préfets devront, toutes les fois qu' ils le croiront utile à la sûreté et à la célérité des opérations, réunir deux ou plusieurs municipalités, à l' effet de fournir un contingent commun."

 

De 'préfet' ontnam de gemeenten echter elke autonomie, en liet de conscriptie op het niveau van de kantons plaatsvinden. Alleen de stad Gent werd nog verenigd met de gemeente Afsnee, en de overige acht gemeenten vormden dan het kanton 'Gand, 8 communes'.

 

Het volkrijke kanton Oosterzele kreeg echter een speciale behandeling. De acht zuidwestelijke gemeenten van het kanton[493] werden samengebracht in een aparte conscriptieomschrijving, met de naam 'canton de Gavre'. De 'chefs-lieux' waar de werkzaamheden moesten plaatsvinden, waren Oosterzele en Gavere.

 

1.2 Verdeling van het contingent

 

Het 'département de l' Escaut' moest 542 (x 4) conscrits leveren in de 'levée ordinaire sur les classes des années XI et XII', vermeerderd met een supplementair kwart. Het eerste arrondissement moest 376 + 94 conscrits leveren voor het actief, en evenveel voor de reserve.[494]

 

Volgende tabel toont de verdeling van de contingenten voor Oosterzele en Gavere[495]:

 

 

 

XI

XII

AA

1/4 sup

R

1/4 sup

AA

1/4 sup

R

1/4 sup

Oosterzele

12.00

3.00

12.00

3.00

12.00

3.00

12.00

3.00

Gavere

6.00

1.00

6.00

2.00

6.00

2.00

6.00

1.00

 

1.3 Benoeming van 'délégués du préfet' voor de lokale conscriptiecommissies

 

Omdat artikel 5 van het 'arrêté' de 'préfets' verplichtte om aanwezig of vertegenwoordigd te zijn bij de lokale werkzaamheden, benoemde Faipoult een aantal 'délégués'[496]. Zowel voor de omschrijving 'Oosterzeele' als voor 'Gavre' koos hij de 'maire' van het 'chef-lieu' van een aangrenzend kanton[497], respectievelijk Charles Vilain XIIII, 'maire' van Wetteren en Van Damme, 'maire' van Zottegem.

 

1.4 Bepaling van de begin- en einddatum van de lokale werkzaamheden

 

De 'préfet' diende de data vast te stellen, waarop de werklijsten[498] dienden opgemaakt te worden door de commissie, en waarop de eigenlijke 'désignation' plaats zou vinden. Voor Oosterzele werden dat respectievelijk 2 en 13 frimaire XII (24 november en 5 december 1803), voor Gavere 6 en 17 frimaire XII (28 november en 9 december 1803).

 

2) De lokale werkzaamheden

 

2.1 Taak van de 'maires'

 

Op 10 brumaire XII (2 november) verzond Faipoult het 'arrêté' van 29 fructidor XI naar de 'maires'[499]. Tegelijk gaf hij hen kennis van het contingent, dat ze samen met de andere gemeenten van hun omschrijving moesten leveren, de plaats waar de werkzaamheden dienden plaats te vinden en de begin- en einddatum van die werkzaamheden. Aan zijn brief was een 'tableau' gehecht, met de samenstelling van de verschillende 'réunions'[500]. Hij riep de 'maires' verder op, om binnen de 48 uur na ontvangst deze gegevens bekend te maken aan de conscrits, via uithanging, maar ook door de conscrits persoonlijk op de hoogte te stellen.

 

2.2 De 'commission chargée des opérations relatives à la désignation des conscrits'

 

Over de activiteiten in de omschrijving Gavere valt weinig te zeggen, bij gebrek aan gegevens. Alleen de 'listes épurées nos 5-9' ('armée active an XI', 'armée de réserve an XI', 'armée active an XII' en 'armée de réserve an XII') zijn in het archief van de 'préfecture' terug te vinden. Gelukkig is er meer bewaard over de 'désignation' in de elf gemeenten van de conscriptieomschrijving Oosterzele. De briefwisseling tussen Faipoult en Vilain XIIII vormt een aparte bundel in het Gentse rijksarchief[501], die en belangrijke aanvulling vormt bij de 'désignation'-lijsten. Zij bevat het proces-verbaal van de zittingen van de commissie, naast een aantal brieven. Per zitting volgt hierna een overzicht van wat te Oosterzele gebeurd is.

 

Omdat de omschrijving uit meer dan zeven gemeenten bestond, was het ledenaantal van de commissie dan ook groter. Uit de handtekeningen onder het proces-verbaal en onder alle lijsten, blijkt, dat de elf 'maires' persoonlijk aan de werkzaamheden hebben deelgenomen, samen met de 'délégué' en zijn secretaris.

 

a. Zitting van 2 frimaire XII

 

Wanneer Vilain XIIII te Oosterzele aankwam, waren alle 'maires' al aanwezig. Ze moeten blijkbaar ingezien hebben, dat obstructie nutteloos was (en veel geld kostte). Onmiddellijk werd begonnen met de opmaak van de twee algemene alfabetische lijsten van de conscrits uit de omschrijving. Daarop werden de werklijsten opgemaakt, nodig voor de 'désignation'. Geen enkele 'maire' wilde echter ook maar één van zijn conscrits op de derde lijst plaatsen! "... et l' opération terminée, il en est résulté, que deux listes seulement pour chacune des classes ont pu être formées, parce que aucun membre de la commission ne pouvait connaître les citoyens qui, lors de la réunion, ne se présenteront pas;...".

De 'délégué' liet nadien een voldoende aantal afschriften maken van de lijsten, die uitgehangen moesten worden in de gemeenten om ze aan de bevolking bekend te maken, opdat éénieder de opmerkingen zou kunnen maken die hij nodig achtte.

 

b. Zitting van 13 frimaire XII

 

Opnieuw waren alle 'maires' op de afspraak aanwezig, samen met een door de 'préfet' benoemde gezondheidsofficier, een recruteringsonderofficier en een 'brigadier' van de 'gendarmerie'.

 

Na beraadslaagd te hebben over de modaliteiten voor de 'désignation' werd besloten "que ce mode pour le plus expéditif et le plus équitable sera par le sort tiré d' une roue de fortune".

Daarna gaf de délégué lezing van de in de vorige zitting gedecreteerde lijsten en de opmerkingen die daarover binnengekomen waren, waarover de commissie zich uitsprak.

 

De eerste 'épuration' werd onmiddellijk daarna aangevat. De conscrits passeerden allen barrevoets voorbij de maat, waarvan de dwarslat op 1 meter 598 mm. geplaatst was, en elkeen die niet tot aan die lat reikte, werd op lijst n° 1 bijgeschreven. Zij kregen allen definitief de 'réforme'. Daarbij moet op één of andere wijze toch gefraudeerd geweest zijn! Een aantal 'réformés pour défaut de taille' blijkt volgens de in een latere zitting opgemaakte signalementslijst wel een voldoende lichaamslengte te hebben, en voor een aantal andere is geen lichaamslengte gegeven[502]! Het is vreemd, dat zulke manifeste afwijkingen mogelijk waren, ondanks de aanwezigheid van recruteringsofficieren en

'gendarmes'!

 

De wegens hun lichaamslengte geweigerde conscrits werden aangemaand om de staat van hun in jaar XII te betalen belastingen voor te leggen, evenals die van hun ouders (om vast te stellen of zij conform het 'arrêté' van 18 thermidor X een 'indemnité de réforme' verschuldigd waren, en hoeveel die moest bedragen).

 

Aan de conscrits die wel de vereiste lichaamslengte hadden, werd gevraagd of zij gebreken hadden, die hen ongeschikt zouden maken voor de dienst. Een commissie, bestaande uit de gezondheidsofficier, de recruteringsonderofficier, de 'brigadier' en de 'maires' van Oosterzele en Moortzele, heeft de klachten onderzocht. De door haar bij eenparigheid vrijgestelde conscrits werden dan bijgeschreven op lijst n° 1. Waren niet alle commissarissen het eens met de vrijstelling, dan kwam de conscrit op lijst n° 2 'réformés provisoirement', en werd hij verwezen naar de 'conseil de recrutement'.

 

Vervolgens kregen de conscrits, die moesten deelnemen aan de 'désignation', nogmaals lectuur van de hun aangaande bepalingen van wet en 'arrêté', en kregen zij twee uur de tijd om onder elkaar regelingen te treffen. Gedurende die tijd konden conscrits, die artikel 14[503] van de wet  inriepen, zich bij de 'délégué' aanmelden, die over de al dan niet toepasselijkheid oordeelde.

 

De commissie werkte intussen verder aan de 'listes épurées' van aan- en afwezigen. Tegen de bepalingen van het 'arrêté du Gouvernement' in besliste men, dat de 'absents' op een afzonderlijke lijst n° 3 geplaatst zouden worden, en dat het contingent volledig onder de aanwezigen zou aangeduid worden. De angst om opnieuw radeloos achter ongrijpbare ondergedokenen te moeten jagen, zal hierbij wel doorslaggevend geweest zijn. De 'maires' wilden niet het risico lopen nogmaals de 'garnisaires' te moeten onderhouden.

Na de twee uur ging men over tot de 'désignation par le sort', waarbij de namen van alle conscrits van jaar XI op gelijke bulletins geschreven werden, uitgezonderd die, voor wie de gunst van artikel 14 toepasselijk was. Om elke betwisting te vermijden, werden de bulletins, voor hun deponering in de 'roue de fortune', beurtelings gelezen door secretaris, de délégué, de recruteringsonderofficier en een door de conscrits in hun midden gekozen vertegenwoordiger. Deze laatste moest dan achtereenvolgens twaalf bulletins uit het rad halen, voor de twaalf recruten voor het actief leger, en nadien nog drie voor het supplementaire kwart. De uitkomende namen werden bijeengeschreven op lijst n° 4. Nadat de namen van degenen, voor wie artikel 14 gespeeld had, in de urn bijgevoegd waren, moest dezelfde vertegenwoordiger nog eens elf en drie namen trekken. Één conscrit uit Scheldewindeke was immers aangeduid als 'conscrit-ouvrier' voor het arsenaal van de haven van Brest, en mocht van het contingent afgetrokken worden. De veertien nieuwgetrokken namen vormden samen lijst n° 5. De hele operatie werd dan herhaald voor de 'classe' van jaar XII. (lijsten n° 6 en 7)

 

c. Verdere afloop

 

Na de 'désignation' is men begonnen met het registreren van de signalementen van de recruten. Deze werkzaamheid werd echter afgebroken, en drie dagen later, wanneer de 'délégué' weer naar Oosterzele kwam om ze verder te zetten, wachtte hij de gehele voormiddag vruchteloos op de 'maires' en hun conscrits. Alleen de 'maire' van Landskouter was opgedaagd.

 

Daarop stuurde de 'délégué' een circulaire aan de 'maires', hen oproepend om op 24 frimaire samen te komen, met hun conscrits, die ook de staten van hun belastingen moesten meebrengen. Zeven 'maires'[504] voldeden aan die oproep, en de signalementen van hun conscrits werden opgemaakt. Geen enkele had echter zijn belastingsstaat meegebracht. De 'délégué' eiste de toezending ervan binnen de zes dagen, maar of dit effect heeft gehad is twijfelachtig. Op 30 nivôse (21 januari 1804) zijn nog steeds drie Balegemse conscrits niet gemeten, en 17 'réformés' weigerden tot dan toe hun staten van betaalde belastingen over te maken.

 

3) De 'conseil de recrutement'

 

De nieuwe 'levée' was de eerste, die een nieuwe, zeer belangrijke bron voortbracht. Vanaf jaar XII zijn processen-verbaal beschikbaar van de zittingen van deze beroepsinstantie, die vastberaden was om de 'levée' ordelijker te laten verlopen. Voor deze en de volgende 'levées' weten we telkens, welke conscrits voor de raad verschenen zijn, of deze hen vrijgesteld heeft, en waarom. Dit is uiteraard zeer belangrijk, voor een goed beeld van de impact van de conscriptie, maar ook voor de sociale geschiedenis, de pathologische schets van de bevolking...

 

Het is jammer, dat de lijsten n° 1 en 2 van beide conscriptie-omschrijvingen ontbreken. Hoeveel conscrits van de lokale gezondheidscommissie de 'réforme' kregen, is onduidelijk. Wel hebben we een lijst van alle 'réformés pour défaut de taille', wiens lichaamslengte tussen 1598 en 1544 lag[505]. Deze bevat de namen van tweeënvijftig conscrits, uit beide omschrijvingen en beide 'classes' samen.

 

Ondanks de uitlatingen van de 'préfet' over onregelmatigheden in de lijst van 'réformés définitivement', werden geen wegens hun lichaamslengte definitief vrijgestelde conscrits voor de raad gebracht. Deze was daarvoor trouwens niet bevoegd. Wel worden bepaalde voorlopig vrijgestelden door de raad definitief vrijgesteld wegens hun te kleine gestalte! De nieuwe maten zorgden nog steeds voor verwarring (hoewel ook in de oude maten de vereiste lichaamslengte bekend was!).

 

De raad moest wel gehoord worden inzake de op lijst n° 2 geplaatste 'réformés provisoirement'. Op 28 frimaire XII (20 december 1803)[506] riep de 'préfet' de 'maires' van Merelbeke en Moortzele op, om de vier respectievelijk twee conscrits van hun gemeente, die in dat geval verkeerden, voor de raad te laten verschijnen op 7 nivôse XII (29 december)[507].

Het proces-verbaal van de zitting van die datum vermeldt vier van die zes gedaagden, waarvan er één werd geschikt bevonden voor de dienst, en werd bijgeschreven op de lijst van de supplementaire conscrits (categorie 3, cfr. supra). Hij zou echter niet aangeduid worden in de 'désignation' voor het

(geringe) contingent dat deze categorie zou moeten leveren[508].

De 'maire' van Merelbeke werd er op 18 nivôse (9 januari 1804)[509] op gewezen, dat twee van zijn conscrits de oproep genegeerd hadden, ondanks de daarop staande straf om als eersten te moeten optrekken. Zijn geduld eer aandoend, gaf Faipoult hen nog een tweede, ultieme kans om zich aan te bieden, op de zitting van 21 nivôse (12 januari).

Indien ze ditmaal niet zouden opdagen, zou de 'gendarmerie' hen aanhouden. Op de zitting van 21 nivôse was geen van beide aanwezig, maar op 28 nivôse (19 januari) liet één van hen zich tenslotte toch onderzoeken. Hij werd definitief ongeschikt bevonden[510]. De laatste werd waarschijnlijk bij de kraag gevat, en voor de '13° demi-brigade d' infanterie de ligne' bestemd. Hij verscheen immers voor de 'conseil de recrutement' op 3 ventôse XII (25 februari 1804)[511], dag van het vertrek van het vierde detachement conscrits naar dat corps.

Hij werd geschikt bevonden, maar zijn naam is niet terug te vinden op de lijsten van vertrokken conscrits, zodat zijn lot duister is gebleven. Mocht hij toch nog deelnemen aan de 'désignation' onder de 'supplémentaires' van categorie drie, waarbij geen enkele conscrits uit zijn omschrijving door vrouwe Fortuna uitgekozen werd[512]?

 

Uit de conscriptieomschrijving Gavere verscheen slechts één 'conscrit réformé provisoirement' voor de raad, die hem definitief ongeschikt verklaarde[513]. Het is onduidelijk of -maar waarschijnlijk dat- een aantal anderen niet op een eventuele oproep gereageerd hebben.

 

Het is opvallend hoe weinig conscrits van het eerste arrondissement tot supplementairen[514] verklaard werden, in tegenstelling tot de andere arrondissementen. Van de eerste categorie (niet gereageerd op verscheidene oproepen van de 'maires' om zich te laten inschrijven, en niet vertegenwoordigd op de 'désignation') waren er uit het hele eerste arrondissement slechts acht (waarvan zeven uit de omschrijving Oosterzele!), tegenover zevenendertig uit het tweede, honderdveertig (!) uit het derde en zes uit het (zeer kleine) vierde arrondissement[515]. Lieten de Gentse conscrits liever eerst het lot beslissen? Speelde de nabijheid van de 'préfecture' en de inzet van Faipoult (in zijn rol als 'sous-préfet' van het eerste arrondissement) een rol? Of wisten sluwe 'maires' hun conscrits van de lijst te houden? En moeten we dan besluiten dat men in Oosterzele (en uitgerekend in Merelbeke, Moortzele, Oosterzele en Scheldewindeke!?!?!?) gezagsgetrouwer was dan elders, of mogen we juist aannemen dat de conscrits van die gemeenten het langst volhardden in hun hopeloze verzet...

 

4) Begeleiding van de 'désignés' naar de corpsen waartoe ze bestemd werden

 

Waren de meeste problemen uit de weg geruimd, toch zou het resultaat van de 'levée' mager uitvallen. Parijs had nochtans een vrij belangrijke 'réfraction' ingeschat, door een kwart van de recruten 'a priori' te vervangen, door bijkomende supplementairen te voorzien, door zelfs de aanvulling van het contingent met reserveconsrits[516] mogelijk te maken...

 

De situaties van de 'levée' op diverse tijdstippen spreken boekdelen. Blijkbaar heeft ook het wapen waarvoor de conscrits bestemd waren, een grote rol gespeeld. De hierna volgende tabellen geven per corps een numeriek overzicht van alle detachementen, vertrokken uit het 'département'[517], de desertie onderweg, de aangekomen conscrits.

Het volledige contingent was pas geleverd eind germinal XIII, toen de volgende 'levée' reeds alle aandacht van de recruteringsinstanties opeiste!

 

Algemeen overzicht van de levering van de recruten

uit de 'classes' van de jaren XI en XII aan hun corpsen:

 

corps

 

contingent

datum vertrek

getal-

sterkte

onderweg gedeserteerd

aangekomen

detachement

Gie

totaal

2° carabiniers

2

7 pluviôse XII

2

0

2

0

2

 

 

7° artillerie à pied

 

24

7 pluviôse XII

23

3

20

0

20

22 germinal XII

4

0

4

0

4

totaal corps

27

3

24

0

24

 

 

15° dragons

 

60

7 pluviôse XII

60

17

43

0

43

22 germinal XII

17

0

17

0

17

totaal corps

77

17

60

0

60

In de oorspronkelijke staat werden voor de door de gendarmerie gebrachte conscrits ook nog eens twee kolommen voorzien, evenals een kolom 'alleen reizend'. Deze is echter overal leeg, behalve in de horizontale met dezelfde titel. Ik heb de door de gendarmerie aangehouden deserteurs van de detachementen in de betreffende horizontale geplaatst, en de onder begeleiding van de gendarmerie vanuit Gent vertrokken conscrits in de horizontale 'alleen reizend'.

 

 

corps

 

contin-gent

datum vertrek

getal-

sterkte

onderweg gedeserteerd

aangekomen

detachement

Gie

totaal

 

 

 

 

 

 

26°

de ligne

 

 

 

 

 

 

200

19 pluviôse XII

175

82

87

6

93

30 ventôse XII

43

18

24

1

25

20 messidor XII

41

22

19

0

19

1 brumaire XII

30

22

8

0

8

alleen reizend vóór 1 nivôse XIII

27

0

[4]

23

27

Totalen voor 1 nivôse XIII

316

144

142

30

172

25 frimaire XII en later

17 + ?

?

16

0

16

alleen reizend na 1 nivôse XIII

?

?

[2]

11

13

totaal corps

[> 333]

[>= 145]

[<= 160]

[>= 41]

193

'réfractaires' , gearresteerd en naar Lille gebracht binnen maand vonnis

8

       Algemeen totaal geleverd aan het corps

201

Op  1 nivôse XIII was er nog een detachement onderweg naar dit corps. Het was bij het vertrek op 25 frimaire XIII 17 man sterk (en er moest nog 20 man geleverd worden. De 8 'réfractaires' waren immers al in Lille), en ten hoogste 16 daarvan kunnen effectief aangekomen zijn. Gezien er nog 11 conscrits door de gendarmerie gebracht werden vanuit Gent, is het aannemelijk dat de meeste van die 17 uit het detachement wegliepen, maar door de 'Gendarmes' gevat werden, nadat evenwel reeds nieuwe conscrits uit Gent vertrokken waren. Dat verklaart meteen ook het  overschrijden van het contingent voor de infanteriecorpsen.

 

corps

 

contin-

gent

datum vertrek

getal-

sterkte

onderweg gedeserteerd

aangekomen

detachement

Gie

totaal

 

 

 

 

 

 

 

13° de ligne

 

 

 

 

 

 

 

598

13 pluviôse XII

120

30

90

0

90

18 pluviôse XII

81

32

40

9

49

18 pluviôse XII

184

84

93

7

100

3  ventôse XII

34

13

19

2

21

22 germinal XII

124

58

66

0

66

27 prairial XII

27

0

25

2

27

25 messidor XII

69

41

28

0

28

22 thermidor XII

71

39

32

0

32

9 brumaire XIII

66

35

29

2

31

alleen reizend vóór 1 nivôse XIII

72

4

[35]

33

68

Totalen tot 1 nivôse XIII

1021

367

457

55

512

1 nivôse XIII en later

53 + ?

?

35

 

35

alleen reizend na 1 nivôse XIII

?

?

[27]

22

49

totaal corps

[> 1074]

[>= 385]

[<= 519]

[>= 77]

596

'réfractaires' , gearresteerd en naar Lille gebracht binnen maand vonnis

8

       Algemeen totaal geleverd aan het corps

604

Op 1 nivôse XIII moesten nog 78 recruten geleverd worden (de 8 'réfractaires waren immers ook al in Lille aangekomen). Die dag vertrok ook een detachement van 53 man naar dit corps. Omdat  slechts 479 man van de verschillende detachementen  (recruteringsofficier of door gendarmerie voor veroordeling aangehouden deserteur onderweg) afgeleverd werden, moeten tenminste 53 - 35 = 18 conscrits onderweg gedeserteerd zijn na 1 nivôse. Het is ook onduidelijk of er nog detachementen vertrokken zijn na 1 nivôse, en hoeveel conscrits alleen uit Gent vertrokken zijn. Daarom is 1074 een minimum. Ook het aantal deserteurs kan hoger gelegen hebben dan 367 + 18 = 385.

 

corps

 

contin-gent

datum vertrek

getal-

sterkte

onderweg gedeserteerd

aangekomen

detachement

Gie

totaal

 

 

 

 

 

 

44°

de ligne

 

 

 

 

 

 

200

20 pluviôse XII

81

14

67

0

67

24 germinal XII

40

26

12

2

14

10 prairial XII

28

12

16

0

16

18 messidor XII

51

32

17

2

19

21 thermidor XII

58

29

28

1

29

5 frimaire XIII

19

12

7

0

7

alleen reizend vóór 1 nivôse XIII

23

0

[6]

15

23

Totalen tot 1 nivôse XIII

300

125

153

20

173

28 frimaire XIII en later

12 + ?

?

8

[>= 41]

8

alleen reizend na 1 nivôse XIII

16

totaal corps

[> 312]

[>= 129]

[<= 161]

[>= 36]

197

'réfractaires', gearresteerd en naar Lille gebracht binnen maand vonnis

5

Algemeen totaal geleverd voor het corps

202

 

 


 

totaal contingent

vertrokken

onderweg gedeserteerd

aangekomen

detachement

gendarmerie

totaal

1084.00

> 1825

>= 679

<= 926

>= 154

1093.00

 

Waar zijn de conscrits van het kanton Oosterzele nu te situeren. Hierna volgt per detachement het aantal conscrits uit het kanton, het aantal aangekomen conscrits en het aantal deserteurs, telkens opgesplitst per 'classe'

 

 

datum

 

corps

afwezig bij vertrek

 

vertrokken

 

categorie

aantal aangekomen

onderweg gede- serteerd

XI

XII

XI

XII

XI

XII

XI

XII

7 pluv. XII

7° artillerie

0

0

2

1

actief leger

2

1

0

0

7 pluv. XII

15° dragons

0

0

1

2

actief leger

1

2

0

0

13 pluv. XII

13° de ligne

1

0

8(1*)

2(*)

actief leger

7(1*)

2(*)

1

0

18 pluv. XII

13° de ligne

0

0

0

7

actief leger

0

0

0

7

3 vent. XII

13° de ligne

2

1

3(1*)

1

actief leger

1 (*)

0

2

1

 

22 galXII

(!)

 

13° de ligne

0

1

1(*)

1(**)

actief leger

1(*)

1(**)

0

0

1

0

3

4

1/4 AL

0

1

3

3

3

4

0

0

1° suppl.

0

0

0

0

10 palXII

44° de ligne

1

0

0

0

1/4 AL

0

0

0

0

 

 

0

1

0

0

actief leger

0

0

0

0

18 mess. XII

44° de ligne

0

0

0

1

reserve

0

0

0

1

20 mess. XII

26° de ligne

0

1

4

1

reserve

1

1

3

0

 

25 mess. XII

(!)

 

13° de ligne

1

0

0

1($)

1/4 AL

0

1($)

0

0

3

4

0

0

1° suppl.

0

0

0

0

0

0

3

2

reserve

0

0

3

2

21 thorXII

44° de ligne

0

1

0

0

reserve

0

0

0

0

22 thorXII

13° de ligne

1

1

2

2

reserve

0

0

2

2

1 brum. XIII

26° de ligne

0

2

2

0

reserve

0

0

2

0

9 brum. XIII

13° de ligne

2

2

2

2

reserve

2

2

0

0

1 nivôse XIII

13° de ligne

1

2

1

2

1/4 reserve

0

2

1

0

totaal

16

20

32

29

 

15

13

17

16

(*) : de met deze asterix aangeduide conscrits zijn 'remplaçants'

(**) : deze conscrit verving een bij de keuring voor het vertrek afgekeurde conscrit.

(!) : de conscrit van het supplementaire kwart, die op 22 germinal niet opdaagde, werd voor 25 messidor opnieuw opgeroepen, maar liet het opnieuw afweten. Idem voor de zeven supplementairen van categorie 1. Het gaat dus tweemaal om dezelfde individuen, zodat er in feite slechts 12+16 niet-opdagende conscrits waren.

($) : Van de drie reserveconscrits die op hun corps aangekomen moeten zijn, vond ik er slechts twee als dusdanig terug, beide aangekomen op het 26° de ligne (in: RAG, Scheldedepartement, 4909/9). Voor de detachementen    van reserveconscrits heb ik mij verder volledig moeten baseren op staten van 'non comparus', 'désertés en route', 'arrêtés' houdende de verklaring tot 'réfractaires'... Wel bevatten RAG, Scheldedepartement, 2110/29 en 2212/12  de staten met de oproepvolgorde, die respectievelijk de reserveconscrits van XI en XII kregen bij de 'désignation par le sort' op 9 prairial XII. Volgens die staten moet de derde eveneens vertrokken zijn in messidor XII.  Gezien hij niet in de staat van het 26° de ligne voorkomt, heb ik hem bij het 13 ° de ligne geplaatst.                          

 

Uit deze tabellen valt nu heel wat af te leiden.

 

4.1 De departementale gegevens

 

De voorzorgen van de regering bleken in elk geval voor het 'département de l' Escaut' geen maat voor niets te zijn. Tot het supplementaire kwart van het reserveleger toe moest opgeroepen worden om het contingent te vervolledigen. Inderdaad vertrokken (!) meer dan 1800 conscrits, voordat de gevraagde 1084 geleverd waren.

 

Als het kanton Oosterzele model zou staan voor wat elders gebeurde, dan zou nog eens ruim de helft daarvan ondergedoken zijn. (Op 97 conscrits zijn er 36 niet opgedaagd en 33 onderweg gedeserteerd, maar liefst een 'réfraction' van 71%). Omdat het kanton als één van de meest dwarsliggende naar voren treedt, moeten we dit iets milderen, maar toch blijft een feit, dat naast de 1084 voor het actief leger aangeduide conscrits, eveneens de 271 van het supplementair kwart daarvan, de 1084 van het reserveleger en een groot deel van de 271 van het supplementaire kwart van dat reserveleger, van de recruteringskapitein een oproepbrief hebben gekregen. Verminderen we dit getal met de door de 'conseil de recrutement' ongeschikt bevonden recruten, dan nog moeten we besluiten tot een 1/2 verhouding.

 

Van de 1093 aangekomen conscrits, werden er maximaal 852 (=926-(6+6+62)) door de recruteringsofficieren naar hun corps gevoerd. Tenminste 154 onder hen werden 'de brigade en brigade' door de 'gendarmerie' gebracht, en 74 kwamen zonder begeleiding ter bestemming.

 

Een opvallend contrast is ook merkbaar tussen de desertiegraad in de cavalerie en die in de infanterie[518]. Slechts 17 van de 60 conscrits verlieten het detachement voor de 'dragons'. Dat is een slordige 28 %. Detachementen voor de infanterie worden vaak veel sterker gedecimeerd. Zo kwamen van de 69 op 25 messidor vertrokken conscrits, er slechts 28 ter bestemming. Een desertie van bijna 60 %. Indien de vergelijking beperkt wordt tot conscrits van dezelfde categorie (actief leger), dan nog blijft de wanverhouding bestaan. Van de 81 op 18 pluviôse vertrokken recruten kwamen er slechts 40 aan (en de 'gendarmerie' kon er 9 bij de kraag vatten), of een desertie van 50%. Een op 19 pluviôse vertrokken detachement van 175 man werd teruggebracht tot 87, eveneens 50 %.

 

Er zijn wel uitzonderingen. De op 13 pluviôse vertrokken recruteringssergeant verloor amper 30 van zijn 120 recruten, en dus 25 %, en van de 81 op 20 pluviôse vertrokken conscrits gingen er slechts 14 op de loop, of 17 %. Het meest in het oog springend is echter het detachement van 27 prairial naar het '13° de ligne'! Van de 27 conscrits lopen er slechts twee weg (die dan nog gevat worden), een desertie van een kleine 0,1 %, die dan nog tenietgedaan werd.

 

De grote contingenten, die de infanterie moest ontvangen, dragen wel een kiem van verklaring in zich! Met twee detachementen waren alle cavaleristen en artilleristen geleverd, samen 86 man. Op hetzelfde moment (eind germinal) hadden de drie infanteriecorpsen al  respectievelijk 286, 118 en 81, of samen 485 man!

Men kan echter niet zomaar stellen, dat de latere detachementen per definitie hogere desertiepercentages kenden, noch dat kleine detachementen per definitie een lagere desertiegraad meebrachten.

 

De hiernavolgende tabel geeft voor alle detachementen tot 1 nivôse XIII het desertiepercentage.

 

Hoewel we naar het einde toe wel een lichte stijging opmerken van de desertie uit de detachementen, zit daar toch geen echte regelmaat in. Ook bij de vroege detachementen schommelt de desertie rond de helft, de drie hogervermelde uitzonderingen daargelaten.

 

Datum

corps

getalsterkte

desertiepercentage

7 pluviôse XII

2° carabiniers

2

0 %

7 pluviôse XII

7° artillerie à pied

23

13  %

7 pluviôse XII

15° dragons

60

28 %

13 pluviôse XII

13° de ligne

120

25 %

18 pluviôse XII

13° de ligne

81

51 %

18 pluviôse XII

13° de ligne

184

49 %

19 pluviôse XII

26° de ligne

175

50 %

20 pluviôse XII

44° de ligne

81

28 %

3 ventôse XII

13° de ligne

34

44%

30 ventôse XII

26° de ligne

43

44%

22 germinal XII

7° artillerie à pied

4

0 %

22 germinal XII

15° dragons

17

0 %

22 germinal XII

13° de ligne

124

46 %

24 germinal XII

44° de ligne

40

60 %

10 prairial XII

44° de ligne

28

43 %

27 prairial XII

13° de ligne

27

0,075 %

18 messidor XII

44° de ligne

51

67 %

20 messidor XII

26° de ligne

41

54 %

25 messidor XII

13° de ligne

69

59 %

21 thermidor XII

44° de ligne

58

52 %

22 thermidor XII

13° de ligne

71

55%

1 brumaire XIII

26° de ligne

30

73 %

9 brumaire XIII

13° de ligne

66

56 %

5 frimaire XIII

44° de ligne

19

63 %

 

De vaststelling, dat de desertie gemiddeld tweemaal zo hoog lag bij de infanterie als bij bereden troepen, is geen toevalligheid.

 

Over heel het Franse leger blijkt een dergelijke verhouding zich voorgedaan te hebben.

"Ses effets [die van de desertie] varient d' une armée à l' autre. Ils sont particulièrement intolérables dans l' infanterie et dans certaines unités d' artillerie, mais relativement insignifiants dans les régiments de la cavalerie d'  élite."[519]

 

Dit lijkt erop te wijzen, dat de dienst bij de cavalerie meer tot de verbeelding van de tijdsgenoot sprak. We moeten in het achterhoofd houden, dat het verzet tegen de militaire dienstplicht allerminst van pacifisme uitging. Economische motieven verklaren het leeuwedeel van de 'réfraction'[520]. En met de conscriptie kwam de cavalerie in éénieders bereik! Waar de 'enrôlés volontaires' onder het Habsburgse bewind zelf hun paard en uitrusting moesten aanbrengen, gebeurde de selectie voor dit wapen nu op basis van de fysieke constitutie, zodat de armste boerenzoon vaak meer kans maakte dan zijn fragiele tegenhanger uit de 'bourgeoisie'. En spreekt de prachtig uitgedoste ruiter van die tijd niet nu nog tot de verbeelding? Het is in elk geval aannemelijk dat er van de cavalerie meer aantrekkingskracht uitgegaan zou zijn.

 

4.2 De kantonnale gegevens

 

Wanneer de focus verlegd wordt naar de kantonnale tabel, dan verbreedt het beeld zich. Omdat de overzichten, die Faipoult aan de 'ministre de la guerre' toezond, geen gewag maken van de opgeroepenen die zich niet naar Gent begaven voor het vertrek[521], kon dit gegeven op departementaal vlak niet tot uiting komen. Via losse staten, die de recruteringskapitein telkens aan de 'préfet' toestuurde, en met behulp van het nominatieve bestand van de conscrits uit het kanton, kon ik dit wel reconstrueren op lokaal vlak.

 

De eerste detachementen hadden weinig te lijden van niet-verschijning van de opgeroepenen. Mogelijks liet één opgeroepene voor de artillerie op 7 pluviôse verstek, maar het lijkt me aannemelijker, dat één van de recruten ongeschikt bevonden werd door de recruteringskapitein. De twee conscrits voor de 'carabiniers' en de zestig voor de 'dragons' kwamen wel opdagen. Ook de honderdtwintig op 13 pluviôse vertrokken conscrits lijken een voltallig detachement gevormd te hebben, en misschien geldt dat ook voor de 175 op 19 pluviôse vertrokken mannen. Op 18 en op 20 pluviôse moet het probleem zich echter wel gemanifesteerd hebben (telkens 81 man vertrokken).

 

In het kanton Oosterzele[522] blijken de conscrits van jaar XI zich aanvankelijk meer bij hun lot neergelegd te hebben, als die van jaar XII! Hoewel van beide 'classes' alle conscrits effectief vertrokken, is er een opvallend contrast merkbaar inzake de desertiegraad. Van de acht[523] recruten van de 'classe' van XI, die in pluviôse vertrokken naar het '13° de ligne', komen er zeven aan, terwijl de zeven recruten van jaar XII die in diezelfde maand naar datzelfde corps vertrokken, allen hun detachement verlieten. Het desertiepercentage lag in dat tweede detachement trouwens tweemaal zo hoog. Nadien volgden steeds meer opgeroepenen hun voorbeeld, of daagden zij gewoon niet op.

Dat laatste probleem duikt pas echt op, nadat de conscrits voor het actief leger vertrokken zijn. In dit opzicht kan men dus wel gewagen van een belangrijk verschil tussen de recruten voor het actief leger, en die van de reserve.

 

Ook Faipoult was dit laatste niet ontgaan! Wanneer de 'ministre de l' intérieur' de 'préfets' vraagt om hun opmerkingen te maken bij de 'levée'[524], merkt deze op dat het supplementaire kwart alleen bestemd zou moeten zijn, om de conscrits te vervangen, die na hun 'désignation' overleden zouden zijn, die niet zouden opdagen voor het vertrek of onderweg zouden deserteren, of die na hun 'désignation' gebreken zouden opgelopen hebben, die hen ongeschikt maakten voor de dienst. Aan al deze voorvallen had de gemeente immers geen schuld, zodat zij -of liever haar conscrits!- er niet verantwoordelijk voor diende gesteld te worden.

 

Anders was het, indien aangeduide conscrits overleden waren vóór hun 'désignation' (wat zich dus duidelijk nog voorgedaan moet hebben!), indien conscrits ten onrechte aangeduid werden in een gemeente waar ze niet gehouden waren aan de wet te voldoen, of indien conscrits na hun 'désignation' de 'réforme' kregen voor gebreken, die ze voordien al hadden. Hij stelde voor om voor die gevallen een tweede supplementair kwart aan te duiden [!!!], dat alleen zou dienen om conscrits uit hun conscriptieomschrijving te vervangen, die in één van de laatste drie gevallen zouden verkeren.

 

In feite doelde Faipoult op het probleem, dat de conscrits van het supplementaire kwart nu bestemd waren om alle conscrits uit het 'département' te vervangen, die om de één of andere reden aan het leger onthouden werden. Dit schiep een enorme mogelijkheid tot misbruiken.

 

Indien een gemeente veel ongeschikten zou aangeduid hebben, dan bestond een grote kans, dat zij zeer weinig recruten moest leveren, ten nadele van andere gemeenten. De conscrits van het supplementaire kwart werden immers per 'classe' allen samen op een departementale lijst geplaatst, per omschrijving, in de volgorde van het rangnummer dat aan deze laatste was toegekend bij de 'tirage' op de 'préfecture'. Had de frauderende gemeente een hoog rangnummer toegewezen gekregen, dan zou haar supplementair kwart pas opgeroepen worden, als die van de meeste andere gemeenten reeds vertrokken waren. En waren ook die conscrits ongeschikt, dan ontsnapte de gemeente volledig[525].

 

Dat Faipoult hierop alludeert, betekent dat de controle van de recruterings- en 'gendarmerie'-onderofficieren allerminst waterdicht geweest moet zijn, en dat steekpenningen waarschijnlijk hun ogen nog konden sluiten.

 

De omschrijving Oosterzele was vrij gelukkig uit de 'tirage' naar voren getreden. Voor de 'classe' van jaar XI kwam zij pas als zevenendertigste uit de bus[526], voor jaar XII als zesendertigste. Haar zes conscrits zouden pas opgeroepen worden, nadat reeds 123 respectievelijk 117 conscrits vervangen waren. Dat mooie uitgangspunt mocht echter niet baten, op 22 germinal moesten ook zij optrekken, net zoals de drie uit Gavere. Deze omschrijving had nochtans een veel slechtere plaats in de rangorde gekregen: derde voor jaar XI en negende voor jaar XII[527]! Amper een maand nadat de lijst samengesteld was, waren alle conscrits van het supplementaire kwart voor het actief leger opgeroepen. Voor jaar XI daagde één van de vier uit het kanton[528] niet op, en de drie anderen deserteerden onderweg. Van jaar XII deserteerden er drie onderweg, en slechts één van de acht bereikte zijn corps![529]

 

Het 'quart de supplément' bleek een maat voor niets te zijn[530]. De 'ministre de l' intérieur' verzekerde Faipoult dan ook, dat diens opmerkingen in overweging genomen zouden worden. Waarschijnlijk moet dezelfde klacht vaak teruggekomen zijn, want het idee werd na één jaar al opnieuw afgevoerd.

Faipoults voorstel van een tweede supplementair kwart zou niet weerhouden worden, maar alleen omdat men nog veel verder zou gaan, met de vorming van het 'conscrits de dépôt'[531].

 

De lijst van supplementaire conscrits (1° tot 3° categorie) bleek nog meer een mislukking te zijn. Bij twee opeenvolgende oproepen daagde geen enkele onder hen op voor het vertrek.

 

Ook de volledige reserve werd in actieve dienst geroepen, tussen eind messidor XII en begin brumaire XIII (zomer en najaar 1804). Vooral in brumaire weigerden de meesten onder hen zich aan te bieden, terwijl de desertiegraad enorm hoog bleef. De contingenten voor de infanterie, die tegen 10 prairial (in amper drie maand tijd) ongeveer voor de helft[532] geleverd waren door de conscrits, aangeduid voor het actief leger en zijn supplementair kwart, waren zes maand later, op 1 nivôse XIII nog maar voor 85 % vervolledigd.

 

De voor het supplementaire kwart van de reserve aangeduide conscrits moesten dus eveneens vertrekken. Ook zij volgden dezelfde trend. De detachementen bleven lijden onder het niet opdagen, en zelfs de desertie bleef hoog. Ik kon niet achterhalen of er na 1 nivôse nog detachementen vertrokken, maar zelfs als dit niet zo was, deserteerden nog 23 van de 82 conscrits uit hun detachementen (en indien er wel nog detachementen vertrokken, zijn dat er waarschijnlijk nog meer).

 

In het 'département de l' Escaut' was dus geen 'quart de supplément' nodig, maar een supplement van bijna anderhalf maal het contingent! De beperking van het aantal 'conscrits désignés' had bijna geleid tot de toestand van jaar VII, waar een nieuwe wet de vervollediging moest gebieden van de 'levée ordinaire', met een nieuwe 'levée'. Zoals gezegd zou hieraan een mouw gepast worden met de creatie van de 'conscrits de dépôt'. Daardoor zou de gehele 'classe' ter beschikking gesteld worden, en alleen de 'réformés' uitgesloten.

 

 

D. De 'levée pour les compagnies de voltigeurs'

 

d1. De 'arrêtés' van 22 ventôse en 16 germinal XII

 

Op 22 ventôse XII (13 maart 1804)[533] besliste de 'premier consul' -even voor hij zijn persoonlijk regime met een keizerstitel bekroonde- om de mobiliteit van zijn infanterie te vergroten. In elk bataillon van de verschillende 'régiments d' infanterie légère' diende men één 'compagnie de voltigeurs' op te richten, die één derde van het volledige effectief van het bataillon zou uitmaken. Deze lichte jagers zouden gekozen worden onder de "hommes bien constitués, vigoureux et lestes, mais de la plus petite taille". De soldaten en onderofficieren, die erin opgenomen zouden worden, mochten niet groter zijn dan 1 meter 598 mm, de minimumlengte voor conscrits tot op dat moment. Zij zouden getraind worden "à monter facilement, et d' un saut, en croupe d' un homme à cheval, à en descendre avec légèreté, et à suivre, à pied, un cavalier marchant au trot".

 

Voor de oprichting van de corpsen, zou men uit elke compagnie van het bataillon zes mannen selecteren, onder de twaalf kleinste. Deze achtenveertig geselecteerde manschappen zouden de kern vormen van de nieuwe compagnie, die aangevuld zou worden met conscrits van de 'classes' van jaar XI en jaar XII.

 

Het 'arrêté du gouvernement' van 16 germinal XII regelde de 'levée' voor die compagnieën. Er werden 5616 conscrits gevraagd, te nemen uit de naar aanleiding van de 'levée ordinaire' wegens hun te kleine gestalte geweigerden, die groter waren dan 1 meter 544 mm.

Het 'département de l' Escaut' kreeg het te Philippeville gelegerde '9° régiment d' infanterie légère' als recruterend corps aangewezen, samen met het 'département de l' Eure' en het 'département des Vosges'. De 216 voor dit regiment bestemde conscrits werden als volgt onder die drie 'départements' verdeeld :

 


 

VOSGES

ESCAUT

EURE

51

100

65

 

De 'réformés pour défaut de taille' moesten allen samengeroepen worden, en opnieuw gekeurd.

Binnen de tien dagen na de ontvangst van beide 'arrêtés' moest de lijst opgesteld zijn van degenen die moesten deelnemen aan de 'désignation'. De 'réformés pour infirmités' mochten hierin niet begrepen worden, en de vóór 16 germinal XII gehuwden kregen vrijstelling.

Vijf dagen na de opmaak van de lijsten moest de 'préfet' in publieke zitting tot de 'désignation' overgaan, in aanwezigheid van de leden van de 'conseil de préfecture', de 'officier supérieur, commandant le département', de commandant van de 'gendarmerie' en de recruteringskapitein.

 

De 'désignation par le sort' moest weerom op nominatieve basis gebeuren, door alle op de lijst voorkomende namen, op gelijke bulletins geschreven, in een urn te deponeren. De secretaris van de 'préfet' zou dan evenveel bulletins uit die urn trekken, als het gevraagde contingent, plus één vierde meer voor het supplementaire kwart. De getrokken namen kwamen dan onmiddellijk op een 'liste des désignés', die aan de recruteringskapitein overgemaakt zou worden.

 

Vijftien dagen na de 'désignation' zouden de aangeduide conscrits zich op het 'chef-lieu de département' moeten verzamelen voor keuring door de commandant van het 'département'. De voor het supplementaire kwart aangeduiden zouden afzonderlijk opgesteld worden, en telkens één voor het contingent aangeduide conscrit op het appel ontbrak, zou hij vervangen worden door één van het supplementair kwart, volgens de hun op de 'désignation' toegekende rangorde.

 

De aangeduiden die moesten optrekken, zouden de door hen betaalde 'indemnité de réforme' terugkrijgen, of vrijgesteld worden van de plicht tot betaling ervan.

De dag na de inspectie zouden de conscrits naar hun regiment begeleid worden, volgens de modaliteiten uit het 'arrêté' van 29 fructidor XI.

 

Vanaf jaar XIII zou elk département steeds een specifiek contingent moeten leveren voor de 'voltigeurs', te nemen uit de conscrits met lichaamslengte tussen 1,544 en 1,598 meter.

 

d2. De uitvoering

 

De algemene lijst van de conscrits 'réformés pour défaut de taille' telde 1300 in aanmerking komende conscrits. Uit de omschrijving Oosterzele werden 39, en uit Gavere 12 conscrits op de lijst opgenomen.

De 'désignation' werd gehouden eind prairial XII (eerste helft van juni 1804). Ofschoon daarover opmerkelijk weinig gegevens terug te vinden zijn, mag aangenomen worden dat elke omschrijving een contingent toegewezen kreeg.

 

Ik heb een lijst aangetroffen, die uiteindelijk de 'désignation'-lijst bleek te zijn. Daarop treffen we zes conscrits uit het kanton aan (5 uit Oosterzele, 1 uit Gavere), plus één supplementaire conscrit (nos22-27 en n° 89 van de controlestaat).

De supplementaire conscrit werd op 1 messidor (20 juni 1804) door de commandant van het 'département' afgekeurd, en drie andere conscrits kregen s' anderendaags de 'réforme' voor lichamelijke gebreken, bij de keuring voor het vertrek, door de 'conseil de recrutement'. Twee opgeroepenen daagden niet op voor het vertrek op 2 messidor[534] XII (21 juni 1804).  De enige van de zes,  die  wel  vertrokken is, deserteerde bovendien al op 3 messidor. Bij de aankomst te Philippeville moet er -buiten de begeleiders- weinig overgebleven zijn van het detachement. Een tweede detachement van 18 conscrits vertrok uit Gent op 25 messidor (14 juli), en daarvan kwamen slechts 7 recruten ter bestemming.

 

Een nieuwe 'désignation' drong zich op. Deze vond plaats op 2 thermidor XII. Hierover heb ik meer gegevens gevonden. Om het contingent van 100 conscrits aan te vullen, werden nog eens 400 conscrits aangeduid! Men wilde duidelijk een herhaling van de catastrofe uit de 'levée ordinaire' vermijden, en duidde direct 400 conscrits als 'quart de supplément' aan!

Ditmaal werd de 'désignation' op departementaal niveau gehouden, zoals reeds was gebeurd om de oproepvolgorde voor de conscrits van het supplementair kwart in de 'levée ordinaire' te bepalen. Bij de 'désignation' werden 15 conscrits uit het kanton Oosterzele aangeduid, met respectievelijk de rangnummers 33, 39, 49, 56, 78, 101, 129, 151, 180, 184, 211, 215, 280, 321 en 377[535].

 

Op  de  laatste  twee  na, werden  zij  allen opgeroepen om op 28 thermidor XII (16 augustus 1804) naar Philippeville te vertrekken. Tien daarvan negeren de oproep[536], en de andere drie verlaten onderweg het detachement[537]!

 

De enige die uiteindelijk toch 'voltigeur' zou worden, was één van de niet opgedaagden, die door de 'gendarmerie' opgepakt en naar het corps gevoerd werd. Van het 92 man sterke detachement, zijn er slechts 36 aangekomen, op 4 fructidor XII (22 augustus), en 16 daarvan deserteerden de dag na hun inlijving!

 

De majoor van het '9° régiment d' infanterie légère' kon enkel opmerken : "Vous voyez que nous sommes encore loin de compte avec ce département."[538] Ik heb niet kunnen achterhalen, of de 'levée pour les compagnies de voltigeurs' uiteindelijk volledig afgewerkt is geweest in het 'département de l' Escaut'[539]. In elk geval is het duidelijk, dat de recrutering vastliep op een steeds groeiend fenomeen : de 'réfraction'. En juist dit fenomeen vormt dan ook het doelwit van een nieuw juridisch bouwsel. In het volgende onderdeel wordt dit dan ook uitvoerig behandeld.

 

 

E. Een nieuwe rechtsfiguur : de 'conscrit réfractaire'

 

Tot vóór de 'levée ordinaire' van XI en XII werden conscrits, die uit hun detachement deserteerden, beschouwd als deserteurs, en aldus gestraft volgens het militaire recht. Omdat de 'départements' echter gehouden waren hen te vervangen, terwijl die plicht niet gold ingeval van desertie na de inlijving in een corps, wenste men een onderscheid in te lassen. Per slot van rekening waren conscrits immers nog steeds burgers, die nog bij een corps ingelijfd dienden te worden. Strikt genomen dienden zij dus onder het civiel recht te vallen. Maar naast puur juridische motieven speelden vooral financiële overwegingen mee... En daar bovenop belette niets

dat een civielrechtelijk gevonniste conscrit vooralsnog soldaat werd. Een veroordeelde deserteur was daarentegen voor ten minste vijf jaar onbeschikbaar aan het front...

 

e1. Juridische omschrijving

 

1) Creatie in de wet van 6 floréal XI (artt. 8-12)

 

Terwijl men in de vorige 'levée' de conscrits, die weigerden aan de recruteringswetten te gehoorzamen, gewoon tot 'conscrit supplémentaire' had uitgeroepen, werden met de wet van 6 floréal XI een civielrechtelijke sanctie aan de 'réfraction' gekoppeld.

 

De op het ogenblik van de 'désignation' afwezige conscrits mochten vanaf deze 'levée' niet langer gewoon op een afzonderlijke 'liste de conscrits supplémentaires' geplaatst worden! Te vaak waren die 'supplémentaires' immers door dat simpele feit aan de greep van de conscriptie ontsnapt, en alleen bij verstek als deserteur veroordeeld. Voor de nieuwe levée moesten zij op de 'désignation' vertegenwoordigd worden. Zoals gezegd  moesten er zelfs naar verhouding een aantal aangeduid worden, zowel voor het contingent als voor het supplementaire kwart.

 

Die aangeduiden kregen dan één maand de tijd om voor de recruteringskapitein te verschijnen om gekeurd te worden. Verschenen zij niet, en hadden zij geen 'suppléant' aangeboden, dan was de recruteringskapitein gehouden hen aan te geven bij de 'préfet' of 'sous-préfet', die hen in een 'arrêté' tot 'conscrit réfractaire' zou verklaren. De 'préfet' of 'sous-préfet' diende dan binnen de drie dagen zijn 'arrêté' toe te sturen aan de 'commissaire du gouvernement' bij de rechtbank van eerste aanleg van zijn arrondissement. Deze 'commissaire' moest dan de veroordeling eisen van de conscrit en van zijn civielrechtelijk aansprakelijke ouders, tot de boete van 1500 Francs, bepaald door de wet van 17 ventôse VIII, vermeerderd met de druk- en afficheringskosten van het vonnis. De rechtbank diende zonder verwijl uitspraak te doen, waarna de 'commissaire' binnen de drie dagen het vonnis zou toesturen aan de 'directeur de l' enregistrement et du domaine', belast met de opvordering van de betaling van de boetes, conform dezelfde wet van 17 ventôse VIII.

 

Bovendien moest de 'commissaire' een copie van het vonnis toesturen aan de recruteringskapitein en de 'gendarmerie'-commandant, opdat zij de opsporing van de veroordeelde zouden bevelen, en zijn overbrenging naar een door de regering aan te duiden 'dépôt'. Daar zouden de 'réfractaires' gedurende vijf jaar ter beschikking blijven van de regering, en ingelijfd worden in de door die regering aangeduide corpsen, die aan een speciaal disciplinair regime onderworpen zouden worden.

Dezelfde procedure gold ook voor degenen die zich niet voor het vertrek naar het hun toegewezen corps zouden aanbieden, of die onderweg zouden deserteren.

 

Elke tot 'conscrit réfractaire' verklaarde recruut, die niet binnen de maand na zijn veroordeling aangehouden en naar het 'dépôt' gebracht zou zijn, diende op vraag van de recruteringskapitein, en op bevel van de 'préfet', door de gemeente vervangen te worden[540], en daarom moest een nieuwe 'désignation' gehouden worden[541].

 

2) Bepalingen in het 'arrêté' van 29 fructidor XI

 

Het 'arrêté' van 29  fructidor XI had weinig toegevoegd aan de nieuwe rechtsfiguur. Het regelde alleen de rol van de recruteringskapitein terzake. Artikel 34 bepaalde dat deze de door de wet van 6 floréal XI bedoelde schriftelijke klacht moest indienen tegen :

1° elke aangeduide conscrit, die afwezig was op de 'désignation', en die zich in de daaropvolgende maand niet bij hem zou aangeboden hebben, noch een 'suppléant' geleverd zou hebben.

2° elke aangeduide conscrit, die aanwezig was bij de 'désignation', maar die zou verzuimd hebben om zich voor de inspectie door de recruteringsofficier aan te bieden, en die uit zijn gemeente vertrokken zou zijn zonder toestemming van de recruteringskapitein.

3° elke conscrit die niet zou opdagen voor het vertrek of onderweg naar zijn corps het 'détachement' zou verlaten.

De 'ministre de la guerre' wees de recruteringskapiteins op het belang om de voorgeschreven termijn voor die aanklacht na te leven :

"Vous devez également, Citoyen, mettre la plus scrupuleuse exactitude à porter plainte, dans le délai prescrit, contre tout conscrit qui se trouvera dans l' un des cas prévus par les trois derniers paragraphes de cet article. La moindre négligence à cet égard suspendrait l' effet des peines portées contre les réfractaires, et nuirait essentiellement au succès de la levée."[542]

 

De artikelen 35 en 36 behandelen de rol van de recruteringskapitein na de veroordeling van de 'conscrits réfractaires'. Indien hij niet binnen de twintig dagen na zijn aanklacht van de 'commissaire du gouvernement' bij de rechtbank van eerste aanleg een copie van het vonnis zou ontvangen hebben, dan diende de recruteringskapitein de 'ministre de la guerre' en de 'grand-juge (ministre de la justice)' daarvan op de hoogte te brengen. Zij moesten dan een onderzoek instellen naar de oorzaak van de niet-uitvoering van de wet.

De recruteringskapitein was bovendien belast met de tenuitvoerlegging van artikel 12 van de wet. Hij was gehouden om, dertig dagen nadat het vonnis geveld had moeten zijn -en ongeacht het feit of dit al dan niet gebeurd was- van de 'préfet' de vervanging te eisen van elke aangegeven 'réfractaire', die niet aangehouden was. De 'préfet' moest dan de vervanging bevelen als de 'réfractaire' voor eigen rekening moest optrekken. Was hij een 'suppléant', dan moest de 'préfet' de 'remplacé' oproepen om een nieuwe 'remplaçant' aan te bieden, of om zelf op te trekken.

 

3) Titel I van het 'arrêté' van 19 vendémiaire XII: Bestemming van aangehouden 'réfractaires'[543]

 

Artikel 10 van de wet van 6 floréal XI stelde dat aangehouden 'réfractaires' door de 'gendarmerie' naar een militair 'dépôt' moesten gebracht worden, waar ze gedurende vijf jaar ter beschikking zouden staan van de regering. Het uitvoerend 'arrêté' dat -onder meer- deze 'dépôts' inrichtte, kwam er op 19 vendémiaire XII. Er werden elf dergelijke 'dépôts' ingericht. De 24° militaire divisie kreeg, samen met de 1° en de 16° de citadel van Lille toegewezen.

De conscrits die naar het 'dépôt des réfractaires' gestuurd werden, zouden ingedeeld worden in compagnieën van elk 160 man. De officieren die deze compagnieën moesten bevelen, dienden geleverd te worden door één van de infanteriecorpsen gelegerd in één van de divisies waarvoor het 'dépôt' ingericht was. De compagnieën werden verder opgedeeld in 16 'escouades', aangevoerd door een uit hun midden gekozen korporaal. De bewaking en de politie van het 'dépôt' werd waargenomen door het stadsgarnizoen en door 'gendarmerie'-brigades van de verschillende 'départements' van de 'divisies'.

 

De 'réfractaires' kregen hetzelfde broodrantsoen en dezelfde soldij als de gewone troepen, maar hun 'deniers de poche' werden ingehouden in een gemeenschappelijk fonds, bestemd om speciale premies toe te kennen aan de uitblinkers onder hen. Zij werden immers dagelijks getraind of in de arsenalen of andere daartoe geschikte plaatsen tewerkgesteld. Voor dat werk ontvingen zij geen loon, maar er werd wel nota genomen van degenen, die het meeste ijver aan de dag legden, zowel bij de opleiding als bij het werk. Die nota's werden dan bij de trimestriële inspectie van het 'dépôt' overgemaakt aan de inspecteur, een door de divisiecommandant gestuurde hogere officier. De divisiegeneraal zelf diende tweemaal per jaar elke compagnie te inspecteren, en op basis van de aan hem overgemaakte nota's, diegenen onder de 'réfractaires' aanduiden, die hij waardig achtte, om bij het leger ingelijfd te worden. Op zijn aanbevelen kon de 'ministre de la guerre' dan beslissen, of een conscrit inderdaad ingelijfd mocht worden, en voor welk corps hij bestemd was. De officieren en onderofficieren van de compagnie moesten hem dan naar dat corps begeleiden.

 

De politie van de 'réfractaires' werd zeer gedetailleerd geregeld. Voor lichte overtredingen kregen de 'réfractaires' dezelfde disciplinaire straffen als de overige militairen, maar de duur ervan was langer. Voor zware overtredingen werden zij verwezen naar een speciale raad, bestaande uit de plaatscommandant, de compagniekapitein en de compagnieluitenant. Deze raad mocht de straffen uitspreken, die hij zelf het meest geschikt achtte om de schuldigen te treffen. De 'ministre de la guerre' moest het kader schetsen voor deze straffen. Delicten zouden gestraft worden door de 'conseils de guerres', ingesteld door de wet van 13 brumaire V. Desertie door in het dépôt ingelijfde 'réfractaires' werd als een militair misdrijf behandeld, en kreeg dus dezelfde bestraffing als desertie door gewone militairen[544].

 

4) Het decreet van 17 thermidor XII (5 augustus 1804)[545]

 

Omdat de 'réfraction' bleef groeien, ondanks de strenge strafmaatregelen, wilde men er ook gevolgen op lange termijn aan koppelen, die de betrokkene zouden buitensluiten uit het volledige openbare leven. Voorlopig beperkte men zich tot de tewerkstelling in overheidsdienst.

Vanaf de publicatie van dit decreet (op de eerste complementaire dag van jaar XII, 18 september 1804) werd de benoeming voor door de overheid bezoldigde administratieve of juridische functies, en voor bezoldigde diensten in de bureaus van ministers of hogere administraties, in de bureaus van regieën of compagnieën, van 'préfectures', 'sous-préfectures' en zelfs gemeenten, in de bureaus van staats- of particuliere ondernemers van de 'travaux militaires' of de 'travaux de la marine', ontoegankelijk gemaakt voor 'réfractaires'.

Al wie in uitvoering van de wetten aan de militaire conscriptie onderworpen is geweest, vanaf de 'classe' van jaar X, of nog zou worden, moest, voor een dergelijke benoeming, voortaan, en totdat hij zijn dertigste levensjaar bereikte, een authentieke akte kunnen voorleggen van zijn conscriptie, en (1°) een certificaat van de 'préfet', met de vaststelling dat de betrokkene niet opgeroepen werd voor de militaire dienst, of (2°) een certificaat van de corpsadministratie, bewijzend dat hij in actieve dienst verkeerde, of nog (3°) een 'congé absolu', opgemaakt volgens de vormvereisten, of tenslotte (4°) een wettelijke vrijstelling van de dienst[546].

 

e2. De praktijk in het 'département de l' Escaut' (kanton Oosterzele)

 

1) De eerste 'réfractaires' : acht categorieën

 

'In concreto' werden voor jaar XII als 'conscrits réfractaires' beschouwd[547]

 

1° De conscrits van de 'classes' van jaar IX en jaar X, die 'conscrit supplémentaire' verklaard werden omdat ze zich niet, persoonlijk of via een vertegenwoordiger, hadden aangeboden op de 'désignation'

2°De conscrits van diezelfde 'classes', die zich, na hun aanduiding voor het contingent, niet voor het vertrek hebben aangeboden, of die onderweg gedeserteerd zijn.

3°De reserveconscrits van die twee 'classes', die aangeduid werden om in actieve dienst te treden, en die zich niet bij de 'préfet' hebben aangeboden, of die onderweg gedeserteerd zijn.

4°De reserveconscrits van die twee 'classes', die op drie opeenvolgende samenkomsten van hun peloton afwezig zouden zijn, en die zonder toestemming van hun chef hun gemeente zouden verlaten hebben.

5°De supplementaire conscrits van de 'classes' van jaar XI en jaar XII, behorend tot de eerste categorie, die niet onmiddellijk na ontvangst van hun oproep zouden vertrekken.

6° De conscrits van diezelfde 'classes', die als afwezige aangeduid werden om het contingent te vervolledigen, en die zich niet bij de recruteringskapitein zouden aangeboden hebben, noch een 'suppléant' laten aanvaarden hebben.

7°De conscrits van die twee 'classes', die wel aanwezig waren op de 'désignation', maar die zich niet zouden aangeboden hebben bij de inspectie door de recruteringsofficier, en die niet meer in hun gemeente aanwezig zouden zijn, of zich er zonder toestemming van de recruteringskapitein van verwijderd zouden hebben.

8°De conscrits van XI en XII, die niet op de hun voorgeschreven datum hun 'détachement' of hun corps zouden vervoegen.

 

2) Analyse van de 'réfractaire'-verklaringen

 

Gezien het hoge niveau, dat de 'réfraction' haalde in het 'département de l' Escaut', kan gesteld worden dat de 'préfet' en de vier 'tribunaux de première instance' hun bezigheid gehad hebben in uitvoering van het 'arrêté' van 19 vendémiaire XII.

 

De bron is 'in se' driedelig, maar de verschillende gedeelten zitten vaak in verschillende archiefbundels bewaard.

 

De basis is steeds de 'contrôle du départ' van het détachement. Voor elk vertrek werd een aantal conscrits schriftelijk door de recruteringskapitein opgeroepen. De dag van het vertrek werd een appel gehouden, en de recruteringskapitein maakte de lijst van de afwezigen op. De lijst van de aanwezigen werd meegenomen door de begeleider van het detachement, die er zorgvuldig elke desertie op aantekende. Soms maakte hij onderweg deelstaten, van de tot dan toe gedeserteerden. Van zodra het detachement op zijn bestemming aangekomen was, moest hij de geannoteerde 'contrôle de départ' verzenden naar de recruteringskapitein, alvorens zelf naar het 'département' terug te keren.

 

Één maand na het vertrek maakte de recruteringskapitein dan de 'dénonciation' op, een nominatieve staat per arrondissement van alle niet opgedaagde conscrits, die niet in de maand van het vertrek gearresteerd en naar hun corps gevoerd waren[548]. Kort daarna maakte hij ook de 'dénonciation' op van de onderweg gedeserteerden, die niet in de maand van hun desertie gearresteerd waren.

 

Op basis van die 'dénonciations' velde de 'préfet' zijn 'arrêtés', die de eigenlijke 'réfractaire'-verklaring inhielden. Deze 'arrêtés' verzond hij dan direct naar de 'tribunal de première instance' van het arrondissement waarin de betrokkenen hun domicilie hadden, naar de commandant van het 'département' en naar de 'gendarmerie'-commandant.

 

De rechtbank moest de tot 'conscrit réfractaire' verklaarden en hun civielrechtelijk verantwoordelijke ouders tot betaling van de boete veroordelen, en de 'gendarmerie' moest de veroordeelden opsporen, aanhouden en naar het te Lille ingerichte 'dépôt des conscrits réfractaires' brengen.

 

Er zijn in het archief dus drie (en soms vier : de partiële desertiestaten) soorten bronnen bewaard, met betrekking tot de 'réfractaire'-verklaring: de 'désignation', het 'arrêté du préfet' en het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg. Het vergde echter heel wat puzzelwerk, om de juiste stukken bij elkaar te brengen[549].

 

De hiernavolgende tabel geeft per 'détachement' de datum waarop het vonnis geveld werd:

 

detachement

corps

classes

non com- parus

vonnis van

déser- tés en route

vonnis van

4 pluviôse XI

2° hussards

IX&X

0

---

0

---

9 pluviôse XI

13° de ligne

IX&X

0

---

2

10 floréal XII

14 pluviôse XI

15° chasseurs

IX&X

0

---

2

10 floréal XII

Pluv.-floréal XI

55° de ligne

IX&X

0

---

13

10 floréal XII

ventôse XI

arsenaux de la marine

IX&X

0

---

0

---

9 thermidor XI

48° de ligne

IX&X

3

6 vendémiaire XII

4

10 floréal XII

10 thermidor XI

11° dragons

IX&X

0

---

0

---

28 thermidor XI

3° Bontrain d' artillerie

IX&X

0

---

1

?

6 frimaire XII

IX&X

2

26 nivôse XII

2

?

7 pluviôse XII

7° artillerie

XI&XII

0

---

0

---

7 pluviôse XII

15° dragons

XI&XII

0

---

0

---

13 pluviôse XII

13° de ligne

XI&XII

1

7 pluviôse XII

1

 

8 germinal XII1

18 pluviôse XII

13° de ligne

XI&XII

0

---

7

3 ventôse XII

13° de ligne

XI&XII

3

28 germinal XII2

3

30 ventôse XII

48° de ligne

IX&X

0

---

2

?

22 germinal XII

13° de ligne

XI&XII

2

15 floréal XII3

6

15 floréal + 12 fructidor XII3

10 prairial XII

44° de ligne

XI&XII

2

12 fructidor XII

0

---

2 messidor XII

26° de ligne

XI&XII

2

?

1

12 fructidor XII

18 messidor XII

44° de ligne

XI&XII

0

---

1

5 vendém. XIII

20 messidor XII

26° de ligne

XI&XII

1

12 fructidor XII

3

5 vendém. XIII

25 messidor XII

13° de ligne

XI&XII

7

12 fructidor XII

5

5 vendém. XIII

21 thermidor XII

44° de ligne

XI&XII

1

5 vendém. XIII

0

---

22 thermidor XII

13° de ligne

XI&XII

2

5 vendém. XIII

4

5 vendém. XIII

28 thermidor XII

9° légère

XI&XII

10

?4

3

5 vendém. XIII

1 brumaire XIII

26° de ligne

XI&XII

2

2 ventôse XIII

2

2 ventôse XIII

9 brumaire XIII

13° de ligne

XI&XII

5

2 ventôse XIII5

3

2 ventôse XIII4

1 nivôse XIII

13° de ligne

XI&XII

2

14 germinal XIII

2

14 germinalXIII

1. Er werden van het détachement van 3 ventôse slechts twee conscrits veroordeeld! De derde werd dus waarschijnlijk gearresteerd alvorens door de 'préfet' tot réfractaire verklaard te zijn.

2. Het is ongebruikelijk, dat, zoals hier, de onderweg gedeserteerden eerst veroordeeld werden!

3. Op 15 floréal werden er 5 'désertés en route' en 1 'non comparu' veroordeeld, en op 12 fructidor nog 1 'déserté en route' => cfr 1.

4. De 'dénonciation' werd opgemaakt op 4 vendémiaire XIII.

5. Één van de 'non comparus' werd aangehouden vóór zijn veroordeling, en één van de 'désertés en route' belandde eigenlijk eerst in een hospitaal, waaruit hij pas later deserteerde. Daarom vermeldt het vonnis slechts zes van deze acht 'réfractaires'.

 

Er ontbreken dus een aantal vonnissen. Wanneer we de data bekijken, dan blijkt inderdaad, dat er meestal één volledige maand verlopen is, tussen het vertrek en het vonnis. De eersten, die tot 'réfractaires' verklaard werden, waren de reserveconscrits van IX en X, die aangeduid waren op 25 prairial XI om het contingent voor het '48° régiment d' infanterie de ligne' en het '11° régiment de dragons' te vervolledigen, en die zich niet aanboden voor het vertrek. Zij werden op de 3° complémentaire XI door de 'préfet' tot 'conscrit réfractaire' verklaard, en ze werden als eersten veroordeeld tot de boete van 1500 Francs. De uit de detachementen gedeserteerde conscrits werden blijkbaar pas veel later, in floréal, veroordeeld.

 

Er zitten twee eigenaardigheden in de tabel, met name de veroordeling van de op 13 pluviôse XII niet opgedaagde conscrit, al op 7 pluviôse, en de veroordeling van de onderweg gedeserteerden van het detachement van 3 ventôse, vóór de niet opgedaagden. Het eerste feit verklaart zich, doordat de conscrit al niet aanwezig was op de keuring door de recruteringsofficier, vlak na de 'désignation'. Hij was onmiddellijk na zijn aanduiding ondergedoken. men wist dus al voor het vertrek, dat hij niet aanwezig zou zijn. Het tweede feit blijft een raadsel.

 

Ook opvallend, is het feit dat de onderweg gedeserteerde conscrits voor het actief leger van IX en X zoveel respijt gekregen hebben (van pluviôse XI gedeserteerd, en pas in floréal XII gevonnist). Dit heeft echter te maken met de amnestie van 1 frimaire XII

Het detachement van 1 nivôse XIII werd volledig behandeld in één keer, maar dat zou zich wel meer voordoen. Waarschijnlijk was de 'préfet' te druk bezig met de werkzaamheden van de conscriptie van jaar XIII.

 

Het grote voordeel dat de regering haalde uit deze nieuwe rechtsfiguur is duidelijk! Naast het feit, dat elke tot 'réfractaire' verklaarde conscrit door het 'département' vervangen werd, leverde hij daarboven nog eens bijkomend 1500 Francs op (als zijn ouders tenminste niet totaal onvermogend waren), en indien hij gevat kon worden, werd hij toch nog ter beschikking gesteld, bovenop de vervanger.

 

Het zou mij ter ver geleid hebben, de inning van de boetes te analyseren, maar ik kan wel even wijzen op het belang van de bron. Omdat men geen nutteloze moeite wilde doen, moesten de 'maires' van elke 'réfractaire' de staat van de in dat jaar betaalde belastingen overmaken, eenzelvig verklaard door de

'percepteur du département'. Deze staten kunnen samen met de in verband met de 'indemnité de réforme' opgemaakte staten een interessant beeld geven van de bezitsstructuur van de plattelandsbevolking. Zij vermelden immers de roerende en onroerende bezittingen van de conscrit en zijn ouders.

 

3) Aanhouding van de réfractaires en inlijving in het dépôt

 

Hoe zat het nu met de ondergedoken veroordeelden. Naast de inning van de boetes moest de overheid eveneens hun arrestatie nastreven, opdat ze vooralsnog in dienst van het leger zouden aangewend kunnen worden. Voor deze vroege periode bestaan, naast vele individuele processen-verbaal van arrestatie, twee bronnen, die het ontbreken van een centraal conscriptieregister ondervangen. Vooreerst zijn tiendaagse (en iets later halfmaandelijkse) staten van door de 'gendarmerie' van het 'département' gearresteerde deserteurs en 'réfractaires', vanaf 5 frimaire XII[550], en daarnaast beschikken we over de op het 'dépôt' te Lille ontvangen 'réfractaires'[551].

 

Tot messidor XII vermelden de eerste staten echter louter de naam van de betrokkene en zijn corps, zonder gegevens over zijn geboorteplaats of domicilie, zodat het gebruik ervan neerkomt op het zoeken naar een speld in een hooiberg. Daarbij komt nog, dat de Franse 'gendarmes' opvallend veel moeite hadden met de -vaak in het dialect gespelde- namen van de gearresteerden. En tenslotte blijken zij éénieder aangehouden te hebben, die zonder 'passe-port' aangetroffen werd, en er uitzag alsof hij tot de conscriptie zou kunnen behoren. Zij werden ter beschikking gesteld van de 'préfet', die over hun geval uitspraak moest doen.

 

Voor 1806 werden in totaal slechts vijftien gevonniste 'conscrits réfractaires' in het 'dépôt' opgenomen. Acht werden bij een legercorps ingelijfd, en daarvan zijn er twee onderweg gedeserteerd, en bij verstek veroordeeld tot vijf jaar 'travaux publics' en een boete van 1500[552] Francs. Het theoretische voordeel van een dubbel recruteringsnet was aanvankelijk dus niet in praktijk te brengen. Pas wanneer de 'maires' volledig de kant van het regime zouden kiezen, in de strijd tegen de 'réfraction', zou dit stelsel zijn vruchten afwerpen. Wanneer zij de 'préfet' zelf toestemming zouden vragen, om 'garnisaires' te mogen plaatsen in de woning van de ouders van 'réfractaires', of om hen zelfs te mogen laten aanhouden totdat hun zoon zich aanbood, dan had de 'réfractaire' nog weinig keus...

 

Er bleef de conscrits wel nog een andere mogelijkheid tot verzet, waarbij hun ouders buiten schot bleven. Zij konden zich laten inlijven, en dan uit hun corps deserteren. Wat is nu feitelijk het verschil tussen beide[553]?

 

 

F. Optreden tegen desertie

 

Hoewel ze in deze verhandeling buiten beschouwing blijft, zal ik hier toch de desertie (uit de corpsen) behandelen, om het onderscheid met de 'réfraction' duidelijk te stellen. In de vanaf jaar XIII in gebruik genomen conscriptieregisters wordt immers voor elke conscrit aangegeven welke veroordelingen hij opliep. Kennis van de straffen op desertie laat de vorser toe om daaruit op te maken of de betrokkene al dan niet ingelijfd is geweest bij het corps waarvoor hij bestemd was. Liep hij immers een straf op als deserteur, dan moet hij eerst zijn corps bereikt hebben.

 

Het hoger vermeldde 'arrêté' van 19 vendémiaire XII regelde de te ondernemen stappen voor het bestraffen van de desertie. Terwijl de 'réfraction' een civielrechtelijke materie was, resulterend in de veroordeling tot een civiele (boete) en een militaire (opsluiting in het 'dépôt') sanctie, was de 'désertion' een militair delict. Terwijl de daders in het eerste geval 'citoyens soumis à la conscription' waren, die weigerden de concriptiewetten na te leven, sloeg 'désertion' op de vaandelvlucht door bij een corps ingelijfde 'militaires'[554]. Terwijl de 'réfraction' tot de bevoegdheid -en dus de verantwoordelijkheid- van de burgerlijke autoriteiten behoorde, was de 'désertion' volledig een zaak van de militairen (en de eens op hun corps aangekomen militairen bevrijdden aldus het 'département' van de vervangingsplicht).

 

f1. 'Ad hoc'-rechtbanken

 

Om de beschuldigingen van desertie te horen, riep het 'arrêté' van 19 vendémiaire XII nieuwe 'ad hoc'-rechtbanken in het leven. Telkens een dergelijke beschuldiging, geuit zowel tegen onderofficieren en soldaten van het actief leger, als  tegen in een 'dépôt' ondergebrachte 'conscrits réfractaires', ontvangen werd, moest het corps of 'dépôt' waartoe deze behoorde een 'conseil de guerre spécial' bijeenroepen. Deze zevenkoppige[555] militaire raad was enkel bevoegd om uitspraak te doen over de beschuldiging van desertie, en de eventuele bezwarende omstandigheden. Na uitspraak gedaan te hebben over de beschuldiging, die aanleiding had gegeven tot zijn oprichting, werd de raad ontbonden.

 

f2. Identificatie van het delict

 

In vredestijd zou als 'déserteur' beschouwd worden : elke onderofficier of soldaat die, na meer dan zes maanden dienst, zijn corps verlaten had voor drie maal 24 uur, in een kamp of een belegeringsplaats, en elders voor acht dagen, of die zijn verlof met vijftien dagen zou overschreden hebben.

 

Wie minder dan zes maanden dienst had, zou pas tot 'déserteur' verklaard worden na vijftien dagen afwezigheid van een kamp of een belegeringsplaats, en elders pas na één maand, of indien

hij zijn verlof met één maand zou overschrijden. Deze verzachting gold echter niet voor degenen, wiens desertie niet individueel was, die van dienst waren of die hun uitrusting zouden meegenomen hebben.

 

In oorlogstijd werd men als 'déserteur' beschouwd, van zodra men zonder toestemming zijn corps verliet, of de termijn van zijn verlof overschreed. Daarenboven werd elke onderofficier of soldaat, die, bij de fronttroepen of bij een belegeringsplaats gedurende 24 uur en elders gedurende 48 uur van zijn corps afwezig zou zijn, geacht zijn corps te hebben verlaten.

 

Als 'déserteur' werd tenslotte beschouwd, elke conscrit die als 'réfractaire' veroordeeld en in een 'dépôt' ondergebracht werd, en die gedurende 24 uur dat 'dépôt' of het 'détachement' waartoe hij behoorde zou verlaten hebben.

 

f3. De straffen

 

De militaire sanctie, die op het desertie-delict stond, bestond uit een lijfstraf, afhankelijk van de omstandigheden, en een geldboete. De lijfstraf kende drie gradaties: 'Travaux publics', 'le boulet' en de doodstraf.

 

1) 'Travaux publics'

 

1.1 Delicten waarop zij van toepassing was

 

Deze lijfstraf werd opgelegd voor elke desertie binnen de grenzen van de republiek.

 

1.2 Duur van de straf

 

De normale duur was drie jaar, maar deze werd verlengd met twee jaar, in de volgende bezwarende omstandigheden :

 

1° Indien het om een gezamelijke desertie ging.

2° Als de beschuldigde één of andere dienst vervulde, of indien hij de omwalling beklommen              had.

3° Indien hij gedeserteerd was uit een gevechtseenheid of een troep van de eerste linie.

4° Indien hij effectieven meegenomen had, die door de staat of het corps geleverd waren.

 

1.3 Inhoud van de straf

 

De straf bestond uit tewerkstelling aan militaire of burgerlijke openbare werken. Deze vonden plaats in staatsateliers, die door de 'ministre de la guerre' en de 'ministre de l' intérieur' van het nodige werk moesten voorzien worden. Elk atelier stelde 72 man tewerk, verdeeld in zes secties, en onder bewaking van een atelierwacht, bestaande uit onderofficieren en 'gendarmes' uit het 'dépôt' van het corps.

 

De veroordeelden moesten ketens noch boeien dragen, tenzij ingeval zij tijdelijk veroordeeld waren met een politionele of disciplinaire straf. Zij moesten ook slechts evenveel uren presteren, als de ordinaire arbeiders, maar kregen een kwart minder loon. Ze mochten kledij dragen, die nog iets van hun militair karakter behielden, maar in andere kleuren als die van het leger of die van de met 'le boulet' gestraften. Ze mochten ook schoenen blijven dragen, en ze mochten hun snor behouden. Ze mochten zich niet scheren of  de baard afknippen, en wekelijks diende hun haar afgeschoren worden.

Buiten de werkuren werden ze ondergebracht in afgezonderde kazernes, volledig afgesloten van die van het garnizoen, of in barakken in de nabijheid van hun werkplaats. 

 

1.4 Politie van de veroordeelden

 

Politionele en disciplinaire straffen konden aan de veroordeelden opgelegd worden door de 'maréchal-des-logis' van de 'gendarmerie', die belast was met de controle op het atelier, op aanstichten van een daartoe opgestelde instructie van de 'ministre de la guerre'. Voor zwaardere delicten moesten zij verschijnen voor een militaire commissie, bestaande uit de plaatscommandant en vier hogere officieren. De commandant van de 'gendarmerie' trad op als aanklager. Deze commissie veroordeelde hen, naargelang de aard en de zwaarte van het delict, tot de dood, tot 'le boulet', voor maximum tien jaar, of tot een verlenging van de 'Travaux publics'. De divisiecommandant moest zijn goedkeuring geven om het vonnis executoir te maken.

 

1.5 De gratieverlening

 

Halfjaarlijks zou elk atelier geïnspecteerd worden door een afgevaardigde van de 'ministre de la guerre'. Deze moest in zijn rapport die veroordeelden aanduiden, die hij waardig achtte om hun gratie te verkrijgen, wegens hun gedrag, hun onderdanigheid en hun werklust. De 'minister' zou dan zijn aanbevelingen overmaken aan de 'Premier Consul', bij wie het beschikkingsrecht rustte.

 

2) 'Le boulet'

 

2.1 Delicten waarop zij van toepassing was

 

Met 'le boulet' werden bestraft :

 

 

2.2 Duur van de straf

 

De straf duurde normaal tien jaar, maar werd met twee jaar verlengd in de volgende bezwarende omstandigheden :

 

1° Indien het om een gezamelijke desertie ging.

2° Als de beschuldigde één of andere dienst vervulde, of indien hij de omwalling beklommen had.

3° Indien hij gedeserteerd is uit een gevechtseenheid of een troep van de eerste linie.

 

2.3 Inhoud van de straf

 

De straf bestond uit tewerkstelling bij speciale werkzaamheden in de grote belegeringsplaatsen. De 'ministre de la guerre' bepaalde het aantal van die plaatsen, waar veroordeelden tot 'le boulet' tewerkgesteld zouden worden, het aantal tewerkgestelden en het werk dat ze er moesten verrichten. De werkplaatsen moesten steeds geïsoleerd zijn van elk ander atelier.

 

De veroordeelden moesten een zware bol meezeulen, die met een ketting van 2,5 meter aan hun voet vastgeankerd zat. Zij moesten acht uren per dag werken, tussen 1 brumaire (22 of 23 oktober) en 1 germinal (21 of 22 maart), en tien uren gedurende de overige zeven maanden. Hun loon bedroeg de helft van dat van ordinaire arbeiders. Van dat loon kreeg de veroordeelde één derde om zijn karig voedselrantsoen aan te vullen, terwijl een ander derde hem bij zijn invrijheidstelling overhandigd zou worden. Één derde moest dienen om de kosten te dekken, die de tewerkstelling voor de overheid meebracht.

 

Ze moesten een speciaal ontworpen kledij dragen, die zowel qua vorm als qua kleur volledig verschilden van de militaire uniformen. Ze mochten enkel klompen dragen. Ze mochten zich, evenmin als de tot 'travaux publics' veroordeelden, scheren of de baard afknippen, maar bij hen zou niet alleen het haar, maar ook de snor wekelijks afgeschoren worden.

Buiten de werktijd werden ze opgesloten en vastgeketend in speciaal ingerichte gevangenissen.

 

2.4 Politie van de veroordeelden

 

Politionele en disciplinaire straffen konden aan de veroordeelden opgelegd worden door de plaatscommandant, op aanstichten van een daartoe opgestelde instructie van de 'ministre de la guerre'. Voor zwaardere delicten moesten zij verschijnen voor dezelfde militaire commissie, die ook voor de tot 'travaux publics' veroordeelden bevoegd was. Deze commissie veroordeelde hen, naargelang de aard en de zwaarte van het delict, tot de dood, tot een langere opsluiting, of tot 'le double boulet' voor een bepaalde tijdsduur. De divisiecommandant moest zijn goedkeuring geven om het vonnis executoir te maken. De strafverzwaring bracht het verbod mee, op straffe van opsluiting voor twee jaar, om na de invrijheidstelling zijn domicilie nog te vestigen binnen een straal van twee mijl rond de stad waar de regering zetelde.

 

2.5 De gratieverlening

 

Eens per jaar zouden de tot 'le boulet' veroordeelden geïnspecteerd worden door een afgevaardigde van de 'ministre de la guerre'. Deze moest, na alle inlichtingen ingewonnen te hebben over hun gedrag, hun onderdanigheid en hun werklust, in zijn rapport die veroordeelden aanduiden, die volgens hem 'enige aanspraak konden maken op de toegeeflijkheid van de regering'. De 'minister' zou dan eveneens zijn aanbevelingen overmaken aan de 'Premier Consul', bij wie ook hier het beschikkingsrecht rustte.

 

2.6 De ontsnapping van veroordeelden tot 'le boulet' of 'travaux publics'

 

Het was expliciet verboden, om de veroordeelden (tot 'travaux publics' en tot 'le boulet') te voorzien van andere dan de hen toegewezen kledingstukken, om hun baard af te knippen of hen daartoe de middelen te verschaffen, of hen op om het even welke andere wijze behulpzaam te zijn bij hun ontsnapping. Daarop stonden de correctionele straffen, bepaald door de wet van 24 brumaire VI. De aanhouding van een ontsnapte veroordeelde (van beide categorieën) werd daarentegen beloond met een geldsom van 100 Francs. Bovendien kreeg elke veroordeelde tot 'travaux publics', die een ontsnappingskomplot zou aangeven, onmiddellijk gratie. Een veroordeelde tot 'le boulet' zag in dat geval zijn straf omgezet worden in de 'travaux publics'.

 

3) De doodstraf

3.1) Delicten waarop zij van toepassing was

 

Werden met de dood bestraft:

 

3.2 Inhoud van de straf

 

De doodstraf zou verder blijven bestaan uit de executie door het vuurpeloton.

 

4) De nevenstraf

 

De geldboete die op desertie stond, was door de wet van 17 ventôse VIII vastgesteld op 1500 Francs. Deze boete diende geïnd te worden in het 'département' waarvan de deserteur afkomstig was, ten behoeve van diens corps. Alle boetes zouden door de registratie en domeinen voorgeschoten worden, en kwamen in een grote corpskas terecht. Een deel van die inkomsten zou naar de gerechtskosten gaan, de rest diende om 'enrôlements volontaires' te betalen, in vervanging van de deserteurs.

 

f4. De uitvoering

 

In de overgrote meerderheid van de gevallen werden deserteurs bij verstek veroordeeld. De corpscommandant zond dan een afschrift van het vonnis naar de 'préfet', opdat deze het nodige zou doen voor de arrestatie van de betrokkenen. De hogervermelde staten van door de 'gendarmerie' gearresteerden vormt opnieuw de hoofdbron, naast de losse afschriften van vonnissen en de bijbehorende briefwisseling van de 'préfet'. Het is echter een bijzonder hachelijke onderneming om cijfers op de desertie te plakken. Vele aftreksels van vonnissen vermeldden hopeloos vervormde gemeente- en eigennamen, zodat een adekwate schatting virtueel onmogelijk is. In feite zou ik daarom met mijn nominatief bestand naar het kasteel van Vincennes moeten trekken. Ik zal me dan ook niet wagen aan enig oordeel over dit gegeven.

 

 

G. De amnestie van 1 frimaire XII

 

Naast repressieve argumenten, zorgde de Napoleontische administratie ook regelmatig voor positieve stimuli. De juridische gevolgen van de dienstplicht en het verzet ertegen, zorgden voor een verwarrende situatie, waarbij een goed deel van de Fransen in feite vogelvrij verklaard was. De 'réfraction' en de desertie waren niet alleen voor het leger een gesel, zij vormden tevens een ernstige bedreiging voor de landbouw en de economie.

"En effet, les vides creusés par les fuyards qui vivent clandestinement en marge de leurs communautés doivent être comblés. Or, dans presque tous les cas, ce sont de jeunes pères de famille[556] exemptés du service à ce titre qui sont appelés à remplacer ces bouches inutiles, et c' est la population civile qui en supporte les conséquences."[557]

 

Om deze scheeftrekking enigszins te verhelpen, werd regelmatig amnestie verleend, in frimaire jaar VII (na de 'Boerenkrijg'), in jaar VIII[558], in jaar X, en opnieuw in jaar XII.

 

De enorme 'réfraction' in de 'levée ordinaire sur les classes des années IX et X', gecombineerd met de nieuwe regeling van 19 vendémiaire XII, was zo een toestand. Alvorens definitief de nieuwe behandeling van de 'réfraction' toe te passen, wilde men eerst aan de betrokkenen nog de kans laten om zich te legaliseren en vooralsnog zijn plicht na te komen.

 

Het 'arrêté' van 1 frimaire XII[559] (23 november 1803) bepaalde dat alle conscrits van de 'classes' van de jaren VIII, IX en X, die zich in staat van desertie[560] bevonden, maar die niet definitief veroordeeld waren[561], zich tot 10 nivôse XII bij de 'préfet', de 'sous-préfet' of de recruteringsofficieren konden aanmelden. Daar konden zij dan de verklaring afleggen, dat ze bereid waren om een corps te vervoegen. Zij zouden dan onmiddellijk een 'feuille de route' overhandigd krijgen, om zich naar hun regimenten te begeven. De conscrits van die drie 'classes', die gearresteerd waren, maar nog niet definitief gevonnist, zouden eveneens naar een corps gebracht worden.

 

De conscrits van de 'classes' van jaar VII en voorgaande[562], die nooit tot een corps behoord hadden, kregen onvoorwaardelijke amnestie. Degene die uit een corps gedeserteerd waren, moesten dit echter vervoegen.

 

Na 10 nivôse zouden alle conscrits, die niet aan deze bepalingen zouden voldaan hebben, vervolgd worden op de door het 'arrêté' van 19 vendémiaire bepaalde wijze.

 

De plicht om een corps te vervoegen, maakte opnieuw dat het resultaat van de amnestie bedroevend was. Één enkele 'réfractaire' bood zich aan, en één deserteur.[563]

 

 

Besluit

 

De jaarlijkse conscriptie, bevolen door de wet van 19 fructidor VI, was nog steeds niet volledig ingeburgerd. De hoop, vooralsnog onbekend te blijven voor de recruterings- instanties, weerhield verscheidene jongeren er nog van, zich te laten registreren. Dit zou later nog voor nare gevolgen zorgen, aangezien steeds meer burgerlijke rechten afhankelijk gesteld werden van de naleving van de conscriptiewetten. Op de lange duur zou deze procedure toch haar vruchten afwerpen, en de 'insoumission' (quasi-)volledig uitroeien.

 

Een tweede probleem groeide daarentegen gestaag naar zijn toppunt. Ondanks de invoering van nieuwe wapens (organisatorisch : het 'quart de supplément'; repressief : de institutie van de 'conscrit réfractaire'), slaagde de overheid er vooralsnog niet in, de 'réfraction' binnen aanvaardbare perken te houden. Het is dan ook in deze materie, dat de meeste volgende vernieuwingen zich zouden situeren.

 

Tenslotte zag de overheid in, dat een beperkte 'désignation' de resultaten van de 'levée' gevaarlijk in het gedrang kon brengen. Ook hieraan zou men een mouw passen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[465]Sesam atlas bij de wereldgeschiedenis, deel 2: Van de Franse Revolutie tot heden, Apeldoorn, Van Walraven B.V., 1989, p.25

[466]Hoewel zij voor het 'département de l' Escaut' feitelijk aansleepte tot medio pluviôse jaar XII, toen de eerste detachementen conscrits van de volgende 'classes' ook al naar hun corpsen vertrokken.

[467]Wat de eind december 1802 tegen de deserteurs vooropgestelde maatregel (inscheping naar de kolonies) verklaart!

[468]In 1803 werd Louisiana aan de Verenigde Staten verkocht in een poging hen aan Franse zijde tegen Engeland te laten strijden. Tussen 1812 en 1814 werd inderdaad een Brits-Amerikaanse oorlog uitgevochten.

[469]'Bureau n° 2, Envoi du 14 ventôse XII (n° du bureau des dépêches 14297) Le ministre de la guerre prévient que le département de l' Escaut n' est point tenu de concourir à l' appel des conscrits de la réserve des années 11 et 12.'; RAG, Scheldedepartement, 2096/64.

[470]Cfr. infra, over de uitvoering van de 'levée ordinaire' in het 'département', en meer bepaald over de levering van de recruten aan hun respectievelijke corpsen.

[471]'Canton d' Oosterzeele. Tableaux de conscription an 11'; RAG, Scheldedepartement, 2110/18.

'Canton d' Oosterzeele. Tableaux de conscription an 12'; RAG, Scheldedepartement, 2211/16.

'Canton de Gavre. Tableaux de conscription an 11'; RAG, Scheldedepartement, 2211/18. Over de anomalie van het bestaan van dit 'canton' zie verder!

[472]Brief van de 'maire' van Melsen aan de 'préfet' dd. 3 frimaire XII, annex aan de lijst in 2211/18.

[473]'Arrêté relatif à la formation des tableaux de conscription pour l' an XI' dd. 27 frimaire XI (3°, bull. 237, n° 2213.); in: Pas., 1° série, Lois françaises, XI, p. 345.

[474]Art. 4, § 2.

[475]Circulaire van de 'préfet' aan de 'maires' dd. 28 nivôse XI; RAG, Scheldedepartement, 2150/23.

[476]Respectievelijk daterend van 25 pluviôse XI en 29 thermidor XI, en dus meer dan 15 dagen na de bewuste circulaire! Maar Faipoult had de gewoonte om steeds nieuwe termijnen toe te kennen.

[477] Wat dus nogmaals aantoont hoe onbetrouwbaar een alleenstaande bron kan zijn.

[478]Cfr. de halsstarrigheid waarmee de 'maire' van Dikkelvenne zijn postje verdedigde door alle operaties tot in de puntjes uit te voeren, zonder 'conseil municipal', en de houding van die van Gavere tegenover de weigerachtigheid van de leden van de 'conseil municipal'.

[479]'Loi relative à une levée de conscrits de l' an 11 et de l' an 12' dd. 6 = 16 floréal XI (3°, bull. 275, n° 2746); in: Pas., 1° série, Lois françaises, XII, pp. 79-80.

[480]Voor het eerst zien we een geanticipeerde 'mise en réquisition' van een 'classe' verschijnen. Het ging echter nog niet om een geanticipeerde 'levée', want artikel 3 van de wet bepaalde expliciet: "Les conscrits de l' an 12 ne pourront, sous aucun prétexte, être appelés avant l' époque du 1ervendémiaire an 12." Het zou tot 1807 duren, vooraleer de wetgever ook op dit gebied zou zwichten voor de wensen van de regering ('Sénatus-consulte qui met à la disposition du Gouvernement quatre-vingt mille conscrits de 1808' dd. 7/4/1807).

[481]'Arrêté relatif à la désignation des conscrits qui seront levés sur les classes de l' an XI et de l' an 12' dd. 29 fructidor XI, (3°, bull. 317, n° 3213); vermeld in: Pas., 1° série, Lois françaises, XII, p. 239; volledig weergegeven in: RONDONNEAU, Les lois françaises, V, pp. 532-552.

[482]Circulaire van de 'ministre de la guerre' aan de 'préfet' dd. 20 vendémiaire XII; RAG, Scheldedepartement, 2096/16.

[483]Alleen om buitengewone redenen, waarvan de 'ministre de la guerre' in kennis gesteld moest worden, mochten gemeenten uit verschillende kantons verenigd worden.

[484]Zij werden dan vrijgesteld van deelname aan de 'désignation' voor het actief leger. Deze bepaling zou de basis vormen voor de 'placement à la fin du dépôt', in het leven geroepen door artikel 18 van het 'Décret relatif à la levée de la conscription de l' an XIV' van 8 fructidor XIII.

[485]In zijn circulaire preciseerde de 'ministre de la guerre' : "Vous observerez que toutes les classes antérieures à l' an 8, ayant été mises en activité, elles ne peuvent fournir d'hommes propres à être suppléans (excepté dans l' Ouest et dans la Belgique); que ces suppléans ne peuvent être pris que dans la partie non appelée des conscrits de l' an 8, de l' an 9 et de l' an 10, ou dans la portion de la réserve de ces deux dernières classes qui n' a pas été mis en activité. Vous observerez également qu' il ne peut être pris de suppléant dans la classe actuellement soumise à l' appèl, qu' après la formation entière du contingent et la désignation du quart de supplément, soit pour l' armée active, soit pour la réserve."

Circulaire van de 'ministre de la guerre' aan de 'préfet' dd. 20 vendémiaire XII; RAG, Scheldedepartement, 2096/16. [sub article XVIII.]

[486]De 'levée extraordinaire' in 1808, uit de 'classes' van 1806-1809, de 'levée supplémentaire' en de 'levée complémentaire' in 1809 uit de 'classes' van 1806-1810, de 'levée pour la garde nationale' in 1812, uit de 'classes' van 1807-1812, de '2° levée extraordinaire' in januari 1813, uit de 'classes' van 1809-1812, en tenslotte de ultieme 'levée du 9 octobre 1813' op de 'classes' van 1808-1814. Gezien men daarbij conscrits opriep van 'classes' waaruit reeds een 'levée' georganiseerd was, kon een aanvankelijk niet opgeroepen conscrit, die na de 'levée' uit zijn 'classe' als 'remplaçant' was opgetreden voor een later opgeroepen conscrit, nadien toch nog zelf opgeroepen worden. In dat geval riskeerde de 'remplacé' dat het contract vernietigd werd, en hij een nieuwe 'remplaçant' moest betalen of zelf in dienst treden.

[487]Cfr infra over de bedoeling van deze supplementaire conscrits.

[488]'Arrêté relatif à une levée de 4462 conscrits de l' an XI pour les arsenaux de la marine' dd. 10 thermidor XI; Scheldedepartement, 2150/10.

Op 10 thermidor XI werd een 'levée' gedecreteerd op de 'classe' van jaar XI (want conform artikel 3 van de wet van 6 floréal XI mochten de conscrits van jaar XII niet voor 1 vendémiaire XII opgeroepen worden). Er werden 4462 recruten opgeëist als arbeiders voor de ateliers van de marine. De voorkeur ging daarbij uit naar conscrits die het beroep van scheepstimmerman of timmerman voor de huizenbouw uitoefenden. Deze keurlingen dienden dan aangevuld te worden met wagenmakers, houtzagers en schrijnwerkers.

Het 'département de l' Escaut' moest in die 'levée' 74 recruten leveren, die dus van het reservecontingent voor jaar XI mochten afgetrokken worden.

[489]Cfr. Instructie van 20 vendémiaire XII, aangaande artikel XXII:

"Vous comprendrez dans cette article, et ferez conséquemment porter sur le contrôle du bataillon de réserve de l' an 11, les hommes levés pour la marine, en exécution de l' arrêté du 10 thermidor, et ceux qui peuvent avoir été fournis sur l' an 11, aux compagnies d' ouvriers ou aux pontonniers, en vertu de mes ordres du 18 fructidor et du quatrième jour complémentaire."

[490]Wie de oproepen van zijn 'maire' genegeerd had, maar zich wel persoonlijk of via een vertegenwoordiger op de 'désignation' had aangeboden, mocht dus wel zijn normale plaats als 'présent' innemen, tegen de bepaling van het voornoemde 'arrêté' van 27 frimaire XI in.

[491]Artikel 40 regelde de sanctie voor conscrits, die na hun 'désignation' de 'réforme' zou krijgen wegens gebreken die ze ervoor al hadden, maar die ze verzwegen zouden hebben.

[492]Artikel 37.

[493]Baaigem, Dikkelvenne, Gavere, Melsen, Munte, Schelderode, Semmerzake en Vurste. Cfr. het geografisch kader voor een cartografische duiding.

[494]'État de répartition entre les arrondissemens de sous-préfecture du département de l' Escaut des conscrits que ledit département doit fournir sur les classes de l' an 11 et de l' an 12 dans la levée ordonnée par la loi du 6 floréal an 11 et l' arrêté du Gouvernement du 29 fructidor même année' dd. 24 vendémiaire XII; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/71.

[495]'État général des conscrits que le département doit fournir sur les classes de l' an 11 et de l' an 12 dans la levée ordonnée par la loi du 6 floréal an 11 et de [sic] l' arrêté du Gouvernement du 29 fructidor même année' dd. 22 brumaire XII; RAG, Scheldedepartement, 4909/5.

[496]Circulaire van de 'préfet' aan een aantal 'maires', met verzending van het 'arrêté du préfet' dat hen benoemde tot 'délégué du préfet pour la conscription militaire' in een bepaalde conscriptieomschrijving, dd. 25 vendémiaire XII (oningevuld kladexemplaar); in: RAG, Scheldedepartement, 4825/8.

[497]In hoeverre deze naburigheid ook voor de overige omschrijvingen bestond, heb ik niet onderzocht. Men raadplege hiervoor de bundel 'Délégués' in RAG, Scheldedepartement, 4825/8, waarin de brieven bewaard zitten met de aanvaarding van die benoeming door de betrokkenen.

De benoeming van een 'délégué' bemoeilijkt het onderzoek naar de lokale werkzaamheden, doordat de relevante briefwisseling over de onderzochte omschrijving vaak afkomstig is van of gericht is aan de 'maire' van een gemeente die daar niet toe behoort. Het is dus van belang, de identiteit van deze 'délégué' te registreren, evenals de gemeente waarover hij het burgervaderschap uitoefende!

[498]cfr supra: algemene lijst, lijst van de aanwezigen wiens ouders ook in de gemeente gedomicilieerd zijn, lijst van de aanwezigen wiens ouders niet in de gemeente gedomicilieerd zijn, lijst van de in de gemeente gedomicilieerden, die op de dag van de 'désignation' afwezig zullen zijn.

[499] Circulaire van de 'préfet' aan de 'maires' dd. 10 brumaire XII; RAG, Scheldedepartement, 2096/38.

[500] Omdat het exemplaar van de circulaire oningevuld is, vermeldt het de samenstelling van die 'réunions' niet. De supra geciteerde staat in RAG, Scheldedepartement, 4909/5 vermeldt echter voor elke 'réunion' de ertoe behorende gemeenten.

[501] RAG, Scheldedepartement, 2096/3.

[502] Brief van de 'préfet' aan zijn 'délégué' dd. 28 frimaire XII.

[503] Cfr. supra: drie categorieën, die op hun vraag direct voor de reserve mochten deelnemen aan de 'désignation'.

[504] Die van Balegem, Gontrode, Gijzenzele, Lemberge, Melle, Moortzele en Scheldewindeke. De 'maires' en 'conscrits' van Bottelare, Merelbeke , Oosterzele en Landskouter (!) lieten het afweten. De signalementen van de 'conscrits réformés pour défaut de taille' uit die gemeenten vermelden dus geen lichaamslengte. Enkele van de signalementen uit de zeven eerstgenoemde gemeenten moeten lichaamslengten vermeld hebben, groter dan 1598. Jammer genoeg ontbreekt elk spoor van de lijsten n° 1-3, zodat niet duidelijk is, om hoeveel/welke individuen het gaat.

[505] 'État des conscrits des années 11 et 12, réformés pour défaut de taille, et qui ont celle requise pour faire partie des compagnies de voltigeurs; dressé en exécution de l' instruction du ministre de la guerre en date du 26 germinal an 12'; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/20.

[506] Brieven van de 'préfet' aan de 'maires' van Merelbeke en 'Moortzele' , dd. 28 frimaire XII; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/3.

[507] 'Conseil de recrutement, séance du 7 nivôse an 12'; in: RAG, Scheldedepartement, 4908.

[508] Het derde deel van de lijst van supplementaire conscrits bevat trouwens geen enkele uit het kanton afkomstige opgeroepene.

Cfr. 'Département de l' Escaut, Arrondissement de Gand, Contrôle des conscrits dudit département de l' armée active, des supplémentaires de la 1ereet de la 3° classe et du 1/4 de supplément des années 11 et 12' s.d.; RAG, Scheldedepartement, 2212/18.

Deze lijst geeft voor alle opgeroepenen het corps, de vertrekdatum en de aankomst- of desertiedatum (met in dat laatste geval ook de datum van het vonnis waarin ze als réfractaire tot de boete veroordeeld werden, en eventueel de datum waarop ze gearresteerd en naar Lille gebracht werden). Zij vormt aldus de rechtstreekse voorloper van de vanaf jaar XIII opduikende conscriptieregisters!

[509] Brief van de 'préfet' aan de 'maire' van Merelbeke, dd.18 nivôse XII; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/3.

[510] 'Conseil de recrutement, séance du 21 nivôse an 12' en 'Conseil de recrutement, séance du 28 nivôse an 12'; in: RAG, Scheldedepartement, 4908.

[511] 'Conseil de recrutement, séance du 3 ventôse an 12'; in: RAG, Scheldedepartement, 4909/11.

[512] 'Conscription an 11 et 12. Liste des conscrits de supplément formée d' après les dispositions du 3° n° de l' article 26 de l' arrêté du Gouvernement du 29 fructidor an 11' dd. 7 ventôse XII; RAG, Scheldedepartement, 2212/14.

[513] 'Conseil de recrutement, séance du 14 nivôse an 12'; in: RAG, Scheldedepartement, 4908.

[514] Niet te verwarren met conscrits van het supplementaire kwart, de vierde categorie van 'supplémentaires'!

[515] 'Liste n° 5, des conscrits de supplément formée d' après les dispositions de l' article 26 de l' arrêté du Gouvernement du 29 fructidor an 11' dd. 26 ventôse XII; RAG, Scheldedepartement, 4909/6.

[516] Wat enorm afweek van het "...uniquement destinés à porter l' armée au pied de guerre, si cela devenait nécessaire." uit artikel 2 van de wet! Napoleon lag duidelijk niet wakker van het primauteitsbeginsel!

[517] samenstelling van de tabel: met gegevens uit volgende stukken:

'Situation au 1° fructidor an XII de la levée des conscrits sur les classes de l' an 11 et de l' an 12' dd. 4 fructidor XII; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/71;

'Situation de la levée des conscrits des classes de l' an 11 et 12 au 1° nivôse an 13' dd. 7 nivôse XIII, een lijst 'dates des départs' (die per corps de gegevens over desertie,... groepeert) dd. 1 nivôse XIII en de staat 'Situation de la levée des conscrits des classes de l' an 11 et 12 au 1° floréal an 13' dd. 7 floréal XIII; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/34.

[518] De gegevens inzake het '7° régiment d' artillerie à pied' zijn enigszins vervormd, omdat dit het enige corps was, waarvoor de 'ministre de la guerre' beslist had, dat de recruten slechts tot aan het 'chef-lieu de division' (wat voor de 24° divisie Brussel was) moesten gebracht worden, en dat het corps hen daar zelf diende af te halen. Een twintigtal mannen van Gent naar Brussel begeleiden, was kinderspel in vergelijking met de begeleiding van 120 conscrits naar Metz of Perignen!

[519] FORREST (Alan), Déserteurs et insoumis sous la révolution et l' empire, Paris, librairie académique Perrin, 1988, p. 191-192.

[520] "Pour la période qui nous concerne [de republiek en het 'premier empire], les réfractaires au service militaire sont apparemment motivés par des raisons d' ordre matériel, car rien ne permet de supposer que la notion de pacifisme se soit infiltrée dans l' esprit du paysan français de l' Ancien Régime [en waarom zou de Vlaming anders gedacht hebben?]." in : FORREST (Alan), op.cit., p. 16.

[521] Een groot aantal, gezien de enorme onregelmatigheid in de getalsterkte van de detachementen!

[522] En bij uitbreiding ook in het volledige 'département'! Het lijkt me immers al te zeer opvallend, dat alle op 13 pluviôse vertrokken conscrits tot de 'classe' van jaar XI behoren, en alle op 18 pluviôse vertrokken conscrits tot die van jaar XII. Waarschijnlijk heeft men voor dit corps eerst 120 man van XI opgeroepen, en vijf dagen later evenveel van XII.

[523] De twee vervangers van conscrits van 'classe' XII vertrokken inderdaad samen met de conscrits van jaar XI, wat echter niet afdoet aan wat in de vorige noot gesteld werd. Misschien werden de 'remplaçants' eerst opgeroepen? Anders moeten we toch spreken van een enorm toeval.

[524] Circulaire van de 'ministre de l' intérieur' aan de 'préfets' dd. 18 pluviôse XII; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/26.

Deze circulaire droeg de 'préfets' op, om een enquête te houden naar het bevolkingsaandeel van hun 'département', verbonden aan de militaire dienst. De regering wenste immers in het vervolg de verdeling van het contingent onder de 'départements' niet langer te baseren op het bruto-bevolkingscijfer, maar eerder op dat cijfer, verminderd met het aandeel dat al in actieve dienst verkeerde. Naar aanleiding van die enquête werd ook gevraagd om opmerkingen te maken over problemen, die zich voordeden bij de uitvoering van de 'levée'. Faipoult antwoordde op 5 thermidor, toen de reserveconscrits grotendeels vertrokken waren. In diezelfde brief had hij het ook over de desertie (cfr noot 478).

[525] In de omschrijving Oosterzele waren twee conscrits van jaar XII aangeduid, één voor het contingent van het actief leger en één voor dat van de reserve, die bij hun oproep op 3 ventôse XII en op 3 brumaire XIII de 'réforme' zouden krijgen. Toevallig (?) waren zij allebei uit Melle afkomstig.

Van Gavere werd de conscrit van het supplémentaire kwart van de reserve van jaar XII bij zijn oproep vrijgesteld, op 15 frimaire XIII. Één voor het actief leger aangeduide conscrit had een reserveconscrit van jaar X vervangen bij één van de 'levées' op de reserve, en kon dus niet vertrekken. Slechts met veel moeite kon de 'maire' beletten dat hij tot 'réfractaire' verklaard werd. (RAG, Scheldedepartement, 2211/30).

[526] 'Ordre d' après lequel les conscrits du quart de supplément seront rangés dans la liste générale de supplément et appelés au service' dd. 21 ventôse XII; in : RAG, Scheldedepartement, 4825/8.

Het totale aantal omschrijvingen bedroeg 41.

[527] De conscrit van jaar XI stond als negende op de lijst, de twee van XII als zeven- en achtentwintigste.

[528] Dit doelt telkens op de omschrijvingen Oosterzele en Gavere samen!

[529] Twee van de Oosterzeelse conscrits, en één uit Gavere deserteerden. De tweede uit Gavere bereikte het corps. De derde conscrit van Oosterzele, een Balegemnaar, maakte gebruik van artikel 27,§ 8 van het 'arrêté' van 29 fructidor XI. Door te helpen bij de arrestatie van een dorpsgenoot, die uit het detachement van 18 pluviôse gedeserteerd was, kon hij zijn oproeping tenietdoen. Met deze bepaling werden de 'réfractaires' op de meest volmaakte manier uit de dorpsgemeenschap gebannen!

[530] Darquenne lijkt mij een krasse uitspraak te doen, wanneer hij stelt dat "...de toute façon les classes IX à XIII finiront par être levées en entier."! (DARQUENNE (Roger), La conscription dans le département de Jemmapes (1798-1813). Bilan démographique et médico-social, Mons, sécretariat du cercle archéologique, 1970, p. 91, en nogmaals op p. 103). Dit is opnieuw een goed voorbeeld van de terminologische verwarring. Hij bedoelt waarschijnlijk de 'désignés' voor de reserve, die inderdaad allemaal ingelijfd zijn, die van IX en X bij de 'levées' uit de reserve van IX en X, bij de 'levée' van 24 floréal XIII voor de 'compagnies départementales de réserve', en die van XI en XII bij de 'levée ordinaire sur les classes des années XI et XII'. De 'non-désignés' werden echter nooit opgeroepen, tot het (nooit uitgevoerde) 'sénatus-consulte' van 15 november 1813 (cfr. infra). Alleen de 'classe' van jaar XIII, de eerste die werkte met het systeem van het 'dépôt du sort', raakte in haar quasi-totaliteit uitgeput. Of alle 'réfractaires' uiteindelijk ingelijfd werden, is een andere zaak!

[531] Cfr infra, in het hoofdstuk over de conscriptie van jaar XIII.

[532] 13° de ligne: 286 op 598 of 48 %,

 26° de ligne: 118 op 200 of 59 %,

 44° de ligne: 97 op 200 of 48,5 %.

[533] 'Bureau n° 2, envoi du 8 messidor an 12, n° du bureau des dépêches 14852, le ministre de la guerre prévient que les jeunes gens de 18 ans et les conscrits non appelés au service, qui remplissent les qualités exigées par la loi peuvent être admis dans les voltigeurs & choisir un corps d' infanterie légère.'; bevat de wet van 22 ventôse en het 'arrêté' van 16 germinal; RAG. Scheldedepartement, 2096/20.

[534]'Contrôle nominatif des conscrits voltigeurs du département de l' Escaut, qui n' ont pas comparu au départ du 2 messidor an 12' dd. 4 messidor XII; RAG, Scheldedepartement, 2211/25.

[535]'État nominatif des conscrits des classes des années 11 et 12, désignés pour les compagnies de voltigeurs dans la séance du 2 thermidor an 12, composé[e] du conseil de préfecture, du général commandant le département, des capitaines de recrutement et de gendarmerie.'; in: RAG, Scheldedepartement, 2096/20.

[536]'Contrôle des conscrits des années 11 et 12 du département de l' Escaut, appelés pour partir le 28 thermidor an 12, comme voltigeurs destinés au 9° régiment d' infanterie légère, que le capitaine du recrutement dénonce à monsieur le préfet dudit département, pour être par lui déclarés réfractaires, pour ne s' être point trouvés audit départ, ni fait admettre de suppléant.'; in: RAG, Scheldedepartement, 3171/53.

[537]'Voltigeurs désertés en route du convoi parti de Gand le 28 thermidor an 12 pour le 9° régiment d' infanterie légère'; in: RAG, Scheldedepartement, 3171/53.

[538]Brief van de majoor van het '9° régiment d' infanterie légère' aan de recruteringskapitein van het 'département de l' Escaut', dd. 8 fructidor XII; in: RAG, Scheldedepartement, 4909/9.

[539]Het lijkt me echter niet aangewezen om zomaar te stellen : "En l' absence d' indications contraires, nous supposons ce contingent complètement fourni.", zoals Darquenne deed. DARQUENNE (Roger), La conscription dans le département de Jemmapes (1798-1813). Bilan démographique et médico-social, Mons, sécretariat du cercle archéologique, 1970, p. 95.

[540]De wet maakte zelf geen gewag van de 'réunion', maar poneerde juist dat de conscrits in geen enkel geval mochten geroepen of aangeduid worden om deel uit te maken van het contingent, buiten de gemeente van hun domicilie!

[541]De wet had evenmin melding gemaakt van het 'quart de supplément'!!! De regering heeft hier dus duidelijk tegen de wet in gehandeld!

[542]Circulaire van de 'ministre de la guerre' aan de recruteringskapitein, dd. 20 vendémiaire XII, met instructies aangaande de uitvoering van het 'arrêté' van 29 fructidor XI. Art. XXXVI.

[543]'Arrêté concernant les dépôts de conscrits déclarés réfractaires, la composition et la compétence des conseils de guerre spéciaux, la procédure devant ces conseils, et les peines contre la désertion' dd. 19 vendémiaire XII (3°, bull. 320, n° 3243; Moniteur du 6 frimaire XII); in: Pas., 1° série, Lois françaises, XII, pp. 249-257.

[544]Cfr. infra.

[545]'Décret relatif aux Français qui ont été, depuis et compris l' an 10, ou seront à l' avenir soumis à la conscription militaire' dd. 17 thermidor XII (4, bull. 12, n° 157; moniteur du 1° jour complémentaire XII); Pas., 1° série, Lois françaises, XIII, p. 54.

[546]Vergelijk met de wet van 19 fructidor VI, artikel 54 :

"À compter du 1ernivôse an 7, nul Français ayant été ou étant sujet à la conscription, ne sera admis à l' exercice des droits de citoyen dans aucune assemblée politique, ni à aucune fonction publique, ni à aucun service salarié des deniers de la république, s' il ne rapporte, 1° un extrait authentique de sa conscription; 2° un certificat des administrations municipale et centrale du département de son domicile, constatant qu' il n' a pas été appelé pour être mis en activité de service aux armées de terre conformément à la présente loi, ou un certificat du conseil administratif de son corps qui prouve qu' il est en activité de service, ou un congé absolu en bonne forme, ou une dispense légale de service."

Blijkbaar herhaalde het nieuwe decreet gewoon het principe van de organieke wet op de conscriptie, dat tot dan toe dode letter was gebleven!

[547]Circulaire van de 'préfet' aan de 'maires' dd. 1 frimaire XII, met verzending van het 'arrêté' van 19 vendémiaire XII; RAG, Scheldedepartement, 2096/44.

[548]Soms zijn namen van die lijst geschrapt, wanneer de recruteringskapitein te laat melding kreeg van de arrestatie, maar deze de 'préfet' nog tijdig kon inlichten, zodat de betrokkene niet tot 'réfractaire' verklaard werd. Pas wanneer de 'préfet' zijn 'arrêté' naar de rechtbank verzonden had, en deze uitspraak gedaan had, was deze beslissing onherroepelijk.

[549]Dit is nodig, om de betrokkenen te identificeren. De 'dénonciation' bevat vaak weinig persoonlijke gegevens, en in het slechtste geval geeft ze alleen de namen, zonder domicilie. Het 'arrêté' vermeldt op zijn beurt vaak niet het détachement, het corps, en nooit de data van de desertie. Het vonnis is vooral vanaf de volgende 'levée' belangrijk, omdat dan de boetes variëren van 500 over 1000 tot 1500 Francs. In jaar XII bedroeg de boete altijd 1500 Francs.

[550]'16° légion de gendarmerie nationale, 31° escadron, compagnie de l' Escaut, état nominatif des déserteurs arrêtés par les brigades de cette compagnie depuis le ... au ...'; in: RAG, Scheldedepartement, 4897 en 4816/4; 'Gendarmerie impériale, état des conscrits réfractaires du département de l' Escaut arrêtés pendant la ... quinzaine du mois de ... an ...'; in: RAG, Scheldedepartement, 3844/2 (voor jaar XIII).

[551]'Dépôt des conscrits réfractaires, état nominatif des conscrits du département de l' Escaut reçus au dit dépôt depuis le 10 nivôse an 12, époque de sa formation, jusqu' au quatre fructidor an 13 inclusivement', dd. 5 fructidor XIII; 'Dépôt des conscrits réfractaires, état nominatif des conscrits du département de l' Escaut reçus au dit dépôt depuis le 1erthermidor an 12 jusqu' au 10 nivôse an 14 inclusivement' dd. 1/1/1806'; in: RAG, Scheldedepartement, 3844/7.

[552]Eens in het 'dépôt' werden zij beschouwd als militairen, en vielen dus onder het militaire recht. over de desertie, cfr. infra.

[553]Dit verschil is van kapitaal belang, en neemt heel wat verwarring weg. Het wordt in al te veel publicaties echter over het hoofd gezien, wat aanleiding geeft tot enorme fouten in de conclusievorming.

[554]Dit is aldus een goed voorbeeld van het gevaar voor terminologische verwarring. Wanneer een conscrit onderweg naar zijn corps deserteert, maakt hij zich niet schuldig aan 'désertion', maar wel aan 'réfraction'! De verwarring wordt echter nog groter met de inrichting van de 'dépôts de conscrits réfractaires'. In die 'dépôts' ondergebrachte 'réfractaires' worden niet langer beschouwd conscrits, maar als militairen, en vallen dus onder het militaire recht. Wanneer een 'réfractaire' uit het 'dépôt' deserteert, of onderweg naar een corps, waarheen hij op bevel van de 'ministre de la guerre' begeleid wordt, dan maakt hij zich dus wel schuldig aan 'désertion'.

[555]'Le conseil de guerre spécial sera composé de sept membres, savoir: Un officier supérieur, quatre capitaines, deux lieutenants. Un officier d' état-major, ou de gendarmerie, ou de la garnison, ayant au moins le grade de lieutenant, fera les fonctions de rapporteur et de commissaire du Gouvernement; et un sous-officier à son choix, celles de greffier.' (art. 17)

[556]Cfr. de casus van Schelderode bij de 'levée ordinaire sur les classes des années IX et X'.

[557]FORREST (Alan), Déserteurs et insoumis sous la révolution et l' empire, Paris, Librairie académique Perrin, 1988, p. 193.

[558]Eigenlijk ging het toen niet echt om amnestie, maar het resultaat was toch een normalisering van de toestand voor de meeste conscrits van de 5 'classes' van jaar VII.

[559]'Arrêté relatif à l' amnistie accordée aux conscrits en état de désertion' dd. 1 frimaire XII (3, bull. 326, n° 3346; moniteur du 6 frimaire XII); Pas., 1° série, Lois françaises, XII, p. 283.

[560]Hier nog gebruikt in de ruime zin van vóór het 'arrêté' van 19 vendémiaire XII, en dus ook betrekking hebbend op de 'réfractaires'.

[561]Dit verklaart waarom de conscrits van het actief leger, vertrokken in pluviôse XI, pas in floréal XII werden gevonnist!

[562]Waarmee waarschijnlijk niet de 'réquisitionnaires' bedoeld werden, maar de conscrits van de tweede tot vijfde 'classe' van jaar VII. Aldus zien we dat het taalgebruik inzake de conscriptie evolueerde : die conscrits werden blijkbaar niet langer gezien als conscrits van jaar VII!

[563]'Tableau des déserteurs et conscrits du département de l' Escaut, qui ont déclaré devant le préfet, les sous-préfets et les officiers de recrutement, vouloir jouir de l' amnistie accordée par arrêté du gouvernement du 1erfrimaire an 12 & rejoindre un corps'; RAG, Scheldedepartement, 3118/28.

De twee uit het kanton waren een ingelijfde conscrit van IX, gedeserteerd uit het 13° de ligne, en één van X, gedeserteerd uit het detachement, vertrokken op 10 thermidor XI naar het '48° de ligne'. Hij staat op deze staat echter als 'déserté du 48° de ligne' geregistreerd, wat opnieuw bewijst, dat één bron nooit volstaat om een bewering op te staven!!! De betrokkene zou trouwens opnieuw zijn corps niet vervoegen, en op 20 ventôse XII werd hij te Lille ontvangen!