Hoe een tanende wereldmacht moeizaam EU-lidstaat werd/wordt. Een analyse van de commentaren in drie voorname Britse kranten op de Europese integratie tussen 1950 en 1997. (Philip Maelfait)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

1. PROBLEEMSTELLING

1.1. DOELSTELLING

Het doel van het onderzoek is een beeld te schetsen van de visie van de Britse pers op het proces van Europese integratie tussen 1950 en 1997.

Daarnaast werden ook nog twee Belgische kranten bekeken om een soort van tegengewicht te vormen en om de onderzoeksresultaten enigszins te kunnen kaderen en relativeren.

Het onderzoek kadert in een geheel waarin ook de pers van andere Europese landen werd bekeken.

Uiteraard was het nodig om het onderzoeksterrein enigszins in te perken. Er werden slechts drie Britse kranten bekeken en naast een beperkte selectie van kranten werd het onderzoek ook op een ander niveau noodgedwongen ingeperkt. Er werd namelijk een aantal treffende gebeurtenissen, mijlpalen op de weg naar Europese eenmaking, uitgekozen, aan de hand waarvan dan een vergelijking wordt gemaakt tussen de verschillende reacties van de diverse kranten. Het bepalen of een gebeurtenis nu echt een spectaculaire verandering inluidt, is nogal vrij arbitrair en daarom benadrukken we ook dat de keuze van de gebeurtenissen waarrond deze thesis werd opgebouwd niet de enige mogelijke is en dat er zeker andere mogelijkheden zijn, beperkter of uitgebreider.

De door ons geselecteerde mijlpalen kunnen worden opgedeeld in twee categorieën.

Er zijn de gebeurtenissen die betrekking hebben op alle landen van de unie en de momenten die slechts belangrijk zijn voor één enkel of toch zeker een beperkt aantal landen.

In de categorie van gebeurtenissen die van belang zijn voor alle landen gaat het vrijwel steeds over het sluiten van verdragen en akkoorden op een algemene Europese top. Diegene die in het onderzoek werden weerhouden zijn “De Top van Rome” (maart 1957), “De Top van Luxemburg” (december 1985) en de ondertekening van de daaruit volgende “Europese Akte” (februari 1986), “De Top van Maastricht” (december 1991) en de ondertekening van “Het Verdrag van Maastricht” (februari 1992) en “De Top van Amsterdam” (juni 1997) en de ondertekening van “Het Verdrag van Amsterdam” (oktober 1997).  Ook meer symbolische gebeurtenissen kunnen tot deze categorie gerekend worden. Het gaat hier meer specifiek over de bekendmaking van het Schuman-plan in mei 1950 en de beslissing om het Europees Parlement rechtstreeks te verkiezen in september 1976.

In de tweede categorie werd uiteraard op zoek gegaan naar gebeurtenissen die specifiek voor Groot-Brittannië van belang zijn. Het gaat hier om de uiteindelijke toetreding in januari 1973 na twee keer op een Frans veto te zijn gestoten in 1961 en 1967. De speech van de toenmalige Britse Eerste Minister, Margaret Thatcher in Brugge in september 1988 wordt ook van naderbij bekeken omwille van het bijzondere symbolische belang van deze toespraak.

Deze mijlpalen zullen in een afzonderlijk hoofdstuk elk in detail worden besproken. Het kan echter niet de bedoeling zijn om de volledige geschiedenis van de Europese integratie uitgebreid te verhalen. Hiervoor verwijzen we naar de werken die in de bibliografie voorkomen en waar in de tekst vaak werd naar verwezen.

Er werd bij de studie van de kranten rond een gebeurtenis telkens edities bekeken in de aanloop naar de gebeurtenis en ook in de periode erna. Het tijdsbestek werd echter steeds uit noodzaak beperkt gehouden tot één of maximaal twee maanden.

1.2.BRONNENKRITIEK

 De Britse pers is een van de belangrijkste en meest ontwikkelde ter wereld. Heel lang bereikte ze het grootste lezerspubliek ter wereld[1].

Ze is handen van private ondernemers en officieel onafhankelijk van politieke partijen. De meeste zijn echter wel duidelijk te rangschikken binnen de ene of de andere politieke vleugel. Doorheen de tijd, en steeds sneller hebben de individuele kranten aan zelfstandigheid moeten inboeten omdat ze werden opgenomen in grote kranten- en mediaconcerns.

Aangezien het uiteraard onmogelijk is om een volledig beeld te krijgen van de volledige Britse pers, werd besloten om een drietal kranten uit te kiezen. De uiteindelijk keuze viel op The Guardian, The Times en de Daily Mail.

Er wordt in Groot-Brittannië reeds lang een onderscheid gemaakt tussen de zogenaamde kwaliteitskranten aan de ene kant en de populaire kranten aan de andere kant. Van de hier behandelde kranten, behoren The Times en The Guardian tot de kwaliteitsvleugel en de Daily Mail tot de vleugel van populaire kranten[2]. De kranten van de eerste soort mikken op een publiek van hoger opgeleiden, ze besteden veel aandacht aan onderwerpen zoals politiek, economie of cultuur. De koppen van de artikels zijn niet zo groot, deftig en niet echt opwindend. De meer populaire kranten hebben een veel breder doelpubliek, een veel grotere oplage en hun onderwerpen zijn ook aangepast aan de ‘lagere drempel’ die er voor de lezers is. De Daily Mail is een van de meer sobere kranten van zijn soort.

Nu volgt een kort stukje over elk van deze kranten. Hierin wordt de keuze voor deze kranten enigszins verantwoord en een summier overzicht gegeven van hun ontstaan en ontwikkeling. Voor het overzicht van hun geschiedenis hebben we ons vooral gebaseerd op de cursus van Prof. Dr. Els de Bens[3], tenzij anders werd aangegeven.

 

1.2.1 The Times

 

 De keuze voor deze krant lijkt evident. Het is meer dan waarschijnlijk de bekendste Britse krant. Deze krant wordt gezien als de krant voor de hogere kringen binnen de Britse samenleving. Het doelpubliek bestaat uit mensen die een hogere educatie hebben genoten. De nadruk in de artikels ligt op de politiek en economisch nieuws. Men gaat er van uit dat de lezer reeds goed geïnformeerd is en dat hij eerder duiding en interpretatie van feiten wenst dan een droge opsomming van de feiten[4]. De stijl is zakelijk en er wordt steeds een zekere afstand ten opzichte van de nieuwsfeiten bewaard. 

The Times werd opgericht in 1785 door ene John Walter[5]. Het was aanvankelijk een echte Tory-krant maar vanaf het begin van de negentiende eeuw zal ze een onafhankelijk koers voorstaan.

Na een periode van financiële moeilijkheden wordt ze in 1907 overgenomen door Lord Northcliffe, die dan reeds de controle heeft over, onder andere, de Daily Mail. Als Lord Northcliffe in 1922 sterft wordt hij opgevolgd door zijn broer, Lord Rothermere[6]. The Times wordt echter opnieuw verkocht, aan de erfgenamen van de oorspronkelijke stichter, John Walters. Deze zetten een controle-organisme op dat in de toekomst zou waken over de onafhankelijkheid van de krant. In deze periode wordt de krant echt elitair, men weigert elke toegeving aan de smaak van het publiek[7]. Dit zal al snel leiden tot een dalend lezersaantal.

In de jaren zestig komt er een drastische ommezwaai in de lay-out maar die heeft geen succes en in 1966 is men, door de slechte financiële toestand, verplicht de krant te verkopen. Ze zal uiteindelijk overgenomen worden door de Canadese persmagnaat, Roy Thomson. Echt succesvol is The Times na deze overname zeker niet. De krant blijft verlies lijden. Bovendien worden de jaren zeventig gekenmerkt door voortdurende conflicten tussen het personeel en Roy Thomson, vooral omwille van moderniseringsplannen van deze laatste. Door een staking zal de krant op een bepaald moment zelfs een elftal maanden niet verschijnen.

In 1981 zal Thomson The Times dan doorverkopen aan een andere persmagnaat, Rupert Murdoch. De overname brengt ontslagen met zich mee en zorgt voor een algemene verrechtsing van het personeel.

In principe is een kwaliteitskrant politiek onafhankelijk maar onder invloed van Murdoch zal The Times steeds meer een conservatieve ondertoon handhaven in haar artikels en commentaren.

 

1.2.2 The Guardian

 

 Dit is een van de andere kwaliteitskranten. Ze werd vooral weerhouden om een soort van tegengewicht te vormen met The Times. The Guardian wordt op politiek vlak linkser gesitueerd dan The Times.

Ze werd gesticht in 1855 als The Manchester Guardian. Haar huidige naam zal ze krijgen in 1959 als ze is uitgegroeid tot een echt nationaal kwaliteitsblad. The Guardian wordt vooral door intellectuelen beschouwd als de beste kwaliteitskrant. Ze is traditioneel een liberale krant en pleit, op een reformistische wijze voor meer persoonlijke vrijheid[8]. Vooral haar commentaar op de internationale politiek wordt wereldwijd, door velen gezien als de beste in haar soort.

 

1.2.3 Daily Mail

 

 Deze krant werd gekozen omdat ze de eerste populaire krant was die werd opgericht in Groot-Brittannië. Ze is niet zo radicaal-populistisch als haar concurrenten en besteedt ook aandacht aan politieke ontwikkelingen, in binnen- en buitenland. Ze wordt gezien als een ‘middlemarket’-pulpblad, in tegenstelling met de ‘downmarket’-tabloids als The Sun of The Daily Mirror.

De Daily Mail wordt gesticht in 1896 door de broers Lord Rothermere en Lord Northcliffe (cfr. supra). Ze is dan de eerste, echt populaire krant en heeft na vier jaar reeds een oplage van ongeveer 1 miljoen. Na de dood van Lord Northcliffe in 1922 komt ze volledig in handen van Lord Rothermere en dit tot zijn dood in 1940. Zijn groep, Associated Newspapers, die dan al een zestal kranten telt, wordt in twee gesplitst. Lord Rothermere Jr. krijgt het deel waartoe ook de Daily Mail behoort. Tot op vandaag behoort de Daily Mail tot de Associated Newspapers-groep.

 

1.3  METHODOLOGIE

 

1.3.1 Kwantitatieve analyse

 

Deze analysemethode werd bij dit onderzoek niet toegepast maar we willen het bestaan ervan toch even vermelden. Ze houdt in dat men de artikels uit de verschillende kranten rangschikt in een aantal categorieën en deze verdeling grafisch weergeeft. Een kwantitatieve analyse kan uiteraard wel interessant zijn maar het werd onhaalbaar geacht om die uit te werken in het bestek van een licentiaatsverhandeling. We wilden vooral kijken ‘hoe’ de kranten staan ten overstaan van de integratie en beperkten ons dan ook tot een kwalitatieve analyse. Daarenboven handelen de geselecteerde artikels vrijwel steeds over politieke of economische feiten waardoor het heel moeilijk is ze in categorieën op te delen.

 

1.3.2 Kwalitatieve analyse

 

Dit hoofdstuk is grotendeels op de thesis van Nele Dezillie waar de verschillende mogelijkheden voor een tekstanalyse reeds grondig werden onderzocht en beschreven[9]. Dat is meteen ook de voornaamste reden waarom we dit stuk ook beperkt gehouden hebben.

Het spreekt voor zich dat een studie over de pers zich concentreert op een inhoudsanalyse waarbij nagegaan wordt hoe de verschillende kranten de feiten voorstellen, in welke context de gegevens geplaatst worden. Maken de auteurs gebruik van een uitgebreide argumentatie? Worden de bronnen vermeld? Wordt bepaalde informatie bewust of onbewust niet vermeld? Welke aspecten krijgen de meeste aandacht? Wordt de mening van de krant open of meer verholen weergegeven? Wat is die mening? De nadruk ligt dus vooral op de kwalitatieve aspecten van de berichtgeving. Het gaat immers om een zoektocht naar het ‘beeld’ dat de kranten expliciet of impliciet schetsen van de gebeurtenissen. We volgen hier de redenering die Van Dijk in zijn studie over de berichtgeving over allochtonen voorstaat[10].

Binnen de kwalitatieve analyse worden twee benaderingen onderscheiden, de ‘discourse analysis’ en de ‘linguïstische pragmatiek’. Beiden werden geïntegreerd in dit onderzoek.

1.3.2.1 Linguïstische pragmatiek

Dezillie haalt in haar thesis Blommaert en Verschueren aan die vertrekken vanuit de vraag hoe een wetenschappelijk werk kan bestudeerd worden[11]. Ze citeert verder een artikel van Kress in een boek onder redactie van Van Dijk, wanneer ze zegt dat een belangrijke, zoniet de belangrijkste uitdrukkingsvorm van ideologie de taal is[12]. Immers, zeggen Blommaert en Verschueren volgens Dezillie, taalgedrag veruiterlijkt globale denkvormen, ideeën en mentaliteiten. Taalgebruiksvormen zouden dan historische objecten met een sterk veranderlijke structuur zijn, waarvan de ingebedheid in bredere socioculturele en economische patronen de essentie van hun wezen uitmaakt. Blommaert en Verschueren baseren zich methodologisch op de linguïstische pragmatiek. De pragmatiek concentreert zich op de analyse van concrete vormen van taalgebruik en de wijze waarop deze samenhangen met buitentalige factoren, zowel op een micro- als op een macroniveau en synchronisch als diachronisch. De pragmatiek vertrekt vanuit de optiek dat conceptualiseringsgewoontes weerspiegeld worden in taalgedrag, communicatie en retoriek. Het is immers onmogelijk een ideologie te reconstrueren op basis van expliciete communicatie, citeert Dezillie Blommaert en Verschueren. De linguïstische pragmatiek concentreert zich bijgevolg op het impliciete karakter van het taalgedrag. Volgens Dezillie heeft dergelijke aanpak een interdisciplinaire dimensie. Ze ziet namelijk raakpunten met andere menswetenschappen zoals antropologie, sociologie en psychologie. De benaderingswijze van Blommaert en Verschueren bevat voornamelijk uit de etnografie en de tekstwetenschap. De aandacht voor de gedetailleerde analyse van concrete communicatieve gebeurtenissen enerzijds en de symbolische en structurele verbanden tussen de communicatievormen en de bredere socioculturele context anderzijds is afkomstig uit de etnografie. De tekstwetenschap leert het belang van bredere tekstuele en intertekstuele samenhangen[13].

Hoe wordt die linguïstische pragmatiek nu concreet onderzocht? Dezillie stelt dat Blommaert en Verschueren drie aspecten onderscheiden.

Ten eerste is er de ‘impliciete informatie’. Dit behelst de implicaties en presupposities die duiden op een vooronderstelde algemene kennis die deel uitmaakt van de boodschap. Impliciete informatie uit zich via linguïstische structuren. Een implicatie is een propositie die niet expliciet verwoord wordt, maar die direct af te leiden is uit andere woorden of zinnen, of uit de algemene context. Dezillie haalt hierbij een opmerking aan van Van Dijk die zegt dat implicaties vaak het perspectief van de journalist of krant verraden.

Een tweede element waarmee deze linguïstiek geanalyseerd wordt, zijn de ‘globale betekenisgehelen’. Dezillie zegt dat volgens Blommaert en Verschueren, de wijze waarop informatie, zowel expliciete als impliciete, in een samenhangend geheel worden gegoten minstens zo belangrijk is als de individuele uitspraken of de som daarvan. Coherentie en recursiviteit scheppen betekenisnetwerken, waarin de sociale patronen van zingeving besloten liggen.

Tenslotte worden ook ‘verwoordingsstrategieën’ aangeduid als analysemiddel. Hiermee, zegt Dezillie, bedoelen de auteurs de grammaticale en lexicale keuzes die gemaakt worden door taalgebruikers[14].

1.3.2.2 Discourse analysis

Dezillie zegt dat er al heel wat verschenen is door verschillende linguïsten over ‘discourse analysis’. Ze beperkt tot een korte uiteenzetting over de opvattingen van de Nederlandse linguïst Van Dijk en van de sociolinguïst Fairclough.

Van Dijk zegt dat ‘discourse analysis’ een interdisciplinair karakter heeft en een subdiscipline is van de linguïstiek. Deze analysemethode is sterk beïnvloed door het Franse structuralisme. Vanaf 1970 werden de eerste monografieën gepubliceerd over een systematische discoursanalyse als onafhankelijk onderzoeksgebied. Het interdisciplinaire karakter blijkt uit het feit dat de ‘discourse analysis’ toegepast wordt in wetenschappen als sociologie, etnografie, politicologie, medische antropologie, sociale en cognitieve psychologie en op terreinen als interculturele communicatie en artificiële intelligentie[15].

In het werk van Dezillie werd ook een definitie van Van Dijk, van ‘discourse analysis’ opgenomen. Van Dijk stelt dat ‘een tekstanalyse in tegenstelling tot een traditionele inhoudsanalyse gefundeerd is in een teksttheorie, dat ze systematisch en expliciet is met betrekking tot tekstuele eigenschappen, niet alleen op gericht op waarneembare teksteigenschappen en systematisch verbonden, op grond van cognitieve en sociale theorieën, met de communicatieve context[16]. Dezillie vult aan door te zeggen dat Van Dijk vertrekt vanuit een cognitief-psychologische invalshoek. In de cognitieve psychologie  van teksten gaat het om de mentale processen en structuren die aan de grondslag liggen van het lezen en verwerken van tekstuele informatie. Deze theorie besteedt vooral aandacht aan twee hoofdaspecten van het begrijpen van teksten. Ten eerste het waarnemen, analyseren en interpreteren van tekstuele informatie en ten tweede de kennis die noodzakelijk is om deze processen mogelijk te maken. Het begrijpen van een tekst is vooral een strategisch proces, betoogt Van Dijk. Het interpretatieproces is slechts mogelijk als de lezer over voldoende kennis beschikt. De auteur/journalist veronderstelt die kennis bij de lezer, en precies daarom zal de tekst/het artikel op veel punten impliciet zijn. Deze vooronderstelde kennis wordt juist via een ideologische analyse expliciet gemaakt. Deze benaderingswijze sluit aan bij de pragmatische linguïstiek van Blommaert en Verschueren[17].

Dezillie haalt ook Fairclough aan. Ze zegt dat hij discours als een gebruik van taal beschouwt die gezien moet worden als een vorm van sociale praktijk, en ‘discourse analysis’ als een analyse van hoe teksten ingebed zijn in een socioculturele praktijk. Hij is van mening dat taal in de media moet gehanteerd worden als ‘discourse’. Met ‘discourse analysis’ bedoelt Fairclough de manier waarop teksten geproduceerd worden door journalisten en de manier waarop de teksten gepercipieerd worden door de lezers[18].

Volgens Dezillie verschilt de benadering van Fairclough van die van Van Dijk. De analyse van Van Dijk legt een sociaal-psychologische nadruk op het proces van sociale cognitie. Fairclough concentreert zich daarentegen op de sociale en politieke functionaliteit van het discours. Ze besluit dat de ‘critical discourse analysis’ van Fairclough gebouwd is rond het inzicht dat sociale relaties en machtsverhoudingen op een ideologisch niveau gereproduceerd worden doorheen een discours[19].

Aangaande de praktische toepassing van de ‘discourse analysis’ baseren we ons uiteraard ook op de thesis van Nele Dezillie. Ze zet de verschillende componenten van deze methode op een rij. Hierbij baseert ze zich op verschillende werken van Van Dijk[20].

Ten eerste is het volgens Van Dijk belangrijk om de ‘topics’ van de berichtgeving te analyseren: de macro-structuur. Die ‘topics’ zijn de expressie van de belangrijkste informatie uit het cognitieve model van de journalisten, namelijk hoe ze nieuws zien en definiëren.

In de tweede plaats bekijkt Van Dijk de lokale semantiek of microstructuur van naderbij. De lokale semantiek kan men opsplitsen in twee niveaus. Een eerste niveau vormt gevormd door de betekenis van woorden en zinnen en de relatie tussen de zinnen (proposities). Op het tweede niveau situeren zich de stilistische en retorische formuleringen en betekenissen. De lokale semantische analyse concentreert zich op de strategische betekenissen en functies van, en relaties tussen proposities in een discours.

Verder is er ook aandacht voor implicaties. Dit zijn proposities die niet expliciet verwoord worden, maar die direct af te leiden zijn uit andere woorden of zinnen, of uit de algemene context. Dezillie merkt op dat Van Dijk terecht stelt dat het soms interessanter is na te gaan wat niet vermeld wordt in een tekst, dan wat wel expliciet vermeld is.

Van Dijk bekijkt ook nog stijl en retoriek. Stilistische keuzes drukken vaak een impliciete mening of houding van de journalist uit.

Tenslotte haalt Dezillie aan dat Van Dijk ook de relevatiestructuur van de berichtgeving bekijkt. Lokale en globale betekenissen van een krantenbericht kan men op verschillende manieren prominent of relevanter maken. Daarbij speelt de kop van een artikel een fundamentele rol. Hij vormt vaak de uitdrukking van de macrostructuur, het geheel van belangrijke thema’s. Niet alleen trekt de kop meer de aandacht, ook in de inhoud wordt precies die informatie weergegeven die volgens de krant/de journalist de belangrijkste is, of die het publiek van de krant het meest zal aanspreken. Omdat de kop in de thematische hiërarchie tegelijk het belangrijkste thema is, stuurt de informatie in de kop het lezen en het begrijpen van de rest van het artikel. Met andere woorden, de kop geeft de definitie van de situatie die in het artikel wordt beschreven. Aangezien de beschrijving van de situatie in het bericht niet objectief is, is ook de kop dat niet. Integendeel, door de kop kan de krant/de journalist laten merken wat ze/hij als belangrijk beschouwt. Het komt daarom vaak voor dat een eerder ondergeschikt thema door vermelding in de kop tot het centrale thema wordt gebombardeerd.

1.3.2.3 Vragenlijst

Op basis van de verschillende analysemethodes werd een vragenlijst of werkfiche opgesteld aan de hand waarvan de artikels werden behandeld. De lijst is echter louter te bekijken als een werkinstrument en richtsnoer en niet als een vaste leidraad. Er werd niet in elk artikel een antwoord op alle vragen gevonden en soms werden zaken vermeld die niet in de vragenlijst zijn opgenomen. Deze vragenlijst werd opgenomen in bijlage[21]. De structuur van de lijst is ook gebaseerd op die uit de thesis van Nele Dezillie.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 


[1] G.T. KURIAN, World Press Encyclopedia, London, Mansell Publishing Ltd., 1982, p.942.

[2] J.C. MERRILL, A handbook of the foreign press, Baton Rouge (Louisiana, US), Louisiana State University Press, 1955, p.72-73.

[3] Het gaat om de cursus voor het vak ‘Gedrukte media’, gedoceerd aan de eerste licentie communicatiewetenschappen (Universiteit Gent).

[4] J.C. MERRILL, op.cit., p.79.

[5] De oorspronkelijke naam was “Daily Universal Register”, de naam “The Times” dateert van 1788.

[6] Hun oorspronkelijk namen waren Alfred en Harold Hamsworth. Ze kregen hun nieuwe namen Lord Northcliffe (Alfred) en Lord Rothermere (Harold) toen ze geadeld werden.

[7] Er worden bijvoorbeeld nooit titels of foto’s op de voorpagina opgenomen.

[8] J.C. MERRILL, op.cit., p.80.

[9] N. DEZILLIE, Het migrantendiscours doorgelicht. Een analyse van de Vlaamse dag- en weekbladpers (1986-1995), Gent, Diss. Lic., 1997.

[10] T.A. VAN DIJK, Minderheden in de media. Een analyse van de berichtgeving over etnische minderheden in de dagbladpers, Amsterdam, SUA, 1983, p.10.

[11] J. BLOMMAERT en J. VERSCHUEREN, Het Belgisch migrantendebat. De pragmatiek van de abnormalisering, Antwerpen, International Pragmatics Association, 1999.

[12] G. KRESS, Ideological structures in discourses, in: T.A. VAN DIJK (ed.), Handbook of Discourse Analysis. (vol.4) Discourse analysis in society, London, Academic Press, 1985, p.29-30.

[13] N. DEZILLIE, op.cit., p.47-48.

[14] N. DEZILLIE, op.cit., p.48.

[15] T.A. VAN DIJK, Introduction: Discourse Analysis as a new cross-discipline, In: T.A. VAN DIJK, Handbook of Discourse Analysis (vol.1). Disciplines of Discourse, London, Academic Press, 1985, p.1-9.

[16] N. DEZILLIE, op.cit., p.49.

[17] N. DEZILLIE, loc.cit.

[18] ibid., p.50.

[19] ibid., p.50.

[20] N. DEZILLIE, op.cit., p.51-53.

[21] Zie bijlage 2.