De ijver van de duivel. De Isis- en Mithrascultus door de ogen van christelijke en heidense auteurs. (Saskia Roselaar) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1. De opkomst van de henotheïstische culten
In de loop der tijd ontstond er een steeds grotere belangstelling voor ‘nieuwe’ culten, zowel voor henotheïstische, zoals de Isis- en Mithrascultus, als voor het Christendom. Deze ontwikkeling was al begonnen in het midden van de tweede eeuw na Christus en zette zich in de derde eeuw steeds verder voort.[195] Ook de keizers toonden reeds in de tweede eeuw belangstelling voor dergelijke culten. In de derde eeuw raakte ook de adel geïnteresseerd en ging zij als priesters optreden. Pas vanaf de vierde eeuw namen er ook Senatoren deel aan de henotheïstische culten, hoewel het, zoals gezegd, niet zeker is of zij dit uit werkelijke interesse deden.
Het is niet precies duidelijk waar de belangstelling voor deze nieuwe religies vandaan kwam. Vaak is die geweten aan de slechte economische en politieke situatie,[196] maar in de tweede eeuw was deze nog niet zo slecht. In de derde eeuw, waarin veel mensen wel ongerust waren over de situatie in het rijk, hadden veel heidenen juist het idee dat de traditionele goden vertoornd waren en tevreden gesteld moesten worden. Ook toen keerden mensen zich daarom juist niet af van het traditionele heidense geloof.[197] Integendeel, over het algemeen zijn voor de ‘nieuwe’ culten tezamen niet meer dan 10 procent van de inscripties opgericht. Verder is 10-25 procent voor lokale goden, en de rest voor Romeinse goden, hoewel hierbij ook lokale goden kunnen worden inbegrepen die onder een Romeinse naam vereerd werden.[198] Het antwoord op de zogenaamde ‘crisis van de derde eeuw’ was een toename van de religieuze interesse in het algemeen; mensen dachten dat door intenser te bidden tot de goden de crisis zou kunnen worden opgelost. Maar men keerde zich hierbij ook en juist naar de traditionele goden, en niet alleen naar de nieuwe oosterse culten en het Christendom.
De interesse kwam kennelijk meer voort uit een bepaalde religieuze behoefte bij veel mensen, maar wat die behoefte precies was en waardoor die ontstond is niet bekend.[199] Er was vanaf de tweede eeuw een algemeen gevoel naar een meer persoonlijke religie en een antwoord op metafysische vragen, dat door de mysteriegodsdiensten en het Christendom gegeven werd.[200] Vaak denkt men dat de traditionele culten geen persoonlijke binding met de goden gaven, en dat mensen zich daarom naar de henotheïstische culten of het Christendom keerden.[201] De meeste auteurs menen echter dat ook in de traditionele culten wel religieuze gevoelens een plaats konden vinden;[202] inderdaad hebben we al gezien dat cultuur, politiek en religie met elkaar verbonden waren en voor veel mensen een onmisbaar deel uitmaakten van hun leven. Het was niet alleen zo dat mensen zochten naar spiritualiteit, maar dat de aanwezigheid van de nieuwe culten de vraag naar spiritualiteit verder vergrootte: ‘the new cults were themselves instrumental in creating the very needs which they satisfied.’ [203] In de traditionele religies kon men wel een persoonlijke band met een god hebben, maar de mysterieculten claimden een grotere invloed te hebben op het leven van de mensen dan de traditionele goden, en dat was waarschijnlijk wel zo.[204]
Alle ‘nieuwe’ godsdiensten gaven de antwoorden op vragen over de kosmos en de rol van de mensheid hierin. Zij openbaarden het goddelijke en van religieuze waarheden, verlosten mensen van de absurditeit van het leven, en beloofden veiligheid en redding in het hiernamaals.[205] Ze deden zowel op de emoties als op de intelligentie een groter beroep dan de oude Romeinse culten, en vereisten een verdergaande persoonlijke betrokkenheid van de individuele gelovige.[206] Ze konden een beter antwoord geven op existentiële vragen en een duidelijker doel van het leven formuleren.[207] De ‘nieuwe’ culten bevatten meer filosofie dan de Romeinse culten, haalden daaruit regels voor het dagelijks leven, en beloofden een beter leven nu en na de dood als de regels gehoorzaamd werden.[208]
2. Kenmerken van de henotheïstische culten
De nieuwe culten die in opkomst waren in het Romeinse rijk hadden een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Vaak kwamen zij uit het oosten, of claimden dit althans. Dit gaf hen het voordeel van de aantrekkelijkheid van het onbekende en een groter aanzien vanwege de goede reputatie van de oosterse wijsheid. Zowel de Christenen als de aanhangers van de andere culten trokken zich (tijdelijk) terug uit de wereld en kwamen terecht in een groep waarmee de band sterker was dan die met hun eigen familie.[209] In het Christendom, de Isiscultus en de Mithrascultus waren grenzen van status en afkomst onbelangrijk, en werd iedereen toegelaten, hoewel de Mithrascultus alleen voor mannen openstond.[210] De culten waren universeel georiënteerd, en niet beperkt tot één gebied, zoals de culten van plaatselijke goden.[211]
Daarnaast boden de nieuwe culten een persoonlijke relatie met een god. Meestal stond in de cultus namelijk één god centraal, die als persoonlijke beschermer van de gelovigen optrad. In de culten kwamen vaak rituelen voor, waarin de gelovigen zich in extase overgaven aan de god. Bij de traditionele Romeinse culten was de relatie met de goden veel meer een pragmatische geweest, met als voornaamste doel de goden tevreden te houden, zodat zij het rijk en de mensen gunstig gezind zouden blijven. Een persoonlijke relatie met de goden was wel mogelijk, maar kwam lang niet bij alle gelovigen voor en was ook geen vereiste om deel te nemen aan de cultus.
Alle henotheïstische culten vereisten een initiatie. In de initiatie werd het goddelijke mysterie geopenbaard en kreeg de gelovige deel aan de reddende genade van de god, die hem zowel in het aardse leven als daarna zou helpen. Deze redding was voor de gelovigen het doel van het leven op aarde. Bij sommige religies, zoals de Isiscultus en het Christendom, was de god al gestorven en weer opgestaan, zoals ook de gelovige gered zou worden van de dood.[212] Er was veel behoefte aan persoonlijke verlossing in de eerste eeuwen na Christus, zowel van het noodlot als van de dood. Dat dergelijke ideeën in meerdere religies voorkomen hoeft dus niet te duiden op wederzijdse beïnvloeding.[213] De overeenkomsten tussen de ‘nieuwe culten’ waren dus: herkomst uit het oosten, het hebben van een mysterie waarvoor men ingewijd moest worden om eraan deel te nemen, en het centraal stellen van één god. Daarom zijn deze culten afwisselend omschreven als ‘oosterse’ culten, mysterieculten en henotheïstische culten; alledrie benamingen die in zekere zin juist zijn. Het Christendom was geen henotheïstische cultus, omdat het slechts één god erkende, maar vertoonde verder veel kenmerken die overeenkomen met de algemene ontwikkelingen in de tweede en derde eeuw.
Natuurlijk waren er veel overeenkomsten tussen de nieuwe culten en de traditionele godsdiensten; ook de nieuwe culten wilden de goden tevreden houden en ook zij deden dat voornamelijk met offers, gebeden, hymnen en processies. De mysterieculten werden net als de traditionele godsdienst geleid door priesters. De priesters van de mysterieculten hadden veel macht; zij waren degenen die de religieuze geheimen bewaarden en daarmee dé autoriteit binnen de cultus. De priesters waren degenen die zorgden dat de riten goed uitgevoerd werden. Er is zowel bij de Isiscultus als bij de Mithrascultus sprake van een soort heilige boeken, waarin de teksten van rituelen stonden. Bij de Isiscultus waren deze in hiërogliefen geschreven, die veel mensen niet konden lezen en die dus een geheimzinnige uitstraling veroorzaakten.[214]
Elke cultusgemeenschap was grotendeels autonoom; er was geen centraal gezag dat van boven oplegde hoe de verering moest plaatsvinden, zoals bij de traditionele culten en bij het Christendom.[215] De enige invloeden die de priesters ondergingen waren persoonlijke banden met andere priesters, en de voorbeelden die ze zagen in grote cultuscentra.[216] Hoewel er een opmerkelijke eenvormigheid was binnen de culten die door het hele rijk verspreid werden, verschilde de cultus toch van plaats tot plaats.[217] De macht van de priesters werd echter beperkt door het feit dat mensen van meerdere culten lid konden zijn, en zij dus voor mensen die meerdere culten aanhingen niet de enige religieuze autoriteit waren.[218]
3. De rituelen van de Isiscultus
De Isiscultus is een van bekendste henotheïstische culten. Zij was oorspronkelijk afkomstig uit Egypte, maar werd door het hele rijk verspreid en bleef gedurende lange tijd populair.
De mythe van Isis werd in grote lijnen als volgt verteld: Isis was getrouwd met haar broer Osiris, die heerste over de goden en mensen. Isis was hierbij vooral een helpster van de mensen en een wetgeefster, terwijl Osiris de onderwereld bestuurde. Maar Osiris’ broer Seth (of Typhon) was jaloers en vermoordde Osiris, hakte hem in stukken en verspreidde die over het land. Isis ging, met de hulp van Anubis, de jager-god met hondenkop, op zoek naar de stukken en vond ze uiteindelijk terug, behalve de geslachtsorganen. Ze wekte Osiris weer tot leven en maakte nieuwe geslachtsorganen voor hem. Daarmee bevrucht bracht ze haar zoon Horus (of Harpocrates) voort. Toen deze volwassen was geworden, nam hij wraak op Seth en doodde hem in de strijd.[219] De mythe kon ook metaforisch uitgelegd worden: Isis was de aarde, die leven en vruchtbaarheid ontving van Osiris, de Nijl. Seth was de hitte en droogte die het leven bedreigde als de Nijl zou opdrogen.[220]
In Memphis werd de stier Apis vereerd als een incarnatie van Osiris. Koning Ptolemaios I (305-282 voor Christus) was van mening dat het vereren van dieren te ver gegaan was en dat de goden zelf, waarvan van de dieren verschijningsvormen waren, vergeten werden. Daarom wilde hij een nieuwe god creëren die als partner van Isis kon optreden, en riep hij Sarapis in het leven, wiens naam een combinatie was van Osiris en Apis. Zijn verering werd, met die van Isis, snel in Egypte geaccepteerd.[221] Hoewel hij verbonden was met de Egyptische Isiscultus, was de cultus van Sarapis dus eigenlijk meer Grieks dan Egyptisch.[222] In de derde eeuw na Christus werd Sarapis, net als veel andere goden, vaak geïdentificeerd met Sol, en werd hij onderdeel van het Sol-monotheïsme dat in populariteit toenam.[223] In de Isiscultus die in het Romeinse rijk verspreid werd, werd met name Sarapis genoemd als partner van Isis, terwijl in beschrijvingen van haar cultus steeds naar Osiris verwezen wordt. Zij waren in principe dus verwisselbaar.
Afbeeling 1: plattegrond van de Isistempel in Pompeii.
Als centra van de cultus gebruikten de aanhangers van Isis tempels, net als de traditionele Romeinse godsdienst. In de tempel verbleef het cultusbeeld van de godin en vonden de belangrijkste rituelen plaats. De tempels zagen er enigszins anders uit dan de Romeinse tempels (afbeelding 1). De scheiding tussen de wereld en de Isiscultus werd benadrukt doordat de ingang van de tempel niet direct aan de straat lag, zodat niet-ingewijden niet konden zien wat er gaande was.[224] Het hoofdgebouw van de tempel was de cella, waarin zich de cultusbeelden van Isis en Sarapis bevonden. Buiten, vóór de cella, stond het hoofdaltaar. In het tempelcomplex bevonden zich ook woningen voor de priesters, ‘kluizen’ waar mensen zich voor hun initiatie tijdelijk konden terugtrekken, ruimtes voor de initiatie zelf en ruimtes waarin gemeenschappelijke cultusmaaltijden werden gehouden. In deze ruimtes bevonden zich afbeeldingen van de mythe van Isis.[225] Soms waren er ook tempels van Isis in privé-huizen, net als bij de Mithrascultus. Mensen hadden ook schrijnen in huis waar ze privé de godin konden vereren.[226]
Afbeelding 2: Isis Pharia, de beschermster van de zeevaart
Er werden voor Isis gedurende het jaar op een aantal vaste data feesten gevierd. Hoewel de rituelen van plaats tot plaats konden verschillen zijn er enkele vaste elementen die steeds terugkeerden. De meeste rituelen waren bedoeld om de mythen opnieuw te beleven. Op 5 maart werd de Navigium Isidis (scheepvaart van Isis) of Ploiaphesia gevierd, hetgeen tegelijk de opening van het vaarseizoen was. Isis gold, in haar gedaante van Isis Pharia, als beschermster van de zeevaart (afbeelding 2). Er vond een processie plaats waarin alle gelovigen, bedienden en priesters meeliepen, voorafgegaan door verklede mensen die zelf niet ingewijd waren in de mysteriën. Hoogtepunt van de processie was het cultusbeeld van Isis, dat werd meegevoerd. Een beroemde beschrijving van deze processie is te vinden in Apuleius:
‘Vrouwen, schitterend in witte gewaden, pronkend met verschillende dracht, bloeiend met lentebekransing, bestrooien uit hun schoot op de weg, waarover de heilige stoet voorttrekt, de bodem met bloemetjes, anderen, die met schitterende, achter de rug om gedraaide spiegels de aankomende godin hun gehoorzaamheid tonen en die ivoren kammen dragen, doen met gebaren met de armen en het buigen van de vingers het versieren en kammen van het koninklijke haar na. (…) Dan stroomt de massa toe van ingewijden in de goddelijke riten, mannen en vrouwen van alle rangen en leeftijden, blinkend in het zuivere wit van de linnen kleding, de vrouwen met een heldere bedekking het vochtige haar omhullend, de mannen met geheel afgeschoren haren, de hoofden glanzend. (…) En de aanzienlijkste priesters van de cultus, hen die de uitrusting en de tekenen van de allermachtigste godin dragen. (…) En niet lang daarna komen de goden, die zich waardig achten met mensenvoeten voort te gaan.’ [227]
Bij de processie werd muziek gemaakt en gezongen. Men trok naar de zee, waar de priesters een schip zegenden en te water lieten. Terug in de tempel werd gebeden voor het heil van keizer, Senaat en volk, en voor de zeevaart.
In het najaar werd de Inventio Osiridis (vondst van Osiris) gevierd. Tijdens dit feest werd de dood en wedergeboorte van Osiris herdacht. Vier dagen lang, van 28-31 oktober, werden de Isia gevierd, waarbij gerouwd werd om de dood van Osiris. Daarna volgde op 3 november de Heuresis (Vondst) of Hilaria (Blijdschap). Een beeld van Osiris, dat uit elkaar kon, werd in elkaar gezet, en er werd gevierd dat Isis hem had teruggevonden. De vreugde overheerste bij dit feest, dat werd gevierd met dansen en zingen.[228] Het was vooral bedoeld om Osiris als vruchtbaarheidsgod te herdenken.[229]
Enkele kleinere feesten werden ook gevierd, maar niet zo uitbundig als deze twee centrale festivals. Op 20 maart werden de Pelusia gevierd, de geboorte van Harpocrates. Op 25 april vierde men de Serapia, en op 12 augustus de Lychnapsia, de geboorte van Isis.[230]
Naast deze feesten moest Isis ook dagelijks vereerd worden. ’s Ochtends, tegelijk met het opgaan van de zon, werd de tempel wakker. Isis had kleedsters, kapsters en kamermeisjes, die elke ochtend het beeld van de godin wasten, kapten, opmaakten en kleedden. Daarna werd er een plengoffer (libatio) gebracht en werd wierook gebrand. Dan werden er hymnen gezongen en met fluiten en ratels (sistra) muziek gemaakt, om het kwaad af te wenden (afbeelding 3).[231] Er werd daarbij ook gedanst, zoals bij veel mysterieculten gebruikelijk was (afbeelding 4). Daarna werd er gebeden en gemediteerd.[232] ’s Avonds werden er weer hymnen gezongen en met sistra muziek gemaakt.[233] Regelmatig vonden cultusmaaltijden plaats, onder andere bij initiaties, waarvan men geloofde dat Sarapis er zelf bij aanwezig was.[234]
Afbeelding 3: Zingende gelovigen tijdens de Isisdienst (Herculaneum)
4. Initiatie
Mensen die volgelingen van Isis wilden worden moesten een initiatie ondergaan. Bij de meeste mysterieculten, en dus ook bij Isis, was de initiatie helemaal geen oorspronkelijk element van de cultus, maar is deze waarschijnlijk ingevoerd onder invloed van Griekse mysterieculten, zoals de mysteriën van Eleusis, waarbij initiatie een wezenlijk onderdeel vormde.[235] In Egypte waren er wel geheime riten in de Isiscultus, die alleen toegankelijk waren voor priesters.[236] Er waren ook rituelen die voor een betere band met Osiris zorgden, om zo gered te worden na de dood.[237] Wat de inhoud van deze riten was, is niet bekend; het was echter niet zo dat iedere gelovige een persoonlijke initiatie moest ondergaan, waarin hem religieuze geheimen geopenbaard werden.
Het is onduidelijk waar de initiatie van de Isiscultus uit bestond, want de ingewijden mochten niets vertellen over wat zij in hun initiatie meegemaakt hadden. Het enige wat we ervan weten is afkomstig uit de beschrijving van Apuleius. De kandidaat moest zijn intrek nemen in het tempelcomplex van Isis. Mogelijk ontving hij tijdens deze periode onderwijs over de inhoud van de cultus. De godin gaf zelf in een droom aan wanneer de kandidaat klaar was voor zijn inwijding. Hij moest zich dan ritueel wassen en tien dagen vasten. Op de avond van de inwijding werd hij in nieuwe kleren naar het heiligdom geleid. Wat daar precies gebeurde, is onbekend. Apuleius schrijft:
‘Ik heb de grenzen van de dood benaderd en nadat ik de drempel van Proserpina betreden heb, ben ik teruggegaan, gedragen door alle elementen; midden in de nacht heb ik de zon gezien, flikkerend in wit licht; ik heb in eigen persoon de goden van de onderwereld en de hemel gezien en heb hen van dichtbij aanbeden.’ [238]
Waarschijnlijk werd de kandidaat meegenomen naar een ondergrondse kamer, een symbool voor het afdalen naar de onderwereld. De kandidaat stierf dus voor de wereld, maar werd met behulp van Isis renatus, wedergeboren:
‘Want de grendels van de onderwereld en het heil zijn gelegen in de hand van de godin, en de overgave aan haar wordt gevierd als een vrijwillige dood en genadige redding.’ [239]
Wat er binnen gebeurde, is onbekend. Mogelijk werd de kandidaat één met de elementen, omdat hij zich onderwierp aan een godin die de elementen controleerde, en gebeurde dit door hem afbeeldingen van de elementen te laten zien. Misschien ook zag hij een afbeelding van de zon en de dii superiores, bijvoorbeeld door lichteffecten. Hij kreeg deel aan de goddelijke macht van Isis, en kon daarom zonder gevaar de goden van de onderwereld aanschouwen. Het zou ook kunnen gaan om een soort toneelstuk waarin de band met de goden weergegeven werd, of om een extatische ervaring, eventueel met behulp van verdovende middelen. De geïnitieerde ontving in ieder geval beloften van bevrijding van het lot en een gezond en goed leven. Er is geen bewijs dat de initiatie ook gevolgen had voor het leven in het hiernamaals,[240] maar dit is wel waarschijnlijk. Na zijn initiatie kreeg de nieuwe volgeling twaalf kledingstukken, als teken van de dierenriem of van de uren van de dag,[241] en werd hij aan de andere gelovigen getoond. Daarna volgde een maaltijd met de rest van de gemeenschap, en twee dagen later nog één.[242]
5. De eigenschappen van Isis
De Isiscultus is bij uitstek het voorbeeld van een henotheïstische cultus. Isis was machtiger dan alle andere goden en godinnen en nam in de loop der tijd steeds meer van de eigenschappen van hen over.[243] Dit wil niet zeggen dat het bestaan van deze goden en godinnen ontkend werd, maar dat zij als verschijningsvormen van Isis werden gezien. Isis was una, quae es omnia: één godin die tegelijkertijd alle andere godinnen in zich opnam.[244] Tegelijkertijd werden die godinnen geïdentificeerd met Isis: Cybele, Astarte, Demeter, Afrodite/Venus, Artemis/Diana, Athena, Juno, Hecate, Bellona, Selene, Kore enzovoort (afbeelding 5).[245] Alle namen waaronder zij vereerd werd waren echter slechts plaatsvervangers voor haar ware naam, die alleen de Egyptenaren kenden. De Egyptenaren wisten dat alle andere godinnen slechts verschijningsvormen van Isis waren.[246] Al vanaf de Ptolemeïsche tijd was er sprake van syncretisme bij de Isiscultus,[247] maar vooral vanaf de tweede eeuw na Christus nam het steeds verder toe.[248] Dit kwam deels doordat veel gebieden door de overname door het Romeinse bestuur hun eigen identiteit verloren. De Isiscultus bood zich dan aan als verbindende godheid, en nam de eigenschappen van de in dat land vereerde goden over.[249]
Afbeelding 5: Isis met de Hoorn
In afbeeldingen van Isis zijn duidelijk de gevolgen van het syncretisme te zien. Isis werd in Egypte met een aantal attributen afgebeeld, zoals het sistrum, een soort ratel, de situla (een vaas waarin het rituele Nijlwater werd bewaard, waarmee plengoffers werden gebracht) en een slang, maar zij kreeg steeds meer elementen van andere godinnen: de cornucopia van Demeter, de vleugels van Victoria, de maan van Artemis en de helm van Fortuna zijn hiervan slechts enkele voorbeelden.[250] Met deze afbeeldingen wilde men aanduiden dat Isis machtiger was dan al deze godinnen en hun eigenschappen in zich verenigde.
Ook Sarapis nam in zijn afbeeldingen attributen over van de goden met wie hij gelijkgesteld werd.[251] Hij werd vooral geïdentificeerd met Helios/Sol, Ba’al en Zeus.[252] In de late keizertijd werden Sarapis en Mithras eveneens vaak gelijkgesteld, mogelijk vanwege het feit dat Sarapis en Sol een sterke band hadden en Sol steeds meer met Mithras geïdentificeerd werd.[253] Er werden beelden van andere goden in de tempels van Isis en Sarapis aangetroffen, en beelden van Isis en Sarapis in andere heiligdommen geplaatst, bijvoorbeeld in Mithraea.
Uit het syncretisme van de Isiscultus blijkt al de belangrijkste eigenschap van Isis: haar almacht.[254] Doordat zij de eigenschappen van allerlei andere goden overnam, had zij ook de krachten die al deze goden hadden. In zogenaamde aretologieën werden alle eigenschappen van Isis bezongen. De volgende tekst, uit de eerste eeuw voor Christus, geeft hier een goed voorbeeld van:
‘Ik ben Isis, de tiran van al het land. (…) Ik heb wetten ingesteld voor de mensen, die niemand kan veranderen. (…) Ik heb de landbouw voor de mensen uitgevonden. (...) Ik heb de hemel en aarde van elkaar gescheiden. Ik heb de paden van de sterren aangewezen. Ik heb de baan van de zon en maan ingesteld. Ik heb het vissen en zeevaren uitgevonden. (…) Ik heb man en vrouw samengebracht. (…) Ik heb de mensen initiaties geleerd. Ik heb hen geleerd de beelden van de goden te vereren. (…) Ik heb de regering van tirannen beëindigd. (...) Ik heb talen voor Grieken en barbaren bepaald. (…) Ik straf hen die onrechtvaardig handelen. (…) Ik ben meesteres van de rivieren, winden en zeeën. (…) Ik ben in de stralen van de zon. (…) Ik bevrijd hen die geketend zijn. (…) Ik heb het Lot overwonnen. Het Lot luistert naar mij. (…).’ [255]
Zij had dus macht over alle elementen van het leven. Haar macht strekte zich zelfs uit tot de kosmos; zij kon de hemel bewegen als kosmokrator, heerseres over de kosmos, en beheerste de zee, de winden en de elementen.[256] Ze was een middelares tussen goed en kwaad, en begeleidde net als Mithras de menselijke zielen door de hemel.[257] Isis was de leermeesteres van het volk, en had hen onder andere de landbouw, het gebruik van linnen en het schrift geleerd, en wetten gegeven.[258]
De almacht die Isis bezat strekte zich ook uit tot macht over het noodlot. Omdat zij sterker was dan het lot kon zij haar aanbidders een beter en langer leven schenken dan hen door het lot gegeven was:
‘Weet dat mij toegestaan is buiten de door jouw lot vastgestelde grenzen je leven te verlengen,’
zegt ze tegen Lucius.[259] Eerst was Lucius het slachtoffer van het ‘blinde noodlot’:
‘Maar mijn zeer zware Lot (…) wendde weer haar blinde ogen tot mij,’ [260]
maar na zijn initiatie was hij onderworpen aan het ‘ziende noodlot:’
‘Je bent opgenomen in de bescherming van het Lot, maar het ziende, dat met de schittering van haar licht zelfs de andere goden verlicht.’ [261]
Isis was dan ook een reddende godin (soteira), die mensen kon verlossen uit de klauwen van het lot.[262] Ook na de dood schonk zij haar aanhangers een beter lot, als zij goed geleefd hadden.[263]
Isis was een troostende godin, die liefde, bescherming en persoonlijk heil gaf.[264] Ze was godin van de onderwereld en meesteres over het kwaad, en kon dus mensen beschermen tegen het kwaad en hen gerechtigheid schenken.[265] Ze had de mensheid al vaak geholpen, bijvoorbeeld door hen allerlei nuttige zaken te leren, en bleef hen deze hulp geven. Ze gaf hulp bij allerlei dagelijkse problemen, zoals de liefde, ziekte, bevallingen, rechtszaken en het schrijven.[266] Aan haar volgelingen verscheen zij vaak in dromen en visioenen om hen advies te geven.[267]
6. Eisen aan de gelovigen
Voor al deze hulpvaardigheid van de godin moesten haar volgelingen wel iets doen. Er waren een aantal regels, zowel voor priesters als voor gewone gelovigen. Het is niet helemaal duidelijk welke regels alleen voor priesters golden en welke ook voor anderen. Porphyrius maakt in zijn beschrijving van de ‘Egyptische’ religie geen duidelijk onderscheid tussen de regels voor priesters en voor gewone gelovigen. Het is echter niet duidelijk of hij hiermee ook de Isiscultus bedoelt, of andere Egyptische riten. Aangezien een deel van de regels die hij noemt wel bekend zijn voor de Isiscultus geeft zijn beschrijving in elk geval een beeld van de regels van een dergelijke cultus.
Aanhangers van de Isiscultus werden geacht hun leven in dienst te stellen van de godin. De gelovige werd beschouwd als een soldaat van Isis, hetgeen inhield dat hij haar gehoorzaamheid verschuldigd was. Hij moest leven als een soldaat, op een sobere manier dus.[268] De aanhangers moesten puurheid ten toon spreiden, die onder andere een bepaalde seksuele continentie inhield.[269] Mensen die zondigden, moesten in het openbaar biechten en boete doen.[270] Mannen moesten hun hoofd scheren en vrouwen een sluier dragen, althans als ze deelnamen aan de rituelen en processies voor Isis.[271] Ook betreffende voedsel waren er regels voor de gewone gelovigen.[272] Veel dingen moesten door de aanhangers van de cultus zelf betaald worden, bijvoorbeeld de initiatie, evenals het onderhoud van de tempel, processies en dergelijke.[273]
Voor de priesters golden nog meer regels. Er waren verschillende soorten priesters, die in de tempel leefden en onderscheiden werden door bepaalde attributen.[274] Zij droegen witte linnen kleding, hadden altijd kaalgeschoren hoofden en mochten bepaalde voedingsmiddelen niet eten: zout, bepaalde soorten vis, varken, brood, olie en wijn waren uit den boze.[275] Zij wijdden zich aan filosofie en probeerden daarom zo zuiver mogelijk te leven, om niet afgeleid te worden door aardse zaken. Daarom moesten ze zich op sommige dagen zich onthouden van seksuele contacten; hetgeen echter volgens Juvenalis ook voor gewone gelovigen gold.[276] De taken van de priesters waren het coördineren van de erediensten van de godin en het bemiddelen tussen de gelovigen en de goden. De priesters van de cultus waren overwegend mannen, maar in de loop der tijd kwamen er ook vrouwelijke priesters en tempelbedienden.[277]
7. Verspreiding door het rijk
De Isiscultus werd al vroeg in het Romeinse rijk ingevoerd. Maar hoe ver zij ook verspreid werd, de cultus hield een nauwe band met Egypte, waarnaar steeds verwezen werd. De rituelen in de Isiscultus hadden, in tegenstelling tot de Mithrascultus, veel overeenkomsten met die in het land van herkomst.[278] Meestal werd Isis vereerd samen met haar partner Sarapis; soms werd eerst de Sarapiscultus ingevoerd en pas later de Isiscultus, en andere keren juist eerst de Isiscultus.[279]
Aanvankelijk namen de Romeinen de cultus mee uit Egypte, toen zij daarmee de eerste contacten kregen; later intensiveerden de handelscontacten met Egypte zich en reisden veel Egyptische handelaars door het rijk.[280] In Rome was er al in 80 voor Christus een tempel voor Isis, en verspreidde de cultus zich snel daarna al onder het volk in Rome.[281] Aanvankelijk was de Isiscultus nog geen officieel erkende staatscultus, in die zin dat de tempel op openbare grond stond, ingewijd was door het volk of de keizer, en geld kreeg van de keizer.[282] Enkele malen werd de cultus zelfs verboden,[283] maar in 43 voor Christus werd op staatsbevel een tempel voor Isis gebouwd. In de jaren 20 voor Christus was er zelfs een Isistempel op de Palatijn, in het huis van keizer Augustus.[284] Tijdens de regering van de Flaviërs werd de Navigium Isidis gevierd.[285]
In de loop van de tijd waren zelfs veel keizers, zoals Vespasianus, Hadrianus, Marcus Aurelius en Commodus, aanhangers van de cultus.[286] Tijdens de regering van Caracalla bereikte de interesse voor Egypte een hoogtepunt; in 215 liet hij een tempel voor Isis en Sarapis bouwen. De riten van Isis werden door hem grootser dan ooit tevoren in Rome gevierd.[287]
Geografisch gezien varieerde de aanhang per provincie. In Egypte was de cultus natuurlijk overal populair. In Griekenland en Klein-Azië kende de cultus eveneens een grote populariteit. In Italië, het Donaugebied en in het Slavische gebied was de cultus in de steden populair, maar niet in het ongeromaniseerde achterland.[288] In Spanje had de cultus een redelijk grote aanhang.[289] In het oosten van Africa (Libië, Tunesië) werd Isis in veel steden vereerd, maar in het westen van Africa was de Isiscultus minder populair.[290] In Gallië werd Isis vooral vereerd aan de golf van Biskaje, in de Rhônedelta en langs de Atlantische kust.[291] In het Rijngebied en in Brittannië werd Isis wel vereerd, maar over het algemeen was de Mithrascultus hier populairder.[292]
In de vierde eeuw verdween de cultus van Isis langzamerhand in grote delen van het rijk. In Rome en omgeving werd zij echter nog lang vereerd, zoals we in de inleiding gezien hebben. Ondanks het feit dat Egypte snel gekerstend werd, bleef ook hier de cultus van Isis nog lang actief, bijvoorbeeld in Philae.[293] De Isiscultus was al sinds de tweede eeuw voor Christus in het Romeinse rijk aanwezig en dus in 400 na Christus al bijna 600 jaar oud. Zij hoorde eigenlijk net zozeer als de andere goden tot het pantheon van de Romeinen en had daardoor veel gezag in het rijk. Bovendien was zij in veel opzichten nog aantrekkelijker dan de traditionele godsdiensten, en liet zij zich dus moeilijk verwijderen. Elementen uit de Isiscultus verdwenen dan ook niet meteen toen de gelovigen christelijk werden, zoals de gewoonte om mensen te mummificeren of te verbranden na de dood, hetgeen nog tot in de zevende eeuw voorkwam.[294]
De cultus werd vooral verspreid door langzame bekering van families en individuen.[295] Sommigen zijn van mening dat er ook missie plaatsvond,[296] maar de meeste auteurs denken dit niet het geval was.[297] Het is moeilijk te zien wie deze missie zou moeten organiseren, aangezien er geen centrale organisatie van de cultus bestond. Bovendien ging het in de mysterieculten om persoonlijk heil, niet om het heil van de hele mensheid, die gered moest worden.[298] Het lijkt mij dan ook waarschijnlijk dat de enige ‘missie’ bestond uit aanhangers die op persoonlijke titel anderen enthousiast maakten voor de cultus. Wel is het mogelijk dat priesters bewust probeerden elementen uit de Isiscultus aan te passen aan andere culten, bijvoorbeeld door de aanpassing aan andere goden nog extra te bespoedigen, zodat de Isiscultus aantrekkelijker werd.[299]
Er waren verschillende redenen voor de aantrekkelijkheid van de Isiscultus. De reeds genoemde religieuze behoeften die in het Romeinse rijk aanwezig waren, werden door de Isiscultus bevredigd. De boodschap van een reddende, helpende godin, die zorgde dat men bevrijd werd van het wrede noodlot, was de grootste stimulans. Zeker in de vierde eeuw was de boodschap van redding een aantrekkelijk aanbod.[300] Daarnaast zorgden de indrukwekkende openbare rituelen, de indrukwekkende tempels en de geheimzinnigheid van de mysteriën voor interesse in de cultus.[301] Mensen waren nieuwsgierig naar wat er gebeurde tijdens de mysteriën, zeker omdat de culten deden alsof ze uit een ver en interessant land kwamen.[302] Men kon in het openbaar de ascese van Isis-aanhangers zien en nam hier een voorbeeld aan. Vreemde afbeeldingen van Isis maakten de mensen nieuwsgierig. Ook kon de godin zelf in dromen of openbaringen aan mensen verschijnen waardoor zij bekeerd werden, zoals aan Lucius in de Metamorphoses.[303] De steun van de keizers was steeds belangrijk bij de groei van de Isiscultus,[304] een voordeel voor deze cultus dat die van Mithras bijvoorbeeld niet had.
Er kleefden echter ook een aantal nadelen aan de Isiscultus, die zorgden dat de cultus uiteindelijk het onderspit dolf tegen het Christendom. De geheimzinnigheid die voor velen aantrekkelijk was, was voor anderen juist afstotend, omdat ze bang waren voor het onbekende. De beloften omtrent het leven na de dood en het lot van de mensen waren onduidelijker dan bij het Christendom.[305] Er was geen centrale organisatie die missie kon organiseren of de cultus verdedigen toen die dreigde te verdwijnen.[306] De aanhangers van Isis toonden zich ook minder bereid te vechten voor hun geloof dan de Christenen, zodat de cultus langzaam en onopvallend verdween. De nadelen van de Isiscultus wogen echter minder zwaar dan ze voor de Mithrascultus deden, omdat Isis veel meer een geromaniseerde godin was die deel uitmaakte van het Romeinse pantheon. Isis was opvallender en genoot meer steun van de keizers. Bovendien was ze al langer deel van de Romeinse godenwereld dan Mithras, zodat het ook langer duurde voordat ze definitief verdwenen was.
8. Aanhangers van de Isiscultus
De Isiscultus had aanhangers uit allerlei sociale klassen. De cultus verspreidde zich aanvankelijk vooral via Egyptische zeelui en handelaars. In Carthago waren de aanhangers bijvoorbeeld vooral kooplieden uit Alexandrië die zich in Carthago gevestigd hadden.[307] De cultus was ook in trek bij slaven en vrijgelatenen.[308] Keizers hadden bijvoorbeeld vaak invloedrijke Egyptische slaven, die zich aansloten bij de Isiscultus.[309] Of de sociale status van de gelovige invloed had op zijn kansen om priester te worden is niet duidelijk. Als ook slaven een hoge positie zouden kunnen bereiken in de priesterlijke hiërarchie, zou dit een belangrijke stimulans voor hen kunnen zijn om priester te worden. Over het algemeen echter waren niet de allerarmsten, maar de middenklasse aanhangers van Isis.[310]
Al vanaf de tweede eeuw voor Christus raakten ook de lokale adel en stadsbesturen in het rijk betrokken bij de cultus. Zelfs de Romeinse adellijke vrouwen voelden zich ertoe aangesloten, als we de satire van Juvenalis kunnen vertrouwen.[311] Pas in de vierde eeuw voelden hoge edellieden zich aangetrokken tot de cultus en gingen zij erin functioneren als priesters.[312] Wat voor de Mithrascultus gold, is in grote lijnen ook het geval in de Isiscultus: de cultus trok vooral mensen aan die niet behoorden tot de inheemse bevolking van de plaats waar ze zich bevonden. Net als de geloofsgemeenschappen van Mithras kon de Isiscultus mensen een groepsgemeenschap bieden, waarin ze zich thuis konden voelen. Ook de Isiscultus was vooral populair in steden en langs handelsroutes, waar zich veel mensen bevonden die niet in hun familie-omgeving verkeerden.
De Isiscultus drong echter meer dan de Mithrascultus door tot de lokale bevolking van het rijk. Volgens sommigen was dit niet het geval, maar bleef de cultus beperkt tot immigranten, handelaars, soldaten en andere mensen die ver van huis waren.[313] Anderen menen dat de cultus juist wel populair werd bij de inheemse bevolking, hetgeen waarschijnlijker is. In ieder geval was het iedereen toegestaan zich erbij aan te sluiten, niet alleen Egyptenaren.[314] De cultus was ook voor vrouwen toegankelijk, die zich in groten getale aansloten. Vanaf de tweede eeuw na Christus gingen zij ook optreden als priesteressen.[315] Juist ook gezien het feit dat vrouwen minder gelegenheid hadden om ver te reizen, is het waarschijnlijk dat de cultus meer ingang vond bij de inheemse bevolking. In Gallië bijvoorbeeld werd Isis eerst alleen vereerd door immigranten, maar later ook in Gallo-romeinse milieus. In Spanje was de cultus erg populair, ook onder de inheemse bevolking.[316] De inheemse bevolking was dus zeker belangrijk bij de Isiscultus, maar toch bleven ook de Egyptische immigranten een belangrijke rol spelen; in sommige gebieden maakten zij wel 43 procent van de aanhangers uit. Het aandeel van vreemdelingen in de Isiscultus verschilde echter per tijd en plaats.[317] De priesters waren aanvankelijk nog vaak uit Egypte afkomstig, maar in de loop der tijd kwamen er steeds meer inheemse priesters.[318]
Overigens is erg moeilijk vast te stellen wat de herkomst van de aanhangers was, omdat men de informatie hierover alleen kan verkrijgen uit de namen van gelovigen op inscripties. Vaak hadden aanhangers van Isis ‘Egyptisch’ klinkende namen, maar dit wil niet zeggen dat zij ook uit Egypte kwamen; het kan ook zijn dat ze deze naam pas aannamen nadat ze zich bij de cultus hadden aangesloten.[319] Anderzijds kunnen ook mensen met Romeinse namen immigrant zijn geweest op de plaats waar zijn hun inscriptie achterlieten. De herkomst van de aanhangers verschilde bovendien per plaats, zodat het erg moeilijk is vast te stellen wat precies de samenstelling van de aanhangers van de Isiscultus was.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[195] Laeuchli 1967, 89.
[196] Gordon 1990, 252.
[197] Lane Fox 1988, 575.
[198] Alföldy 1989, 365, 372.
[199] Lane Fox 1988, 97; Laeuchli 1967, 91.
[200] Tran Tam Tinh 1982, 116; Halsberghe 1972, 42.
[201] Bijv. Klein 1993, 142 die meent dat mensen in het Christendom de persoonlijke band konden vinden.
[202] Alföldy 1989, 377.
[203] Beard, North & Price 1998, 300.
[204] Ibidem, 287.
[205] Markus 1974, 29; Halsberghe 1972, 43.
[206] Halsberghe 1972, 42.
[207] Alföldy 1989, 386.
[208] Le Corsu 1977, 279.
[209] Laeuchli 1967, 64.
[210] Witt 1975, 268.
[211] Beard, North & Price 1998, 303.
[212] Lease 1980, 1309.
[213] Ibidem, 1319.
[214] Hopkins 1999, 27; Beard, North & Price 1998, 303; Koch 1993, 596. Voor de Isiscultus maakt Apuleius, Metamorphoses XI.17.2, melding van een heilig boek met tekens in geheimschrift.
[215] MacMullen 1981, 99.
[216] Rives 1995, 264.
[217] Beard, North & Price 1998, 303.
[218] Rives 1995, 262-263.
[219] Plutarchus, De Iside et Osiride 13-19, 36. Zie ook Le Corsu 1977, 7-8.
[220] Solmsen 1979, 63-64.
[221] Le Corsu 1977, 49-51.
[222] Beard, North & Price 1998, 254.
[223] Koch 1993, 593.
[224] Beard, North & Price 1998, 264; Turcan 1989, 105.
[225] Le Corsu 1997, 120-126; Turcan 1989, 105-107.
[226] Beard, North & Price 1998, 266; Turcan 1989, 118; Lane Fox 1988, 88.
[227] Apuleius, Metamorphoses XI.9.2-11 : Mulieres candido splendentes amicimine, vario laetantes gestamine, verno florentes coronamine, quae de gremio per viam, qua sacer incedebat comitatus, solum sternebant flosculis, aliae, quae nitentibus speculis pone tergum reversis venienti deae obvium commonstrarent obsequium et quae pectines eburnos ferentes gestu brachiorum flexuque digitorum ornatum atque obpexum crinium regalium fingerent. (…) Tunc influunt turbae sacris divinis initiatae, viri feminaque omnis dignitatis et omnis aetatis, linteae vestis candore puro luminosi, illae limpido tegmine crines madidos obvolutae, hi capillum derasi funditus verticem praenitentes (…) et antistites sacrorum proceres illi, qui candido linteamine cinctum pectoralem adusque vestigia strictim iniecti potentissimorum deum proferebant insignis exuvias. (…) Nec mora, cum dei dignati pedibus humanis incedere prodeunt. Zie ook Turcan 1989, 115-116; MacMullen, 1981, 27; Le Corsu 1977, 141-144.
[228] Salzman 1990, 172; Tran Tam Tinh 1982, 114.
[229] Turcan 1989, 117; Le Corsu 1977, 136-137.
[230] Salzman 1990, 174-175; Turcan 1989, 117-118, plaatst de Pelusia op 24 augustus.
[231] Plutarchus, De Iside et Osiride 63, 79.
[232] Streete 2000, 371; Turcan 1989, 111-112.
[233] Porphyrius, De abstinentia IV. 8.2. Zie Tran Tam Tinh 1982, 114-115.
[234] Le Corsu 1977, 282; Kane 1975, 333.
[235] Beard, North & Price 1998, 247; Malaise 1984, 1638, 1646; Bianchi 1982, 8.
[236] Koch 1993, 603.
[237] Bianchi 1982, 9.
[238] Apuleius, Metamorphoses XI.23.8-9: Accessi confinium mortis et calcato Proserpinae limine per omnia vectus elementa remeavi, nocte media vidi solem candido coruscantem luminem, deos inferos et deos superos accessi coram et adoravi de proxumo.
[239]Apuleius, Metamorphoses XI.21.6: Nam et inferum claustra et salutis tutelam in deae manu ipsamque traditionem ad instar voluntariae mortis et precariae salutis celebrari. Zie ook Solmsen 1979, 93-94; Witt 1975, 489.
[240] Momigliano 1987, 162; MacMullen 1981, 53, 55.
[241] Klauck 1995, 117.
[242] Hopkins 1999, 27-28; Turcan 1989, 118-119; MacMullen 1981, 38; Dibelius 1973, 76-81.
[243] Ferguson 1970, 218.
[244] Versnel 1998, 39; Witt 1975, 489.
[245] Plutarchus, De Iside et Osiride 62. Zie ook Rives 1995, 190; Tran Tam Tinh 1982, 105; Le Corsu 1977, 140; Witt 1975, 487.
[246] Solmsen 1979, 87.
[247] Turcan 1989, 83.
[248] Tacheva 1983, 43.
[249] Tran Tam Tinh 1982, 105.
[250] Tran Tam Tinh 1982, 115-116; Le Corsu 1977, 143-144.
[251] Tran Tam Tinh 1982, 115.
[252] Tacheva 1983, 66; Tran Tam Tinh 1982, 115.
[253] Witt 1975, 486.
[254] Vidman 1970, 140-141.
[255] Vertaling in Streete, 373-375.
[256] Streete 2000, 369; Witt 1971, 263.
[257] Witt 1975, 482, 489.
[258] Martianus Capella, De nuptiis Philologiae et Mercurii II.158.
[259] Apuleius, Metamorphoses XI.6.6: scies ultra statuta fato tuo spatia vitam quoque tibi prorogare mihi tantum licere. Zie ook Turcan 1989, 120.
[260] Apuleius, Metamorphoses VIII.24.1: Sed illa Fortuna mea saevissima (…) rursum in me caecos detorsit oculos. Zie ook IV.5.1, VII.2.3 en IX.1.4.
[261] Apuleius, Metamorphoses XI.15.3: In tutelam iam receptus es Fortunae, sed videntis, quae suae lucis splendore ceteros etiam deos illuminat. Zie ook Solmsen 1979, 95; Dibelius 1973, 82.
[262] Žabkar 1988, 155; Tran Tam Tinh 1982, 107.
[263] Lane Fox 1988, 97.
[264] Kee 1983, 122.
[265] Kee 1983, 138.
[266] Lane Fox 1988, 124.
[267] Lane Fox 1988, 124; Solmsen 1979, 92.
[268] Koch 1993, 605; Momigliano 1987, 188.
[269] Koch 1993, 605.
[270] Turcan 1989, 113; Le Corsu 1977, 280; Witt 1975, 276.
[271] Apuleius, Metamorphoses XI.10.1. Zie ook Kee 1983, 141.
[272] Libanius, Orationes XVIII.171.
[273] Hopkins 1999, 27-28.
[274] Porphyrius, De abstinentia IV.6.7, IV.8.5 Zie ook Koch 1993, 595; Le Corsu 1977, 280.
[275] Plutarchus, De Iside et Osiride 4, 5, 7, 32; Porphyrius, De abstinentia IV.6-7. Zie ook Beard, North & Price 1998, 264; Turcan 1989, 109.
[276] Porphyrius, De abstinentia IV.6.1, IV.7.6; Juvenalis, Saturae VI.535-536.
[277] Malaise 1984, 1633.
[278] Bianchi 1984, 2125.
[279] Tran Tam Tinh 1982, 102.
[280] Malaise 1984, 1641.
[281] Koch 1993, 591; Le Corsu 1977, 182.
[282] Beard, North & Price 1998, 251; Rives 1995, 80.
[283] Koch 1993, 591; Turcan 1989, 88; Le Corsu 1977, 182.
[284] Turcan 1989, 90.
[285] Alföldi 1937, 48.
[286] Streete 2000, 370; Turcan 1989, 93; Smelik & Hemelrijk 1984, 1931; Le Corsu 1977, 184.
[287] Historia Augusta, Caracalla IX.10-11. Zie ook Curran 2000, 10; Smelik & Hemelrijk 1984, 1937; Malaise 1984, 1646; Tacheva 1983, 49; Witt 1971, 237-238.
[288] Turcan 1989, 96; Le Corsu 1977, 271-278.
[289] Turcan 1989, 98.
[290] Rives 1995, 212; Le Corsu 1977, 240.
[291] Beard, North & Price 1998, 301; Turcan 1989, 100; Malaise 1984, 1651; Le Corsu 1977, 256.
[292] Turcan 1989, 102-104; Le Corsu 1977, 267-270.
[293] Streete 2000, 370.
[294] Koch 1993, 638; Le Corsu 1977, 282.
[295] Tran Tam Tinh 1982, 102, 110, 117.
[296] Demandt 1989, 419; Geffcken 1978, 11.
[297] Lane Fox 1988, 36; Malaise 1984, 1639.
[298] Clauss 1986, 266.
[299] Streete 2000, 370; Smelik & Hemelrijk 1984, 1947; dezelfde bewering voor de Mithrascultus in Clauss 1986, 283.
[300] Salzman 1990, 175; Malaise 1984, 1636.
[301] Koch 1993, 597.
[302] Beard, North & Price 1998, 278-279.
[303] Tran Tam Tinh 1982, 112-114.
[304] Salzman 1990, 175.
[305] Lane Fox 1988, 97.
[306] Sauer 1996, 79; Colpe 1992, 224; Clauss 1990, 178.
[307] Rives 1995, 212.
[308] Gordon 1990, 246; Vidman 1970, 117.
[309] Turcan1989, 95.
[310] Malaise 1984, 1632; Kee 1983, 140.
[311] Juvenalis, Saturae VI.522-541.
[312] Alföldi 1937, 43.
[313] Vidman 1970, 117.
[314] Rives 1995, 214.
[315] Malaise 1984, 1633.
[316] Malaise 1984, 1648; Vidman 1970, 180.
[317] Malaise 1984, 1629-1630.
[318] Koch 1993, 594; Gordon 1990, 246.
[319] Vidman 1970, 119.
Problemen met de weergave van de Griekse tekst?
Op sommige pagina's (vooral in de voetnoten) komen delen voor in Grieks tekstschrift. Indien u deze tekst niet kan lezen maak dan gebruik van volgende mogelijkheden: