De doodstraf in Oost-Vlaanderen, 1811-1914 (Johan Caroen)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel ii  Voor het Assisenhof

 

6. Verstek

 

Zoals reeds vermeld in het hoofdstuk over de gerechtelijke instanties kende een Assisenproces een heel eigen verloop wanneer het par contumace - bij verstek - werd afgehandeld.[1]  Er kwam geen jury aan te pas en de beoordeling van de zaak gebeurde in hoofdzaak op basis van het schriftelijke strafdossier.  Daartegenover stond dat een Assisenarrest dat bij verstek was uitgesproken slechts een voorlopig karakter had.  De veroordeelde die nadien alsnog boven water kwam kreeg een nieuw proces op tegenspraak.

Deze gang van zaken had nogal wat consequenties.  In de eerste plaats werd tijdens het proces maar één versie van de feiten vertolkt.  Het was de openbaar aanklager die het woord voerde ten nadele van de beschuldigde en die ook getuigen ten laste kon oproepen.  De beklaagde zelf was natuurlijk niet aanwezig en kon dus ook geen getuigen ten ontlaste naar voren schuiven om zijn onschuld te staven.  Daarnaast was het afwezig blijven van de betichte, die met andere woorden de benen had genomen voor men hem had kunnen oppakken, sowieso niet meteen een erg sterk argument om zijn onschuld te bewijzen.  Tot slot moeten we ook vaststellen dat de straf die aan een bij verstek veroordeelde werd opgelegd, uiteraard niet ten uitvoer werd gebracht waardoor de rechters zich niets moesten aantrekken van de mogelijke gevolgen van hun arrest.

Het belangrijkste gevolg van dit alles was dat beklaagden die bij verstek verschenen bijna nooit werden vrijgesproken van de misdaden die het Openbaar Ministerie hen probeerde aan te wrijven.  Tijdens de jaren 1840 volgde in slechts twee van de 275 verstekgevallen de vrijspraak.[2]  Ook in het decennium dat erop volgde werden slechts twee vrijspraken genoteerd, ditmaal op een totaal van 238 beklaagden.[3]  Bovendien volgde het Hof de procureur-generaal of zijn plaatsvervanger ook bijna altijd in de precieze aard van het misdrijf.  Een afzwakking van de aanklacht tot een lichter feit was een bijzonder zeldzaam fenomeen.[4]

De verstekcijfers met betrekking tot de doodstraf in Oost-Vlaanderen geven een iets genuanceerder beeld.  Hoewel de aantallen vrij klein zijn, is het toch duidelijk dat het Hof zich in deze materie zachter opstelde tegenover de afwezige beklaagden.  Ook hier vinden we weer twee vrijspraken, maar dan wel op een totaal van zesendertig betichten in plaats van 273 of 236 zoals hierboven.  Het terugbrengen van de beschuldiging tot een lichter feit kwam met zes keer opvallend vaak voor.[5]  Vermoedelijk bestond er toch wel enige terughoudendheid om personen die zich niet konden verdedigen tot de doodstraf te veroordelen, zelfs al was het dan slechts op papier.

Eén van de twee gevallen van vrijspraak betrof een zaak van kindermoord uit 1823.[6]  De 27’jarige spinster Rosa De Vuyst werd toen op verzoek van de onderzoeksrechter bezocht door een arts die moest nakijken of ze inderdaad enkele dagen voordien van een kind bevallen was.  De Vuyst weigerde het onderzoek te ondergaan en toen zich enige tijd opnieuw een arts aanbood, ditmaal vergezeld van enkele rijkswachters om te beletten dat ze zich nog langer zou verzetten, bleek de vrouw spoorloos verdwenen.[7]  Hoewel dit als schuldbekentenis kon tellen en het strafdossier geen enkel element ter ontlasting van de betichte bevatte, besloot het Hof tot vrijspraak.  Dit geeft nog maar eens aan dat de algemene onwil die bestond om voor kindermoord de doodstraf uit te spreken heel groot was.

Een proces waarin de beschuldigde voor een lichter feit werd veroordeeld vinden we terug in 1814.  Toen stond een zekere Pierre Janssens bij verstek terecht voor moord op Benoît Van Kerckhove, een bakker uit Lochristi.  De twee waren in augustus 1813 een ruil aangegaan waarbij Janssens een horloge gekregen had.  Toen de horloge enkele dagen later stilviel zocht hij Van Kerckhove op om geld te vragen voor de reparatie van het uurwerk.  Van Kerckhove weigerde en werd prompt door Janssens onder vuur genomen met het jachtgeweer dat hij bij zich had.  Hij miste evenwel doel doordat de bakker viel en bewerkte hem dan maar met een landbouwwerktuig dat vlakbij lag.  Het slachtoffer overleed enkele dagen later.  Het Hof was niet overtuigd van de voorbedachtheid die volgens de aanklager met de misdaad gepaard was gegaan en veroordeelde hem slechts tot levenslang voor vrijwillige doodslag.[8]

 

6.1. Grafieken (zie bijlage V)

 

Grafiek 1: verstekcijfers voor de Belgische Assisenhoven

 

Grafiek 2: verstekcijfers voor halsdelicten, Assisenhof Oost-Vlaanderen

 

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 


[1] Zie supra.

[2] Grafiek 1.

[3] Ibid.

[4] S. HEYVAERT, Twelve men good and true, blz. 164.

[5] Grafiek 2.

[6] Het andere dossier waarin tot vrijspraak werd besloten is helaas zoek geraakt.

[7] RABW, Hof van Assisen Oost-Vlaanderen, HA OOST 350, dossier 3662.

[8] RABW, Hof van Assisen Oost-Vlaanderen, HA OOST 244, dossier 2614.