Landbouwproductiviteit op basis van de kadastrale expertises in het arrondissement Dendermonde. (Raf Burm)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk 1: Het arrondissement Dendermonde

 

In dit eerste hoofdstuk zullen we van naderbij kennis maken met het arrondissement Dendermonde. In een eerste stuk schetsen we de ligging van het Land van Dendermonde en beschrijven we vooral – overigens niet zonder belang voor de reconstructie van de landbouw output - haar fysische gesteldheid. In een tweede deel geven we een algemeen beeld van de economische ontwikkeling weer op basis van reeds verschenen literatuur. Uiteraard besteden we meer aandacht aan de bestudeerde periode. In een derde deel tenslotte bespreken we met een bijzondere nauwgezetheid de bestudeerde bronnen, inzonderheid onderwerpen we de kadastrale expertises van het arrondissement Dendermonde aan de regels van de historische kritiek.

 

Ligging en beschrijving van de regio.

 

         Het huidige bestuurlijke arrondissement Dendermonde ligt gekneld tussen de driehoek Gent, Antwerpen en Brussel. Horizontaal door het gebied loopt de Schelde die als het ware gans het arrondissement in twee helften snijdt. In het noorden vormt de Durme de grens met het Waasland. Ten oosten begrenst de Schelde en klein-Brabant het gebied, terwijl de zuidgrens gevormd wordt door het land van Aalst. Vanuit dit land kronkelt de Dender zich een weg naar haar eindpunt in de Schelde. In het Westen grenst het gebied zo goed als tegen het Gentse.

        

In de noordelijke en de uiterst westelijke gemeenten bestaat de bodem voornamelijk uit zand. De zuidoostelijke gemeenten bezitten een zandleemtextuur.[51] Langsheen de alluviale vlakten van de rivieren Schelde, Durme en Dender bestaan de bodems uit klei. Vooral langsheen de schelde zijn de alluviale vlaktes uitgestrekt en werden ze in bepaalde gevallen definitief op het water veroverd. Bekend voorbeeld is het gehucht Kastel in de gemeente Moerzeke. De “Kastelse polders” zijn zeer vruchtbare bodems, waar reeds vanouds de groenteteelt bedreven werd. De inpolderingen die vanaf de dertiende eeuw in deze streek systematisch plaatsvonden, waren zelfs van die aard dat er in 1255 een aparte schepenbank voor werd opgericht : de zogeheten “wet van de broecken” met aan het hoofd 2 schouten.[52] Niet alleen Moerzeke leverde een gevecht op het water, andere gemeenten zoals Berlare, Overmere, Grembergen, Baasrode, e.a. polderden naarstig in of legden hun moerassen droog. Andere gemeenten hebben dan weer een bodem die uit verschillende texturen is samengesteld. Vooral gemeenten die op de grens liggen waar diverse texturen in elkaar overlopen. Bij de studie van de landbouwproductiviteit aan de hand van de expertisedossiers mogen we dit aspect zeker niet uit het oog verliezen. Toch is in een microstudie als deze, de bodemtextuur als verklarend element te rudimentair. We zullen dus meer afdoende en genuanceerdere verklaringen moeten zoeken voor opbrengstverschillen dan enkel de bodemtextuur. Trouwens iedere landbouwer zal ons met de stelligste overtuiging weten te vertellen dat de natuurlijke vruchtbaarheid vaak kan verschillen van perceel tot perceel, en zelfs binnen éénzelfde perceel toe. Bovendien werd er bij de opmaak van de kadastrale expertises geen rekening gehouden met de plaatselijke bodemtextuur. De enquêteurs waren enkel geïnteresseerd in de fiscale waarde van het perceel, niet in haar geologische structuur. Om die redenen achtten we het nuttiger meer belang te hechten aan andere fysische factoren zoals, de watertafel of de dikte van de humuslaag. De reconstructie van dit laatste blijkt niet zo een grote moeilijkheid. De enquêteurs leverden immers prachtig werk door in de inleidende beschrijving van document vijf eveneens de dikte van de humuslaag op te geven. Sommige expertises bevatten wel een vrij genuanceerde beschrijving van de grondsoort in de diverse klassen. Ze duiden de kleur aan, vertellen of de grond “vettig” is of eerder “zandig”, en delen ons mee of de bodem eerder “droog” dan wel “vochtig” is.

 

Toch mogen we ons niet al te veel fixeren op de bodemgesteldheid om de akkerbouwoutput te verklaren. Eveneens belangrijk zijn immers de economische motieven en de afzetmogelijkheden. Uit document drie van de kadastrale expertises kan de historicus belangrijke informatie puren voor de reconstructie van de marktafzetmogelijkheden. Voor de 20 bestudeerde gemeenten, konden we vier markten terugvinden. Naast Dendermonde zelf, waren er belangrijke handelsplaatsen ten zuiden, ten noorden en ten westen van de regio; respectievelijk: Aalst, Lokeren en Gent. In de volgende tabel (tabel 1.1.0) geven we voor iedere gemeente de respectievelijk marktplaats weer.

 

Tabel 1.1.0: Marktplaatsen van de gemeenten

marktplaats

Lokeren

Aalst

Gent

Dendermonde

Berlare

Wichelen

Wetteren

Wieze

Zele

 

Schellebelle

Appels

Overmere

 

Laarne

Dendermonde

Grembergen

 

Kalken

Lebbeke

 

 

Uitbergen

St Gilles Dendermonde

 

 

Massenem

Baasrode

 

 

 

Oudegem

 

 

 

Opdorp

 

 

 

Mespelare

 

 

 

 

 

         Op basis van de ligging tegenover de Dendermondse markt in vergelijking mat de hun naburige gemeenten, mogen we aannemen dat zowel Buggenhout als Denderbelle eveneens hun producten op deze markt afzetten. Merken we vooral de natuurlijke barrière op die de Schelde vormt tussen de Dendermondse markt en de Lokerse. De boeren en handelaars uit de gemeenten ten noorden van de Schelde zoals Berlare of Grembergen, zochten liever de veel verder gelegen markt van Lokeren op om hun producten aan de man de brengen dan de veerman te betalen voor een overzet naar de meer nabij gelegen markt van Dendermonde. We zullen hier in het derde hoofdstuk verder op terug komen, bij de bespreking van de landbouwopbrengsten en hun interregionale verschillen.

 

 

Korte economische historiek van de regio.

 

Het huidige arrondissement Dendermonde is de bestuurlijke opvolger van het oude Land van Dendermonde. Het ontstond op het einde van de 9de eeuw uit de verdeling van het oude Karolingische Dender- Scheldedomein van de abdijen Lobbes en St- Baafs. Samen met het Land van Aalst vormde het Land van Dendermonde een belangrijke buffer tussen enerzijds het Heilig Roomse Rijk en anderzijds Frankrijk, tussen het Hertogdom Brabant en het Graafschap Vlaanderen. Van oudsher was de Dendervallei een landbouwgebied.[53] Het bestond uit talloze domeinen die doorgaans aan kerkelijke instellingen toebehoorden. Vanaf de 10de eeuw gingen vele van deze domeinen over in handen van wereldlijke heersers, ondermeer omdat vele domeinen het slachtoffer van de invallen van de Noormannen waren geworden.[54]

 

In het midden van deze eeuw ontstond uit een handelsnederzetting aan de monding van de Dender in de Schelde de stad Dendermonde. Reeds ten tijde van de Romeinen was er een veer dat de verbinding verzekerde van de heirbaan van Bavai naar Asse. Gedurende de middeleeuwen was het een aanlegplaats voor handelsschepen en werd op deze strategische plaats tussen het Graafschap Vlaanderen het Hertogdom Brabant een tolhuis opgericht. Otto II, keizer van het Roomse Rijk richtte op het eilandje midden de Dender een burcht op en vertrouwde deze toe aan de kasteleinen van Gent, bewakers van de Schelde tussen Gent en Bornem en de Grens tussen het Franse en Duitse Rijk. Gedurende de 11de en de 12de eeuw werd het grondgebeid uitgebreid en werd de stad met torens en wallen versterkt. In 1233 ontving de stad uit handen van Robrecht de Bethune de stadskeur, het toppunt van haar stedelijke autonomie. De stad leefde vooral van haar inkomsten (rechten, taksen en tollen) uit de graanhandel en de wolproducten. In de hoge middeleeuwen was de lakennijverheid de belangrijkste industriële nijverheid in de stad en nam Dendermonde een belangrijk deel van de Vlaamse export voor haar rekening. Immers de Dendermondse lakenindustrie verwerkte niet alleen de in de ommelanden geproduceerde wol, maar voerde ook Engelse wol in.[55] In 1294 werd de eerste lakenhalle geopend, maar die bleek al spoedig te klein voor de expanderende handel en in 1337 werd begonnen met de bouw van een nieuwe lakenhalle (het huidige stadhuis, voltooid in 1351). Het hoogtepunt van deze bloeiperiode vond haar emanatie in de bouw van het belfort in 1377, zeven jaar nadat Lodewijk de Nevers, heer van Dendermonde, de stedelijke privilegies bevestigde. Deze bloei was een doorn in het oog van de Gentse Lakennijveraars, die in die periode het Vlaamse monopolie op de Lakennijverheid in handen trachtten te krijgen. Vanaf 1314 ondernamen de Gentenaars bij tijd en welen razzia’s om de Dendermondse weefgetouwen te vernielen. [56] Hoogtepunt in deze strijd situeert zich in 1380, toen vielen de Gentenaars Dendermonde aan en vernielde een groot stuk van de stad. In de loop van de vijftiende eeuw spitst de woede zich op de opkomende huisnijverheid in de omliggende dorpen. Niet alleen Gentenaars ondervonden een nefaste concurrentie van de kleine huiswevers maar ook de Dendermondenaars. Echter het was aan de omliggende dorpen verboden om de wolweverij uit te oefenen op straf van o.m. het verbeurte van de getouwen. De Dendermondse wevers lieten het niet alleen bij dreigementen. Op tijd trokken ze op strafexpedities en namen de weefgetouwen die ze in de omliggende gemeenten (Hamme, Zele, Grembergen,..) vonden in beslag.  Het  waren de laatste stuiptrekkingen. De concurrentie van Italiaans en Engels laken werd te groot en de Vlaamse lakennijverheid ging teloor.

 

Naast de graanhandel en de lakenindustrie was ook de vlasteelt een belangrijke bron van inkomsten, vooral sinds de zestiende eeuw. Het Dendermondse vlas stond bekend om zijn hoge kwaliteit en vond om die reden bijzonder veel afnemers. Vooral Brusselse en Mechelse vlas- en linnenhandelaars kwamen zich op de Dendermondse vlasmarkt bevoorraden. De linnennijverheid zelve, kwam in het Dendermondse nooit echt tot volle ontwikkeling. Enkel in Dendermonde zelf bestond er gedurende de zestiende en de zeventiende eeuw een kleine maar bloeiende linnennijverheid. Door de toenemende concurrentie vanuit het buitenland alsmede door de protectionistische maatregelen, kwam de linnenuitvoer in de loop van de achttiende eeuw tot verval. De industrie verplaatste zich naar de omliggende dorpen. De vlasproducenten hoopten door zelf het linnen te produceren een meerwaarde te realiseren. In Zele ontstond in de loop van de achttiende eeuw een bloeiende nijverheid van fustenlijnwaad[57] (dit is een textielweefsel met een linnenketting en een katoeneninslag)[58].

 

            Tezamen met de vlasteelt en –nijverheid was ook de hennepteelt en -nijverheid een belangrijke economische bedrijvigheid, die in de loop van de zeventiende eeuw een hoge vlucht nam en dat tot aan het begin van de twintigste eeuw deed.[59] Vooral in de gemeenten Hamme, Zele, Grembergen en Dendermonde en in mindere mate Berlare was de hennepteelt een belangrijk onderdeel in de vruchtwisseling. Tevens situeerde zich in die voornoemde gemeenten ook de verwerkende industrie; de touwslagerij en de zeildoekweverij. Deze industrieën behoorden tot de belangrijkste binnen de regio. Andere industrieën zoals de leerlooierij (voornamelijk in

Dendermonde) katoenverwerking (Waasmunster), mouterijen, papiermakerij, olieslagerijen en brouwerijen waren te klein om zich in omvang met de voorgaande te meten.[60]

Hoewel dit niet weg neemt dat sommige van bijzonder belang waren voor de lokale socio-economische geschiedenis.  We denken in dit verband bv. aan de katoenverwerkende industrie in Waasmunster, die tot ver in de twintigste eeuw een aanzienlijke werkverschaffer was[61]. Een andere nijverheid die we terloops kunnen aanhalen, zijn de vele turfstekerijen in de buurt van de rivieren Schelde en Durme. Turf vormde de belangrijkste brandstof zij het voor huiselijk gebruik dan wel voor de talrijke kleine zeepziederijtjes.[62] Stille getuigen zijn de vele plaatsnamen zoals ‘koolputten’ of  ‘colputten’. Ook het bekende “donckmeer” in Overmere dankt zijn ontstaan aan de turfontginning.[63]

 


(klik om te vergroten)

Kaart:  Het arrondissement van Dendermonde: Kaart uit   ‘Atlas géographique, administratif et statstique du Rauyaume des Pays-Bas’ , 2de deel, Province de la Flandre Orientale, 1825.

 

 

De kadastrale expertises van deze regio.

 

            Voor 20 gemeenten van de 28 uit het arrondissement Dendermonde zijn de kadastrale expertises in zijn volledigheid bewaard gebleven. Zij bevinden zich in de provinciale afdeling van het ministerie van financiën, afdeling kadaster (Oost Vlaanderen). Voor de gemeenten Buggenhout, Denderbelle, Hamme, Moerzeke, Schoonaarde, Serskamp, Westrem en Waasmunster zijn de expertises volledig of gedeeltelijk verloren gegaan. Voor sommige gemeenten is document 1, ‘Procès verbal de délimitation du territoire de la commune de…’ wel bewaard gebleven in de archieven van het kadaster. Dit heeft te maken met het feit dat dit document vaak nog actuele rechtsgeldigheid heeft.[64] Immers document 1 behelst de officiële afbakening van de gemeenten en  beschrijft de gemeentegrenzen. Bijgevolg moet dit document ten allen tijde consulteerbaar zijn in het geval er zich een grensconflict tussen gemeenten zou voordoen. Dit is zo voor de gemeenten Waasmunster, Hamme, Moerzeke, Buggenhout en Serskamp. Voor de andere gemeenten heeft document 1 wellicht geen rechtswaarde meer, omdat er mogelijks in tussentijd nieuwe opmetingen zijn gebeurd bij grensverschuivingen of dergelijke en heeft men om die reden dan ook voornoemde document niet meer bewaard. Wel het vermelden waard is dat de resterende documenten van deze gemeenten opgesteld zijn in het Nederlands en dateren van 1823. De verloren gegane documenten zijn dus de meeste recente van het ganse arrondissement. Blijkbaar zijn het ook deze die het snelst verloren zijn gegaan.

            Bij de verwerking van de bron en de analyse van de bekomen gegevens, hebben we ook rekening gehouden met de opmaakdatum van de verschillende documenten. In de bijgevoegde tabel (tabel 1.1.0) werden de diverse opmaakdata opgenomen. Meer dan eens kunnen we, net zoals J. Hannes voor de provincie Antwerpen trouwens, vaststellen dat er vaak menige jaren (ongeveer 4 à 5 jaar) overgingen om een expertisebundel af te ronden.[65] Dit lijkt op het eerste gezicht weinig relevante informatie, toch dienen we dit te betwisten. Het is immers niet ondenkbeeldig dat bepaalde informatie reeds verouderd was alvorens de bundels afgewerkt waren.

 

              Tabel 1.1.1. : Opmaakdata van de expertises.

 

 

 

 

Verhulst[66]         .

Kadastrale expertises; opmaakdata van de

belangrijkste documenten

gemeente

 

 

document 1

document 2

document 5

document 11

 

 

 

 

 

 

 

Appels

 

1820

1816

1816

1819

1820

Baasrode

 

1820

1818

1818

1818

1820

Berlare

 

1811

1810

1811

1811

1811

Buggenhout

 

-

[1823]

-

-

-

Denderbelle

 

-

-

-

-

-

Dendermonde

 

1820

1816

1819

1819

1820

Grembergen

 

1811

1807

1811

1811

1811

Hamme

 

-

[1823]

-

-

-

Kalken

 

1815

1811

1817

1815

1815

Laarne

 

1815

1811

1818

1815

1815

Lebekke

 

1816

1816

1818

1815

1816

Massemen

 

1815

1817

1817

1818

1815

Mespelare

 

1816

1816

1819

1819

1820

Moerzeke

 

-

[1823]

-

-

-

Opdorp

 

1816

1816

1819

1815

1816

Oudegem

 

1816

1816

1819

1819

1819

Overmere

 

1816

1810

1811

1811

1816

Schellebelle

 

1815

1817

1817

1818

1815

Schoonaarde

 

-

-

-

-

-

Serskamp

 

-

[1817]

-

-

-

St Gilles Dendermonde

 

1816

1816

1819

1819

1819

Uitbergen

 

1811

1811

1811

1811

1811

Waasmunster

 

-

[1823]

 

-

-

Westrem

 

-

-

-

-

-

Wetteren

 

1815

1816

1817

1817

1815

Wichelen

 

1813

[1965]

1816

1816

1813

Wieze

 

1816

1817

1819

1819

1816

Zele

 

1811

1807

1811

1811

1811

 

Bijkomend dienen we erop te wezen dat ook de marktprijzen, die in document 3 van de expertisebundels zijn opgenomen een gemiddelde zijn van kort voor de eeuwwisseling als het eerste decennium van de negentiende eeuw. Er zit dus met andere woorden vaak 7 tot 10 à 11 jaar verschil op tussen het laatste cijfer van de marktwaarneming (zijnde 1809) en de uiteindelijke datum waarop een expertises werd afgerond. Dan zwegen we nog over het eerste cijfer van de marktwaarneming (zijnde 1792). Bovendien dienen we stellig rekening te houden met de economische continentale politiek van Napoleon. Gezien het feit dat onze contreien op dat eigenste moment deel uitmaakten van het grote Frankrijk en er om die reden geen invoerrechten betaald moesten worden, was er  wellicht een gunstige invloed op de prijzen die vooral aan industriegewassen uitbetaald werden.[67] Coperloos denkt hierbij vooral aan vlas.[68] Dus niet zozeer omdat de franse expertises slecht zouden uitgevoerd zijn, zoals Ph. Kint beweerd, maar wel omdat de marktsituatie in een overwegende protectionistische staat veranderd was. Bovendien waren –zoals hierboven vermeld- de marktgegevens op zich al verouderd en hadden zich er ondertussen nieuwe ontginningen plaatsgevonden. Om die redenen besloot het Hollandse bewind de kadastrale gegevens te herschatten.[69] Vanaf 1825 startten de verrichtingen en werden ze in 1833 afgerond[70].

 

Bij onze studie mochten we vaststellen dat niet iedere expertise even nauwgezet werd uitgevoerd. De expertises van Schellebelle en Wichelen verstrekken ons zonder twefel de meeste landbouwtechnische informatie. Waar de enquêteurs van de andere expertises zich beperken tot het vermelden van de aanwezigheid van nateelten, bleek de enquêteur van deze expertises zich de moeite getroost te hebben om de nateelten in de vruchtopvolging op te nemen. Ook het optekenen van de productiekosten in document vijf voor de verschillende gewassen, werd secuur genoteerd. De andere expertises zijn minder nauwkeurig wat de afwerking betreft, toch is dit geen reden om de bron in zijn geheel als waardeloos te bestempelen. Natuurlijk zijn er de vele omzettingsfouten, en telfouten. Echter dit gegeven is iets dat meer in het fiscale voor- en/of nadeel speelde van de belastingsplichtige dan wel een echt obstakel vormt voor de historicus. Het uiteindelijke opzet van de wetgever was immers na te gaan wat een stuk onroerend goed van een bepaalde kwaliteit in een “gemiddeld” jaar doorgaans opbracht, om op die manier een rechtvaardige grondbelasting te beogen.

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

[51] J. AMERYCKX, Algemene Bodemkunde, Vanmelle, Gent, 1974, p. 73.

[52] R. RUYS, Langs Schelde en Durme, Gent, 1986, pag. 84.

[53] J. LINDEMANS, Het oude land van Dendermonde, in GOKD, 3de reeks. I. pag. 14-18.

[54] J. DAUWE, Van middeleeuwse ambachten tot georganiseerde handelskamers, Dendermonde, 1992, pag. 11.

[55] A. STROOBANTS en E. COOSEMANS, 200jaar textielnijverheid te Dendermonde 1787-1987, Dendermonde, pag. 9.

[56] J. LINDEMANS, o.c., pag. 15.

[57] F. MICHEM, Zele en zijn geschiedenis, Antwerpen-Brussel, 1957, pag.189.

[58]  Er bestond ook “saaifustein”. Dit is een textielweefsel met een linnenketting en wollen inslag.

[59] A. STROOBANTS en E. COOSEMANS, o.c. pag. 16-17.

[60] J. DAUWE, o.c., pag. 17.

[61] J. DAUWE, o.c., pag. 19.

[62] J. DAUWE, o.c., pag. 17.

[63] R. RUYS, o.c., pag. 90.

[64] Het moet wel gezegd: Het kadastrale archief is eigenlijk ten behoeve van de eigen administratie. De officiële rechtsakten worden het op ministerie van justitie bijgehouden, maar het betreft wel dezelfde documenten.

[65] J. HANNES,  Aspecten van de agrarische geschiedenis volgens de kadastrale expertises, Brussel, BCLG 109, 1994, pag. 5.

[66] A. VERHULST, Kadastrale archieven en plaatselijke geschiedenis, in; Kultureel jaarboek van de provincie Oost-Vlaanderen 1954, Gent, 1959, pp. 303-311.

[67] P. LINDEMANS, o.c., II, pag. 227.

[68] F. COPERLOOS, o.c., pag. 73.

[69] Ph. KINT, Prometheus aangevuurd door Demeter, Amsterdam, 1989, p. 82.

[70]J. VERHELST, De documenten uit de ontstaansperiode van het moderne kadaster en de grondbelasting (1792-1835), Miscellanea Archivistica 31, Algemeen Rijksarchief, 1982, Brussel, p. 93.