August De Block (1893-1979): socialistisch politicus. Een biografie. (Joris De Coninck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

2 . INLEIDING

 

Op 3 mei 1979 publiceerde Herman Balthazar in “Vooruit” een in memoriam over August De Block, die een week tevoren was overleden. Balthazar stelde vast dat er weinig aandacht was besteed aan De Blocks overlijden, ondanks ‘s mans lange staat van dienst in de socialistische beweging. In de daaropvolgende summiere biografische nota had Balthazar het over De Blocks wedervaren in de Nederlandse interneringskampen tijdens Wereldoorlog I, over zijn loopbaan als socialistisch partijsecretaris en gemeenteraadslid te Sint-Niklaas en als nationaal partijsecretaris na de partijhervorming van Hendrik De Man, over zijn rol in de kringen van de gevluchte Belgische socialisten te Londen tijdens de Tweede Wereldoorlog en over zijn naoorlogse carrière als senator en directeur van het dagblad “Vooruit”. Balthazars artikel was een korte bundeling van tal van gegevens die hij her en der had kunnen bijeensprokkelen. Hij stelde dat “wie iets meer zal willen schrijven tevergeefs zal zoeken naar vlot bereikbare en grondige informatie”.[1]

 

August De Block bleek geen bekende persoonlijkheid, zelfs niet in zijn geboortestad Sint-Niklaas. De stadsarchivaris moest diep nadenken voor hij De Block, die dertien jaar lang een belangrijke rol had gespeeld in het stedelijke politieke leven, kon duiden. Zelf wist ik aanvankelijk ook niks over De Block. Als kersvers kandidaat in de geschiedenis was ik in september 1996 op zoek naar een geschikt onderwerp voor mijn eindverhandeling.

 

Daarbij kwam ik in het AMSAB terecht waar Rik De Coninck en Michel Vermote me wezen op de Wase socialist De Block en zijn politieke loopbaan. Mijn nieuwsgierigheid naar de niet bijster bekende August De Block was gewekt. Ik zou de biografie schrijven van een socialistisch streekgenoot.

 

“DE BIOGRAFIE IS IN DE MODE[2]

 

De biografie kan zich de laatste jaren verheugen op een toenemende belangstelling. In 1996 en 1997 werd de literatuurprijs “De Gouden Uil” (categorie nonfictie) toegekend aan Joris Van Parys en Elsbeth Etty voor hun biografische studies over Frans Masereel, respectievelijk Henriëtte Roland Holst. Dit jaar behoorde de biografie over Lodewijk Van Deyssel van de hand van Harry G. M. Prick weliswaar tot de genomineerden, maar de literatuurprijs ging uiteindelijk naar Leonard Bussés “Bitters bruid”.[3] Ook het ontstaan van een specifiek tijdschrift (“Biografie Bulletin”) en van een specifieke prijs (“Het Geschreven Leven”) wijzen erop dat de biografie terug in is.

 

De biografie, die geldt als bakermat van de geschiedschrijving[4] en in de loop der tijden met wisselend succes haar stempel op de historiografie heeft gedrukt, was sinds de jaren ‘50 van deze eeuw sterk op de terugweg.

 

Onder invloed van de wetenschappelijke benadering van de geschiedenis, die elke vorm van narrativisme uitsloot, werd het biografische genre steeds meer verguisd.

 

De biografie werd gelijkgesteld met “Grote Mannen”-geschiedenis en als zodanig verworpen. In die jaren gold het gebruik van tabellen, kaarten, berekeningen en diagrammen in historische studies als het summum van wetenschappelijk werk. Het resulteerde echter “in gortdroge specialistische studies die alleen nog door een kleine incrowd van vakbroeders gelezen werden”[5].

 

Onder impuls van de mentaliteitsgeschiedenis werd de biografie in ere hersteld. De biografie kan zich niet enkel als genre op een toegenomen populariteit verheugen, maar werd ook als historische bron en als methode herontdekt. Historici leggen zich tegenwoordig meer en meer toe op het samenstellen van historische woordenboeken en het verzamelen van egodocumenten,[6] terwijl in de sociologie de “Life History Approach” doorbrak waarbij het biografisch element als hulpmiddel voor analyse en reconstructie van collectieve leefwerelden wordt aangewend.[7]

 

De opkomst van de mentaliteitsgeschiedenis kan niet als enige oorzaak van die heuse biografierevival worden aangehaald.

 

Andere factoren spelen eveneens een rol. Vooreerst lijkt onze postmoderne samenleving waarin het geloof in een allesomvattend vertoog is ondermijnd, een ideale voedingsbodem voor het individualistische biografische element. Daarnaast wordt in de literatuur ook opgemerkt dat de bloeitijden van het biografische genre steeds samenvallen met crisis- en overgangsperiodes waarin het verval van traditionele waarden een wijdverbreide twijfel en een algemene onzekerheid doet ontstaan. De biografie biedt dan “een terugkeer naar de warmte van het concrete, naar het geruststellende en vertrouwde duister van het onmiddellijk beleefde”.[8] Tenslotte heeft de recente heropleving van de biografie ook meer wetenschaps-interne oorzaken. De biografie, met de aan haar inherente accentuering van het individuele, wordt vaak beschouwd als een noodzakelijke en heilzame reactie tegen de jarenlange traditie van deterministisch verklaren en aandacht voor collectiviteiten.  Door het individu in het geschiedverhaal te betrekken is de biografie niet zelden veel toegankelijker dan de specialistische studies van economische historici. Anderzijds moet worden opgemerkt dat de ene vorm van historisch onderzoek de andere niet uitsluit. Beiden kunnen elkaar aanvullen en verrijken.[9]

 

VRAAGSTELLING

 

De bekende biograaf Richard Holmes stelt dat hij om drie redenen wordt aangetrokken tot de studie van levens van derden. Een eerste drijfveer voor Holmes is het gevoel van mysterie dat tal van gebiogafeerde individuen bij hem oproepen. Een tweede is de behoefte om onrecht tegenover de gebiografeerde te bestrijden. Tenslotte voelt Holmes zich gedreven door de behoefte aan onthullingen betreffende het leven en werk van de gebiografeerde.[10]

 

Gezien de onbekendheid van August De Block werd ik aanvankelijk gedreven door de laatste behoefte. De Blocks biografie mocht echter niet beperkt blijven tot een steriel feitenrelaas over de bekende of onbekende aspecten van De Blocks openbare leven als socialistisch politicus. Ook zijn privéleven moest worden onderzocht. Beiden staan immers nooit los van elkaar. Daarnaast mocht ook de algemene historisch-maatschappelijke werkelijkheid waar de gebiografeerde (in dit geval August De Block) in leefde geenszins worden veronachtzaamd. De biografie behandelt immers het leven van een individu “dat in zich de geheel verstrooide elementen van de cultuur verenigt”.[11]

 

Het opzet van deze verhandeling gaat dus verder dan de weergave van louter feitelijke gegevens. August De Block zal worden geplaatst in de context van de maatschappelijke en culturele verhoudingen eigen aan zijn tijd.

 

Concreet betekent het dat de verhandeling die voorligt niet enkel aandacht zal besteden aan de privépersoon of de socialistische politicus De Block, maar ook aan de meer algemene geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging en de Belgische politiek. De biografie van August De Block kan dus dienen als een leidraad voor een tocht doorheen circa vijftig jaar hedendaagse geschiedenis.

 

Door de enorme omvang van de bronnen voor de periode na Wereldoorlog II, hebben we er immers voor gekozen slechts een deel van De Blocks lange leven in extenso te behandelen, met name de periode tot en met september 1944. Dergelijke indeling is vanzelfsprekend enigszins arbitrair, te meer daar ze volledig voorbijgaat aan de ongrijpbare en onoverzichtelijke aspecten van een mensenleven. Anderzijds cumuleerde August De Block vanaf het midden van de jaren ‘40 zodanig veel mandaten en functies dat een grondige studie van De Blocks naoorlogse leven, binnen het bestek van een licentiaatsverhandeling, niet realiseerbaar werd geacht. De Blocks naoorlogse leven wordt daarom in de epiloog slechts in vogelvlucht geschetst.

 

BRONNEN

 

August De Block heeft een eigen archief bijgehouden dat werd gedeponeerd in het Archief en Museum van de Socialistische Arbeidersbeweging en mij een hoop informatie heeft verschaft, maar toch ook zijn beperkingen heeft. Het bevat documenten die slechts een beperkte periode uit De Blocks leven bestrijken, met name de periode tussen 1936 en 1959.

 

Desalniettemin is het fonds August De Block zeer nuttig gebleken in het verstrekken van gegevens betreffende zijn openbare en persoonlijke leven tijdens de ballingschap te Londen (1942-1944).

 

Het fonds bevat vele bundels met correspondentie van De Block en zijn vrouw uit die periode. In één enkele brief geeft De Block ook een overzicht van wat hij tussen mei 1940 en mei 1942 meemaakte. Toch bleek dit alles niet voldoende. Er moest dus verder worden gezocht.

 

Twee andere archieffondsen die op het AMSAB worden bewaard, met name het fonds S.M. Het Licht en het fonds Hendrik Fayat, bleken enkele documenten aan het adres van De Block of van diens hand te bevatten. De desbetreffende brieven en nota’s leverden nieuwe gegevens op voor de periode net vóór en tijdens Wereldoorlog II. Voor De Blocks rol als partijsecretaris werd veel informatie gepuurd uit de “Verslagboeken” van de Algemene Raad van de BWP,   die onder de vorm van microfiches op het AMSAB worden bewaard. AMSAB beschikt tevens over een archieffonds van de BWP-afdeling van Sint-Nilaas dat slechts zes verslagboeken van het partijbestuur omvat. De boeken waren echter een zeer belangrijke bron bij het achterhalen van De Blocks rol als plaatselijk partijsecretaris.

 

Gezien de beperkte omvang van het AMSAB-fonds BWP-Sint-Niklaas namen we contact op met Freddy Willockx, SP-Europarlementslid en gemeenteraadslid te Sint-Niklaas. Hij was zo vriendelijk één van zijn medewerkers, Edi Van Puyvelde, de opdracht te geven om, in de nog te Sint-Niklaas aanwezige partijarchieven, op zoek te gaan naar informatie over De Block.

 

Het leverde niets op, wat gezien een brand die in de loop van de jaren ‘50 het Sint-Niklase “Volkshuis”  in de as legde, niet zo verwonderlijk was. Edi Van Puyvelde sprak ook met Rik Mertens, tijdens de jaren ‘30 lid van de Anti-Oorlogsliga en later BSP-gemeenteraadslid en schepen, maar de man kon zich over August De Block zo goed als niks herinneren.

 

De diverse archief- en documentatieinstellingen te Sint-Niklaas leverden flink wat informatie op betreffende De Blocks leven in de Wase hoofdstad. In het Stadsarchief werden, naast de registers van de Burgerlijke Stand en Bevolking, verscheidene andere stukken geraadpleegd. De resolutieboeken van de gemeenteraad leverden een coherent beeld op van De Blocks optreden als socialistisch gemeenteraadslid. De papieren van de diverse gemeentelijke organen waar De Block of zijn vrouw tussen 1921 en 1934 deel van uitmaakten leverden, op uitzondering van de data van hun respectievelijk aan- en uittreden, weinig concrete informatie op. Het speurwerk in de fondsen “Gerecht” en “Politie” bracht enkele gegevens      betreffende het socialistische verenigingsleven aan het licht.

 

De documentatiemappen die in Bibliotheca Waesiana werden geraadpleegd, bevatten zeer veel materiaal over de campagnes die in de aanloop naar de wetgevende, gemeente- en provincieraadsverkiezingen werden gehouden. De mappen bevatten naast pamfletten, kiesbladen en brochures vaak ook de weekbladen die door de verschillende politieke partijen werden verspreid en tijdens de verkiezingscampagnes bol stonden van politieke propaganda.

 

In het Archief en Documentatiecentrum van de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het Land van Waas werden eveneens diverse mappen geraadpleegd wat, op uitzondering van één pamflet en één brochure, niks opleverde.

 

In het Archief en Museum van het Vlaams Cultuurleven raadpleegden we de aldaar aanwezige correspondentie en documenten van of betreffende De Block.

 

Gegevens over De Blocks dienstplicht troffen we aan in het Centrum voor Historische Documentatie van de Krijgsmacht, het Documentatiecentrum van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, het Sint-Niklase Stadsarchief en het Rijksarchief Beveren-Waas, waar ook het fonds van het Oost-Vlaamse Provinciebestuur werd geraadpleegd.

 

Naast archiefbronnen werdn ook gedrukte bronnen geraadpleegd. “De Volksstem van ‘t Waasland”, waar De Block jarenlang hoofdredacteur van was, werd voor de jaargangen 1911-1934 integraal doorgenomen, net als de “De Jonge Socialist” (1913-1914) en  “De Belgische Socialist” (1916-1918). De laatste twee bladen werden (evenwel tevergeefs) doorzocht in de hoop te stoten op artikels van de hand van de jonge August De Block. “Vooruit” werd slechts gedeeltelijk goorgenomen. De verslagen van de Oost-Vlaamse provincieraad waren in de eerste jaren van het Interbellum immers nog zeer volledig, maar verwaterden nadien. In het dagblad werd ook gezocht naar de wekelijks bijdragen van De Block over de Sint-Niklase partij-afdeling. Het bleken echter vrij matte stukjes, die ons over de Sint-Niklase BWP-afdeling noch over De Block zelf, belangrijke bijkomende informatie verschaften. Het laatste was trouwens een opvallend kenmerk van De Blocks journalistieke bedrijvigheid.

 

Hij schreef slechts hoogst uitzonderlijk over zichzelf en wanneer hij het toch deed verontschuldigde hij zich, als product van een collectivistische beweging, uitvoerig.[12]

 

We hebben ook gebruik gemaakt van de reeks bronnenuitgaven “Camille Huysmans. Geschriften en documenten” waarin tal van brieven en nota’s, die door De Block tijdens de beide Wereldoorlogen waren opgesteld, werden gepubliceerd en besproken.     

 

Tenslotte konden we ook een beroep doen op de getuigenissen van enkele mensen die De Block van nabij hebben gekend : zijn jongste zoon Paul, Alice Vanhecke, die in de jaren ‘30 bij het gezin De Block werkzaam was als kindermeisje en Jeanine De Rop en Cesar Van der Poel, die beiden aan “Vooruit” waren verbonden toen De Block het dagblad beheerde.

 

We hebben getracht elke figuur waarvan dat mogelijk was van een korte biografische nota te voorzien. Daarvoor hebben we gebruik gemaakt van de geëigende biografische naslagwerken die in de bibliografie onder de titel “Werkinstrumenten” worden opgesomd. Indien van die regel werd afgeweken, noteerden we dat in voetnoot.

 

Negentien jaar na het door Balthazar vastgestelde gebrek aan informatie over De Block (cfr. supra) ligt nu een werk voor dat de bescheiden ambitie heeft aan die lacune een einde te stellen. Hoog tijd dus om de biografie van August De Block aan te vatten.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] H. BALTHAZAR, In Memoriam. August De Block, een politicus van betekenis, in : Vooruit,

3 mei 1979.

[2] E. KAMP, “Een bespottelijk genre, de biografie, maar ik ben er dol op”. Een interview met Sem Dresden, in : Biografie Bulletin, 1997, nr. 1, blz. 40.

[3] De Morgen, 17 maart 1997, 12 en 16 maart 1998.

[4] Eén van de eerste uitingen van historisch besef waren de biografische fragmenten die zo’n vier- à vijfduizend jaar geleden  op Egyptische en Sumerische koningslijsten in steen werden gegrift.

[5] P. VAN DER VELDE, Wie is er bang voor de historische biografie?, in : B. TOUSSAINT en P. VAN DER VELDE (red.), Aspecten van de historische biografie, Kampen, 1992, blz. 9.

[6] Voor een stand van zaken m.b.t. de arbeidersbeweging zie : L. PEIREN en G. VANSCHOENBEEK, Biografen aller landen verenigt U! Een dossier over biografische woordenboeken en de prosopografische benadering van de geschiedenis van de sociale bewegingen, in : Brood en Rozen. Tijdschrift voor de Geschiedenis van Sociale Bewegingen, 1996, nr. 1, blz. 9-17.

[7] J. FONTIJN, Wetenschap en biografie, in : Biografie Bulletin, 1996, nr. 1, blz. 1-2.

A.A. VAN DEN BRAEMBUSSCHE, Het biografisch element in de geschiedschrijving. Een geschiedtheoretische verkenning, in : Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 1989, nr. 1, blz. 26-28.

P. VAN DER VELDE, art.cit., blz. 9.

[8] P. ARIES en G. DUBY (red.), Geschiedenis van het persoonlijk leven. Deel 9 :  A. PROST en

G. VINCENT, De twintigste eeuw : de verovering van de persoonlijke ruimte, Amsterdam, 1994,

blz. 202.

[9] H. DEFOORT, Mijnheer Slunse. August Debunne (1872-1963). Socialistisch pionier. Volks-vertegenwoordiger. Burgemeester van Menen, Gent, 1996, (RUG, onuitgegeven licentiaats-verhandeling), Inleiding, blz. 2.

G. DUBY, L’histoire continue, Parijs, 1991, blz. 101.

J. FONTIJN, art.cit., blz 3-4.

N. VAN DER ZEE, De biografie : een vruchtbare bedding voor literatuur en geschiedwetenschap, in : B. TOUSSAINT en P. VAN DER VELDE (red.), o.c., blz. 22-23.

A.A. VAN DEN BRAEMBUSSCHE, art.cit., blz. 28-29.[9]

[10] R. HOLMES, De uitvinding van de waarheid. Of : de verzinsels van de biograaf, in : Biografie

Bulletin, 1996, nr.1, blz. 10.

[11] J. DE MUL, Tussen kunst en wetenschap. Willem Dilthey en de historische biografie, in :

B. TOUSSAINT en P. VAN DER VELDE (red.), o.c., blz. 38.