“Cybercrime”: analyse en evaluatie van Belgische regelgeving. (Koen Van Poucke)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Deel I: De digitale informatiesnelweg

 

Hoofdstuk 1: ontstaan en evolutie van het Internet

 

1.1. Van Internet tot World Wide Web

 

1.1.1. “Arpanet“

 

De oorsprong van het Internet ligt in het tijdperk van de Koude Oorlog. In de jaren ’60 werden de militaire computers van de Verenigde Staten met elkaar verbonden door middel van een kwetsbare communicatielijn[1]. De vrees voor een nucleaire oorlog met het Sovjetblok deed de Amerikaanse overheid zoeken naar een meer stabiele manier om computers met elkaar te verbinden.[2]

 

Enkele universiteiten van Californië kregen de vraag voorgeschoteld om een systeem uit te bouwen dat bestand zou zijn tegen eventuele nucleaire conflicten. De bedoeling was om een gedecentraliseerde netwerkstructuur uit te bouwen zodat bij de onderbreking van een netwerkverbinding de informatie-uitwisseling automatisch zou worden omgeleid langs een alternatieve weg. Dit principe noemt men “dynamic rerouting”. Met behulp van deze techniek kan netwerkverkeer opgesplitst worden in kleinere pakketten die zich kunnen verplaatsen langs verschillende routes. De verzonden informatie kan terug leesbaar gemaakt worden door de aaneenschakeling van de reeks pakketjes.

 

In 1969 werden in de Verenigde Staten vier computers van het militaire Advanced Research Projects Agency (ARPA) op die manier met elkaar verbonden. Arpanet kende een groot succes en werd in 1972 uitgebreid zodat ook wetenschappelijke en universitaire instellingen konden aansluiten op dit netwerk. Een jaar later werden de eerste internationale verbindingen gelegd zodat academici uit verschillende werelddelen met elkaar informatie konden uitwisselen.

 

Begin de jaren ’80 werd een universele taal ontwikkeld (TCP/IP) die toeliet dat verschillende computers, verspreid over de hele wereld, met elkaar konden communiceren. Voortaan werd het mogelijk om aparte netwerken met elkaar te verbinden door het gebruik van het “TCP/IP-protocol”. De officiële benaming van dit overkoepelende netwerk werd Internet.

 

1.1.2. “World Wide Web” (WWW)

 

Eén van de meest bekende toepassingen van het Internet is ongetwijfeld het “World Wide Web”[3] of kortweg WWW. Het werd door Tim Berners-Lee samen met de Belg Robert Cailliau in 1989 ontwikkeld aan het Europees Instituut voor Deeltjesfysica te Genève, Zwitserland (CERN[4]) en is gebaseerd op “Hyper Text Markup Language” of HTML. Dankzij deze taal is het mogelijk om pagina's op het Web te maken die voorzien zijn van tekst, beeld, bewegende beelden en zelfs geluid. Eén van de belangrijkste kenmerken van HTML is de mogelijkheid om documenten met elkaar te verbinden via automatische verwijzingen of “hyperlinks”.[5] Door een hyperlink te activeren, belandt de internetgebruiker op een andere webpagina. Dankzij deze techniek kan informatie aan elkaar gekoppeld worden, zonder dat deze zich op dezelfde computer hoeft te bevinden. In 1990 had Berners-Lee al een toepassing klaar om webpagina’s te kunnen bekijken: de “browser”.[6]

 

In de daarop volgende jaren groeide het bewustzijn omtrent het nut van het WWW. Marc Andreessen, student aan het Amerikaanse National Centre for Supercomputing Applications, zag al gauw de commerciële mogelijkheden in van het Web en ontwikkelde de browser “Mosaic”. Via enkele berichten die hij postte in verschillende nieuwsgroepen, maakte Andreessen reclame voor zijn browser en stelde deze zelfs gratis ter beschikking aan het wijde publiek.[7] Halfweg de jaren ’90 werd het bedrijf Mosaic Communications Corporation omgedoopt tot Netscape.[8] Ongeveer op hetzelfde moment kwam ook softwareproducent Microsoft met een browser op de markt: “Internet Explorer”.[9]

 

Inmiddels was het Europees Instituut voor Deeltjesfysica tot de conclusie gekomen dat de verdere uitbouw van het WWW geen taak was van het instituut. Daarom werd in 1994 het World Wide Web Consortium[10] (W3C) gesticht met Tim Berners-Lee als directeur. Het W3-consortium tracht samen met enkele universiteiten en bedrijven uit de industriële sector om de toepassingsmogelijkheden van het Web uit te breiden.

 

1.1.3. E-mail

 

Een andere, veel gebruikte toepassing van het Internet is het uitwisselen van elektronische boodschappen of e-mail. Hoewel elektronische post pas sinds enkele jaren gemeengoed is geworden, werd deze toepassing reeds dertig jaar geleden ontwikkeld.[11]

 

Ray Tomlinson werkte begin de jaren '70 als jonge ingenieur voor het bedrijf BBN Technologies, dat in opdracht van de Amerikaanse regering werkte aan de ontwikkeling van Arpanet. In 1971 slaagde hij er in om berichten door te sturen naar andere computers binnen hetzelfde netwerk. Een programma voor de eigenlijke bestandsoverdracht was eerder reeds ontwikkeld als toepassing van Arpanet. Tomlinson zocht vervolgens naar een symbool dat kon gebruikt worden als scheidingsteken in een e-mailadres en koos voor het “@”-teken omdat dit in geen enkele naam voorkwam. De elektronische post was een feit.[12]

 

Dertig jaar later is het aantal elektronische berichten dat dagelijks via Internet verzonden wordt niet meer bij te houden.[13] Volgens recent onderzoek van The Gallup Organization[14] is e-mail zonder enige twijfel de belangrijkste activiteit van Internetgebruikers. De enquête die door deze organisatie werd afgenomen van vierhonderd Amerikaanse respondenten, toonde zelfs aan dat ongeveer drie vierde van de ondervraagden beschikt over meerdere e-mailadressen.

 

Hoewel de ontwikkelaars van Arpanet niet de bedoeling hadden om een wereldwijd berichtensysteem te ontwikkelen, kan e-mail tot één van de grootste successen van Arpanet gerekend worden.

 

Elektronische post heeft als belangrijke eigenschap dat het niet plaats- of tijdgebonden is. Het is door de koppeling van netwerken in principe mogelijk om op elke plaats elektronische berichten uit te wisselen. Het gelijktijdig aanwezig zijn van verzender en ontvanger van een boodschap is geen voorwaarde om een bericht te kunnen verzenden.[15]

 

1.1.4. “Usenet” of Nieuwsgroepen

 

“Usenet” ontstond eind de jaren ’70 en richtte zich aanvankelijk tot universiteiten en commerciële organisaties. Het is een wereldwijd verspreid conferentie- en discussiesysteem dat in de Verenigde Staten ontwikkeld werd door Steve Bellovin, Jim Ellis, Tom Truscott en Steve Daniel aan de Duke University in North-Carolina.[16] In 1986 ontwikkelden ze het “Network News Transfer Protocol” (NNTP) dat vandaag nog steeds gebruikt wordt.

 

Het “Usenet” bestaat uit een reeks discussiegroepen of "newsgroups" die hiërarchisch geclassificeerd zijn naar onderwerp. De eerste indeling van nieuwsgroepen wordt bepaald door de eerste term uit de naam van de nieuwsgroep (het zogenaamde “top-level domain”). Voorbeelden van top-level domains zijn: “alt”, “comp” en “sci”. Ze staan respectievelijk voor “alternative”, “computer” en “science”. Na een “top-level domain” volgt een verdere uitsplitsing in subcategorieën. Bovendien bieden tal van providers toegang aan tot hun eigen nieuwsgroep waarin ze gratis ondersteuning bieden.

 

Vandaag functioneert Usenet als een openbaar forum waar mensen met elkaar discussies kunnen aangaan over de meest uiteenlopende thema’s en onderwerpen. Inmiddels zijn er tienduizenden nieuwsgroepen beschikbaar waar iedereen een bericht kan plaatsen. Berichten of artikels die gepost worden in een nieuwsgroep worden automatisch doorgezonden naar andere, met elkaar verbonden computersystemen.

 

1.1.5. “File Transfer Protocol” (FTP)

 

De overdracht van bestanden via het Internet is bijna net zo oud als het netwerk zelf. De ingewijden spreken vaak over “FTP” wat staat voor “File Transfer Protocol”. Veel mensen maken nog steeds gebruik van dit protocol omdat het een transparant onderdeel is geworden van toepassingen zoals het World Wide Web. Wanneer via “WWW” een bestand wordt opgehaald, gebeurt dit op de achtergrond vaak via FTP.[17]

 

FTP maakt het mogelijk om toegang te krijgen tot gedeeltes van de harde schijf van andere computers op het Internet. De computer van de gebruiker maakt hiervoor verbinding met een “FTP-server”. Deze laatste maken het mogelijk om bestanden te kopiëren naar de eigen harde schijf. Men spreekt daarbij van “downloaden”. In sommige gevallen bestaat de mogelijkheid om zelf bestanden of programma’s beschikbaar te stellen. Dit wordt “uploaden” genoemd.

 

1.1.6. “Internet Relay Chat” (IRC)

 

Eind 1998 was de Fin Jarkko Oikarinen informaticus aan de Universiteit van Oulu. Hij ontwikkelde er een toepassing die het mogelijk maakt om “in real-time” (op hetzelfde moment) met verschillende personen te communiceren. De uitvinding werd IRC genoemd wat staat voor “Internet Relay Chat”. Dit kan vrij vertaald worden als “praten op afstand via het Internet”.

 

Na een tijd groeide de populariteit van IRC waarna Oikarinen besloot om ook andere Finse universiteiten te laten kennismaken met zijn uitvinding. De volgende stap was de verspreiding van IRC via het Internet.[18]

 

In tien jaar tijd maakt IRC deel uit van de meest populaire toepassingen die het Internet rijk is. Het is eigenlijk niets meer dan een gigantische babbelbox waarbij men in staat is om met verschillende personen tezelfdertijd in contact te treden. IRC wordt dan ook beschouwd als het meest interactieve gedeelte van het Internet.[19]

 

1.2. “E-commerce” of elektronische handel

 

Recente ontwikkelingen in de informatie- en communicatietechnologie hebben gezorgd voor nieuwe impulsen op het vlak van de economie in het algemeen en de handel in het bijzonder. Elektronische handel biedt de consumenten en de ondernemingen de mogelijkheid om voortaan ook on-line handelsbetrekkingen aan te knopen. De consument krijgt nieuwe mogelijkheden om goederen aan te kopen terwijl producenten toegang krijgen tot een nieuwe markt.[20]

 

Elektronische handel biedt zowel de consument als de producent nieuwe mogelijkheden aan, maar houdt voor beiden ook onmiskenbare gevaren in. De nieuwe mogelijkheden voor bedrijven zijn legio: grote expansiemogelijkheden, relatief bescheiden investeringen, nieuwe communicatiemogelijkheden, enz. Langs de andere zijde heeft de consument een meer flexibele toegang en doorgaans ook een grotere keuze aan producten en diensten.

 

De bescherming van de consument, het respect voor de persoonlijke levenssfeer, de bescherming van intellectuele rechten, het afsluiten van elektronische contracten: dit zijn slechts enkele thema’s waar de wetgever permanent aandacht zal moeten aan schenken.[21]

 

 

Hoofdstuk 2: Internetgebruik in België

 

2.1. Internet: evolutie of revolutie?

 

De studie “The Impact of the Internet Economy in Europe”, die werd uitgevoerd in 1999 door het Britse onderzoeksinstituut The Henley Centre, stelt dat de Internetrevolutie een vergelijkbaar effect teweegbrengt als de Industriële Revolutie in de 18e eeuw.[22]

 

De duidelijkste conclusie van het onderzoek is dat Europa zich in het middelpunt van de Internetrevolutie bevindt. Belangrijke factor in deze ontwikkeling is de actieve rol die de overheden spelen op het gebied van ICT. Het rapport voorspelt een periode van sterke verandering van de wijze waarop we leren en werken. Zo zullen steeds meer mensen regelmatig van werkgever veranderen. Ook winkelen via Internet zal een sterke vlucht nemen, doordat men alle mogelijke producten, uiteenlopend van etenswaren tot verzekeringen, gemakkelijk via het Internet kan gaan bestellen.

 

In de paragrafen hieronder wordt aandacht besteed aan enkele meer recente onderzoeken die de Internetpenetratie en –populatie in kaart brengen.

 

2.2. “Belgian Internet Mapping” (BIM)

 

Het Gentse onderzoeksbureau InSites Consulting doet op regelmatige basis onderzoek naar de Internetgebruikers in België. Dit gebeurt in het kader van de Belgian Internet Mapping (BIM). Tweemaal per jaar wordt deze studie georganiseerd teneinde demografische informatie over de Internetgebruikers en hun houding en gedrag tegenover Internet in kaart te brengen.

 

Het BIM-onderzoek verloopt in twee fasen. Vooreerst wordt een telefonische enquête gehouden met Belgische respondenten van 15 jaar en ouder, representatief aan de Belgische bevolking. Vervolgens wordt een enquête gehouden in samenwerking met enkele toonaangevende websites. Bezoekers worden daarbij gevraagd om mee te werken aan de enquête en krijgen een vragenlijst voorgeschoteld.

 

De resultaten van de zesde uitgave van het BIM-onderzoek werden publiek gemaakt in april 2002[23]. Ons land telt volgens deze studie 3.200.000 regelmatige Internetgebruikers.[24] Dit is een stijging met maar liefst 16 procent in vergelijking met de resultaten van het najaar van 2001. Toen telde InSites 2.750.000 surfende Belgen. Deze stijging toont aan dat nog steeds meer en meer Belgen de weg naar het Internet vinden.

 

Verder blijkt uit de enquête dat niet alleen het totaal aantal internauten toegenomen is, maar ook de groep surfers die voor een snelle kabel- of ADSL-verbinding kiest, blijft verder uitbreiden. Het aantal gebruikers van breedbandverbindingen is volgens InSites Consulting tijdens de voorbije zes maanden met ongeveer 20% gestegen. België blijft dus samen met Zweden nog steeds koploper in Europa op het vlak van breedbandverbindingen.

 

De BIM-studie toont aan dat het Internet zijn succes nochtans voornamelijk te danken heeft aan de gemakkelijke communicatiemogelijkheden. De populairste toepassing is nog altijd e-mail: 84 procent van de Belgische internetgebruikers verstuurt minstens één keer per week een e-mailbericht.

 

2.2.1. België versus Europa

 

In België beschikt ongeveer een derde van de Internetgebruikers thuis over een breedbandverbinding met het Internet. Dit percentage zorgt er voor dat België in Europa tot de koplopers behoort op het vlak van breedbandpenetratie. In buurland Nederland heeft bijvoorbeeld slechts 25 procent van de regelmatige surfers thuis een breedbandverbinding.

 

Van alle volwassen Belgen heeft 9 procent een snelle verbinding met het Internet. Het Europees gemiddelde blijft steken op 6 procent. Enkel de Scandinavische landen Zweden en Denemarken doen beter met respectievelijk 14 en 13 procent breedbandgebruikers.

 

Toch gebruikt in ons land nog steeds 45 procent van de Internetpopulatie een gratis telefonisch abonnement. Dit aantal daalt echter sterk. Meer en meer mensen zien immers de voordelen in van een breedbandverbinding.

 

2.3. Internet Service Provider Association (ISPA)

 

ISPA België is de Belgische vereniging van de Internet Service Providers. Deze vereniging werd opgericht in 1997 en vertegenwoordigt de meerderheid van de Belgische aanbieders van Internettoegang. Sinds november 1998 publiceert ISPA elke vier maanden de statistieken van het Internetgebruik in België. De gegevens van elke deelnemende provider worden vertrouwelijk behandeld en de totalen worden vervolgens openbaar gemaakt.

 

De elfde marktstudie van ISPA is de recentste en dateert van eind december 2001. In onderstaande grafiek krijgt men een overzicht van het aantal private Internetverbindingen in België op 31 december 2001.

 

Grafiek 1:

ISPA Markstudie: individuele Internetaansluitingen op 31 december 2001.

 

Bron: Internet Service Providers Association[25]

 

Uit de resultaten van deze studie[26] blijkt een aanzienlijke stijging van het aantal Internetverbindingen. Het totale aantal particuliere Internetverbindingen schommelt in België rond het kwart miljoen. De grootste toename is te situeren in het vierde kwartaal van 2001. Een blik op het cijfermateriaal leert ons dat de stijging van het aantal Internetverbindingen nagenoeg uitsluitend op de rekening komt van de breedbandverbindingen.[27] Globaal gezien vertegenwoordigt breedband een derde van alle Internetverbindingen, terwijl dat drie maanden daarvoor nog 1 op 4 was.

 

2.4. Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS)

 

Het Nationaal Instituut voor de Statistiek, kortweg NIS, is een openbare instelling die belast is met de officiële statistiek. Aan de hand van enquêtes en statistische verwerkingen, tracht het NIS tegemoet te komen aan de noden van de Overheid en onze maatschappij.

 

Het NIS verzamelt zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens bij particulieren en bedrijven. Na ontvangst worden deze gegevens gecodeerd en gecontroleerd waarna ze verwerkt worden. De informatie wordt verspreid in reeksen en tabellen ten behoeve van de belangstellenden.

 

Omdat de sector van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) een groeiend economisch belang kent, publiceert het NIS ook gegevens over deze branche. Onder het thema “Communicatiemedia en Audiovisuele media” kan men op de website van het NIS cijfermateriaal terugvinden gaande van het aantal Internetaansluitingen in België tot een vergelijking van de Internetpenetratie in de landen van de Europese Unie. Tevens krijgt men een overzicht van het aantal geregistreerde domeinnamen in België.

 

2.4.1. Internetaansluitingen in België

 

Voor het overzicht van het aantal Internetaansluitingen in België, baseert het NIS zich op de gegevens die door de Internet Service Providers Association worden ter beschikking gesteld. Dit werd reeds hoger behandeld.[28]

 

2.4.2. Internetpenetratie in landen van de Europese Unie

 

Tabel 1:

Internetaansluiting bij particulieren – vergelijking Europese Unie 1998 - 2001

 

Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek[29]

 

Het cijfermateriaal dat in bovenstaande tabel wordt weergegeven, heeft betrekking op de bevolking van 15 jaar en ouder uit de EU-lidstaten. Bovendien werden enkel gezinnen die beschikken over een telefoonaansluiting onderzocht. De cijfers tonen aan dat in 2001 vier keer zoveel EU-gezinnen beschikken over een Internetaansluiting in vergelijking met het jaar 1998.

 

Specifiek voor België zien we voor 2001 een verdrievoudiging van het aantal gezinnen dat toegang heeft tot het Internet, in vergelijking met de cijfers van het jaar 1999. De Scandinavische landen staan samen met Nederland aan de top wat betreft de Internettoegang.

 

2.4.3. Geregistreerde domeinnamen in België

 

Tabel 2:

Geregistreerde domeinnamen 1995 - 2001

 

Bron: Nationaal Instituut voor de Statistiek[30]

 

De Leuvense professor Pierre Verbaeten (departement Computerwetenschappen) startte in 1989 met de registratie van domeinnamen in België.[31] Tot in 1994 werden er slechts 129 domeinnamen geregistreerd.

 

Op vraag van professor Verbaeten, werd de verantwoordelijkheid voor de registratie van Belgische domeinnamen op 1 januari 2000 overgedragen aan Domain Name Registration België, kortweg DNS België. Deze vereniging heeft enerzijds als doel het organiseren en beheren van de registratie van Belgische domeinnamen en staat anderzijds in voor het verzekeren van de continuïteit van de domeinnamen in België.[32]

 

Begin december 2000 was het aantal geregistreerde Belgische domeinnamen inmiddels gestegen tot 40.000. Dezelfde maand trad een nieuwe registratieprocedure in werking[33]. Deze procedure voorziet in de installatie van een gedecentraliseerd netwerk van agenten die bevoegd zijn om domeinnamen te registreren. Bovendien werd de volledige aanvraagprocedure geautomatiseerd en vereenvoudigd. Voortaan kunnen ook particulieren een domeinnaam aanvragen. Dit nieuwe, meer flexibele systeem zorgde ervoor dat het aantal domeinnamen eind december 2000 opliep tot 89.709.[34]

 

2.5. De toekomst

 

Internet raakt steeds meer ingeburgerd bij alle lagen van de bevolking. Toch is de toekomst van dit medium moeilijk te voorspellen door de enorme snelheid waarmee het evolueert. De snelle groei van het aantal Internetgebruikers heeft ervoor gezorgd dat de bestaande infrastructuur om het Internet te verkennen, overbelast raakt en dus steeds minder toereikend wordt. Bovendien neemt het aantal nieuwe websites toe met een enorme snelheid. Ook maken meer en meer websites gebruik van multimediatoepassingen die een hogere bandbreedte vereisen. Dit resulteert onvermijdelijk in ergerlijke wachttijden en zelfs opstoppingen. Een voor de hand liggende oplossing voor dit probleem is het gebruik van breedbandverbindingen zoals kabel en ADSL.[35] De meeste geïndustrialiseerde landen beschikken dan ook reeds over een goed uitgebouwd netwerk van dergelijke aansluitingen.

 

Nieuwe fenomenen vormen altijd een uitdaging voor de maatschappij. Het snelle en tevens grensoverschrijdende karakter van het Internet zorgt er vaak voor dat de nationale wetgevers te kort schieten om deze nieuwe fenomenen onder controle te houden. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de belangen van de consument in het algemeen moeten ook bij nieuwe technologieën zoals Internet voldoende gewaarborgd worden. Zo is het bij elektronische handel van belang dat de overheid de controle bewaart over de verzameling van persoonlijke gegevens via het Internet.

 

2.6. Conclusie

 

Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat de Belgische, maar ook de Europese Internetpopulatie nog steeds snel toeneemt. Internet is het snelst groeiende communicatiemedium ooit. Het is nog steeds bezig aan een snelle opmars, dit kan men althans afleiden uit de grote stijging van het aantal gebruikers.

 

De vaststelling dat meer en meer Belgen beschikken over een breedbandverbinding toont aan dat mensen bewust een maandelijks bedrag uit hun budget voorzien om in optimale omstandigheden van het medium Internet gebruik te maken.

 

Terwijl 2000 kan beschouwd worden als het jaar van gratis Internet en de grote doorbraak van Internetverbindingen bij het brede publiek, gaat 2001 vooral de geschiedenis in als het jaar waarin de Internetbevolking massaal de overstap maakt naar breedbandinternet.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Köhler, M. en Arndt., H.W., Recht des Internet, Heidelberg, Müller Verlag, 2000, 2-3.

[2] Hafner, K. en Lyon, M., Where Wizards Stay Up Late: The Origins of the Internet, New York, Simon & Schuster, 1998, 10-14.

[3] x. (1997//03/12) ‘An overview of the World Wide Web’ [WWW]. European Organisation for Nuclear Research: http://public.web.cern.ch/Public/ACHIEVEMENTS/WEB/Welcome.html [19/10/01]

[4] CERN staat voor Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire. Het is een Europees laboratorium voor atoomfysica te Genève, Zwitserland.

[5] Kassenaar, P., Basiscursus Dreamweaver 4, Schoonhoven, Academic Service, 2001, 6-14.

[6] Timbl (1991/08/06) ’WorldWideWeb: Summary’ in alt.hypertext [news]. timbl@info_.cern.ch [12/12/01]

[7] Marca (1993/03/14) ‘NCSA Mosaic for X 0.10 available’ in comp.infosystems.gopher [news]. marca@ncsa.uiuc.edu [12/12/01]

[8] x. (1994/14/11) ’Mosaic Communications changes name to Netscape Communications Corporation’ [WWW]. Netscape: http://home.netscape.com/newsref/pr/newsrelease5.html [19/10/01]

[9] Hafner, K. en Lyon, M., Where Wizards Stay Up Late: The Origins of the Internet, New York, Simon & Schuster, 1998, 263-265.

[10] Het World Wide Web Consortium (W3C) werd in oktober 1994 opgericht om de prestaties en de beschikbaarheid van het World Wide Web te verbeteren. Inmiddels maken meer dan vijfhonderd organisaties, waaronder tal van universiteiten en grote bedrijven, deel uit van het W3C. Meer informatie over de ontstaansgeschiedenis van het WWW en de rol van Tim Berners-Lee is terug te vinden op de website van het consortium: http://www.w3c.org [19/10/01]

[11] Boni W.C., Kovacich G.L. en Kenney J.P., I-Way Robbery: Crime on the Internet, Butterworth-Heineman, Woburn, 1999, 20-21.

[12] Campbell, T. (1998/03) ’The first e-mail message, who sent it and what it said’ [WWW]. Pretext Magazine: http://www.pretext.com/mar98/features/story2.htm [08/12/01]

[13] Wuyts, S. (2001/10/03) ‘Dertig jaar elektronische post, bescheiden programma wordt killer-app’ [WWW]. De Cursor: http://www.decursor.be/Nieuwsflash/index.html?330l02 [08/12/01]

[14] Jones, J. (2001/07/23) ’Almost all e-mail users say Internet, e-mail have made lives better’ [WWW]. The Gallup Organization: http://www.gallup.com/poll/releases/pr010723.asp [08/12/01]

[15] Kaspersen, R., Hofman, A. en Verbeek, J., Vertrouwelijkheid van e-mail, in Nationaal Programma Informatietechnologie en Recht, De Kroon, A. en Schmidt, A., (eds.), Deventer, Kluwer, 1999, 83-107.

[16] Benschop, A. (2001/04/14) ‘Wat is Usenet?’ [WWW] Universiteit van Amsterdam, Social Science Information System: http://www.pscw.uva.nl/sociosite/about_usenet.html [22/12/01]

[17] x., (s.d.) ’Wat is FTP?’ [WWW]. Surfnet: http://www.surfkit.nl/knowledge/ftp/home.html [23/12/01]

[18] Wuyts, S. (s.d.) ’IRC: tien jaar wereldwijd babbelen’ [WWW]. De Cursor: http://www.decursor.be/On-line/IRC/index.html [23/12/01]

[19] Caraballo, D. en Lo, J. (2000/01/06) ’The IRC Prelude, what is IRC and how does it work?’ [WWW]. IRC Help: http://www.irchelp.org/irchelp/new2irc.html [23/12/01]

[20] Demotte, G., Elektronische handel, Brussel, juli 2000, 11 p. (oriëntatienota Ministerie van Economische Zaken).

[21] In de verschillende media wordt regelmatig de aandacht gevestigd op de talrijke risico’s die consumenten en producenten lopen op het Internet bij het drijven van “e-commerce” of elektronische handel.

Zie Baeyens, H., (2001/03/06)Het onveiligheidsgevoel op Internet’ [WWW]. De Standaard Online: http://www.standaard.be/thema/multimedia/index.asp?doctype=detail.asp&ArticleID=DSM06032001_004 [24/12/01]; zie ook: Bettens, B., (2001/02/20) ‘Vlaamse kmo’s hebben schrik voor e-commerce’ [WWW]. De Standaard Online: http://www.standaard.be/thema/multimedia/index.asp?doctype=detail.asp&ArticleID=DSM 20022001_004 [24/12/01]

[22] Cisco Systems, Internet Revolutie zorgt voor omwenteling van de manier waarop we werken, leven, spelen en leren, Amsterdam, juni 1999. (persbericht).

[23] Insites Consulting, België telt 3,2 miljoen regelmatige internetgebruikers, Gent, april 2002. (persbericht).

[24] InSites Consulting definieert een regelmatige Internetgebruiker als een inwoner van België die gedurende de laatste maand minstens éénmaal actief was op het net.

[25] ISPA, (2002/01/23) ‘De Internetmarkt’ [WWW]. Internet Service Providers Association: http://www.ispa.be/nl/d000200.html [27/02/02]

[26] ISPA, 4de kwartaal van 2001: explosie breedband in België bevestigt trend van het hele jaar 2001, Brussel, januari 2002. (persbericht).

[27] X., (2002/01/26)Explosion des connexions’ [WWW]. Le Soir en ligne: http://www.lesoir.com/articles/A_021981.asp [27/02/02];

Zie ook: DJD., (2002/01/22) ‘België beleefde breedband-explosie’ [WWW]. De Standaard Online: http://www.standaard.be/Nieuws/Economie/index.asp?articleID=DEXA22012002_073&DocType=detail.asp [27/02/02]

[28] Supra 2.4. Internet Service Providers Association (ISPA).

[29] Ministerie van Economische Zaken, (2002/02/26) ‘Communicatiemedia en Audiovisuele media’ [WWW]. Nationaal Instituut voor de Statistiek: http://statbel.fgov.be/figures/d75_nl.asp#3 [27/02/02]

[30] Ibid.

[31] Het betreft domeinnamen die beschikken over de extensie “.be”. Andere domeinnamen, die bvb. eindigen op “.com”, “.net” of “.org” zijn niet opgenomen in deze cijfergegevens.

[32] Verenigingen zonder Winstoogmerk, Statuten DNS België, B.S. 17 juni 1999 (bijlage), 5089-5091.

[33] DNS België, liberalisering domeinnamen, Leuven, september 2000. (persbericht).

[34] DNS België, (2001) ‘De historiek van DNS’ [WWW]. http://www.dns.be/nl/AboutUs/history.htm [06/03/02]

[35] “ADSL” staat voor “Assymetric Digital Subscriber Line”. Dit is een technologie die het mogelijk maakt om sneller datagegevens te versturen door het gebruik van de klassieke telefoonlijn.