Volks of Vlaams? Communautaire spanningen in de CVP tijdens de homogene regeringen (1950-1954). (Katrijn Vanierschot) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 1: De afloop van de Koningskwestie
Met de Koningskwestie kwam de eenheid van het land in gevaar. Met de verrassende ontknoping van de koningsstrijd werd de eenheid van de CVP zwaar op de proef gesteld.
H. Todts [11]
1. Inleiding
De Koningskwestie is, naast de economische wederopbouw van het land, het tweede grote probleem in de naoorlogse periode. De Koningskwestie kent haar voedingsbodem reeds voor de Tweede Wereldoorlog, onder meer door het eigengereid optreden van Leopold III in de Belgische politiek. De breuk van Wijnendale doet de kloof tussen de vorst en zijn regering alsmaar groeien, zelfs in die mate dat de ministers zich te Limoges distantiëren van de vorstelijke politiek. Leopolds optreden tijdens de oorlog betekent zijn politieke doodsteek. Hij onderhoudt nauwe contacten met collaborateurs en met Hitler en moedigt het verzet niet openbaar aan. Leopold III legt geen enkele negatieve verklaring af tegen het Duitse bezettingsregime, maar treedt als krijgsgevangene wel in het huwelijk met Liliane Baels. Op het einde van de oorlog schrijft Leopold III bovendien zijn beruchte politieke testament. Al deze feiten brengen de figuur van Leopold na de oorlog in opspraak. Hoewel er na de bevrijding, omwille van de afwezigheid van Leopold III in het land, een regent wordt aangesteld, lijkt een terugkeer van de vorst niet meer dan logisch. Naarmate er meer bezwarend materiaal opduikt, neemt het protest tegen de vorst alsmaar toe. Wanneer de CVP in 1946 uit de regering stapt, geraakt de kwestie in een impasse. Slechts in 1949 komt er opnieuw schot in de zaak bij de vorming van een rooms-blauwe coalitie onder leiding van Eyskens die het voorstel van een volksraadpleging opnieuw op tafel legt.[12]
Gerard schreef reeds: de polarisatie rond de Koningskwestie leidt tot een sterke profilering van zowel de Vlaamse als de Waalse Beweging en brengt het federalisme opnieuw op de voorgrond.[13] Enerzijds is de Koningskwestie dus de stuwende kracht achter de ontluikende communautaire spanningen die zich in het Belgische landschap alsmaar duidelijker gaan profileren. De Koningskwestie maakt op een pijnlijke wijze duidelijk dat de unitaire Belgische staat wordt gekenmerkt door een communautaire tweespalt tussen Vlaanderen en Wallonië. Die communautaire spanningen laat zich ook meer en meer voelen in de Belgische politieke partijen en dus zeker in de CVP die in de Koningskwestie het voortouw neemt. Anderzijds zorgt de Koningskwestie in de CVP zelf voor een stijgende spanning tussen de partij, de homogene regering en de fracties. Niet iedereen in de partij schaart zich eendrachtig achter de officiële partijlijn. De spanning zal culmineren in de onderzoekscommissie Vandekerckhove. De communautaire spanningen die zich ten gevolge van de Koningskwestie meer dan ooit op de voorgrond bevinden, staan in onze verhandeling centraal.
1.1. De eerste communautaire spanningen na de volksraadpleging
Moeizame onderhandelingen leiden, na de verkiezingen van 1949, tot de vorming van een rooms-blauwe coalitie onder leiding van Eyskens. Het voorstel van de volksraadpleging verschijnt opnieuw op tafel en wordt door het parlement goedgekeurd. Tijdens de voorbereiding van de volksraadpleging, die zal plaatsvinden op 12 maart 1950, barst er een hevige propagandacampagne los pro en contra Leopold III.[14] De vraag Bent u van mening dat koning Leopold III de uitvoering van zijn grondwettelijke macht weer moet opnemen leidt op 12 maart 1950 tot een dubbelzinnig resultaat. Nationaal stemt 57,68% van de bevolking voor de terugkeer van de vorst. Vermits Leopold 742 484 stemmen meer haalt dan de CVP ooit deed, is het duidelijk dat niet alleen CVP-aanhangers ja hebben gestemd. Analyseert men de resultaten per arrondissement dan rijzen er echter een aantal problemen. Twintig van de dertig arrondissementen willen de terugkeer van de vorst. De overige tien bevinden zich echter allen op Waals geïndustrialiseerd grondgebied. De volksraadpleging ontbloot een duidelijke breuk tussen enerzijds Vlaamse en Waalse katholieke plattelandsbewoners samen met een groot deel van de Vlaamse industriearbeiders en anderzijds Waalse industriearbeiders. Leopold III kan zich niet langer als de koning van alle Belgen beschouwen.[15] Een sterk homogeen pro-Leopoldistisch Vlaanderen aan de ene zijde, een minder eensgezind overwegend anti-Leooldistisch Wallonië aan de andere zijde. In Brussel bevinden er zich ongeveer een gelijk aantal voor- en tegenstanders. De hoofdstad bevindt zich tussen Vlaanderen en Wallonië. Hierdoor is de Koningskwestie na de volksraadpleging dan ook onlosmakelijk verbonden met het Belgische communautaire kruitvat.[16]
Binnen de regering is men het niet eens over de resultaten, maar ook Leopold III is bezorgd omwille van deze Vlaams-Waalse verdeeldheid. Op 15 maart 1950 vindt er een onderhoud plaats tussen Eyskens en de vorst. Eyskens brengt het voorstel van tijdelijke machtsdelegatie naar voor als een aanvaardbaar compromis voor zowel de regering als de oppositie. Leopold III interpreteert het behaalde resultaat echter als de onbetwiste meerderheid en wil naar België terugkeren. Tijdens de kabinetsraad van 18 maart 1950 weigeren liberale ministers echter de Verenigde Kamers samen te roepen waardoor Eyskens niet anders kan dan het ontslag van de regering indienen.[17]
Na achtereenvolgens Eyskens, Carton de Wiart en Devèze, wordt Van Zeeland tot formateur benoemd. Leopold III doorbreekt op 15 april 1950 echter zelf de politieke impasse door in een Koninklijke Boodschap te verklaren dat hij een tijdelijke machtsdelegatie aan de Kroonprins in overweging wil nemen. Aan deze tijdelijke machtsdelegatie zou volgens Leopold een einde worden gesteld in samenspraak met de regering en in overeenstemming met de belangen van het land.[18] Volgens Vermeire zorgt deze boodschap in eerste instantie voor verwarring in de CVP-middens. Voor de eerste maal realiseert de partij dat de vorst wel eens een andere gedragslijn zou kunnen volgen.[19] Van Zeeland belegt hierop op 19 april 1950 een rondetafelconferentie met de drie politieke partijen. Door een nieuwe socialistische eis, dat koning Leopold III onmiddellijk na zijn bevoegdheidsoverdracht tijdelijk België zou moeten verlaten, verdwijnt op 21 april 1950 de hoop op een drie partijen akkoord. De Koningskwestie belandt opnieuw in een impasse en uiteindelijk wordt beslist nieuwe verkiezingen uit te schrijven.
Het vooruitzicht van de verkiezingen is niet van die aard om de polarisatie te verminderen. In mei 1950 graven de kampen zich in voor een stellingoorlog met de Koningskwestie als exclusieve inzet.[20] De verkiezingen van 4 juni 1950 moeten aan de Koningskwestie een definitieve oplossing geven. De verkiezingscampagne staat volledig in het teken van de Koningskwestie en de verovering van de absolute meerderheid.[21] Volgens Vermeire is het verkiezingsprogramma van de partij inzake de Koningskwestie echter te vaag en onduidelijk. Bij een eventuele terugkeer van de vorst zou dit volgens Vermeire enkel leiden tot dubbelzinnige interpretaties.[22] De kans dat de CVP erin slaagt de meerderheid te behalen is vergroot. De Vlaamse Concentratie neemt niet deel aan de verkiezingen en de traditionele katholieke scheurlijsten van de middenstandsgroeperingen blijven beperkt tot een minimum.[23]
1.2. De houding van de CVP tegenover de Koningskwestie
Naar buiten is het officiële standpunt van de partij inzake de koningskwestie steeds duidelijk geweest, namelijk de terugkeer van de Leopold III als wettige vorst. In haar programma verklaart de partij: Leopold III is de grondwettelijke vorst der Belgen. De CVP wil de bijeenroeping van de Kamers om het einde van de onmogelijkheid te regeren vast te stellen, de terugkeer van de Koning zonder enige belemmering en het hernemen door hem van de grondwettelijke machten.[24] De partij roept de bevolking op de CVP de absolute meerderheid te bezorgen, zodat Leopold III naar België kan terugkeren als de wettige vorst. Deze publieke stellingname verschilt echter grondig van de interne discussies die worden gevoerd over de Koningskwestie. Vooral na 12 maart 1950 heerst er grote onenigheid in de rangen van de CVP over de grond van de zaak, namelijk over de opportuniteit van een terugkeer van Leopold III op de troon. Daarnaast zorgt ook de tactische gedragslijn voor hoog oplopende discussies in de partij.[25]
In de partij komen vier strekkingen met elkaar in botsing. Ten eerste is er een strekking die ijvert voor de onvoorwaardelijke terugkeer van Leopold III op de Belgische troon. In deze groep van ultra's vinden we onder meer Van Zeeland, Nothomb, Pholien, De Vleeschauwer, Gilson, de la Valée-Poussin en Segers. Ten tweede is er een groep van christen-democraten die de terugkeer van de vorst gedoogt, maar enkel onder bepaalde voorwaarden, zoals de tijdelijke machtsoverdracht aan prins Boudewijn. Zij verwachten dat bij een onmiddellijke terugkeer van de vorst ernstige moeilijkheden zouden kunnen ontstaan. Dit meer gematigde standpunt vinden we onder meer terug bij Eyskens, Harmel en d'Aspremont Lynden. Een derde groep is voorstander van een onmiddellijke troonsafstand bij de terugkeer van de vorst in het land. Van Cauwelaert Frans, Carton de Wiart en Wigny zijn voorstanders van deze lijn. Een zeer kleine minderheid in de partij tot slot is uitgesproken anti-Leopoldistisch.[26]
2. De afloop van de Koningskwestie onder de regering Duvieusart
De uitslag van de verkiezingen van 4 juni 1950 ligt in de lijn van ieders verwachtingen. Zowel CVP – die de absolute meerderheid in Kamer en Senaat behaalt – als BSP behalen forse winst. Op 5 juni 1950 concludeert het Nationaal Comité van de partij dat de homogene regering die wordt gevormd, moet terugkeren naar de grondwettelijke toestand van 19 juli 1945. Dit laatste houdt in dat de onmogelijkheid tot regeren van Leopold III ongedaan gemaakt dient te worden. De Koningskwestie staat voor het Comité bovenaan de agenda.[27] De verkiezingsoverwinning leidt op 8 juni 1950 tot de vorming van een homogene regering onder leiding van Jean Duvieusart.
Op 25 en 26 juni 1950 heeft Duvieusart een onderhoud met de vorst te Prégny. Tijdens deze onderhandelingen stemt de koning grotendeels in met de regeringsverklaring en het belang van het behoud van de eenheid van het land. Duvieusart zal de vorst aanraden zijn omgeving te zuiveren, hetgeen onder meer betekent dat Pirenne, Leopolds secretaris, moet verdwijnen. Dit stuit bij de vorst echter op hevige weerstand.[28] Het is vooralsnog onduidelijk of Duvieusart met Leopold III heeft gesproken over een eventuele machtsdelegatie.[29]
In haar regeringsverklaring voor Kamer en Senaat op 28 juni 1950 bespreekt de regering Duvieusart de Koningskwestie zeer uitvoerig. Le gouvernement poursuivra dans le cadre de la Constitution et des lois, la solution du problème royal. Il demandera à cet effet l'application de la loi du 19 juillet 1945, dès que les Chambres auront terminé la discussion de la présente déclaration. Cette procédure mettant fin à l'impossibilité de régner du Roi, assurera le respect de l'article 60 de la Constitution, seul fondement du pouvoir royal. Pour le surplus, la consultation populaire décrétée par le Parlement a fait apparaître qu'après l'ouragan des années de guerre et les problèmes effroyables qu'elles ont posés, la Nation souhaite voir nos institutions reprendre leur cours normal. L'intérêt du Pays est de reconstituer autour du Trône l'union de toutes ses forces, de reconnaître les services rendus durant la guerre, sur et hors le territoire et de faire œuvre de justice et de réconciliation. Cette œuvre sera poursuivie dans le respect des personnes et des opinions légitimement exprimées. Elle bannira tout ressentiment et tout exclusive. Le gouvernement restera attentif à toutes les initiatives qui pourront promouvoir et faciliter sa réalisation.[30] Na een lange reeks van hevige debatten in Kamer en Senaat kan de regering haar belofte vervullen. Op 6 juli 1950 worden de Verenigde Kamers samengeroepen en dertien dagen later wordt de motie gestemd waardoor de koning niet langer in de onmogelijkheid verkeert om te regeren.[31] De 197 aanwezige CVP-volksvertegenwoordigers en senatoren keuren samen met de enige nog aanwezige liberaal, Lahaye, het decreet goed. Nadien wordt, opnieuw in aanwezigheid van de liberalen, nog een huldebetoon aan de regent gestemd. Leopold III kan terugkeren naar België als wettige vorst, evenwel slechts met de steun van maar één partij: de CVP.[32]
Reeds op 6 juli 1950 vinden de eerste werkonderbrekingen plaats. Op zondag 9 juli 1950 wordt een huldebetoging georganiseerd voor de regent. Naar schatting – afhankelijk van de bronnen die zijn geraadpleegd – tussen de 50 000 en 70 000 mensen verzamelen zich in Brussel in een optocht waar de portretten van prins Karel, koning Albert en prinses Astrid centraal staan. Socialisten en liberalen stappen broederlijk naast elkaar op. Drie dagen later wordt een Waalse Protestdag georganiseerd, die enkel in Charleroi een zeker succes kent. Desalniettemin vinden op 14 en 15 juli 1950 in de Waalse industriële centra opnieuw 24-uren stakingen plaats. De sociale onrust neemt toe in Wallonië.[33]
Op 21 juli 1950, daags voor de terugkeer van de vorst in het land, vindt een vertrouwelijke vergadering plaats van het Nationaal Comité, waar de Koningskwestie centraal staat. Het Comité is op dat moment onwetend over wat de vorst precies zal doen: verder regeren, overdracht van machten of verplicht afstand doen van de troon. Zij veronderstelt dat de vorst wenst aan te blijven. Het is dan ook de bedoeling de nationale verzoening rond Leopold III te bewerkstelligen. Daarom moet de band tussen de koning en de regering worden aangehaald en de samenstelling van het kabinet van de koning worden gewijzigd. Hoewel de regering haar ontslag moet aanbieden aan de vorst, hoopt het Nationaal Comité dat deze laatste dit zal weigeren. Het Comité acht het raadzaam dat de regering aan de macht blijft om de orde en veiligheid in het land te verzekeren. Voorlopig besluit het Comité de socialistische aanvallen in de pers te laten betijen. De acties van de socialisten op sociaal terrein zoals stakingen, moeten zo snel mogelijk worden opgelost door het opnieuw scheppen van orde en rust. Tot slot bespreekt men de Leopoldistische betogingen. Deze mogen niet door de partij zelf worden georganiseerd, zij heeft niet het recht de vorst toe te eigenen, maar mandatarissen en leiders mogen er echter wel uit vrije wil aan deelnemen.[34] Het Nationaal Comité sluit zich tijdens deze vergadering aan bij de houding van de ultra's in de partij. Het is geen voorstander van een machtsdelegatie of troonsafstand, Leopold III moet als wettige vorst verder regeren. Hiermee plaatst het Comité zich tegenover bepaalde ministers van de regering Duvieusart, zoals Eyskens die een terugkeer van de vorst naar het land onder bepaalde voorwaarden voorstaat of Carton de Wiart die voorstander is van een volledige troonsafstand.
In de vroege ochtend van 22 juli 1950 keert Leopold, in mineur en grote stilte, terug naar België als wettige vorst. Langsheen de weg naar het paleis staat enkel een dicht cordon van militairen. In totaal zijn er maar liefst vijfduizend militairen en gendarmes gemobiliseerd om de terugkeer zonder incidenten te laten verlopen.[35] Leopold ontvangt op het paleis de ministers, de voorzitters van de voornaamste rechterlijke lichamen en de burgemeester van Brussel. Tevens spreekt hij het volk toe over de radio. Die namiddag wordt er in Laken een Kroonraad belegd op initiatief van Duvieusart. Omdat ze Leopold III niet langer als de Belgische vorst beschouwen, weigeren de socialistische ministers van Staat de bijeenkomst bij te wonen. De liberale ministers van Staat komen wel naar Laken, maar weigeren deel te nemen wanneer ze vernemen dat Leopold enkel een verklaring zal afleggen en er dus geen sprake is van een open gesprek. Maar ook Pierlot en Gutt weigeren in deze omstandigheden de Kroonraad bij te wonen. Ondertussen vinden de eerste anti-Leopoldistische protestmanifestaties plaats.[36]
Tijdens een stormachtig debat in de Kamer op 25 juli 1950 kondigt Duvieusart aan dat de vorst het ontslag van de regering heeft geweigerd. Ook in de Senaat vindt er daags nadien een woelig debat plaats over de terugkeer van Leopold III in het land. Ondertussen zwelt de stakingsbeweging aan in het ganse land. Zowel industriële centra in Wallonië en Vlaanderen, delen van het openbaar vervoer, de post, de telefoon en de gas- en elektriciteitsdistributie worden lamgelegd. De protestacties beperken zich niet uitsluitend tot stakingen en betogingen, maar er worden ook sabotagedaden en bomaanslagen gepleegd. Het aantal stakers is op 27 juli 1950 opgelopen tot ongeveer 400 000 en het aantal botsingen tussen Leopoldisten en anti-Leopoldisten neemt alsmaar toe. Duvieusart slaagt er met zijn radiotoespraak op 28 juli 1950 echter niet in de gemoederen te bedaren. De stakingsbeweging breidt uit. De vertegenwoordigers van de Confederatie van Politieke Gevangenen worden op 29 juli 1950 betrokken bij de onderhandelingen. Nog diezelfde dag hebben zij een onderhoud met de vorst. De Waalse afdelingen van de socialistische vakbond besluiten om op 1 augustus een anti-Leopolidistische mars op Brussel te houden. De dreiging van een burgeroorlog wordt alsmaar groter.[37]
Op 30 juli 1950 vindt een eerste vergadering plaats tussen de vertegenwoordigers van de Politieke Gevangenen en vertegenwoordigers van de drie nationale partijen.[38] Alle aanwezigen bepleiten een ontspanning van de toestand en vinden dat de oplossing hiervoor duidelijk bij de vorst ligt. Opnieuw gaat een delegatie van de Politieke Gevangenen naar de vorst. Deze weigert hen aanvankelijk te ontvangen. Wanneer het nieuws zich verspreidt dat in het Luikse Grâce-Berleur tijdens een betoging drie doden zijn gevallen, beslist de vorst hen toch te ontvangen. De tussenkomst van de Politieke Gevangen reikt verder dan enkel een poging om de gesprekken tussen de politieke partijen terug op gang te brengen. Zij hebben er bij de vorst ook op aangedrongen akkoord te gaan met een tijdelijke machtsoverdracht, zoals gestipuleerd in de boodschap van 15 april 1950.[39] In de late avond komt de kabinetsraad opnieuw samen. Om vier uur in de ochtend wordt de kabinetsraad beëindigd en begeeft de premier zich naar het paleis voor verder overleg. De vorst overhandigt hem een verklaring die voorstelt om een drieledige regering samen te stellen. De kabinetsraad wordt hervat en de verklaring van de vorst wordt besproken. De ministers beslissen om de bemiddeling van de Politieke Gevangen opnieuw in te roepen.[40]
In de namiddag van 31 juli 1950 wordt in het Parlement een vergadering belegd tussen de drie grote partijen. De CVP wordt vertegenwoordigd door Van der Straten-Waillet, in zijn hoedanigheid van CVP-voorzitter, en zijn voorganger minister van Staat De Schrijver.[41] Op basis van de beslissing van de contactcommissie van de CVP die dag, gaan zij akkoord met een machtsdelegatie.[42] Zodoende bereiken de drie nationale partijen, na drie onderhandelingsrondes, een ontwerpakkoord in de vorm van een machtsdelegatie tot de troonsbestijging bij de burgerlijke meerderjarigheid van de prins. Over de duur van de machtsdelegatie en de beëindiging ervan bereikt men echter geen akkoord. Duvieusart overhandigt de vorst de tekst en doet een aanbeveling voor een machtsdelegatie. Volgens Duvieusart stemt de vorst in met deze formule. Leopold III wenst de tekst echter nogmaals door te nemen alvorens deze publiek wordt gemaakt. Wanneer Duvieusart de tekst opnieuw van de vorst ontvangt, blijkt deze echter op cruciale punten gewijzigd. Noch de regering noch de oppositie stemmen in met deze wijziging, want Leopold III heeft op deze wijze de mogelijkheid gecreëerd om na een tijdelijke machtsdelegatie met behulp van de CVP opnieuw de troon te bestijgen. Het daaropvolgende onderhoud tussen Duvieusart en de vorst wijzigt de situatie niet. De vorst wil geen definitieve machtsdelegatie omdat dat volgens hem ingaat tegen de wil van de meerderheid van de bevolking. Duvieusart weigert het ontwerpakkoord met socialisten en liberalen te verbreken. Nadat de vorst zich lange tijd heeft teruggetrokken, vraagt hij Duviesart een ministerraad samen te roepen op het paleis.[43] De koning verklaart dat er tijdens het onderhoud met Duvieusart een misverstand is ontstaan en dat hij nooit heeft ingestemd met het ontwerpakkoord van de drie partijen. Tijdens deze vergadering vraagt Leopold III elke minister om een persoonlijke mening. Alle ministers, uitgenomen de ultraroyalist De Vleeschauwer, sluiten zich aan bij de premier en eisen de troonsafstand. Duvieusart dreigt met ontslag als de vorst niet akkoord gaat. Leopold III verlaat de ministerraad en volgens sommige bronnen tracht hij een nieuwe regering te vormen. In de vroege ochtend van 1 augustus 1950 geeft de koning de ministers een belangrijke brief waarin hij troonsafstand doet en zijn prerogatieven overdraagt aan de prins.[44] Om zeven uur in de ochtend van 1 augustus 1950 verklaart Harmel over de radio de abdicatie van Leopold III ten voordele van zijn zoon Boudewijn. Segers zal de boodschap overbrengen in het Nederlands.[45]
Op 3 augustus 1950 vinden in de CVP-Kamer- en Senaatsfractie woelige debatten plaats. De Vlaamse mandatarissen eisen een verklaring voor de gebeurtenissen. Er wordt onder meer kritiek geleverd op de bemiddeling van de Confederatie van Politieke Gevangenen. Premier Duvieusart moet zijn volle overredingskracht aanwenden zowel die dag, als tijdens de volgende bijeenkomsten overigens, om de mandatarissen ervan te overtuigen het ontwerp tot machtsoverdracht goed te keuren.[46] Ook de vergadering van het Nationaal Comité op 3 augustus 1950 verloopt in een verhitte sfeer. Opnieuw wordt, voornamelijk aan Vlaamse zijde, geprotesteerd tegen de zwakke houding van de partij en de anti-Vlaamse houding van bepaalde personen op het paleis te Laken. Het Nationaal Comité bereidt een algemene Partijraad voor.[47]
Tijdens deze Partijraad, op 5 augustus 1950, wordt beslist een Buitengewoon Congres samen te roepen waar naast een nieuwe partijvoorzitter ook een nieuw Nationaal Comité zal worden aangeduid. De Partijraad beslist eveneens een onderzoekscommissie in het leven te roepen die op het Congres verslag zal uitbrengen over de recente gebeurtenissen.[48]
Op 9 augustus 1950 wordt de machtsdelegatie goedgekeurd door het Parlement. Tijdens deze stemming zullen maar liefst 26 CVP-volksvertegenwoordigers tegen stemmen. Op 11 augustus 1950 keuren de Verenigde Kamers het decreet goed waarbij de koninklijke bevoegdheden worden overgedragen aan de Kroonprins. Tijdens de stemming wordt een rookbom in de richting van de socialistische banken gegooid. In de namiddag wordt Boudewijn aangesteld tot Koninklijke Prins.[49] De plechtigheid wordt verstoord door de communist Lahaut die Vive la république roept tijdens de traditionele eed. Twee dagen later wordt hij in nog onopgehelderde omstandigheden voor zijn huis vermoord.[50]
3. De onderzoekscommissie Vandekerckhove [51]
De afloop van de Koningskwestie zorgt voor een malaise en ontevredenheid in katholiek Vlaanderen. Koningsgezinde organisaties uiten hun ongenoegen in protestbrieven en dreigen met manifestaties. Het Nationaal Coördinatiecomité van de Koningsgezinde Bewegingen roept de burgers op de democratische vrijheden zelf te verdedigen. Het zal echter nooit zover komen. Behalve de onopgehelderde moord op Lahaut en de kleine bommen die voor socialistische partijlokalen en de woning van Van Cauwelaert tot ontploffing worden gebracht, blijft het protest louter verbaal van aard.[52]
Ook in de eigen CVP-rangen laaien de emoties hoog op. Er wordt zware kritiek geuit door bestuursorganen, fracties, verbonden afdelingen alsook door de leden aan het adres van de regering en van andere politici als Eyskens, De Schrijver en Van Cauwelaert. Vooral in de kringen van de harde Leopoldisten heerst er ontgoocheling en verbittering. De partij wordt door hen van verraad beschuldigd. Ondertussen tracht de rechterzijde af te rekenen met de meer gematigden en met de linkerzijde.[53] De onvrede resulteert in de oprichting van een onderzoekscommissie. De idee voor een dergelijke commissie ontstaat in de fracties op 3 en 4 augustus 1950 en in de Partijraad op 5 augustus 1950. Op die dag beslissen het Nationaal Comité en de Partijraad om zo een commissie op te richten onder leiding van Michiel Vandekerckhove.[54] Voor haar onderzoek kan de commissie rekenen op de steun van het nationaal secretariaat en van het studiebureau van de partij. De commissie heeft tot doel een reconstructie te maken van de gebeurtenissen die in de periode van 24 juli tot 1 augustus 1950 in de schoot van de CVP-leiding en de regering hebben plaatsgevonden.[55] Uit deze reconstructie moeten dan aanbevelingen volgen voor het Buitengewoon Congres dat in september 1950 zal plaatsvinden en dat op basis van deze aanbevelingen nieuwe structurele maatregelen kan treffen.[56] In de commissie spelen ook communautaire tegenstellingen. Hoewel de commissie tweetalig is samengesteld, komt ze voornamelijk onder druk van de Vlamingen tot stand.[57]
De commissie zal 31 zittingen houden en 27 personen ondervragen, onder meer de meeste ministers uit de regering Duvieusart, minister van Staat en voormalig partijvoorzitter De Schrijver, Kamervoorzitter Van Cauwelaert, een aantal volksvertegenwoordigers en senatoren en tot slot een heel aantal buitenstaanders.[58] De ondervragingen vinden plaats van 16 augustus tot 9 september 1950. Nadat ze hiertoe een publieke oproep heeft gedaan, krijgt de commissie daarnaast een hele reeks van schriftelijke getuigenissen en mededelingen.[59] Toch getuigt de aanpak van de onderzoekscommissie niet altijd van professionaliteit. Zo laat de commissie mensen getuigen die privé-gesprekken hebben gehoord van leden van de partij en hun omgeving.[60] Het onderzoek wordt ook bemoeilijkt door het feit dat de belangrijkste getuigen, in casu de ministers, zich moeten houden aan de geheimhouding van hun gesprekken met de vorst en de vergaderingen van de ministerraad. Bovendien is het onmogelijk de leden van het kabinet van de koning als getuigen op te roepen. Tevens mogen vertrouwelijke documenten niet worden ingekeken en zijn slechts een klein aantal getuigen niet afkomstig uit de leidende kringen van de partij.[61]
De onderzoekscommissie komt tot twee belangrijke conclusies. Ten eerste dat de CVP op wetgevend gebied haar programma effectief heeft verwezenlijkt, daar de onmogelijkheid tot regeren van Leopold III ongedaan werd gemaakt zoals gestipuleerd in het partijprogramma. Bovendien is Leopold III als wettige vorst naar België teruggekeerd. Ten tweede acht de commissie de regering Duvieusart en zekere leiders politiek verantwoordelijk voor de gebeurtenissen. De oplossing die op 1 augustus 1950 is aanvaard, heeft echter zowel het partijprogramma als de Koninklijke Boodschap van 15 april 1950 voorbijgestreefd. Deze oplossing impliceert immers op termijn de troonsafstand. De commissie veroordeelt resoluut de revolutionaire drijfveren van de linkse partijen. Zij wijst op een aantal misverstanden die er onder meer in de loop van de gesprekken in de avond van 31 juli 1950 tussen Duvieusart en de koning zijn gerezen. Niettemin is volgens de commissie de regering gedeeltelijk verantwoordelijk voor de gebeurtenissen. Zo heeft de regering, ondanks het feit dat ze van de stijgende onrust in het land op de hoogte was, niet voldoende voorzorgsmaatregelen genomen. De commissie spreekt van een overdreven optimisme. De regering is volgens de commissie bezweken onder druk van het geweld en heeft de uiteindelijke oplossing overhaast en zonder voorafgaandelijk overleg genomen. Niet alleen de regering, maar ook de partij is gedeeltelijk verantwoordelijk voor de gebeurtenissen. Noch het Nationaal Comité, noch de Partijraad of het Congres zijn betrokken geweest bij het nemen van de beslissing van machtsdelegatie. Dit laatste blijkt voornamelijk het werk te zijn van de Contactcommissie. De Schrijver en Van der Straten-Waillet hebben zich na overleg met deze commissie akkoord verklaard met een machtsdelegatie. De beslissing van de contactcommissie druist in tegen de besluiten van het Nationaal Comité van 20 juli 1950: men stelt het vertrouwen in de regering om de rust in het land te herstellen en vervolgens de maatregelen te treffen die het best geschikt lijken om de eendracht onder de Belgen te herstellen. Tot slot vindt de commissie dat bepaalde personen eveneens medeverantwoordelijk zijn geweest voor de afloop van de Koningskwestie. De commissie spreekt hier niet over verraad, maar wel over zware politieke fouten. Een aantal partijleden stond niet volledig achter het partijprogramma inzake de terugkeer van de vorst. De commissie vraagt hen dan ook zich terug te trekken uit de politieke wereld.[62] Hoewel de commissie geen namen noemt, is het voor iedereen duidelijk wie hiermee wordt bedoeld. Het betreft een twintigtal personen zoals Eyskens, Van Cauwelaert, Carton de Wiart, Dequae, De Schrijver, De Vleeschauwer, Duvieusart, Moreau de Melen, Lefèvre, Van Houtte en anderen.[63]
Uit bovengenoemde conclusies besluit de onderzoekscommissie dat de mandaten in het Bureau en de groepen van de beide Kamers en de partijleiding moeten worden hernieuwd. Mandaten mogen enkel worden bekleed door mensen die volledig achter het partijprogramma staan. De pollreglementen moeten worden herzien zodat de leden mee de opstelling van de kandidatenlijsten kunnen bepalen. Daarnaast moeten de arrondissementele besturen worden hervormd, de eenheid van de leiding worden verstevigd en moet er een nauwere band komen tussen Nationaal Comité en parlementsgroepen. De ervaring van de voorbije gebeurtenissen moet worden gebruikt opdat de christelijke krachten waarvan de eenheid meer dan noodzakelijk blijkt, zouden versterkt worden om te weerstaan aan de linkse machten die steeds bereid blijken zich te verenigen en om de waarden van de christelijke beschaving te vrijwaren.[64]
Tijdens het Buitengewoon Congres van 23 en 24 september 1950 brengt de onderzoekscommissie verslag uit over haar werkzaamheden. Vermeire omschrijft het Buitengewoon Congres als volgt: Ik heb nog nooit een meer gespannen congres meegemaakt dan het Buitengewoon Congres van september 1950. De debatten werden tot twee uur in de nacht gevoerd in en geladen atmosfeer om de terechtstelling te kunnen meemaken. Niet de woede tegen de socialisten primeerde, maar de straf die aan de eigen mensen moest opgelegd worden.[65] Deschuyffeleer noemt de uiteenzetting van de besluiten van de onderzoekscommissie het kernstuk van het hele congres. Deze uiteenzetting duurt drie uur en laat een diepe indruk na in een bomvolle congreszaal. Vandekerckhove eindigt zijn toespraak met de gevleugelde woorden: België is gebouwd op het geduld van de Vlamingen. Tijdens de algemene bespreking van de commissiebesluiten drukken een aantal CVP-personaliteiten zoals Segers, De Schrijver en Van Cauwelaert hun diepe verontwaardiging uit over de commissie die ze vergelijken met een inquisitie of met de praktijken van de Russische procureur Visjinski. Het verslag van de onderzoekscommissie zorgt ook op de tweede congresdag nog voor verhitte discussies. Maar de pleidooien van de schuldigen missen hun effect echter niet.[66] Het verslag van de onderzoekscommissie blijkt voor de belangrijkste partijleden te controversieel en te hinderlijk. In de slotresolutie van het Congres wordt akte genomen van het verslag en de conclusies van de onderzoekscommissie en schenkt men vertrouwen in het Nationaal Comité dat moet onderzoeken hoe gevolg kan worden gegeven aan deze conclusies. Een degelijk onderzoek komt er niet. De commissie wordt op deze wijze wandelen gestuurd omdat de partij het herstellen van de eenheid prioritair acht.[67] Volgens Eyskens is het vooral onder druk van Lefèvre geweest dat de besluiten van deze onderzoekscommissie blauwblauw zijn gebleven. Lefèvre heeft steeds kunnen rekenen op de steun van De Schrijver. Eyskens stelt dat Lefèvre onder de indruk was van de afkeer van De Schrijver voor de onderzoekscommissie. Vandaar dat Lefèvre er persoonlijk voor heeft gezorgd dat er geen gevolg zou gegeven worden aan de commissiebesluiten.[68] Naar de basis toe worden een aantal persoonlijkheden zoals Duvieusart en Eyskens voorlopig wel buiten spel gezet.
De bedoeling van de onderzoekscommissie en het Buitengewoon Congres is het zoeken naar schuldigen in de eigen rangen. Op deze wijze tracht de partij haar achterban duidelijk te maken dat de afloop van de kwestie niet de politiek is die zij heeft gewild. De partij komt echter tot de conclusie dat de besluiten van de onderzoekscommissie de eenheid van de partij ernstige schade toebrengen. Bovendien worden politieke zwaargewichten in de commissiebesluiten zwaar aangevallen. De partij heeft nog steeds een homogene meerderheid en die wil ze behouden. Door de machtsoverdracht verkeert ze echter in een zwakke positie. Er moeten dus mensen met voldoende capaciteit in de eigen rangen aanwezig blijven. De onderzoekscommissie heeft gezorgd voor een reconstructie van de gebeurtenissen. Haar besluiten zijn echter politiek onaanvaardbaar en zullen in de homogene legislatuur niet meer op de politieke agenda verschijnen.
Vanderkerchove verdwijnt van het politieke toneel en wordt referendaris aan de Kortrijkse Rechtbank voor Koophandel.[69] Hij realiseert zich ten volle dat een groot deel van de besluiten niet worden opgevolgd en dat zijn werk als dusdanig weinig resultaat oplevert. Zo moeten bijvoorbeeld de geviseerde personen hun mandaten opnieuw ter beschikking stellen. Maar de koningsgezinde Lefèvre wordt voorzitter en hij tracht mensen als Duvieusart en Eyskens opnieuw in de regering te plaatsen.[70] Lefèvre acht het namelijk beter een onmiddellijke verzoening na te streven in de partij, in plaats van de partij politiek te onthoofden.[71]
Van Cauwelaert zal naar aanleiding van de onderzoekscommissie verklaren: De Walen zijn eigenlijk verstandiger dan wij, de Walen verdedigen hun leiders. Zij verdedigen Duvieusart. De Vlamingen gaan ze allemaal aanvallen.[72] Voor Vermeire is het duidelijk dat na het Buitengewoon Congres van 1950 de regering onder de voogdij komt van de partij en de partij wordt een controleapparaat.[73] Vermeire ziet de partij als de schoonmoeder van de regering en voornamelijk van de Eerste minister. Hoewel de regering niet erg reageert op de nota's die het Nationaal Comité aan haar overmaakte, komen de ministers toch regelmatig naar het Comité om verslag uit te brengen of hun inzichten bekend te maken. De regering gaat volgens Vermeire dan wel haar eigen weg, het Nationaal Comité is toch haar klankbord in de zin van hoe zou de partij reageren als ik dit of dat doe. Het is bovendien het Nationaal Comité dat de regering in het zadel houdt.[74] De ideeën van Vermeire roepen een aantal bedenkingen op. De partij wil natuurlijk het controleapparaat worden over regering en fracties. Maar willen fracties en regering dit wel? Vermeire maakt zelf deel uit van het partijsysteem. Zinspeelt de partijsecretaris hier op de realiteit, of doelt hij eerder op een situatie die het Nationaal Comité tracht na te streven?
4. Besluit
Leopold III wordt opnieuw koning der Belgen, maar dat slechts voor zeven dagen. De verkiezingen en de volksraadpleging tonen echter aan dat hij niet langer koning is van alle Belgen, maar slechts van Vlaanderen en de CVP. In die korte periode zullen stakingen, bomaanslagen, protestmanifestaties en sabotagedaden België aan de rand van een burgeroorlog brengen. De regering Duvieusart faalt om de rust en orde in het land te herstellen en Leopold draagt in de nacht van 31 juli op 1 augustus 1950 de macht over aan zijn zoon Boudewijn I. In Vlaanderen, en in de partij zelf, laaien woede en verbittering hoog op. De Vlaamse meerderheid heeft het hoofd moeten buigen voor het geweld van een Waalse minderheid. De communautaire spanningen in het land wakkeren aan. Deze spanningen profileren zich voor de eerste maal zeer duidelijk en zullen nooit meer verdwijnen. De nationale spanningen vinden ook hun weerslag in de CVP. Alhoewel de partij officieel voor de terugkeer van Leopold is, zijn er verschillende tendensen aanwezig. Daarnaast zorgt de afloop van de Koningskwestie niet enkel voor spanning tussen Vlamingen en Walen in de partij, maar ook voor spanningen tussen de verschillende partijgeledingen. Deze spanningen resulteren in de oprichting van de onderzoekscommissie Vandekerchove.
Onder druk van ultra-Leopoldisten roept de partij een onderzoekscommissie in het leven om een exacte reconstructie te maken van de gebeurtenissen. Enerzijds is het een signaal van de partij naar haar achterban dat zij optreedt tegen die leden die het partijprogramma niet hebben gevolgd. De CVP tracht door het instellen van deze commissie de schade te beperken. De besluiten van de commissie vormen zeker geen leidraad voor een verder beleid. Hoewel mensen als Eyskens en De Schrijver even van het politieke toneel verdwijnen, blijven anderen als Van Cauwelaert, Lefèvre en Duvieusart een rol van betekenis spelen. De onderzoekscommissie is niet meer dan een middel om de leden en militanten opnieuw met de partij te verzoenen. De belangen van de eenheid van de partij haalden echter de overhand. Voor het verdere beleid van het land onder een homogene regering, is een sterke eensgezinde partij meer dan noodzakelijk. Anderzijds toont het instellen van deze onderzoekscommissie ook aan dat de partij omwille van interne strubbelingen er niet is in geslaagd de vorst op de troon te houden. De spanningen tussen de partij, de regering en de fracties lopen hoog op en men zoekt schuldigen voor de gebeurtenissen. Er is dan ook nood aan een onderzoekscommissie die duidelijk maakt waar de interne werking van de partij precies is fout gelopen. Desalniettemin zullen de communautaire spanningen in de partij gedurende de hele homogene legislatuur duidelijk voelbaar blijven.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[11] H. TODTS, Hoop en waanhoop der Vlaamsgezinden. Kroniek van de Vlaamse Beweging 1944-1954, Leuven, 1964, blz. 193.
[12] De evolutie en ontwikkelingen in de Koningskwestie waren reeds meermaals onderwerp van onderzoek. Het verloop van de gebeurtenissen werd reeds uitvoerig en gedetailleerd onderzocht en beschreven. Deze korte inleiding dient enkel om de afloop van de Koningskwestie onder de homogene regeringen te beschrijven. Het is niet onze bedoeling de ganse geschiedenis hier opnieuw te herhalen. De Koningskwestie wordt in het licht van het onderzoek gezien als de stuwende kracht achter de ontluikende communautaire spanningen. Voor een gedetailleerd verslag:
J. VELAERS en H. VAN GOETHEM, Leopold III. De Koning, het Land, de Oorlog, Tielt, 1994.
Dossier question royale, in: Courrier Hebdomadaire du CRISP, 646 (1974).
P. THEUNISSEN, 1950: ontknoping van de koningskwestie, Antwerpen en Amsterdam, 1984.
[13] E. GERARD, De katholieke partij/christelijke volkspartij, in: R. DE SCHRIJVER e.a. ed., Nieuwe encyclopedie van de Vlaamse Beweging. Deel 2, Tielt, 1998, blz. 1629.
[14] Het idee van de volksraadpleging werd reeds opgenomen in het Kerstprogramma. Uit: Interview August E. De Schrijver op 26 oktober en 27 november 1985 door Jef SMITS (KADOC - interview).
[15] L. VAN EYGEN, Boudewijn en de monarchie in de Belgische pers. De naweeën van de Koningskwestie (1950-1954), onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1999, blz. 14-27.
[16] P. THEUNISSEN, 1950: ontknoping van de koningskwestie, Antwerpen en Amsterdam, 1984, blz. 19.
[17] L. VAN EYGEN, Boudewijn en de monarchie in de Belgische pers. De naweeën van de Koningskwestie (1950-1954), onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1999, blz. 14-27.
[18] P. THEUNISSEN, op. cit., blz. 52.
[19] Verslag over de ontknoping van de Koningskwestie, archief Rik Vermeire, 1.
[20] G. KWANTEN, August-Edmond De Schryver (1898-1991). Politieke biografie van een gentleman-staatsman, 2dln., Leuven, 2000, blz. 405.
[21] L. VAN EYGEN, op. cit., blz. 28-29.
[22] Verslag over de ontknoping van de Koningskwestie, archief Rik Vermeire, 2.
[23] J. SMITS, Gaston Eyskens, de mémoires, Tielt, 1993, blz. 326.
[24] Verslag over de ontknoping van de Koningskwestie, archief Rik Vermeire, 3.
[25] P. THEUNISSEN, 1950: ontknoping van de koningskwestie, Antwerpen en Amsterdam, 1984, blz. 20-24.
[26] V. DUJARDIN, Gaston Eyskens tussen koning en regent. België 1949-1950: een sleuteljaar, Antwerpen en Amsterdam, 1996, blz. 68-75.
Er is geen sprake van een Vlaams-Waalse tegenstelling in deze verschillende tendensen of van een duidelijke tegenstelling tussen regering, fracties en Nationaal Comité.
[27] Verslag van de vergadering van het Nationaal Comité, 5 juni 1950, archief CVP-nationaal, 2.1.7/1.
[28] J. SMITS, Gaston Eyskens, de mémoires, Tielt, 1993, blz. 329.
[29] V. DUJARDIN, Jean Duvieusart (1900-1977). Europe, Wallonie-Bruxelles, Leopold III, Gerpinnes, 2000, blz. 54.
[30] J. DUVIEUSART, La question royale. Crise et dénouement: juin, juillet, août, (CRISP), Bruxelles, 1975, blz. 73-74.
[31] De wet van 19 juli 1945 bepaalt dat de koning enkel nog zijn koninklijke prerogatieven kan opnemen als de Verenigde Kamers de onmogelijkheid tot regeren opheft.
[32] L. VAN EYGEN, Boudewijn en de monarchie in de Belgische pers. De naweeën van de Koningskwestie (1950-1954), onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1999, blz. 29.
[33] P. THEUNISSEN, 1950: ontknoping van de koningskwestie, Antwerpen en Amsterdam, 1984, blz. 80-82.
[34] Verslag van de vergadering van het Nationaal Comité, 21 juli 1950, archief CVP-nationaal, 2.1.7/1.
[35] P. THEUNISSEN, 1950: ontknoping van de koningskwestie, Antwerpen en Amsterdam, 1984, blz. 85.
[36] L. VAN EYGEN, Boudewijn en de monarchie in de Belgische pers. De naweeën van de Koningskwestie (1950-1954), onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1999, blz. 30-31.
J. SMITS, Gaston Eyskens, de mémoires, Tielt, 1993, blz. 334.
In P. THEUNISSEN, op.cit., vindt men een uitgebreid verslag over de onlusten in België en de politieke afloop van de Koningskwestie; wij hebben ons beperkt tot de belangrijkste feiten om herhaling te vermijden.
[37] Dagboek van een politiek conflict, archief Rik Vermeire, 3.
[38] De CVP wordt vertegenwoordigd door De Schrijver en Van der Straten-Waillet. De liberalen worden vertegenwoordigd door Motz en Drèze. De socialistische vertegenwoordiging bestaat uit Spaak en Anseele. Tot slot worden de communisten vertegenwoordigd door Grégoire en Terfve.
[39] P. THEUNISSEN, 1950: ontknoping van de koningskwestie, Antwerpen en Amsterdam, 1984, blz. 132.
[40] L. VAN EYGEN, Boudewijn en de monarchie in de Belgische pers. De naweeën van de Koningskwestie (1950-1954), onuitgegeven licentiaatverhandeling,Leuven, 1999, blz. 30-31.
Dagboek van een politiek conflict, archief Rik Vermeire, 3.
[41] Hoewel De Schrijver geen mandaat bekleed is hij toch aanwezig op de onderhandelingen. Dit omdat Van der Straten hem uitdrukkelijk heeft gevraagd de onderhandelingen bij te wonen omwille van zijn ervaring.
[42] C. LABIE, De crisis in de CVP na de Koningskwestie, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1985, blz. 102.
Het is dus de contactcommissie en niet het Nationaal Comité dat het standpunt van de partij bepaalt, namelijk een machtsdelegatie.
[43] Deze ministerraad vindt plaats in afwezigheid van Van Houtte, Segers en Van Zeeland. Zij bevinden zich op de Benelux-conferentie te Oostende.
[44] L. VAN EYGEN, Boudewijn en de monarchie in de Belgische pers. De naweeën van de Koningskwestie (1950-1954), onuitgegeven licentiaatverhandeling,Leuven, 1999, blz. 31-34.
J. SMITS, Gaston Eyskens, de mémoires, Tielt, 1993, blz. 337-346.
In deze bief verklaart Leopold – niet met zoweel woorden, maar hij bedoelt het wel – dat hij troonsafstand doet omdat hij is gedwongen door de regering. De brief zal nadien door de regering worden aangepast.
[45] V. DUJARDIN, Jean Duvieusart (1900-1977). Europe, Wallonie-Bruxelles, Leopold III, Gerpinnes, 2000, blz. 123.
[46] De Standaard, 3 augustus 1950.
De Standaard, 5 augustus 1950.
[47] De Standaard, 3 augustus 1950.
[48] De Standaard, 6 augustus 1950.
[49] L. VAN EYGEN, Boudewijn en de monarchie in de Belgische pers. De naweeën van de Koningskwestie (1950-1954), onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1999, blz. 34.
[50] S. DE BOOSERE, R. VAN ALBOOM en M.VAN DEN WIJNGAERT, Monarchie en macht. België en zijn koningen, Brussel, 1992, blz. 51.
[51] Deze uiteenzetting is voornamelijk gebaseerd op basis van literatuur. Voorgaand onderzoek heeft dit thema reeds grondig uitgediept, onder meer J. GERARD LIBOIS, 1950: l’effacement de Leopold III. Tempête du PSC-CVP, in: Courier hebdomadaire du CRISP, nr. 1169-1170 (1987).
[52] J. SMITS, Gaston Eyskens, de mémoires, Tielt, 1993, blz. 346.
[53] E. WITTE, J. CRAEYBECKX en J. MEYNEN, Politieke geschiedenis van België, 6de uitgave, Antwerpen, 1997, blz. 351.
[54] Michiel Vandekerckhove is een Kortrijkse jurist en lid van het Nationaal Comité. Men biedt het voorzitterschap aan een Vlaming aan, misschien juist omwille van de grotere mistevredenheid in Vlaamse rangen. Volgens Vermeire heeft men Vandekerckhove echter moeten overtuigen het voorzitterschap op zich te nemen. Vandekerckhove is volgens de partijsecretaris bezweken voor de morele druk. Uit: Verslag over de ontknoping van de Koningskwestie, archief Rik Vermeire, 4.
[55] Naast Vandekerckhove zetelen Héger en Verbist in de commissie als afgevaardigden van de Kamerfractie, Baert en Derbaix als afgevaardigden van de Senaatsfractie en Smets en Herbiet als vertegenwoordigers van de partijraad. Vermeire is secretaris van de commissie. Héger wordt minister in de regering Pholien en wordt in die hoedanigheid vervangen door Oblin. Deze laatst zal omwille van zijn zwakke gezondheid vaak worden vervangen door Raymond. Uit: J. GERARD LIBOIS, op.cit, blz. 15.
[56] G. KWANTEN, August-Edmond De Schryver (1898-1991). Politieke biografie van een gentleman-staatsman, 2dln., Leuven, 2000, blz. 412-414.
[57] K. HOFLACK, Theo Lefèvre staatsman, Antwerpen en Baarn, 1989, blz. 16.
[58] In het artikel van J. GERARD LIBOIS, 1950: l’effacement de Leopold III. Tempête du PSC-CVP, in: Courier hebdomadaire du CRISP, nr. 1169-1170 (1987) en onder meer het archief in verband met de onderzoekscommissie Vanderkerckhove in het archief De Schrijver vinden we een uitgebreide weergave van de ondervragingen en wie wat heeft gezegd. Dit wordt hier echter buiten beschouwing gelaten.
[59] C. LABIE, De crisis in de CVP na de Koningskwestie, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1985, blz. 104.
[60] Eyskens spreekt in zijn mémoires over roddelgetuigen.
[61] Conclusies van de onderzoekscommissie van de CVP, 14 september 1950, archief CVP-nationaal, 5.8/1.
[62] C. LABIE, De crisis in de CVP na de Koningskwestie, onuitgegeven licentiaatverhandeling, Leuven, 1985, blz. 102-106.
Conclusies van de onderzoekscommissie van de CVP, 14 september 1950, archief CVP-national, 5.8/1.
[63] Michiel Vandekerckhove over de onderzoekscommissie, archief Theo Lefèvre, 3.2.2.
[64] Conclusies van de onderzoekscommissie van de CVP, 14 september 1950, archief CVP-national, 5.8/1.
[65] De CVP alleen aan het bewind, archief Rik Vermeire, 6.
[66] K. HOFLACK, Theo Lefèvre staatsman, Antwerpen en Baarn, 1989, blz. 47.
[67] J. SMITS, Gaston Eyskens, de mémoires, Tielt, 1993, blz.346-352.
[68] J. SMITS, Gaston Eyskens. Het laatste gesprek. Herinneringen aan 40 jaar politiek leven, Kapellen en Brussel, 1988, blz. 82.
K. HOFLACK, op.cit., blz. 42.
[69] Michiel Vandekerckhove over de onderzoekscommissie, archief Theo Lefèvre, 3.2.2.
[70] Interview Rik Vermeire op 4 en 10 december 1985 door Jef SMITS (KADOC - interview).
[71] Ibidem.
[72] Interview August E. De Schrijver op 26 oktober en 27 november 1985 door Jef SMITS (KADOC - interview).