Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK  V: EVERGETISME DOOR DE MUNICIPALE CURATORES

 

5.0. INLEIDING

 

Hoewel we vermoeden dat de meeste lezers reeds een vaag begrip hebben van wat het evergetisme inhoudt, starten we dit hoofdstuk met een omschrijving en een beknopte toelichting van het fenomeen.

 

Het woord ‘evergetisme’ is een neologisme afgeleid van het Griekse woord ‘evergetes’ wat zoveel betekent als ‘weldoener’.  In de Latijnse teksten worden vaak de termen ‘liberalitas’ en ‘munificentia’ gebruikt.  We kunnen evergetisme omschrijven als een soort mecenaat ten bate van de lokale gemeenschap of een onderdeel ervan (bijvoorbeeld een college) dat door de leden van de elite persoonlijk en vrijwillig op zich werd genomen.[695]

De schenker, die zo de kans kreeg zijn rijkdom ten toon te spreiden, kon op verschillende wijzen een collectiviteit begunstigen.  Hij kon bouwwerken laten uitvoeren waaraan de hele gemeenschap voordeel had, hij kon spelen organiseren met eigen kapitaal, maaltijden ter beschikking stellen of voedsel- en gelduitdelingen houden.  Het geld waarmee spelen of maaltijden werden bekostigd, kon eveneens afkomstig zijn van een kapitaal dat door de schenker bij testament was nagelaten en waarvan de jaarlijkse opbrengst aan een door de erflater bepaald doel ten bate van de gemeenschap moest worden besteed.[696]

Iedere welgestelde kon optreden als evergeet tegenover een gemeenschap.  Wanneer het ging om giften vanwege de keizer voor het herstel of het optrekken van een bouwwerk met betrekking tot de stedelijke infrastructuur werd een curator aangeduid met de titel curator operum publicorum datus ab… gevolgd door de naam van de keizer.  De keizer kon dus optreden als evergeet.  Ook leden van de ordo senatorius en de ordo equester konden hun patria of een andere gemeente begunstigen.  Op municipaal niveau waren er de vooraanstaanden en eveneens rijke vrijgelatenen die al dan niet de volledige gemeenschap van hun rijkdom lieten meegenieten.[697]

Tenslotte kan een onderscheid worden gemaakt tussen het evergetisme ob honorem en het evergetisme ob liberalitatem.  We spreken van evergetisme ob honorem wanneer iemand een schenking doet naar aanleiding van het verwerven van een bepaald ambt.  De gekozene  voelde zich dan verplicht om deze eer te compenseren in de vorm van een schenking.  Wanneer de schenker een donatie doet zonder politieke motieven, is er sprake van evergetisme ob liberalitatem.[698]

 

In dit hoofdstuk willen we kort onderzoeken in welke mate de curatores naast hun curatele functie die al dan niet vrijwillig op zich was genomen en reeds de inzet van de eigen middelen vereiste wanneer het om een munus mixtum ging, aan evergetisme deden.  Verder zal het evergetisme vanwege de curatores worden onderzocht in functie van de tijd, het gebied en de sociale stand.  Tenslotte zal wat Italië betreft ook aandacht worden besteed aan een eventuele evolutie van de vormen van evergetisme gedurende drie eeuwen.  Het is echter niet de bedoeling de evergetische praktijken van de curatores tot in detail te bespreken.  Zo zullen de verschillende vormen van het evergetisme in enkele grote categorieën worden onderverdeeld zonder verdere specificaties en er zal geen aandacht worden besteed aan de begunstigden van de schenking. 

 

 

5.1. HOEVEEL CURATORES DEDEN AAN EVERGETISME?

 

In Italië werden in totaal 137 municipale curatores geattesteerd waarvan 29 optraden als evergeet.[699]  Dit is 21,17 %.  In de provincies werden 29 curatores geattesteerd waarvan 7 optraden als evergeet.[700]  Dit is 24,14 %.  De verhouding tussen de evergetische praktijken van de curatores in Italië en de curatores uit de provincies verschilt dus bij benadering slechts 3 %. 

Om ons een idee te vormen van de frequentie van het evergetisme bij de municipale curatores vergelijken we onze resultaten met het percentage quinquennales dat aan evergetisme deed.  Uit het sociaal en politiek profiel dat van de curatores werd opgemaakt, is gebleken dat de curatores duidelijk behoorden tot de municipale elite.  De curatores waren welgestelde leden van de gemeenschap.  Wij weten, op basis van het onderzoek van T. Haeck, dat de quinquennales ook grotendeels tot de municipale elite behoorden en wagen ons aan een vergelijk, hoewel de quinquennales magistraten waren en de curatores een munus vervulden.  In Italië deed 16,26 % van de quinquennales aan evergetisme, in Africa 33,59 % en in de overige provincies bijna geen enkele.[701]  Wanneer we deze cijfers vergelijken met onze resultaten, zien we wat Italië betreft, dat er meer curatores waren die aan evergetisme deden dan quinquennales.  Dit wijst er mogelijk op dat de curatores kapitaalkrachtiger waren dan de ook al gefortuneerde quinquennales.  Wat de provincies betreft, stellen we vast dat in Africa 18,18 % van de muncicipale curatores aan evergetisme deden.  Dit percentage ligt dus beduidend lager dan dat van de quinquennales in Africa, maar kan wederom te wijten zijn aan het beperkte aantal geattesteerde municipale curatores.  In de andere provincies is ook het aantal curatores, evenals de quinquennales die aan evergetisme deden, te verwaarlozen. 

De curatele functie die in de 2e en 3e eeuw steeds vaker evolueerde van een munus personale naar een munus mixtum, betekende soms een enorme meerkost voor de belaste persoon.[702]  Wanneer de kosten die met de cura gepaard gingen als munus vrijwillig op zich werden genomen, werd dit niet als evergetisme beschouwd.

 

 

5.2. CURATORES ALS EVERGETEN IN FUNCTIE VAN DE TIJD

 

5.2.1. Curatores die optraden als evergeten in functie van de tijd: Italië

 

Wat Italië betreft, slaagden we erin 87 van de 137 municipale curatores te dateren.  Binnen de verzameling van deze 87 gedateerde curatores vonden we 17 gedateerde evergeten terug.[703]  Dit betekent 19,54%.

 

Italië

Totaal aantal curatores

Aantal evergeten

% evergeten

 1e eeuw n.Chr.

27

4

14.81

 2e eeuw n.Chr.

46

10

21.74

 3e eeuw n.Chr.

14

3

21.43

 

 

In de 1e eeuw was 14,81 % van de curatores ook evergeet.  In de 2e eeuw steeg dit percentage tot 21,74 %, terwijl het stagneerde in de 3e eeuw.

F. Jacques trachtte te achterhalen of de evergetische praktijken terugliepen vanaf het midden  van de 2e eeuw tot de regeringsperiode van de Severi.  Hij bestudeerde dit op basis van inscripties afkomstig uit Latium Vetus, Latium Adiectum en Campania (regio I) en uit Cisalpina (regio V) omdat het aantal geattesteerde inscripties hier zeer talrijk was.  Wat Latium Vetus, Latium Adiectum en Campanië betrof, kon hij geen daling van de evergetische activiteiten vaststellen vanaf de regering van de Antonijnen die aanvangt in 138 n.Chr., dus ongeveer in het midden van de 2e eeuw wanneer de crisis aanvangt, tot de regering van de Severi die eindigt ca.235 n.Chr..  Hetzelfde werd vastgesteld met betrekking tot het evergetisme in regio V.[704]

Wanneer we deze resultaten vergelijken met ons staafdiagram merken we, zonder rekening te houden met de regio’s waarin de curatores werden geattesteerd, een lichte stijging van de evergetische daden van de curatores in de 2e eeuw en in de 3e eeuw zien we dat het evergetisme constant blijft.  Met betrekking tot de evergetische praktijken van de municipale curatores besluiten wij, zoals F.Jacques deed voor het evergetisme in regio I en V in de 2e en 3e eeuw, dat er sprake is van een continuïteit in de 2e en 3e eeuw.     

 

5.2.2. Curatores die optraden als evergeten in functie van de tijd: Provincies

 

In de provincies werden in totaal 17 curatores gedateerd waarvan er 5 aan evergetisme deden.[705]  Wanneer 5 personen verspreid over drie eeuwen voorkomen, is dit aantal te klein om in termen van een evolutie te kunnen spreken en zullen de resultaten ook weinig representatief zijn.  We moeten onderstaande tabel dan ook met de nodige reserves interpreteren.

 

Provincies

Totaal aantal curatores

Aantal evergeten

% evergeten

 1e eeuw n.Chr.

3

1

33.33

 2e eeuw n.Chr.

6

3

50.00

 3e eeuw n.Chr.

8

1

12.50

 

Zoals in Italië, merken we dat in de 2e eeuw meer municipale curatores voorkwamen dan in de 1e eeuw.  In vergelijking met de situatie in Italië valt op dat het aantal curatores dat aan evergetisme deed in de 3e eeuw weer was gedaald.  Men moet echter rekening houden met het feit dat slechts één inscriptie van de 8 inscripties uit de 3e eeuw waarin een curator als evergeet optrad, kon worden gedateerd. 

 

5.2.3. Besluit

 

Zowel wat Italië als wat de provincies betreft, beschikken we over te weinig gedateerde inscripties om zinvolle conclusies te trekken.  We worden immers geconfronteerd met een probleem dat eigen is aan het epigrafisch bronnenmateriaal.  Onze besluiten zijn gebaseerd op een uiterst klein aantal inscripties, overgebleven uit een veel groter aantal inscripties met betrekking tot de te bestuderen materie, waarbij in die kleine groep bruikbare inscripties in vele gevallen enkel maar een approximatieve datering mogelijk is.

 

 

5.3. CURATORES ALS EVERGETEN IN FUNCTIE VAN DE PLAATS

 

5.3.1. Curatores die optraden als evergeten in functie van de plaats: Italië

 

Onderstaande tabel en diagrammen geven een overzicht van de verspreiding van de curatores die aan evergetisme deden over de elf Augusteïsche regio’s.

 

Italië

Absolute cijfers

%

 

 Campanië

6

20.69

 

 Regio II

3

10.34

37,93 %

 Regio III

2

6.90

 

 Latium Vetus

4

13.79

 

 Latium Adiectum

5

17.24

 

 Regio IV

2

6.90

55,17 %

 Regio V

 

 

 

 Regio VI

3

10.34

 

 Regio VII

2

6.90

 

 Regio VIII

1

3.45

 

 Regio IX

 

 

6,90 %

 Regio X

1

3.45

 

 Regio XI

 

 

 

 

29

100.00

 

 

 

In Midden-Italië vinden we meer dan de helft municipale curatores die evergetische praktijken op hun naam hebben geschreven, terug.  Het betreft 55,17 % van alle curatores.  We stellen vast dat de meeste evergeten die curator zijn geweest afkomstig zijn uit regio I dat Latium Vetus, Latium Adiectum en Campanië omvat.  Zij maken 51,72 % uit van het totale aantal curatores dat ook evergeet is geweest.  Dit is gedeeltelijk te wijten aan het feit dat in dit gebied ook de meeste curatores in het algemeen werden geattesteerd.[706]  We zien immers, in tegenstelling tot de parallelle verhouding tussen het aantal curatores en het aantal evergeten in regio I, dat we in regio IV, Samnium, waar ook een groot aantal curatores aanwezig was, weinig curatores terugvinden die op één of ander moment in hun leven aan evergetisme hebben gedaan.

 

5.3.2. Curatores die optraden als evergeten in functie van de plaats: Provincies

 

In de provincies hebben 7 curatores aan evergetisme gedaan.  Twee evergeten waren  afkomstig uit de provincie Tripolitania (Africa)[707], 1 uit Gallia Narbonensis[708], 1 uit Germania Superior[709], 1 uit Hispanica Tarraconnensis[710], 1 uit Lilybaeum (Sicilië)[711] en tenslotte nog 1 curator in Lindum in Britannia[712].

Opnieuw beschikken we over onvoldoende gegevens om iets te kunnen afleiden binnen elke provincie afzonderlijk over het aantal curatores dat aan evergetisme heeft gedaan.  Het enige besluit dat we kunnen trekken, is dat er in elke provincie met uitzondering van Pannonia curatores als evergeet optraden.  Uiteraard levert dit geen betekenisvolle informatie op.

 

 

5.4. CURATORES ALS EVERGETEN IN FUNCTIE VAN DE STAND

 

5.4.1. Curatores die optraden als evergeten in functie van de stand: Italië

 

Aangezien in het hoofdstuk waarin we het sociaal profiel van de municipale curatores schetsten reeds werd aangetoond dat de meeste curatele functies werden vervuld door leden van de municipale elite, is de kans groot dat de meeste evergeten ook binnen deze sociale groep zullen te vinden zijn. 

 

De tabel en het diagram van de curatores die aan evergetisme deden in Italië ziet er als volgt uit:

 

Hoofd- groep

Totaal per hoofd- groep

%

Status

Aantal Evergeten

%

?

0

0

?

0

0.00

1

0

0

1

0

0.00

2

1

3.45

2.1

1

3.45

 

 

 

2.2

0

0.00

 

 

 

2.3

0

0.00

3

2

6.90

3.1

1

3.45

 

 

 

3.2

1

3.45

 

 

 

3.3

0

0.00

4

25

86.21

4.0

0

0.00

 

 

 

4.1

4

13.79

 

 

 

4.2

21

72.41

5

1

3.45

5

1

3.45

 

 

 

Totaal

29

100%

 

 

Bij het bekijken van het diagram wordt ons vermoeden bevestigd en zien we dat de meeste curatores die één of meerdere vormen van evergetisme op hun naam schreven inderdaad tot de municipale elite behoorden.  72,41 % van de curatores waren leden van de municipale elite die nooit het rijksniveau hebben verlaten (status 4.2).  Daarnaast bestond 13,79 % uit leden van de municipale elite die een functie op rijksniveau hadden uitgeoefend (status 4.1). 

De ere-equites, zowel diegenen die een functie op rijksniveau hadden uitgeoefend als diegenen zonder functies op rijksniveau (status 3.1 en 3.2)[713], telden globaal het grootste aantal curatores in hun midden na de municipale elite, maar we zien hier dat hun evergetische daden niet evenredig waren met hun aantal (totaal slechts 6,90 %).  

Opvallend is dat niemand van de ordo senatorius (status 1) en op één curator na niemand van de functionele equites (status 2.1, 2.2 en 2.3) aan evergetisme deed in de gemeente waar ze hun curatele functie uitoefenden.  Dit wijst er nogmaals op dat de banden met de patria afzwakten van zodra men zich in de Urbs of in de onmiddellijke omgeving ervan vestigde en dat men in andere zaken dan in munificentia jegens zijn patria investeerde.[714]  Onder de 10 leden van de ordo senatorius (status 1) die een curatele functie op zich hadden genomen, ging het in 7 gevallen om curatores fani Herculis Victoris.  Met betrekking tot deze laatsten kan niet met zekerheid worden gezegd of de aangegeven tendens ter verklaring van de geringe deelname van de hoogste sociale groepen aan evergetische praktijken van toepassing is.  Aangezien het om een zeer prestigieuze curatele functie ging die vaak als énige op municipaal niveau werd vervuld onmiddellijk voordat de rijkscarrière werd aangevangen, is het twijfelachtig dat diegenen die de cura op zich namen steeds Tibur, de enige gemeente waar de functie werd geattesteerd, als patria hadden.  Tibur lag immers in de onmiddellijke nabijheid van de Urbs.

 

5.4.2. Curatores die optraden als evergeten in functie van de stand: Provincies

 

In de provincies zien we dezelfde tendens als in Italië, maar enkel in een meer uitgesproken vorm.  Van de 7 geattesteerde curatores die eveneens evergeet waren, behoorden er 5 tot de leden van de municipale elite die nooit het municipaal niveau hebben verlaten (status 4.2).[715]  Van 1 curatores werden geen andere gegevens geattesteerd (status 4.0).[716]  en van 1 curator[717] kon geen sociale status worden bepaald.  Geen enkele curator was afkomstig uit een andere sociale groep dan die van de municipale elite.

 

 

5.5. VORMEN VAN EVERGETISME EN EVOLUTIE OVER DE DRIE EEUWEN

 

Zoals reeds in de inleiding werd aangegeven, hebben we, rekening houdend met het beperkte aantal curatores dat aan evergetisme deed, getracht de vormen van evergetisme in enkele grote hoofdcategorieën onder te verdelen en geen specifieke analyse door te voeren.  Er werden acht categorieën gevormd zonder verdere onderverdelingen: evergetisme in de vorm van organisatie van spelen, van profane infrastructuurwerken, van religieuze infrastructuurwerken en in samenhang daarmee schenkingen van religieuze voorwerpen, van gelduitdelingen, van voedseluitdelingen en de organisatie van maaltijden, van fundaties, van terugbetaling van de kosten van het eerbetoon en tenslotte evergetisme waarbij enkel de termen liberalitas of munificentia werden gebruikt om de evergetische daden van de curator aan te duiden, dus wanneer niet vermeld werd wat juist door de evergeet werd geschonken.  Deze laatste categorie wordt aangeduid met ‘onbepaald’.

 

5.5.1. Frequentie van de verschillende vormen van evergetisme: Italië

 

In Italië traden 29 municipale curatores op die gezamenlijk 47 daden van evergetisme stelden, wat betekent dat bepaalde curatores vaak verschillende vormen van evergetisme op hun naam hebben staan.  Wanneer men aan evergetisme deed, hield de schenker rekening met de voorkeur van het volk en schonk datgene wat het volk het meest plezierde.  Op deze wijze kon de evergeet zichzelf ook populair maken bij zijn medeburgers.  Wanneer hij behoorde tot de municipale kring van vooraanstaanden kon hij ook bij verkiezingen op hun steun rekenen.

Onderstaand diagram laat duidelijk zien dat een paar vormen van evergetisme frequenter aangetroffen werden dan andere. 

 

Italië

Aantal

%

 Spelen

9

19.15

 Profane infr.werken

4

8.51

 Religieuse infr.werken

3

6.38

 Gelduitdelingen

9

19.15

 Voedsel + maaltijden

9

19.15

 Onbepaald

6

12.77

 Fundatie

2

4.26

 Teruggave kosten

5

10.64

 

47

100.00

 

 

Zo zien we dat de curatores hun schenking meestal verleenden aan zaken waar de bevolking onmiddellijk en concreet kon van genieten zoals de organisatie van spelen, het uitdelen van geld en voedsel en het geven van maaltijden.  Deze drie vormen van evergetisme maken telkens 19,15 % uit van het geheel.  Dit zou kunnen getuigen van kortzichtigheid maar misschien is het een teken van de stijgende armoede onder de bevolking.  Infrastructuurwerken (profane infrastructuurwerken: 8,51 % en religieuze infrastructuurwerken: 6,38 %) waren minder in trek want hier had het volk niet direct behoefte aan.  Daarenboven moet men ook rekening houden met het feit dat de kosten die de infrastructuurwerken vereisten gevoelig hoger lagen dan het bedrag dat men besteedde aan de organisatie van bijvoorbeeld een maaltijd.  De organisatie van spelen kon ook relatief hoog oplopen maar bracht een grotere populariteit voor de evergeet met zich mee. 

Toch ligt de frequentie van evergetische praktijken in verband met de gemeentelijke infrastructuur hoger dan de regelmaat waarmee men bij testament een fonds oprichtte.

Hoewel de oprichting van een fundatie (4,26 %) meer zekerheid geeft aan de begunstigde en zorgt voor een steeds terugkerende rente zien we dat dit tot de minst populaire vormen  van evergetisme behoorde.  Dit heeft misschien te maken met de gevoeligheid van de evergeet voor zijn sociaal prestige in het nu, meer dan na zijn dood.

 

5.5.2. Frequentie van de verschillende vormen van evergetisme: Provincies

 

In de provincies waren er 7 municipale curatores die samen 10 daden van evergetisme stelden.  Onderstaande tabel geeft aan welke vormen het meest populair waren:

 

Provincies

Aantal

%

 Spelen

2

20.00

 Profane infr.werken

3

30.00

 Religieuse infr.werken

1

10.00

 Gelduitdelingen

1

10.00

 Voedsel + maaltijden

0

0

 Onbepaald

1

10.00

 Fundatie

0

0

 Teruggave kosten

2

20.00

 

10

100.00

 

Op de eerste plaats zien we dat drie curatores hun evergetisme toespitsen op profane infrastructuurwerken.[718]  Daarna volgt de organisatie van spelen bekostigd door twee verschillende curatores[719] waarvan één curator zijn geld eveneens besteedt aan profane infrastructuurwerken[720].  Verder treffen we twee evergeten aan die de kosten van een eerbetoon aan hun persoon terugbetaalden[721], één curator die een schenking deed welke  werd besteed aan religieuze infrastructuur[722], één curator die een gelduitdeling hield[723] en tenslotte nog één curator waarvan we enkel weten dat hij als evergeet is opgetreden, maar waarvan we niet weten wat hij heeft geschonken[724].

 

5.5.3. Chronologische evolutie van vormen van evergetisme: Italië

 

Op basis van de gedateerde municipale curatores die optraden als evergeet, gaan we na of we een evolutie kunnen onderscheiden in de vormen van evergetisme gedurende de drie eeuwen van de Keizertijd. 

Onderstaande tabel en grafiek geven de resultaten weer:

 

Italië

1e eeuw

2e eeuw

3e eeuw

Aantal

%

Aantal

%

Aantal

%

 Spelen

3

37.5

3

16.67

0

0

 Profane infr.werken

2

25

1

5.56

0

0

 Religieuse infr.werken

1

12.5

2

11.11

0

0

 Gelduitdelingen

1

12.5

3

16.67

1

25

 voedsel + maaltijden

1

12.5

5

27.78

0

0

 Onbepaald

0

0

1

5.56

2

50

 Fundatie

0

0

0

0.00

1

25

 Teruggave kosten

0

0

3

16.67

0

0

 

8

100

18

100

4

100

 

 

De resultaten van dit onderzoek zijn behoorlijk representatief aangezien voor elke vorm steeds minstens de helft van het totaal aantal curatores dat als evergeet voor die specifieke vorm is opgetreden, kon worden gedateerd.  We zullen enkel de meest opvallende kenmerken per eeuw aangeven.

Wat de 1e eeuw betreft, zien we dat de curatores voornamelijk aan evergetisme deden in de vorm van spelen (37,50 %), onmiddellijk gevolgd door profane infrastructuurwerken (25,00 %).  Op de derde plaats, met elk 12,50 %, vinden we gelduitdelingen, voedsel- en maaltijdvoorzieningen en religieuze infrastructuurwerken.  Evergetisme in de vorm van fundaties en terugbetaling van de kosten van het eerbetoon vinden we niet terug.  Dit duidt op een economisch gezonde samenleving met voldoende geld, voedsel en cultuur.

In de 2e eeuw vinden we alle vormen van evergetisme terug behalve het evergetisme in de vorm van een fundatie.  In deze eeuw zien we een opvallende daling van het aantal spelen dat door de curatores  werd georganiseerd als evergetische daad en ook het evergetisme met betrekking tot profane infrastructuurwerken verminderde sterk.  We zien echter dat steeds meer curatores hun evergetische activiteiten toespitsten op gelduitdelingen (16,67 %) en nog meer op voedseluitdelingen, de organisatie van maaltijden (27,78 %) en de terugbetaling van de kosten van het eerbetoon (16,67 %).  We kunnen deze veranderingen relateren aan de crisis die zich vanaf het midden van de 2e eeuw manifesteerde. Evergetisme in de vorm van spelen en de bouw of het onderhoud van, in dit geval profane, gebouwen kostten de schenker een bom geld.  We hebben gezien dat het evergetisme in de 2e en 3e eeuw in zijn totaliteit constant bleef maar dat de vormen waarin de curatores aan evergetisme deden, veranderden.  Het is duidelijk dat in tijden van crisis de noden van de bevolking wijzigden en dat de elite het haar plicht achtte om eerst de  primaire behoeften te voldoen alvorens geld uit te geven aan bouwwerken en spelen.

Tenslotte valt op dat in de 3e eeuw het aantal vormen van evergetisme in vergelijking met de twee vorige eeuwen sterk is afgenomen.  Voor het eerst zien we dat fondsen (25,00 %) worden gesticht waardoor de begunstigde de zekerheid verwierf dat men met de intrest periodiek de doelstelling, afhankelijk van de wilsbeschikking, zal blijven realiseren.  De behoefte van het volk aan een constante werd mogelijk in de hand gewerkt door de crisis.  We constateren dat ook de gelduitdelingen (25,00 %) meer en meer door de curatores werden aangewend als vorm van evergetisme wat kan duiden op een mogelijk gevolg van de economische malaise.  In deze eeuw zien we dat voor een groot deel (50,00 %) van de evergetische activiteiten van de curatores niet expliciet werd vermeld om welke vorm het ging. 

 

5.5.4. Chronologische evolutie van vormen van evergetisme: Provincies

 

Van de 7 curatores die in de provincies aan evergetisme deden, konden er 5 worden gedateerd.[725]  Dit aantal is te klein om een trend te kunnen onderscheiden.  We zien wel dat in de 2e eeuw twee curatores de kosten van profane infrastructuurwerken, die meestal relatief hoog lagen, voor hun rekening namen, terwijl in Italië deze vorm van evergetisme door de curatores in de 2e eeuw sterk daalde ten opzichte van de 1e eeuw.[726]  Wat tenslotte nog opvalt is dat in de provincie Africa ook nog in de 3e eeuw een curator was die profane infrastructuurwerken bekostigde.[727]  Dezelfde curator schreef nog twee andere vormen van evergetisme op zijn naam, waaronder nog de organisatie van spelen wat financieel gezien niet als gering kon worden beschouwd.[728]

 

 

5.6. BESLUIT

 

We mogen besluiten dat de municipale curatores in Italië ongeveer in dezelfde mate aan evergetisme deden als de curatores in de provincies.  De curatores gaven blijk van een relatief hoge deelname aan de evergetische praktijken.  Binnen de groep van curatores is de bijna gehele afwezigheid van de rijkselite (status 1 en 2) zowel in Italië als in de provincies zeer opvallend.  Ook het aandeel van de ere-equites (status 3.1 en 3.2) is eigenlijk te verwaarlozen.  Het percentage van curatores dat aan evergetisme deed, wordt wat Italië betreft bijna volledig en wat de provincies betreft volledig bepaald door de curatores van de municipale elite (status 4.2, 4.1 en 4.0).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[695] DUTHOY, R., Het institutionele kader van de Romeinse gemeente, in: Hermes, III, 2, p.11.

[696] DUTHOY, R., Het institutionele kader van de Romeinse gemeente, in: Hermes, III, 2, p.11.

[697] VAN WAMBEKE, L., Het evergetisme in Afrika, Onuitgegeven Licentiaatsverhandeling, pp.18-19.

[698] VAN WAMBEKE, L., Het evergetisme in Afrika, Onuitgegeven Licentiaatsverhandeling, p.21.

[699] CIL XIV, 375 (I.3.); CIL XIV, 376 (I.4.); CIL XIV, 4616 + 5381 (I.11.); CIL XIV, 3014 (I.12.); CIL X, 5928 (I.44.) ; AE 1979, 141 (I.47.); CIL X, 6094 (I.48.); CIL X, 6090 (I.49.); CIL X, 5714 (I.51.); CIL X, 3759 (I.55.) ; CIL X, 4643 (I.56.); CIL X, 1491 (I.60.); AE 1900, 180 (I.62.); AE 1983, 193 (I.67.); AE 1899, 207 (I.70.) ; CIL IX, 690 (I.78.); CIL IX, 804 (I.79.); CIL IX, 452 (.83.); CIL X, 451 (I.84.); AE 1975, 252 (I.86.); CIL IX, 3950 (I.93.); CIL IX, 3437 (I.102); CIL XI, 4404 (I.114.); CIL XI, 4395 (I.117.) ; CIL XI, 4579 (I.118.) ; CIL XI, 7556 (I.130.) ; CIL XI, 3258 (I.132.); CIL XI, 417 (I.137.); SARTORI, F.: Iscrizioni romane, in: AIV, CX, 1951-52, p.273, nr.5. (I.142.).

[700] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.); CIL VIII, 24 (P.10.); CIL XII, 1585 (P.15.); CIL XIII, 7570 (P.19.); CIL II, 4202 (P.25.); AE 1964, 181 (P.28.); EE VII, 916 (P.30.).

[701] HAECK, T., De quinquennalis: censor en duumvir. Onderzoek naar deze municipale magistraat in Italië en de Westelijke provincies op basis van het epigrafisch bronnenmateriaal, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling, Gent, 2000-2001, p.191-p.257.

[702]  LANGHAMMER, W., Die rechtliche uns soziale Stellung der Magistratus Municipales und der Decuriones, p.261.

[703] [703] CIL XIV, 375 (I.3.); CIL XIV, 376 (I.4.); CIL XIV, 4616 + 5381 (I.11.); CIL X, 5928 (I.44.) ; AE 1979, 141 (I.47.); CIL X, 6090 (I.49.); AE 1983, 193 (I.67.); CIL IX, 690 (I.78.); CIL IX, 804 (I.79.); CIL X, 451 (I.84.); AE 1975, 252 (I.86.); CIL IX, 3950 (I.93.); CIL IX, 3437 (I.102);  CIL XI, 4395 (I.117.) ; CIL XI, 4579 (I.118.); CIL XI, 7556 (I.130.); SARTORI, F.: Iscrizioni romane, in: AIV, CX, 1951-52, p.273, nr.5. (I.142.).

[704] JACQUES, F., Le privilège de la liberté. Politique impériale et autonomie municipale dans les cités de l’Occident romain (161-244), pp.721-2.

[705] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.); CIL VIII, 24 (P.10.); CIL XII, 1585 (P.15.); CIL XIII, 7570 (P.19.); CIL II, 4202 (P.25.); AE 1964, 181 (P.28.); EE VII, 916 (P.30.).

[706] Zie hoofdstuk II, 2.2.1: p.145.

[707] REYNOLDS J.M. & PERKINS, J.B.W., The inscriptions of Roman Tripolitania, nr.601 (P.9.); CIL VIII, 24 (P.10).

[708] CIL XII, 1585 (P.15.).

[709] CIL XIII, 7570 (P.19.).

[710] CIL II, 4202 (P.25.).

[711] AE 1964, 181 (P.28.).

[712] Eph.Ep. VII, 916 (P.30.).

[713] Er werd geen enkele curator geattesteerd die het leger heeft verlaten na het primipilaat, na de praefectura legionis of castrorum (status 3.3).

[714] WITTAKER, D., The politics of power: the cities of Italy, in: L’Italie d’Auguste à Dioclétien, p.140.

[715] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.);  CIL VIII, 24 (P.10.);  CIL XII, 1585 (P.15.); AE 1964, 181  (P.28.).

[716] CIL XIII, 7570 (P.19.).

[717] EE VII, 916 (P.30.).

[718] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.); CIL VIII, 24 (P.10.); AE 1964, 181 (P.28.).

[719] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.); CIL XII, 1585 (P.15.).

[720] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.).

[721] CIL XIII, 7570 (P.19.); CIL II, 4202 (P.25.).

[722] EE VII, 916 (P.30.).

[723] AE 1964, 181 (P.28.).

[724] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.).

[725] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.); CIL VIII, 24 (P.10.); CIL XIII, 7570 (P.19.); CIL II, 4202 (P.25.); AE 1964, 181 (P.28.).

[726] CIL VIII, 24 (P.10.); AE 1964, 181 (P.28.).

[727] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.).

[728] REYNOLDS J.M. & WARD PERKINS J.B.: The Inscriptions of Roman Tripolitania, London, s.d., 601 (P.9.).