Municipale curatores in Italie en de westelijke provincies tijdens het principaat. (Véronique Bonkoffsky)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK  III: SOCIAAL PROFIEL VAN DE MUNICIPALE CURATORES

 

3.0. TOELICHTINGEN VOORAF

 

3.0.1. Inleiding

 

In dit hoofdstuk willen we een sociaal profiel schetsen van de personen die een curatele functie als munus personale of als munus mixtum in de gemeente op zich hebben genomen of werden opgelegd door de ordo decurionum

 

We zullen nagaan hoe de curatores over de verschillende standen waren verdeeld.  Dit zal eerst algemeen gebeuren, nadien zal de spreiding in functie van tijd en plaats worden nagegaan.  Gezien het geringe aantal curatores dat werd geattesteerd, kunnen we slechts een beperkt aantal zaken bekijken of in de vorm van een diagram weergeven.  Zo is het bijvoorbeeld weinig zinvol om het chronologisch verloop binnen de grote sociale groepen zoals de ordo senatorius, de ordo equester, het municipaal niveau en de groep van vrijgelatenen na te gaan.  De resultaten van een dergelijk onderzoek zouden nietszeggend zijn.

 

Vanzelfsprekend zal de situatie in Italië apart van de situatie in de provincies worden besproken.  Wat Italië betreft is het mogelijk om de gegevens in een diagram voor te stellen.   Voor de provincies is dit enkel mogelijk wanneer we de verspreiding over de standen in het algemeen willen nagaan.   Met betrekking tot diagrammen met meerdere variabelen levert dit weinig informatie op en zal het diagram worden vervangen door een tabel met de gegevens. 

 

De moeilijkheid om de gegevens in diagramvorm weer te geven wordt verder in de hand gewerkt door het feit dat voor een aantal curatores niet kon worden bepaald tot welke sociale groep ze behoorden.  Dit was het geval voor curatores waarvan de filiatio niet werd vermeld en de persoon in kwestie geen municipale ambten had uitgeoefend.  We weten dus niet of we te maken hebben met een vrijgelatene of met iemand op municipaal niveau waarvan de carrière niet gekend is.  Iemand die geen enkele functie uit de municipale cursus honorum heeft bekleed, geen filiatio vermeld en bovendien sevir Augustalis is (geweest), geeft ons een zeer sterk vermoeden dat het gaat om een vrijgelatene, maar evengoed kan die persoon de zoon van een vrijgelatene zijn geweest en eveneens lid zijn geweest van het college van de severi Augustales.  Het was niet uitzonderlijk dat iemand van serviele afkomst dit wenste verborgen te houden door het weglaten van de filiatio.  Die zoon van een vrijgelatene stond mogelijk nog aan het begin van zijn municipale carrière waardoor er nog geen andere functies werden vermeld.  Niet zelden werd een curatele functie uitgeoefend als aanloop naar een magistraatsambt.  Dergelijke twijfelgevallen worden aangeduid met een vraagteken.  Het is echter onmogelijk hen in dit onderzoek als incerti aan te duiden aangezien we onder deze titel de personen hebben geplaatst waarvan we weten dat ze curator zijn geweest, maar waarvan we niet met zekerheid kunnen zeggen of het municipale curatores betreft.

 

Tenslotte zal dit sociaal profiel vrij beknopt worden geschetst aangezien de relevantie niet danig groot is vanwege het geringe aantal curatores.  We hebben immers niet te maken met de talrijke magistraatsfuncties, maar met curatele functies in de vorm van een munus.

 

3.0.2. Werkwijze

 

Aan elke curator die tot het onderzoeksmateriaal behoort, werd in de vijfde kolom van de ‘Algemene prosopografie’ die de belangrijkste gegevens van alle geattesteerde curatores bevat en in de bijlage werd opgenomen een cijfer toegekend.  Dit cijfer geeft de sociale status van de curator aan en zegt dus tot welke stand hij behoort.  Om deze cijfercode te begrijpen, verduidelijken we meteen waarvoor elk cijfer staat.  Het volledige systeem werd overgenomen van Prof. Dr. R. Duthoy die het hanteerde om de sociale status van de patroni te bepalen in zijn artikel ‘Le profil social des patrons municipaux en Italië sous le Haut-Empire’ in het tijdschrift Ancient Society.[570]

 

1.  Ordo senatorius (1’: eques adlectus in senatum)

2.  Functionele equites [571]

2.1. equites die zijn doorgedrongen tot de procuratelen[572]

2.2.  equites die enkel de militiae equestres hebben doorlopen

2.3. primipilares die zijn doorgedrongen tot het tribunaat van een cohors in Rome

3.  Ere-equites

3.1. equites die een functie hebben uitgeoefend op rijksniveau[573]

3.2. equites die nooit het municipaal niveau hebben verlaten[574]

3.3. primipilares die het leger verlieten na het primipilaat, de praefectura legionis of castrorum

4.  Gewone municipale elite

4.0. waarvan geen andere functies zijn geattesteerd[575]

4.1. die een functie hebben uitgeoefend op rijksniveau[576]

4.2. die nooit het municipaal niveau hebben verlaten

5.  Vrijgelatenen

?   Onbekende status[577]

 

Bij het bepalen van de sociale status van om het even welke geattesteerde municipale curator is het zo goed als onmogelijk volledige zekerheid te hebben of we de juiste status hebben toegekend.

Wanneer een inscriptie geen rijksfuncties vermeldt, maar enkel een municipale cursus dan betekent dit niet noodzakelijk dat de carrière van die bepaalde curator reeds beëindigd was op het ogenblik dat het monument werd opgericht.  Verder is het niet uitzonderlijk dat personen met belangrijke functies op rijksniveau hun municipale ambten niet meer vermeldden.  Met deze mogelijkheden moet steeds rekening worden gehouden bij het bepalen van de status. [578]

 

 

3.1. ALGEMEEN

 

3.1.1.  Sociale status van de municipale curatores in Italië

 

Het overzicht van de verspreiding van de 137 geattesteerde curatores in Italië ziet er als volgt uit:

 

Hoofd- groep

Totaal per hoofd- groep

% met ?

%         zonder ?

Status

Aantal

%

%         zonder ?

 ?

10

7.30

 

?

10

7.30

 

 1

10

7.30

7.87

1

10

7.30

7.87

 

 

 

 

2.1

6

4.38

4.72

 2

12

8.76

9.45

2.2

5

3.65

3.94

 

 

 

 

2.3

1

0.73

0.79

 

 

 

 

3.1

13

9.49

10.24

 3

18

13.14

14.17

3.2

5

3.65

3.94

 

 

 

 

3.3

0

0.00

0.00

 

 

 

 

4.0

7

5.11

5.51

 4

78

56.93

61.42

4.1

13

9.49

10.24

 

 

 

 

4.2

58

42.34

45.67

 5

9

6.57

7.09

5

9

6.57

7.09

 

 

 

 

Totaal

137

100

100

 

 

Van het totale aantal geattesteerde curatores kon slechts aan 7,30 % géén status worden toegekend.  Dit betekent dat 127 van de 137 curatores konden worden geplaatst binnen één van de vijf sociale groepen en dat de hieronder beschreven verspreiding over de standen representatief is voor de situatie zoals ze in realiteit was.

Wat onmiddellijk opvalt in de grafiek is dat het aantal curatores dat het municipaal niveau nooit verliet het best vertegenwoordigd is met 45,67 %.  Het betreft de groep 4.2.  In het vorige hoofdstuk werd reeds gezegd dat zich tijdens de Keizertijd een trend voordeed waarbij een betrekkelijk aantal domi nobiles hun patria verliet en de banden tussen beide sterk afzwakten.  Het aantal curatele functies nam hierdoor toe en viel ten laste van de vooraanstaande rijken die in het municipium of de colonia aanwezig waren.[579]

Deze groep wordt gevolgd door de curatores die ere-equites waren met een functie op rijksniveau en door de municipale curatores die een functie uitoefenden op rijksniveau.  Beide groepen, respectievelijk 3.1 en 4.1, vertegenwoordigen elk 10,24 % van het totaal.

Opmerkelijk is dat 7,87 % van de curatores tot de ordo senatorius behoorde (status 1).  Dit relatief hoog percentage vereist énige verduidelijking om te voorkomen dat een vertekend beeld ontstaat.  Het gaat om tien personen waarvan er zeven curator fani Herculis Victoris waren.[580]  In de typologie werd aangetoond dat dit een curatele functie was op municipaal niveau aan dewelke een grote eer was verbonden en die bijna uitsluitend door personen met een functie op rijksniveau vrijwillig op zich werd genomen.  De curatores fani Herculis Victoris werden bij de tellingen meegerekend omdat het in de strikte zin om een municipale curatele functie gaat, maar men mag niet uit het oog verliezen dat het grootste deel van de 7,87 %  wordt gevormd door deze soort curatores die zich trouwens van de overige curatele functies laat onderscheiden.  Ook in het artikel ‘Die Präsenz senatorischer Familien in den Städten des Imperium Romanum bis zum späten 3. Jahrhundert’ raakt W. Eck deze curatele niet aan.[581]  Naast voornoemde zeven curatores werd ook één eques door de keizer opgenomen in de senaat.[582]

Verder wordt 7,09 % van de curatele functies ingevuld door vrijgelatenen (status 5).  De cura was, zoals we weten, geen honos, maar een munus.  Concreet betekende dit dat ook vrijgelatenen hiermee konden worden belast of de cura vrijwillig op zich konden nemen.  Vrijgelatenen hadden geen toegang tot de municipale cursus honorum omwille van hun afkomst, maar niet zelden waren zij welgesteld en door het vrijwillig op zich nemen van een munus personale, die in de 2e en 3e eeuw vaak werd omgevormd tot een munus mixtum, konden zij op deze wijze eer en aanzien verwerven. 

Op zesde plaats vinden we de curatores terug waarvan geen municipale functies werden geattesteerd (status 4.0: 5,51 %). 

Vervolgens vinden we 6 equites die zijn doorgedrongen tot de procuratelen (status 2.1: 4,72 %).  Op de voorlaatste plaats vinden we nog aantal leden van de ordo equester terug die elk 3,94 % van het totaal uitmaken.  Het betreft 5 equites die enkel de militiae equestres hebben doorlopen (status 2.2) en nog 5 ere-equites die nooit het municipale niveau hebben verlaten (status: 3.2).  De rij wordt afgesloten door slechts 1 primipilares die is doorgedrongen tot het tribunaat van een cohors in Rome (status 2.3: 0,79 %).  Er werden geen primipilares geattesteerd die het leger verlieten na het primipilaat (status 3.3).

Niemand uit de subgroep van primipilares die het leger verliet na het primipilaat, de praefectura legionis of castrorum met status 3.3 heeft ooit een curatele functie vervuld.

 

Na deze gedetailleerde uiteenzetting bekijken we nog even het aandeel van de grote sociale groepen.  Meer dan de helft van de curatores (61,42 %) behoort tot de municipale elite.  Zij worden gevolgd door de ere-equites die 14,17 % van het totale percentage curatores vormen.  De functionele equites komen op de derde plaats met 9,45 %.  Hierna volgt de ordo senatorius waarbij we moeten rekening houden met de impact van de curatores fani Herculis Victoris.  De ordo senatorius vertegenwoordigt 7,87 % van het geheel.  Zij namen hun munus vrijwillig op zich aangezien een senator niet kon worden verplicht tot het vervullen van honores en munera in zijn patria.[583]

De ordo senatorius wordt op de voet gevolgd door de groep van vrijgelatenen die 7,09 % van het totaal uitmaken.

 

We kunnen dus besluiten dat de curatores een zeer heterogene groep vormden waarin de belangrijkste plaats werd ingenomen door de municipale elite.

 

3.1.2.   Sociale status van de municipale curatores in de provincies

 

De tabel en het diagram van de verspreiding van de 29 geattesteerde curatores in de provincies zien er als volgt uit:

 

Hoofd- groep

Totaal per hoofd- groep

% met ?

%         zonder ?

Status

Aantal

%

%         zonder ?

?

4

13.79

 

?

4

13.79

 

1

0

0.00

0.00

1

0

0.00

0.00

 

 

 

 

2.1

0

0.00

0.00

2

0

0.00

0.00

2.2

0

0.00

0.00

 

 

 

 

2.3

0

0.00

0.00

 

 

 

 

3.1

0

0.00

0.00

3

1

3.45

4.00

3.2

1

3.45

4.00

 

 

 

 

3.3

0

0.00

0.00

 

 

 

 

4.0

10

34.48

40.00

4

23

79.31

92.00

4.1

2

6.90

8.00

 

 

 

 

4.2

11

37.93

44.00

5

1

3.45

4.00

5

1

3.45

4.00

 

 

 

 

Totaal

29

100

100

 

 

Wat de provincies betreft zijn we er in geslaagd om 25 van de 29 curatores onder te brengen in één van de sociale groepen.  Dit betekent dat 13,79 % van de curatores een onbekende status heeft.  Het percentage ligt dus vrij hoog wat wil zeggen dat het mogelijk is dat de weergave van de realiteit kan vertekend zijn.

Ook in de provincies is het merendeel van de curatores afkomstig uit de municipale elite.  We zien dat de curatores die nooit het municipale niveau hebben verlaten het best vertegenwoordigd zijn (status 4.2).  Zij vormen 44,00 % van het geheel.  Zij worden gevolgd door de curatores waarvan geen andere functies werden geattesteerd (status 4.0: 40,00 %).  Slechts een klein percentage heeft een functie uitgeoefend op rijksniveau (status 4.1), namelijk 8,00 %.  Een percentage van 4,00 % werd geconstateerd voor de groep van ere-equites die nooit het municipale niveau hebben verlaten (status 3.2) en voor de groep van de vrijgelatenen (status 5)

Globaal kunnen we dus stellen dat 92,00% van de curatores behoorde tot de gewone municipale elite, terwijl verder enkel nog de ere-equites zonder een functie op rijksniveau een curatele functie hebben uitgeoefend.  De ere-equites maken 4,00 % van het geheel uit wat zeer nauw aansluit bij het aantal dat in Italië werd geattesteerd.  In Italië bedroeg het aandeel van de ere-equites die geen functie hadden uitgeoefend op rijksniveau 14,17 %. 

De groep van de vrijgelatenen vertegenwoordigt eveneens 4,00%.

Dat het percentage van de curatores binnen de municipale elite zo hoog ligt kan bijgevolg worden verklaard door de afwezigheid van een aantal sociale groepen die een curatele functie hebben uitgeoefend.  Zo heeft niemand van de ordo senatorius (status 1), van de functionele equites (status 2.1, 2.2 en 2.3), van de twee overige groepen van de ere-equites (status 3.1 en 3.3) een curatele functie uitgeoefend.

 

De resultaten volgen dus de trend die in Italië werd onderscheiden en geven een iets meer uitgesproken en extremere voorstelling van de situatie dan in Italië. 

 

 

3.2. SOCIALE STATUS IN FUNCTIE VAN DE TIJD

 

3.2.1. Sociale status in functie van de tijd in Italië

 

Onderstaande grafiek werd samengesteld op basis van de curatores die binnen een bepaalde eeuw werden gedateerd en waarvan we ook de stand konden bepalen. Wat Italië betreft, ziet de verdeling van de 81 curatores er als volgt uit:

 

Absolute cijfers

1

2.1

2.2

2.3

3.1

3.2

3.3

4.0

4.1

4.2

5

 1e eeuw n.Chr.

3

1

2

0

6

3

 

5

 

6

1

 2e eeuw n.Chr.

5

3

3

1

4

 

 

1

6

19

1

 3e eeuw n.Chr.

1

1

0

0

2

1

 

1

3

2

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Percentage

1

2.1

2.2

2.3

3.1

3.2

3.3

4.0

4.1

4.2

5

 1e eeuw n.Chr.

11.11

3.70

7.41

0.00

22.22

11.11

 

18.52

0.00

22.22

3.70

 2e eeuw n.Chr.

11.63

6.98

6.98

2.33

9.30

0.00

 

2.33

13.95

44.19

2.33

 3e eeuw n.Chr.

9.09

9.09

0.00

0.00

18.18

9.09

0

9.09

27.27

18.18

0.00

 

 

In de 1e eeuw zien we dat, op drie uitzonderingen na, elke sociale groep curatele functies op zich heeft genomen of door een beslissing van de ordo decurionum hiertoe werd verplicht. 

Enkel de subgroepen met de status 2.3, de status 3.3 en de status 4.1, dit zijn respectievelijk de primipilares die zijn doorgedrongen tot het tribunaat van een cohors in Rome, de primipilares en de praefectus legionis die het leger verlieten na het primipilaat of de praefectura en de municipale elite die een functie op rijksniveau heeft uitgeoefend, hebben geen curatores voortgebracht. 

Verder zien we dat twee subgroepen zich van de rest onderscheiden, namelijk de ere-equites die een functie op rijksniveau hebben uitgeoefend (status 3.1) en de municipale elite die nooit het municipale niveau heeft verlaten (status 4.2).  Uit deze standen  werden de meeste curatores gerekruteerd. 

Wat de 2e eeuw betreft, heeft elke subgroep behalve de subgroep die de ere-equites omvat die nooit het municipale niveau hebben verlaten (status 3.2) en de subgroep die de primipilares en de praefectura legionis (status 3.3) omvat, curatele functies uitgeoefend. 

Terwijl we in de subgroepen van de ere-equites die een functie hebben uitgeoefend op rijksniveau (status 3.1) en van de municipale elite waarvan geen andere functies werden geattesteerd (status 4.0) een opmerkelijke daling van het percentage curatores waarnemen en bovendien het percentage curatores

dat behoort tot de categorie van de equites die nooit het municipaal niveau hebben verlaten (status 3.2) tot nul wordt herleid, constateren we een opvallende stijging van curatores behorend tot de municipale elite die nooit het municipaal niveau heeft verlaten (status 4.2).

De subgroepen die in de 1e eeuw geen curatele functies hebben uitgeoefend, de primipilares die zijn doorgedrongen tot het tribunaat van een cohors in Rome (status 2.3) en de municipale elite met functie op rijksniveau (status 4.1) zien we in de 2e eeuw plots opduiken.  Vooral de municipale elite met functies op rijksniveau (status 4.1) wordt sterk vertegenwoordigd.

 

Met betrekking tot de 3e eeuw merken we dat vier subgroepen niet vertegenwoordigd zijn.  Het gaat om de equites die enkel de militiae equestres hebben doorlopen (2.2), de primipilares die zijn doorgedrongen tot het tribunaat van een cohors te Rome (status 2.3), de primipilares en de praefectura legionis (status 3.3) en de groep van de vrijgelatenen (status 5).  Een groot deel van de curatores is terug te vinden in de groep van de ere-equites die een functie op rijksniveau hebben uitgeoefend (status 3.1) en de municipale elite die nooit het municipaal niveau heeft verlaten, hoewel haar inbreng sterk daalde ten opzichte van de 2e eeuw (status 4.2).  Het is echter de subgroep van de municipale elite waarvan geen andere functies werden geattesteerd (status 4.0) die in de 3e eeuw de meeste curatele functies voor haar rekening neemt.

 

Wanneer we het diagram bekijken in functie van de tijd en de grote sociale groepen, merken we dat de ordo senatorius (status 1), de functionele equites (status 2.1, 2.2 en 2.3) en de vrijgelatenen (status 5) gedurende de drie eeuwen vrij constant bleven en dat hun invloed op het totaal aantal curatores zeer gering is geweest. 

De curatores waren zowel in de 1e, de 2e als in de 3e eeuw voornamelijk afkomstig uit de groep van de ere-equites (status 3.1 en 3.2), ondanks het feit dat daarbinnen één subgroep niet was vertegenwoordigd (status 3.3), en uit de municipale elite (status 4.0, 4.1 en 4.2).  Bij het berekenen van het totaalpercentage van beide groepen voor elke eeuw afzonderlijk, zien we dat telkens de municipale elite meer curatores leverde dan de groep van de ere-equites en dat in de 3e eeuw het aantal curatores uit de municipale elite hoger lag dan het aantal in de 1e eeuw.  Dit laatste gold niet voor de ere-equites.

 

Absolute cijfers

Stand 1

Stand 2

Stand 3

Stand 4

Stand 5

 1e eeuw n.Chr.

3

3

9

11

1

 2e eeuw n.Chr.

5

7

4

26

1

 3e eeuw n.Chr.

1

1

3

6

0

 

 

 

 

 

 

Percentages

Stand 1

Stand 2

Stand 3

Stand 4

Stand 5

 1e eeuw n.Chr.

11.11

11.11

33.33

40.74

3.70

 2e eeuw n.Chr.

11.63

16.28

9.30

60.47

2.33

 3e eeuw n.Chr.

9.09

9.09

27.27

54.55

0.00

 

 

3.2.2. Sociale status in functie van de tijd in de provincies

 

Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk werd vermeld, beschikken we hier over te weinig gegevens om ze in diagramvorm voor te stellen.  Het gaat over een totaal van zeventien municipale curatores, waarvan er drie in de eerste eeuw, zeven in de tweede eeuw en zeven in de derde eeuw kunnen worden geattesteerd.  We geven enkel de tabel met de procentuele verdeling.

 

Wat de provincies betreft ziet de tabel er als volgt uit:

 

Absolute cijfers

1

2.1

2.2

2.3

3.1

3.2

3.3

4.0

4.1

4.2

5

 1e eeuw n.Chr.

 

 

 

 

 

 

 

1

 

1

1

 2e eeuw n.Chr.

 

 

 

 

 

 

 

1

1

5

 

 3e eeuw n.Chr.

 

 

 

 

 

1

0

5

 

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Percentage

1

2.1

2.2

2.3

3.1

3.2

3.3

4.0

4.1

4.2

5

 1e eeuw n.Chr.

0.00

0.00

0.00

0.00

0.00

0.00

 

3.70

0.00

3.70

3.70

 2e eeuw n.Chr.

0.00

0.00

0.00

0.00

0.00

0.00

 

2.33

2.33

11.63

0.00

 3e eeuw n.Chr.

0.00

0.00

0.00

0.00

0.00

9.09

0

45.45

0.00

9.09

0.00

 

We kunnen uit deze tabel enkel afleiden dat de municipale curatores in de provincies gedurende drie eeuwen merendeels tot de municipale elite (status 4.0 en 4.2) behoorden.  In de 1e eeuw leverde de municipale elite die het municipaal niveau niet heeft verlaten (status 4.2) en de municipale elite waarvan geen andere functies werden geattesteerd (status 4.0) hetzelfde aantal curatores.  Wat de 2e eeuw betreft, is het opvallend dat het aantal curatores uit de municipale elite die het municipaal niveau niet heeft verlaten (status 4.2) sterk vermeerdert terwijl de andere subgroep (status 4.0) in aantal vermindert.  In de 3e eeuw is het de municipale elite waarvan geen andere functies werden geattesteerd (status 4.0) die het grootste aantal curatores voortbrengt.

 

 

3.3. SOCIALE STATUS IN FUNCTIE VAN DE PLAATS

 

3.3.1. Sociale status in functie van de plaats: Italië

 

Het hieronder weergegeven diagram toont de verspreiding van de 82 municipale curatores per  subgroep in functie van het landsdeel.

 

 

Sociale status

Absolute cijfers

1

2.1

2.2

2.3

3.1

3.2

3.3

4.0

4.1

4.2

5

 Zuid-Italië

0

2

1

0

1

2

 

1

4

15

4

 Midden-Italië

9

4

4

1

10

2

 

4

9

39

4

 Noord-Italië

1

0

0

0

2

1

 

2

0

4

1

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Percentage

 1

 2.1

 2.2

 2.3

 3.1

 3.2

3.3

4.0

 4.1

 4.2

 5

 Zuid-Italië

0.00

6.67

3.33

0.00

3.33

6.67

 

3.33

13.33

50.00

13.33

 Midden-Italië

10.47

4.65

4.65

1.16

11.63

2.33

 

4.65

10.47

45.35

4.65

 Noord-Italië

9.09

0.00

0.00

0.00

18.18

9.09

 

18.18

0.00

36.36

9.09

 

 

Het eerste wat opvalt is dat de municipale curatores die het municipaal niveau nooit hebben verlaten (status 4.2) in de drie gebieden van Italië sterk vertegenwoordigd zijn.

We constateren eveneens dat in Midden-Italië curatores uit alle subgroepen (behalve de subgroep 3.3 die geen enkele curator telt) vertegenwoordigd zijn.  Dit kan worden verklaard door het feit dat het merendeel van de curatores werd geattesteerd in Midden-Italië.  Wanneer er veel municipale curatores worden geattesteerd in een bepaald gebied is het logisch dat de kans op diversiteit toeneemt.  Bijgevolg is het niet verwonderlijk dat in Noord-Italië, waar bijna geen municipale curatores voorkwamen in vergelijking met de twee andere gebieden, een aantal sociale groepen geen curatores in hun midden telde.  Het gaat hier om de volledige groep van functionele equites (status 2.1, 2.2 en 2.3) en twee subgroepen van de municipale elite namelijk de municipale elite waarvan geen andere functies werden geattesteerd (status 4.0) en de municipale elite die een functie op rijksniveau heeft uitgeoefend (status 4.1).  In Noord-Italië waren de municipale curatores in de eerste plaats afkomstig uit de municipale elite die nooit het municipaal niveau hebben verlaten (status 4.2) en in de tweede plaats uit de subgroep van de ere-equites met een functie op rijksniveau (status 3.1).

 

3.3.2. Sociale status in functie van de plaats: Provincies.

 

In de provincies werden 29 municipale curatores geattesteerd.  Van dit totaal waren er 4 waarvan we de status niet konden bepalen, wat betekent dat we nog slechts 25 curatores overhouden waarmee kan worden gewerkt.  Deze 25 curatores waren verspreid over zeven provincies.  Deze gegevens zijn zelfs te beperkt om per provincie in de vorm van een tabel weer te geven en zeker om iets zinnigs uit af te leiden.

 

 

3.4. BESLUIT

 

We mogen besluiten dat bij het bepalen van de sociale status van de municipale curatores en hun verspreiding over de sociale groepen in functie van tijd en plaats duidelijk naar voren is gekomen dat de groepen van de ere-equites, zowel diegenen met als zonder functie op rijksniveau (status 3.1 en 3.2), en de gehele municipale elite (status 4.0, 4.1 en 4.2) de meeste municipale curatores in hun midden telden.

We moeten echter voorzichtig zijn in onze uitspraken met betrekking tot de provincies aangezien we over een dermate klein aantal inscripties beschikken.  Deze opmerking heeft uiteraard betrekking op alle berekeningen die in dit onderzoek worden gemaakt met betrekking tot de municipale curatores in de provincies.

 

Het is ten zeerste de vraag of in de provincies in werkelijkheid zo weinig curatores werden aangesteld als wij voor dit onderzoek hebben geattesteerd.  Indien ons aantal inscripties representatief zou zijn, zouden we kunnen concluderen dat het systeem van de munera,  tenminste wat de munera personalia en de munera mixta betreft, van minder belang was dan in Italië. 

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[570] DUTHOY, R., Le profil social des patrons municipaux en Italie sous le Haut-Empire, in: Ancient Society, 1984-1986, 15-17, pp.121-154.

[571] Functionele equites zijn equites die erin geslaagd zijn een carrière op rijksniveau uit te bouwen.

[572] In deze categorie horen ook de advocati fisci en personen met de titel egregius (perfectissimus, eminentissimus) vir thuis.

[573] Onder een functie op rijksniveau verstaan we alle functies waarbij men werd benoemd door de overheid.  Personen die slechts één militia equestris hebben uitgeoefend (praefectus cohortis of tribunus angusticlavius) worden ook tot deze categorie gerekend. Vervolgens kunnen we in deze categorie ook de personen plaatsen die curator rei publicae of kalendarii zijn geweest en verder speciale curatores viarum en curatores operum publicorum.  De municipale praefecti die zijn aangeduid door de keizer, de iudices ex V decuriis en de haruspices werden eveneens in deze categorie opgenomen.

[574] Hieronder zijn ook diegenen opgenomen die naast hun municipale functies enkel de praefectura fabrum vermeldden.

[575] In deze categorie werden personen opgenomen waarvan geen enkele andere functie bekend was en waarbij duidelijk was dat zij tot de municipale elite behoorden.  Wanneer iemand evergetische daden heeft gesteld en dit uitdrukkelijk op de inscriptie werd vermeld, waardoor we weten dat deze persoon tot de municipale elite behoorde, wordt hij tot deze categorie gerekend.

[576] In deze categorie vinden we curatores terug die curator rei publicae, curator kalendarii, praefectus van een keizer of een lid van de keizerlijke familie, curator operum publicorum of een speciale curator viarum zijn geweest.  Tot deze categorie behoren ook iudici die geen eques zijn.

[577] Deze categorie omvat personen waarvan we niet met voldoende zekerheid kunnen bepalen tot welke sociale groep zij behoorden.  Dit is soms het gevolg van een beschadiging van de steen waardoor de inscriptie te fragmentair is om een gegronde uitspraak omtrent de sociale status van de persoon te doen.

[578] CURCHIN, L.A., The local magistrates of Roman Spain, p.43.

[579] WITTAKER, D., The politics of power: the cities of Italy, in: L’Italie d’Auguste à Dioclétien, p.140.

[580] CIL XIV, 3544 (I.20.); CIL XIV, 4244 (I.21.)-CIL XIV, 3601 (I.22.); CIL XIV, 3609 (I.23.); CIL XIV, 4242 (I.28); CIL XIV, 3600 (I.29.); CIL XIV, 3599 (I.30.).

[581] ECK, W., Die Präsenz senatorischer Familien in den Städten des Imperium Romanum bis zum späten 3. Jahrhundert, in: W. ECK & H. GALSTERER, Studien zur antiken Sozialgeschichte. Festschrift Friedrich Vittinghoff, 1980, Köln-Wienen, pp.283-322.

[582] CIL V, 2822 (I.139.)

[583] ECK, W., Die Präsenz senatorischer Familien in den Städten des Imperium Romanum bis zum späten 3. Jahrhundert, in: W. ECK & H. GALSTERER, Studien zur antiken Sozialgeschichte. Festschrift Friedrich Vittinghoff, 1980, Köln-Wienen, pp.283-322.