Criminaliteit in het land van Waas . 1700 - 1750. (Peter Catthoor). |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL 2: DE MISDRIJVEN
HOOFDSTUK 1: GLOBAAL OVERZICHT
EN EVOLUTIE VAN HET AANTAL MISDRIJVEN
Wij hebben ons gebaseerd op de indeling die A.
M. Roets in haar licentiaats-
verhandeling gebruikte en die ook door M. De
Neef werd overgenomen.[1]
Bij het archiefonderzoek hebben we zowel de
enkweste- als de sententieboeken voor de periode 1700- 1750 onderzocht.
|
enkwesten |
sententies |
1700-1709 |
21 |
26 |
1710-1719 |
11 |
33 |
1720-1729 |
8 |
53 |
1730-1739 |
11 |
57 |
1740-1750 |
10 |
46 |
TOTAAL |
61 |
215 |
In totaal kwamen we voor de eerste helft van de
achttiende eeuw (het jaar 1750 is er telkens bijgenomen) op een aantal van 61
enkwesten en 215 sententies. Tezamen geeft dit een totaal van 276 gerechtelijke
dossiers.
|
|
|
|
1730-1739 |
1740-1750 |
TOTAAL |
Geweldmisdrijven
|
14 |
18 |
15 |
14 |
6 |
67 |
Vermogensmisdrijven |
30 |
18 |
46 |
30 |
21 |
145 |
Misdrijven tegen open-
bare orde en veiligheid
|
4 |
10 |
6 |
8
|
2 |
30 |
Politieovertredingen |
3 |
5 |
19 |
46 |
30 |
103 |
Zedendelicten |
1 |
1 |
|
1 |
2 |
5
|
TOTAAL |
52 |
52 |
86 |
99 |
61 |
350 |
Eén eenheid staat dus telkens voor één delict.
Per dossier konden dus meerdere delicten voorkomen. Op een totaal van 276
dossiers komen we uit op 350 gepleegde delicten.
Omwille van de aard van de bronnen en de
instellingen die ze voortbrachten moet men er rekening mee houden dat het hier
vooral de zwaardere criminaliteit betreft.
Zoals in de inleiding is aangehaald betreft het
hier om allerlei redenen allesbehalve een compleet overzicht van de
criminaliteit in het Waasland voor de eerste helft van de achttiende eeuw. Toch
zijn enkele krachtlijnen en tendensen duidelijk aanwijsbaar en kan men op basis
daarvan pogen tot enkele conclusies en verklaringen te komen.
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het
zwaartepunt van de criminaliteit gevormd werd door vermogensmisdrijven en
politieovertredingen.
Vooral in het decennium 1720-1729 lieten dieven
zich blijkbaar allesbehalve onbetuigd. Op 86 gepleegde delicten zijn 46 van die
aard dat ze bij de vermogensmisdrijven kunnen worden ingedeeld. Dit is 53% van
alle delicten die binnen dat decennium werden gepleegd. De daaropvolgende jaren
zakt het aandeel van de vermogensdelicten tot respectievelijk 30% en 34%,
eenzelfde grootte als in de periode 1710-1719.
Geweldmisdrijven nemen 19% van het totaal
aantal gepleegde misdrijven voor hun rekening. Als we een opdeling per decennium
maken varieert hun aandeel van 10% in de jaren 1730-1739 tot 35% in de jaren
1710-1719.
In vergelijking met andere
criminaliteitsstudies valt het aandeel van de geweldmisdrijven erg laag uit. In
de studie van M. De Neef over de Lokerse criminaliteit hebben gewelddelicten een
aandeel van 33%.[2]
Hierbij bekleedden ze een tweede plaats in de rangschikking van de meest
gepleegde misdrijven. In de studie van L. T. Maes over de Antwerpse
criminaliteit nemen de geweldmisdrijven zelfs de eerste plaats in met een
aandeel van 41%.[3]
Ook druisen onze bevindingen in tegen enkele algemeen heersende opvattingen.
Volgens sommige auteurs (waaronder F.
Vanhemelryck) was de maatschappij in de middeleeuwen en de Nieuwe Tijden zeer
gewelddadig. Zij leidden dit af uit het groot aantal gewelddelicten dat in hun
bronnenonderzoek telkens naar voren kwam.[4]
Er werden telkens ook een paar verklaringen bij die vaststellingen naar voren
gebracht, maar die zullen later worden besproken.
Was de situatie in het Waasland met zijn
“gering” (67 gevallen op 50 jaar maakt een gemiddelde van 1,34 gevallen per
jaar) aantal geweldmisdrijven dan uitzonderlijk?
Het lijkt ons van niet. Vooreerst zouden er een
paar zaken kunnen aangehaald worden om het geringe aandeel van de
geweldmisdrijven te verklaren. In de woelige oorlogs-
jaren was het niet zo vanzelfsprekend om alle
geweldmisdrijven te vervolgen.Zwervende legers en hun bondig gevolg trokken zich
waarschijnlijk van het plaatselijke gerecht bitter weinig aan dat toen overigens
andere katten te geselen had. Vele misdadigers profiteerden daarvan.
Een andere verklaring vinden we terug bij A. M.
Roets. Zij was in haar onderzoek op het feit gestoten dat vele individuele
geweldmisdrijven niet werden bestraft. Naast de stelling van A. Farge haalt zij
de vele baljuwcomposities als mogelijke verklaring aan.[5]
Als we onze blik ook even buiten de landsgrenzen verleggen wordt de situatie in het Waasland plots ook niet meer zo uitzonderlijk.
In zijn studie over de criminaliteit in het
vroeg moderne Engeland stootte J. Sharpe vooral op delicten die bij de
vermogensmisdrijven konden gecatalogeerd worden.
Over een tijdspanne van tweehonderd jaar (1550-
1750) vormen geweldmisdrijven er slechts 10% van het totaal aantal misdrijven.[6]
Als we de evolutie van het aantal misdrijven
per decennia bekijken valt op dat de meeste delicten werden gepleegd in de
periode 1720 tot 1739. Liefst 53% van de misdrijven werden in die twintig jaar
gepleegd.
Uit het bovenstaande blijkt dat vooral de periodes
van vrede en stabiliteit in het Waasland een hoog misdaadgehalte kennen.Op
het eerste zicht lijkt dit niet echt logisch. Uit een voor Frankrijk gevoerd
onderzoek door H. Thomas is immers gebleken dat de criminaliteit de
wisselvalligheden van het politieke en militaire leven volgt.[7]
Ook hebben meerdere auteurs theorieën opgesteld in verband met de positieve
correlatie tussen de economische situatie en de misdaad, vooral de misdaden
tegen het vermogen waarbij de curve dezelfde beweging volgt als de graanprijzen.
De periode 1720-1739 vormt echter een periode
van vrede, stabiliteit en economische stagnatie gepaard gaande met gunstige
levensomstandigheden en stabiele prijzen.
De verklaring dient dan misschien ook elders
gezocht te worden. H. Thomas was in zijn onderzoek ook al tot de conclusie
gekomen dat het in de troebele periodes niet altijd even makkelijk was de
misdadigheid te onderzoeken wegens de ontreddering van het gerechtelijk
apparaat.[8]
Dat dit eveneens voor het Waasland gold (zeker de periode van de Spaanse
Successieoorlog) is reeds in het vorige deel besproken.
Zou het dan niet meer waarschijnlijk zijn dat
na de herinrichting van het hoofdcollege en het leenhofen de daaropvolgende
periode van vrede en stabiliteit in het Waasland de leenmannen en schepenen
ertoe overgingen om zich opnieuw op een grondige en meer diepgaande manier met
de misdaad te gaan bezighouden of is het gewoon toeval?
Verder onderzoek zou hierover meer
duidelijkheid kunnen verschaffen. Voorlopig zijn de cijfers wat ze zijn.
Grafiek: Aandeel van de geweldmisdrijven
Legende: blauw=overige misdrijven
Geel= geweldmisdrijven
Grafiek:
Aandeel van de vermogensmisdrijven
Legende: violet= overige misdrijven
geel= vermogensmisdrijven
|
[1] A. M. ROETS, De sociale aspecten van de misdadigheid te Gent in de 18e eeuw, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1981, p. 19.
[2] M. DE NEEF, Bijdrage tot de studie van de criminaliteit: een onderzoek naar het criminele gedrag in Lokeren, 1750-1789, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1996, p. 53.
[3] L. T. MAES, “De criminaliteit te Antwerpen in de achttiende eeuw”, in:Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (’s Gravenhage), XCIII, 2, 1978, p. 328.
[4] F. VANHEMELRYCK, “Misdaad en straf. Recent onderzoek naar de geschiedenis der criminaliteit”, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de geschiedenis der Nederlanden (’s Gravenhage), XCIII, 2, 1978, p. 182.
[5] A. M. Roets, op.cit., p. 68.
[6]
J. SHARPE, Crime in early modern England, Londen, Longman, 1984, p.
56.
[7] F. VANHEMELRYCK, op.cit., p. 203.
[8] Ibid., p. 204.