Een biografie van Filips van Courtenay (ca. 1240-1283): een vorst op de dool en onderzoek naar de titel ‘titulaire Latijnse keizer van Constantinopel’. (Tarek Peeters)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II. SEMPER AUGUSTUS

 

I. HET TWEEDE CONCILIE VAN LYON. Filips van Courtenay op eigen benen

 

Sinds januari 1274 was Filips dus met zekerheid Latijns keizer van Constantinopel. Hij was nu ongeveer vierendertig jaar oud. Hij schoot onmiddellijk in actie. Het Tweede Concilie van Lyon zou weldra van start gaan, en Filips wou aanwezig zijn om zijn rechten op het Byzantijnse rijk te benadrukken en te laten erkennen.

 

1. Aanloop tot het Tweede Concilie van Lyon

 

Gregorius X was al vlak na zijn verkiezing en zijn aankomst in Italië – op het moment van zijn verkiezing verbleef hij nog in het Heilig Land – begonnen met de voorbereidingen voor een nieuw oecumenisch concilie. Op 1 april 1272 had hij al de patriarch en de clerus van het Latijnse koninkrijk van Jeruzalem over het komende concilie geïnformeerd. Op 6 juni 1272 stelde hij kardinaal Pierre de Tarantaise aan als aartsbisschop van Lyon om de stad voor te bereiden op de grootse kerkvergadering[355].

Het voornaamste punt van het concilie zou de unie van de kerken zijn. Toen het Michael VIII Palaiologos door gezanten van Gregorius X ter ore kwam dat er een nieuwe paus was, zond hij Johannes Parastron, een Franciscaan die behoorde tot het Franciscanenklooster in Constantinopel, als keizerlijk gezant naar Orvieto, waar de pauselijke curie op dat moment verbleef[356]. In de loop van oktober 1272 kwam hij daar aan. Parastron moest Gregorius duidelijk maken dat Michael VIII wenste terug te keren in de schoot van de katholieke kerk. Op 24 oktober kreeg de Franciscaan een antwoord mee van Gregorius[357]. De paus deelde Michael de begindatum van het concilie mee en legde de nadruk op de noodzaak voor de verdediging van het Heilig land.

Gregorius wist maar al te goed met wie hij te maken had. In tegenstelling tot de meeste van zijn voorgangers was Michael niet echt bijster geïnteresseerd in theologische disputen. Voor de Byzantijnse keizer lagen de zaken simpel. Als een unie zijn keizerrijk kon redden van een invasie van Karel van Anjou, dan zou die unie er komen. Gregorius besefte dit maar al te goed.

Hij stuurde vier Franciscanen als pauselijke legaten naar Constantinopel om de onderhandelingen voor de kerkunie te beginnen. Het ging om Girolamo Masci, Raimond Bérengar, Bonagrazia Tielci de San Giovanni in Persiceto en Bonaventura de Mugello. Ze moesten geloofsbrieven verkrijgen van het Byzantijnse hof, en dan vooral de keizer en de prelaten[358].

Op 7 november 1272 vroeg Gregorius aan Karel om de komende Byzantijnse legaten een vrijgeleide door zijn gebied te geven[359]. Karel kon niet anders dan toestemmen en de legaten vervolgden veilig hun weg naar Constantinopel. Het moet voor Filips een geweldige doorn in zijn oog zijn geweest dat hij alleen maar kon toekijken hoe zijn kansen op een keizerrijk met de dag kleiner werden.

Gregorius had besloten om het concilie in Lyon te houden. In juni 1273 vertrok hij vanuit Orvieto naar Lyon. Ergens tussen 3 en 18 november 1273 kwam hij daar aan, vergezeld van een groot gevolg[360].

Eenmaal door begon hij een stortvloed van brieven te verspreiden om overal vrije en veilige doorgang voor de Byzantijnse afgezanten te verzekeren. Karel van Anjou werd wederom aangesproken, maar ook Willem van Achaea en uiteraard Filips van Courtenay. Filips werd aangesproken als keizer van Constantinopel. Michael VIII was de keizer der Grieken[361]. Het leek er op dat Gregorius in zijn woordgebruik geen van beide wou kwetsen. Echt veel hoop voor de toekomst bood dit niet echt.

Karel mocht niet langer Byzantijns gebied aanvallen. Knarsetandend moest hij zich neerleggen bij Gregorius’ eisen. Hij mocht nog wel voorbereidingen treffen in Epirus en Achaea[362], als om Michael te waarschuwen dat hij Karel wel in toom hield, maar hem ook zo kon loslaten.

 

2. Het Tweede Concilie van Lyon

 

Uiteindelijk werd op 7 mei 1274, na een algemene vastenperiode van drie dagen, het Tweede Concilie van Lyon door paus Gregorius X geopend in de kathedraal van Sint-Johannes-de-Doper[363]. Het aantal aanwezigen varieert van tussen twee à driehonderd naar meer dan duizend, afhankelijk van de gebruikte bron of studie. De meest voorzichtige geeft twee à driehonderd aanwezigen. Waarschijnlijk waren er ongeveer vijfhonderd bisschoppen, zestig abten en een aanzienlijk aantal andere clerici[364].

In totaal had het concilie zes zittingen – op 7 en 18 mei, 4 (of 7) juni, 6, 16 en 17 juli 1274[365]. Het is niet precies geweten welke zittingen Filips, die op het concilie aanwezig was, heeft meegemaakt. In ieder geval zal hij zeker de vierde zitting hebben meegemaakt, waar de unie tussen Constantinopel en Rome werd geproclameerd.

Het late opdagen van de Byzantijnen was te wijten aan een oponthoud tijdens hun afreizen naar het concilie. De keizerlijke gezanten vertrokken in maart 1274 vanuit de Byzantijnse hoofdstad[366]. Het gezantschap bestond uit Germanos III Lazos Markutzas, de voormalige patriarch van Constantinopel (reg. 1265-1266); Theophanes, de metropoliet van Nicaea; Georgios Akropolites; Panaretos; en tenslotte Georgios Berrhoiotes[367]. Toen de twee schepen waarop ze naar Italië reisden aan de zuidelijke punt van het Griekse schiereiland in een storm terechtkwamen, leed er één schipbreuk. Het schip met Panaretos en Berrhoiotes zonk naar de bodem, samen met alle geschenken voor de paus. Gelukkig kwam het andere schip uiteindelijk toch aan in Italië, vanwaar de reis met vrijgeleides en escortes werd verdergezet naar Lyon, waar ze op 24 juni 1274 aankwamen[368]. De eerste zitting waar ze deel aan namen was dus die van 6 juli.

Normaal gezien hadden ze daar moeten luisteren naar een preek van de beroemde theoloog Thomas van Aquino, met de niet mis te verstane naam contra errores Graecorum, al in 1263 opgesteld op verzoek van Urbanus IV. Misschien gelukkig voor de unie overleed Thomas op weg naar het concilie en was hij dus niet in staat om zijn preek over de Griekse vergissingen te houden. Het was waarschijnlijk in het verkeerde keelgat van de afgezanten geschoten.

Waarschijnlijk kwamen ze op die vierde zitting oog in oog te staan met Filips van Courtenay. Echt gelukkig zal die ontmoeting niet verlopen zijn. De afgezanten en Filips vertegenwoordigden twee bijna totaal verschillende werelden.

De enige andere vorstelijke personen buiten Filips – wiens titel op zich al twijfelachtig was geworden op een concilie waar de Byzantijnse keizer terugkeerde tot het katholieke geloof en dus officieel erkend werd – waren Maria van Antiochië en Jaime I de Veroveraar, koning van Aragon (reg. 1213-1276). Maria was al een even groot twijfelgeval als Filips. Ook zij was slechts een titulaire vorstin, maar dan van het Latijnse koninkrijk van Jeruzalem. Jaime shockeerde de aanwezigen door Gregorius’ kruistochtplannen als amateuristisch af te wijzen en prompt terug te keren naar zijn minnares in zijn koninkrijk[369]. Andere vorsten hadden afgezanten gestuurd, zoals de koningen van Frankrijk, Cyprus, Engeland, Sicilië, de keizer van het Heilige Roomse rijk, en zelfs de Mongolen van het Il-khanaat van Perzië[370].

In ieder geval, op 24 juni 1274 kwamen de Byzantijnse afgezanten aan te Lyon. In het aartsbisschoppelijke paleis verklaarden ze, na de vredeskus te hebben ontvangen, om de katholieke kerk te gehoorzamen en het primaat van de Heilige Stoel te erkennen. Vervolgens haalden ze een persoonlijke geloofsbelijdenis van Michael VIII tevoorschijn, waarin hij het katholieke geloof omarmde. Naast een brief van de keizer was er ook één van de erfgenaam Andronikos Palaiologos en één van de belangrijkste Griekse bisschoppen[371].

Op 29 juni werd de mis opgedragen, zowel in het Grieks als in het Latijn. Het filioque, één van de oorzaken van de verwijdering tussen Oost en West, werd drie keer achter elkaar gezongen[372].

Bij de vierde zitting van het concilie, op 6 juli, zaten de Byzantijnse gezanten aan de rechterzijde van de paus. Filips zal ongetwijfeld hebben liggen tandenknarsen, of zich toch hebben moeten inhouden, toen de paus zijn grote vreugde uitsprak over de vrijwillige terugkeer van de orthodoxe kerk tot Rome. Vervolgens werden de drie brieven in een Latijnse vertaling voorgelezen, waarna Georgios Akropolites een plechtige eed zwoer het schisma in te trekken, de kerk van Rome als de enige kerk te aanvaarden en het primaat van deze kerk te erkennen. Gregorius begon een Te Deum te zingen toen Akropolites zijn eed herhaald had[373]. Het schisma tussen Oost en West had officieel opgehouden te bestaan.

Na de laatste zitting op 17 juli was het concilie ten einde. Lyon II vertegenwoordigde een totale nederlaag voor Filips. Alsof het nog niet genoeg was dat elk wettig excuus voor de herovering van Constantinopel nu de grond werd ingeboord, kregen hij en Karel van Anjou op 28 juli 1274 een brief van de paus. Gregorius verzocht Filips en Karel om de wapenstilstand die ze sinds het begin van het concilie met het Byzantijnse rijk hadden, te verlengen. Michael werd ook aangespoord om een wapenstilstand met Karel en Filips te sluiten. Bernardus, de abt van Monte Cassino, leidde de onderhandelingen. Uiteindelijk werd overeengekomen dat op 1 mei 1275 een wapenstilstand voor een periode van een jaar van start ging. Filips’ handen waren nu compleet gebonden. Zijn toekomst leek uitzichtloos.

 

3. Een geboorte en twee begrafenissen

 

Toch had Filips nog iets om naar uit te kijken. Zijn vrouw, Beatrice van Anjou, was zwanger. In 1274 beviel ze van Filips’ enige kind, een dochter, die de naam Catharina kreeg[374]. Waarschijnlijk met de wetenschap in het hoofd dat hij een erfgenaam ging krijgen – of net had gekregen, aangezien Catharina’s precieze geboortedatum onbekend is – bevestigde hij op 3 oktober 1274 het verdrag van Viterbo[375]. Voorlopig was er geen mogelijkheid meer dat Karel van Anjou het Latijnse keizerrijk voor zich kon opeisen.

De vreugde over een erfgenaam werd echter al spoedig de kop ingedrukt door nog een sterfgeval in de familie. Maria van Brienne, die bij haar echtgenoot en zoon in Italië was komen wonen, overleed ergens vlak na 5 mei 1275[376]. Ze werd in Assisi begraven. Naast zijn vader was hij dus nu ook zijn moeder kwijt, de vrouw die hem had vrijgekocht uit zijn bewaring bij de Venetianen.

Alsof dit nog niet genoeg was, overleed tussen 16 november en 13 december 1275 Filips’ echtgenote, Beatrice[377]. De weduwenaar bleef alleen achter om voor zijn éénjarige dochter te zorgen.

 

4. Het jaar van de vier pausen

 

Op 10 januari 1276 overleed Gregorius X te Arezzo. Op Lyon II had hij het conclaaf verplicht gesteld en nieuwe, strengere regels ingevoerd. Na zijn dood trad dat mechanisme zonder problemen in werking. De kardinalen kwamen in Arezzo bijeen en wachtten de verplichte tien dagen op eventuele andere kardinalen die zich bij hen konden voegen. Na die tien dagen begon het conclaaf[378].

Karel was net in Rome toen het conclaaf van start ging. Of het nu door de aanwezigheid van de Siciliaanse koning of door de nieuwe conclaafregels was, op 21 januari 1276, na nog geen vierentwintig uur overleg, kozen de kardinalen Pierre van Tarantaise, die de naam Innocentius V aannam[379].

Karel en Filips waren tevreden met de nieuwe paus. Net als Urbanus IV en Clemens IV was hij een Fransman. Ze begonnen onmiddellijk hun inspanningen om de geplande herovering van Constantinopel te laten doorgaan te vergroten. Innocentius leek hen gunstig gezind. De Angevijnse partij onder de kardinalen breidde weer gestaag haar invloed uit.

Intussen had Michael VIII Palaiologos weer twee nieuwe gezanten gestuurd, Georgios Metochites en Theodor. Ze kwamen om informatie te winnen over een kruistocht tegen de moslims. Ze eisten bovendien dat, nu hun keizer niet langer een schismaticus was, de alliantie tussen Karel en Filips nietig werd verklaard. Officieus zullen ze ook wel geïnformeerd hebben naar de diplomatieke zetten van Karel en Filips. Innocentius liet de Byzantijnse gezanten weten dat er nog geen datum was vastgesteld voor de kruistocht, maar dat hij al beloften had ontvangen van de Rooms-koning, de Franse en Portugese koningen en van Karels oudste zoon, ook Karel genoemd[380].

Op 23 mei 1276 schreef de paus aan Michael VIII dat hij een bevestiging van de op het concilie afgelegde eis wou. Innocentius begon grotere eisen te stellen. Hij herinnerde de Byzantijnse keizer dat Karel en Filips nog steeds plannen hadden om Constantinopel te veroveren. De enige manier dat de paus hen op een afstand kon houden, was als Michael zich volledig onder pauselijke bescherming bevond. Hij zou Girolamo Masci nogmaals naar Constantinopel sturen, om nieuwe geloofsbrieven van de keizer, zijn oudste zoon, en de nieuwe patriarch van Constantinopel te ontvangen[381].

Filips komt in deze brief dreigender naar voren. Innocentius vermeldde dat de Latijnse keizer niet alleen meer bevestiging van zijn titel nastreefde, maar ook het bezit van Constantinopel, waarvan Filips’ vader zo gewelddadig van verdreven was[382]. Het kwam bijna neer op chantage van de kant van het pausdom. Onderwerp u of bereid u voor op een invasie, leek de brief te zeggen.

Girolamo Masci, Metochites en Theodor vertrokken terug naar Constantinopel. In hun gezelschap bevonden zich drie nieuwe keizerlijke gezanten, die blijkbaar een verlenging van de wapenstilstand met Karel en Filips moesten bewerkstelligen. De wapenstilstand zou immers op 1 mei 1276 ten einde komen[383].

Voor dat de nieuwe ambassade goed en wel op weg was, overleed Innocentius V op 22 juni 1276 te Rome. De kardinalen kwamen wederom bijeen om een nieuwe paus te kiezen. De strenge regels van Gregorius traden weer in werking. Ditmaal was Karel echter in de onmiddellijke nabijheid van het conclaaf. Hij besloot er dan ook ten volste gebruik van te maken. Hij was nog steeds senator van Rome, en plaatste zijn manschappen rondom het Lateranenpaleis waar de kardinalen bijeen waren gekomen. Uiteindelijk kwam het zo ver dat de kardinalen van de Romeinse partij op water en brood werden gezet en dat de Angevijns-gezinde kardinalen geschenken van de buitenwereld mochten ontvangen, meestal in de vorm van voedsel[384]. Karel liet duidelijk merken dat hij geen tweede Gregorius X wou.

Op 11 juli 1276 verkozen de kardinalen Ottobono Fieschi, die de naam Hadrianus V aannam. Hadrianus was een voorstander van de Angevijnse partij binnen de curie. Filips en Karel hadden dus reden tot tevredenheid. De nieuwe paus hief de strenge verkiezingsmaatregelen van Gregorius X op, en wou het officieel bekrachtigen. Hadrianus kon dit echter niet verwezenlijken, want reeds op 18 augustus stierf hij te Viterbo[385].

In het daaropvolgende conclaaf werd Guglielmo Vicedominus de Vicedominis tot paus verkozen, onder de naam Gregorius XI. De nieuwe Gregorius was een neef van de vorige, en had meegewerkt aan de verwezenlijking van de eenheid van de kerken op Lyon II. Voor hij ook maar iets kon doen, stierf hij de dag na zijn verkiezing. Omdat hij niet eens gekroond kon worden, werd hij nooit in de contemporaine pauslijsten opgenomen[386]. Filips en Karel zullen hier waarschijnlijk niet rouwig om geweest zijn.

De volgende paus was Pedro Juliani (Petrus Hispanus), verkozen op 8 september 1276. Hij nam de naam Johannes XXI aan[387]. Deze leefde iets langer dan zijn voorgangers. Hij stuurde gezanten naar Constantinopel om nogmaals om geloofsbrieven te vragen. Die kreeg hij, en de wapenstilstand, evenals het uitstel van de expeditie tegen Constantinopel door Karel en Filips, werd verlengd[388]. Johannes XXI leek dezelfde weg op te gaan als Gregorius X.

 

5. De Venetiaanse houding tegenover Michael VIII Palaiologos

 

Het blijft ook belangrijk om Venetië niet uit het oog te verliezen. De (tweede) jeugdstad van Filips van Courtenay leek immers de belangrijkste leverancier van transport- en oorlogsschepen voor de herovering van Constantinopel.

Na de val van Constantinopel ging Venetië eigenlijk een eigen koers varen. De stad zag al gauw genoeg in dat hier niet alleen het Latijnse keizerrijk vernietigd was, maar dat ook haar handelsimperium in de Middellandse zee in groot gevaar verkeerde. Door de Genuese toenadering tot het Byzantijnse rijk – het verdrag van Nymphaeum – bestond er een goede mogelijkheid dat de door Venetië bezette eilanden overgenomen konden worden door Genua of het Byzantijnse rijk.

Vlak na de val sloot Venetië een bondgenootschap met Boudewijn II van Courtenay[389]. Zoals Deno J. Geanakoplos echter terecht opmerkt, ondernam Venetië tussen juli 1261 en de zomer van 1262 geen onmiddellijke aanvallen of pogingen om Constantinopel terug in handen te nemen[390]. Had ze het wel gedaan, was er een goede mogelijkheid dat de stad terug werd ingenomen. Maar de Venetianen waren bovenal praktisch en realistisch. Ze zagen goed in dat ze de stad misschien gemakkelijk konden terugnemen, maar dat dan alles weer van voor af aan zou beginnen. Dit zou haar alleen maar tot meer nodeloze kosten dwingen. Kosten die konden vermeden worden, mits ze er gewoon voor zorgde dat de Venetianen een vertegenwoordiging in Constantinopel kregen.

Er barstte een oorlog los met Genua. Er gebeurde lange tijd niets spectaculair op de wateren van de Middellandse zee. Beide zeemachten leken elkaar af te tasten. Ergens tussen mei en juni 1263 vond tenslotte de eerste echte krachtmeting plaats. Bij de zeeslag bij Settepozzi werd een grotere Genuees-Byzantijnse vloot van achtenveertig schepen verpletterend verslagen door tweeëndertig Venetiaanse schepen[391]. De grootste schade die Genua hier opliep, was niet van materiële aard, maar één van prestige en reputatie. Michael VIII begon te twijfelen aan de Genuese slagkracht. De poging tot verraad van de stad aan Manfred in 1264 gaf de doorslag. Het verbond met Genua werd verbroken. Venetië kon nu wat rustiger slapen. Haar oorlog met Genua verliep gunstig.

Uiteindelijk begon Michael VIII onderhandelingen met de Venetianen om tot een akkoord te komen. Op 18 juni resulteerde dit in een wapenstilstand. Venetië kreeg weer een vertegenwoordiger in Constantinopel, een bailie in plaats van een podestà. Dat Venetië niet echt scrupules had, werd duidelijk uit een andere voorwaarde uit het verdrag. De handelsstad beloofde dat ze de wapenstilstand ook zou respecteren als een macht die Venetië goed gezind was Palaiologos zou aanvallen. Er werd expliciet melding gemaakt van Karel van Anjou[392]. Het verdrag betekende een overwinning voor la Serenissima. Ze had, op enkele kleine territoriale concessies na, bijna haar hele imperium kunnen behouden. De doge van Venetië, Reniero Zeno, besloot het verdrag echter niet te ratificeren[393]. Hij wou nog altijd de mogelijkheid van een alliantie met Karel en Filips openhouden. Aangezien Michael ook de Venetiaanse neiging vertoonde om nogal snel van partij te veranderen, was dit een wijze beslissing.

Echter, ondanks de wapenstilstand, bleef de stad eigenlijk in een continue staat van koude oorlog met Constantinopel leven. Door de piraterij was de Venetiaanse handel in de Middellandse zee tot een minimum gedaald, wat dus ook een daling van inkomsten betekende. Bovendien werden Karels ambities op en rond de Balkan almaar groter. De Venetianen voelden zich langzaamaan bedreigd. Het leek alsof hun bezittingen daar in het gedrang kwamen. De relaties met Karel van Anjou bekoelden.

Op 4 april 1268 koos Venetië dan ook eieren voor zijn geld en sloot de stad een wapenstilstand af van vijf jaar met Michael VIII. Het verdrag was iets nadeliger als dat van 1263, maar Venetië had nu tenminste terug wat speelruimte in het Middellandse-zee-bekken[394].

Karel en Venetië zochten af en toe wel toenadering, maar elkaar kruisende machtsinvloeden – vooral de Balkan – lieten de gesprekken steeds falen. Op 4 april 1273 liep de wapenstilstand af. Karel had zich ondertussen duchtig voorbereid op zijn aanval op Constantinopel, toen het Tweede Concilie van Lyon begon. Alle veroveringsplannen werden uitgesteld. Waarschijnlijk heeft Venetië opnieuw een wapenstilstand met Constantinopel gesloten. Het zou nog een tijdje duren voor de Noord-Italiaanse handelsstad weer plannen zou opvatten tegen Constantinopel. In ieder geval werd op 19 maart 1277 opnieuw een verdrag gesloten tussen Venetië en Michael VIII[395].

 

6. Het teloorgaan van de unie

 

Johannes XXI zou, net als zijn vier voorgangers in 1276, gewoon geen tijd krijgen om de erfenis van Gregorius X te benutten. Hij had een nieuwe vleugel laten bijbouwen aan het pauselijke paleis te Viterbo, met ondermeer nieuwe slaapvertrekken. Op 12 mei 1277, toen hij in zijn nieuwe gebouwen lag te slapen, stortte het dak naar beneden. De paus overleed op 20 mei 1277 als gevolg van zijn verwondingen[396].

Opnieuw werd het conclaaf bijeengeroepen. Er waren slechts zes kardinalen aanwezig. Uiteindelijk werd op 25 november 1277 Giovanni Gaetano Orsini verkozen[397]. Hij nam de naam Nicolaas III aan. Nicolaas was een lid van de Romeinse partij. De verkiezing was dus eigenlijk een nederlaag voor de Angevijnen.

Johannes XXI had ook om keizerlijke geloofsbrieven gevraagd. Zijn opvolger, Nicolaas, zou ze ontvangen[398]. Het leek allemaal zo gemakkelijk. De pausen waren echter niet terdege bewust van wat de achterban van Michael VIII van de unie vond.

Michaels mening over de unie was, zoals reeds gezegd, gebaseerd op een politieke berekening. Unie met Rome garandeerde het voortbestaan van het herstelde Byzantijnse rijk. Zijn zoon en erfgenaam, Andronikos Palaiologos, was zoals de meeste van de Byzantijnse keizers en in tegenstelling tot zijn vader wel geïnteresseerd in theologie. Zijn studies hadden hem tot de overtuiging gebracht dat de unie een slechte zaak was voor het Byzantijnse zielenheil.

Michaels onderdanen waren dezelfde mening toegedaan als Andronikos. Velen onder hen herinnerden zich nog de harde tijden die de orthodoxe kerk onder hun Latijnse bezetters had meegemaakt. Alleen de regeringsperiode van Hendrik I werd als goed beschouwd, en ondertussen waren er al meer dan zestig jaren verlopen. Sommige wonden genezen traag, en de zware laten meestal een litteken na. De Vierde Kruistocht en het Latijnse keizerrijk waren zulke littekens, zwarte pagina’s in de Byzantijnse geschiedenis. Toen Michael VIII zijn rijk en zijn onderdanen terug onder Rome plaatste, begin hij in de ogen van zijn volk een doodzonde.

Zijn oude rivalen profiteerden hier maar al te graag van. Despoot Michael II Doukas was in 1271 overleden en opgevolgd door zijn zoon, Nikephoros I Doukas (reg. 1271-1296) en zijn onwettige broer Johannes Doukas de Bastaard, die over Neopatras heerste. Na Lyon II en de unie wierpen zij zich op als de nieuwe verdedigers van het ware orthodoxe geloof. Hun hoven werden broedplaatsen van verzet tegen Palaiologos en zijn politiek.

In oktober 1278 zond Nicolaas III een gezantschap naar Constantinopel om de unie strenger te laten naleven. Er werden meer concessies gevraagd. Michael probeerde de paus zoveel mogelijk tegemoet te komen, maar zijn volk begon meer en meer te morren. In Macedonië brak er een opstand uit[399]. De Byzantijnse keizer had blijkbaar de grens van de goede wil van zijn onderdanen bereikt.

 

 

II. ORVIETO en de VESPERS. De laatste stappen van Filips van Courtenay

 

Karel van Anjou en Filips volgden uiteraard met groeiende interesse de verstarrende relaties tussen de pauselijke curie en het Byzantijnse hof. De afgezanten van Nicolaas III, die in oktober 1278 waren aangesteld, konden pas in januari 1279 vertrekken. Op 7 januari kregen ze een vrijgeleide van Karel. De resultaten zijn bekend.

Karel had ondertussen ook niet stilgezeten. Hij versterkte zijn Zuid-Italiaanse havens, onderhield levendige diplomatieke contacten met de vijanden van Michael VIII, en in april 1279 bestelde hij wapens en voorraden voor versterkingen aan zijn burchten op het Griekse schiereiland[400].

Die burchten had hij ontvangen van despoot Nikephoros I Doukas van Epirus. Nikephoros had zich blijkbaar op 10 april 1279 geallieerd met Karel, en was zelfs zo ver gegaan dat hij de Siciliaanse koning als leenheer aanvaardde[401]. Het net rond Michael VIII begon langzaam te sluiten. Voorlopig echter bleef het verbod op Karel en Filips om Constantinopel aan te vallen gehandhaafd.

 

1. Filips van Courtenay als Latijns keizer onder de hoede van Karel van Anjou

 

Hoe was het ondertussen met Filips van Courtenay? Sinds de dood van zijn vader, echtgenote en moeder verbleef hij vrij veel in de nabijheid van de Siciliaanse koning. Dit komt ondermeer duidelijk naar voren in de mandementen aan en rekeningen van de Angevijnse schatkist.

Tussen 1 september 1277 en 31 augustus 1278 bijvoorbeeld verbleef Filips bij Karel te Napels[402]. Uit het mandement dat op 15 december 1277 werd opgemaakt valt af te leiden dat Filips een dotatie van 2.000 ons goud ontving, ondermeer om zijn onkosten te dekken[403]. De enige inkomsten van Filips waren immers die uit zijn Franse heerlijkheden, met als voornaamste heerlijkheid Courtenay. Financieel hing de nieuwe Latijnse keizer eigenlijk af van Karel. Dit was uiteraard ongemakkelijk, en Filips zal er ongetwijfeld niet onverdeeld gelukkig om geweest zijn, maar veel keuze had hij niet. Karel was de enige die mecenas wou spelen voor de ongelukkige titulaire keizer. De prijs die Filips hiervoor moest betalen, was onderwerping aan Karel. De propagandawaarde van zijn titel werd ten volste benut.

Hoe stond Karel tegenover Filips? In het mandement staat letterlijk dat de 2.000 ons goud bestemd zijn ‘a tres haut prince Ph[ilippe], noble empereor de Constantinoble, nostre tres chier gendre[404]. Vooral de laatste aanspreektitel is interessant, ‘nostre tres chier gendre’. Karel duidde op de verwantschap tussen zichzelf en Filips door middel van zijn dochter. De term werd wel nogal losjes gebruikt in de Middeleeuwen. Het slaagt natuurlijk ook op de verwantschap van de Courtenay (Capet-Courtenay) met Karels dynastie, de Angevijnen (Capet-Anjou) – Karel was, als broer van Lodewijk IX, een Franse prins. Filips stamde af van hetzelfde koninklijk bloed als Karel.

Op 9 januari 1278 zien we een mandement voor aankoop van stoffen[405]. Een deel van de stoffen was ondermeer bestemd voor Filips’ dochter, Catharina van Courtenay. Catharina was toen waarschijnlijk vier jaar oud. Ook in zijn relatie tegenover Filips’ kinderen komt de waarde die Karel aan Filips hechtte naar boven. Catharina werd immers samen met de Angevijnse koningskinderen opgevoed aan het koninklijk hof te Napels[406]. Dit was natuurlijk het geval omdat ze de kleindochter van de koning was, maar Karel zal er ook wel graag op gewezen hebben dat hij Filips volledige bescherming en onderhoud bood. Ook duidde hij hiermee de continuïteit aan van de Latijnse keizerlijke lijn. Door Catharina op te voeden, maakte hij ook duidelijk dat ze verwant waren en dat hij dus eventueel ooit een aanspraak kon maken op de keizerstroon van Constantinopel – zoals overeengekomen bij het verdrag van Viterbo.

Een ander voorbeeld van het onderhoud van Catharina is de vraag tot aankoop van stoffen en kledij voor Pinksteren (op 21 mei 1278). Onder hen die zulke stoffen zouden ontvangen, wordt genoemd ‘la fille de l’emperaour[407].

Catharina stond onder de hoede van een zekere Étienne de la Forest. Deze was ook verantwoordelijk voor de zoon van de prins van Salerno, zijnde Karel (II), de oudste zoon van Karel van Anjou[408].

Dat Filips ook een eigen hofhouding onderhield en zich als een volwaardige keizer wou gedragen, komt duidelijk naar voren uit een mandement van 19 januari 1279[409]. Karel gaf de opdracht ‘pour faire la paie a noz soudoiers, chevaliers et esuiers[410]. Maar niet alleen zijn manschappen moesten betaald worden. Het mandement benadrukt dat ‘ensuerquetout aus chevaliers du tres haut prince Philippe, tres noble empereor de Constantinoble, nostre tres chier gendre’ en uitbetaling diende te gebeuren, en dit gedurende voor de periode van drie maanden. Filips’ ridders werden dus gedeeltelijk door Karel uitbetaald[411]. Armoede, de ziekte van zijn vader, was dus duidelijk ook bij Filips voelbaar.

Karel had ook een jaarlijkse dotatie van 2.000 ons goud op Filips vastgezet, als een soort van jaarlijks pensioen[412]. In 1269 had hij al enkele burchten ontvangen, zonder twijfel met enkele inkomsten erbij, maar daarenboven kreeg hij jaarlijks nog eens een bedrag daarboven op om zichzelf te onderhouden. Filips was misschien arm, maar hij had in ieder geval een goede beschermheer in Karel van Anjou. De dotaties waren waarschijnlijk begonnen toen Filips aan het hof van Karel ging verblijven.

In het onderhoud van de Latijnse keizer van Constantinopel werd dus duidelijk goed voorzien.

 

2. Martinus IV

 

Karel en Filips werden, zoals reeds vermeld, nog steeds door paus Nicolaas III onder de knoet gehouden. Nicolaas stelde misschien zware eisen aan de Byzantijnse keizer als het op geloofszaken aankwam, maar hij geloofde wel oprecht in de unie van Oost en West. Hij overleed op 22 augustus 1280 te Soriano. Met zijn dood kwam de kerkunie in feite tot een einde.

Nicolaas III was een lid van de familie Orsini. Er vond dan ook een machtsconcentratie van de Orsini plaats tijdens Nicolaas’ pontificaat. Dit kwam ondermeer tot uiting in zijn kardinaalscreaties. Tijdens een consistorie op 12 maart 1278 benoemde hij zijn neef, Latino Orsini, en zijn broer, Giordano Orsini, tot kardinalen[413].

Tijdens het conclaaf na de dood van Nicolaas werden deze twee Orsini door vertegenwoordigers van de stad Viterbo uit het pauselijke paleis gehaald. Zij zouden de verkiezing van een nieuwe paus tegenwerken. Uiteindelijk werden ze toch terug toegelaten en konden ze het einde van het conclaaf meemaken[414]. Karel gebruikte het oproer als excuus om de kardinalen gevangen te zetten in het paleis[415]. Het miste zijn uitwerking niet.

Op 22 februari 1281 verkozen de kardinalen Simon van Brion, die de naam Martinus IV aannam. De verkiezing betekende een regelrechte nederlaag voor Michael VIII. In de geschiedenis staat Martinus weinig vleiend bekend als de ‘Anjou-paus’ – overigens een bijnaam die hij terecht verdiende. Het kon bijna niet anders. Martinus was nog kanselier van Lodewijk IX geweest, was Fransman en had altijd al de aanspraken van Karel op Sicilië gesteund. Karel en Filips konden tevreden zijn met deze paus.

Dat er een nieuwe wind door de pauselijke curie waaide, werd al snel duidelijk toen Michael VIII, nog onwetende van Nicolaas’ dood, afgezanten naar de paus stuurde. Theophanes, de aartsbisschop van Nicaea, en Leo, bisschop van Heraclea, werden bij hun aankomst in Italië in januari 1281 onmiddellijk door Karel gevangengenomen en naar de paus gestuurd. Die ontving ze vrij koel[416]. De unie stond duidelijk op barsten.

 

3. Het verdrag van Orvieto

 

Karel had ondertussen al een landoffensief ingezet tegen het Byzantijnse rijk op de Balkan. Na aanvankelijke successen werd zijn leger echter verslagen in de slag bij Berat (maart-april 1281)[417]. Een aanval over land leek nu definitief uitgesloten.

Venetië moeide zich weer met het leven van Filips. De stad begon de constante semi-oorlog met Michael VIII danig beu te worden en werd terug overtuigd van de noodzaak van een Latijnse bezetting van Constantinopel. Dit was voornamelijk te wijten aan de laksheid waarmee Palaiologos Venetiaanse klachten onderzocht, zoals piraterij en bedrog van Venetiaanse kooplieden. In hun nood vonden Karel, Venetië en Filips elkaar. De onderhandelingen namen een aanvang. Uiteindelijk werd op 3 juli 1281 het verdrag van Orvieto getekend[418].

Het verdrag dat opgetekend werd te Orvieto – vandaar de naam – is zonder twijfel één van de, zoniet het belangrijkste verdrag uit zijn leven. Bij de verdragen van Viterbo was het zijn vader Boudewijn die het woord voerde voor Filips. Nu echter was Filips de Latijnse keizer en onderhandelde hij zelf, samen met Karel van Anjou. Het verdrag verdient dan ook enige aandacht.

Het document bevat een overeenkomst tussen Filips, Karel, en Giovanni Dandolo, doge van Venetië (reg. 1280-1289), die door afgezanten vertegenwoordigd was. Alledrie worden ze met hun volledige titel aangesproken. Filips is ‘Dei gracia Phylipum, in Cristo Deo fidelissimum Imperatorem, Romanie moderatorem semper augustum[419]. Interessant is ook dat de doge voor zichzelf ook de oude titel van onder het Latijnse keizerrijk gebruikt, ‘quartae partis et dimidiae totius imperii Romaniae Dominator[420].

De reden voor de overeenkomst komt ook duidelijk naar voren. ‘…ad recuperationem eiusdem Imperij Romanie, quod detinetur per Paleologum et alios occupatores…’ staat er geschreven[421]. Michael VIII werd niet aangesproken als keizer, maar gewoon met Palaeologus (Palaiologos), zijn familienaam. Het Latijnse keizerrijk was bezet en geüsurpeerd door Michael en andere schismatici, en Orvieto was bedoeld om dit ongedaan te maken en de rechtmatige heersers op hun troon te herstellen.

Dan werd de voornaamste reden van de Venetiaanse deelname genoemd. Als het Latijnse keizerrijk hersteld zou zijn, zouden alle bondgenoten al hun voormalige rechten, vrijheden, en eigendommen terugkrijgen[422]. Alle verdragen en overeenkomsten van de Latijnse bezetting tussen de Latijnse keizers en de Venetianen bleven van kracht en moesten nageleefd worden. Hier werd natuurlijk vooral verwezen naar de drie verdragen van de periode 1204-1205. Voor Venetië betekende dit een gevoelige machtsuitbreiding, die haar weer voor Genua zou zetten. Een terugkeer naar de situatie van 1204 was een buitenkans die la Serenissima niet kon en ook niet wou afslaan.

De doge, Karel en Filips zouden persoonlijk meegaan op de expeditie. Mocht de doge of Karel komen te overlijden, dan zouden hun opvolgers hun plaats innemen[423]. Filips en Karel of Karels zoon (‘Imperator et Rex uel predictus filius suus[424]) zouden voor ongeveer achtduizend paarden zorgen, samen met de nodige gewapende manschappen (‘circa octo milia equorum cum sufficientia personarum armatarum[425]). De doge zou een veertigtal galeien (‘quadraginta galeas[426]) uitrusten, meer indien nodig.

Uiterlijk in april 1283 zouden de betrokken partijen moeten vertrekken. Interessant is dat hier voor de expeditie het woord passagium wordt gebruikt[427]. Dit woord werd echter ook gebruikt om een kruistocht aan te duiden. Filips, Karel en de doge zagen zichzelf dus als kruisvaarders tegen de schismatici van het Byzantijnse rijk. De oude houding van de Latijnen tegenover de Byzantijnen werd weer van stal gehaald.

Ten laatste op 1 april zou de doge met zijn vloot uitvaren naar Brindisi, waar hij de schepen van Filips en Karel zou ontmoeten. Filips en Karel zouden ten laatste op 15 april uitvaren[428].

In een andere overeenkomst, ook op 3 juli 1281 opgesteld, beloofden de contractanten – de doge, Filips en Karel – om de galeien en transporten gedurende zeven maanden per jaar op zee te houden, tot de passagium zou plaatsvinden en het Latijnse keizerrijk opnieuw in hun bezit zou zijn. De Venetianen en Karel leverden elk nog eens vijftien galeien. Karel deed daar nog eens tien transportschepen bovenop, met driehonderd paarden. Ze zouden elkaar op 1 mei 1282 ontmoetten op het eiland Corfu. Het doel was voorbereidende campagnes tegen Michael VIII. Michaels vloot werd vanaf nu gehinderd door piraterij en raids op de Byzantijnse kusten[429].

Orvieto was de laatste hoop van Filips. Alles leek samen te komen. Samen met Karel, zijn beschermheer, en de Venetianen, waar het eigenlijk allemaal mee begonnen was, zouden ze eigenlijk proberen om de Vierde Kruistocht te herhalen.

Wat was de houding van Martinus IV? Die is niet moeilijk te ontsluieren. Het verdrag werd getekend in het pauselijke paleis te Orvieto[430]. Alleen als de goedkeuring van de paus hieraan vast hing, kon zoiets gebeuren. Martinus was de alliantie dus goedgezind.

Dit kwam nog meer tot uiting op 18 oktober 1281. Zonder enige voorafgaande waarschuwing excommuniceerde hij Michael VIII. De unie van Lyon II was nu definitief uit de weg geruimd. Sanudo schreef in zijn Istoria del Regno di Romania dat de excommunicatie duidelijk op instigatie van Karel was[431]. De weg was nu vrij voor de passagium tegen Constantinopel.

 

4. Nieuwe huwelijksplannen voor Filips van Courtenay

 

Ondertussen was Filips opnieuw onderhandelingen begonnen met het Castiliaanse hof. Hij wou het plan van zijn moeder om hem uit te huwelijken aan een Castiliaanse prinses terug nieuw leven inblazen. Dit is geweten uit een brief van Peter III de Grote, koning van Aragon (reg. 1276-1285) aan Alfonso X van Castilië. Peter gaf zijn toestemming en zegen tot een huwelijk tussen Filips en Berenguela, de dochter van Alfonso. Daarnaast zou Sancho, de zoon van Alfonso, trouwen met een dochter van Karel[432].

Peter was terughoudend in zijn steun. Dit was omdat ook Peter aanspraak maakte op het koninkrijk Sicilië, door zijn huwelijk met Constance, een dochter van Manfred. Voor hem was Karel de usurpator van het rechtmatige erfdeel van zijn vrouw. Een huwelijk dus tussen Filips, de beschermeling van Karel, en een dochter van zijn buur, was niet echt opportuun voor de Aragonese koning. Nog aanstootgevender voor hem was dan een huwelijk tussen de zoon van zijn buur en de dochter van Karel. Uiteindelijk gaf hij dan toch zijn steun.

Waarom deed Peter dit? Hoogstwaarschijnlijk wou hij Karel en Filips sussen. Er waren immers geruchten dat Peter Sicilië wou binnenvallen om het erfdeel van zijn vrouw te veroveren. Het is dus goedmogelijk dat hij toestemde om geen argwaan te wekken en een gevoel van veiligheid te creëren.

Het huwelijk is nooit doorgegaan. Vermoedelijk heeft Filips’ dood een drastisch einde gemaakt aan de onderhandelingen[433]. Filips’ overlijden moet echter hier nog niet besproken worden.

 

5. Filips van Courtenay en verraad?

 

In een Aragonees document van 31 augustus 1279 van Peter III van Aragon staat er een zin die misschien op Filips van toepassing is. Peter verwijst hierin naar een zekere Taberner, die hij op een missie gestuurd had. Taberner ging naar Italië ‘pro quibusdam negociis ad Curiam Romanam et ad dominum imperatorem[434]. Wat er bedoeld wordt met de Curia Romana is duidelijk, het gaat hier om de pauselijke curie. Maar naar wie refereert de imperator?

Een logische optie is Michael VIII Palaiologos. Peters onderhandelingen waren bedoeld om zijn plannen met Sicilië te verdoezelen voor de pauselijke curie. Michael VIII was een gezworen vijand van Karel, evenals Peter, dus lijkt het logisch om aan te nemen dat Peter de curie suste en ondertussen contacten maakte met Michael VIII. Michael zal hier maar al te graag zijn op ingegaan. Een krachtige bondgenoot als Aragon was altijd handig meegenomen, en zo kon de expeditie van Karel en Filips gedwarsboomd worden. Maar wat als er niet naar Michael gerefereerd wordt, maar naar Filips van Courtenay? Dat zet de zin in een volledig nieuw daglicht. Is het mogelijk dat Peter Filips wou benaderen? Wou hij de Latijnse keizer overtuigen om zijn beschermheer te verlaten, of om op zijn minst behulpzaam te zijn tegenover Peter? Dit is misschien ook de reden voor de toestemming voor het huwelijk tussen Filips en Berenguela. Ik heb niet de mogelijkheid gehad dit verder te onderzoeken, maar het opent natuurlijk wel heel wat perspectieven.

 

6. De Siciliaanse Vespers

 

In 1282 leek het er op dat er niets meer fout kon gaan voor Filips. Binnen het jaar zou er een vloot uitvaren die het Latijnse keizerrijk van Constantinopel terug in zijn bezit zou brengen. Hij had een erfgename, Catharina, die opgevoed werd door een machtige vorst. De paus was hem en zijn beschermheer goed gezind. Binnen afzienbare tijd zou hij in het huwelijk treden met een Castiliaanse prinses. De toekomst zag er dus vrij rooskleurig uit voor Filips van Courtenay.

Helaas was er één ding waar niemand rekening mee had gehouden, behalve dan misschien Michael VIII Palaiologos, en dat was de bevolking van het eiland Sicilië. De onderdanen van Filips’ beschermheer zouden Filips’ ondergang betekenen.

Op 31 maart 1282 vierden de inwoners van Palermo de vespers. De vespers is een van oudsher op het einde van de dag gehouden gebedsdienst. Die dag werd de kerk van de Heilige Geest, net buiten de stad, echter ook bezocht door Fransen in dienst van de Angevijnen. Helaas waren de Fransen iets te beschonken en begonnen ze de mensen lastig te vallen, en dan vooral de vrouwen[435].

Één Franse sergeant – de geschiedenis is zo vriendelijk geweest om zijn naam tot ons te laten komen – heette Drouet. Drouets vrijpostigheid met een bepaalde Siciliaanse dame werd de Angevijnen fataal. Haar echtgenoot kon zich niet langer inhouden, trok zijn mes en stak Drouet dood. Voor de Fransen wisten wat er gebeurde, was heel Palermo in opstand. De Fransen in de kerk van de Heilige Geest werden allemaal afgeslacht, evenals de meeste Fransen in Palermo[436]. Al snel stond heel het eiland in lichterlaaie[437]. Karel had nu ineens totaal andere zaken aan zijn hoofd. Voor hij aan een expeditie tegen Constantinopel kon beginnen, moest hij eerst de orde in zijn rijk herstellen.

Dan kwam het bericht dat opstandelingen in Messina zijn vloot in brand hadden gestoken[438]. De passagium was nu helemaal van de baan. De eerste zaak voor Karel was nu om zijn koninkrijk te redden. Karel had in ieder geval de steun van de paus en van zijn neef, de Franse koning Filips III.

Maar dan begon ook de koning van Aragon zich in de zaken te moeien. Op 30 augustus 1282 ging Peter III aan land te Trapani[439]. De opstand was zich langzaam aan het uitbreiden tot een internationale oorlog.

 

7. De oorlog van de Vespers en Filips van Courtenay

 

De campagnes op Sicilië tegen Aragon en de opstandelingen lieten ook Filips niet onberoerd. Op en bepaald punt besloot hij blijkbaar zijn schoonvader ook met het zwaard te steunen. Hij voerde het bevel over een aantal manschappen voor Karel van Anjou, en vocht dus mee in de oorlog van de Vespers tegen Aragon[440].

Helaas heb ik niet kunnen achterhalen wat zijn functie was of hoeveel manschappen hij onder zich had, noch waar hij vertoefde. In ieder geval was zijn campagnegebied Sicilië.

 

8. Het einde van Filips van Courtenay

 

Op een bepaald punt in het jaar 1283 reisde Filips terug naar Viterbo. Daar zou hij komen te overlijden op 25 december 1283[441]. Ik heb de oorzaken van zijn overlijden niet kunnen ontdekken. Volgens Robert L. Wolff zijn de desbetreffende documenten met zijn precieze sterfdatum – en misschien ook zijn doodsoorzaak – helaas nooit gepubliceerd, en vermoedelijk zelfs vernietigd[442]. Ik kan echter wel de mogelijke doodsoorzaken opnoemen.

Allereerst is er de mogelijkheid van een natuurlijke dood. Filips was waarschijnlijk drieënveertig jaar oud toen hij stierf. In de Middeleeuwen was het niet ongewoon dat iemand op die leeftijd kwam te overlijden. Maar rekening houdende met het feit dat hij in de oorlog van de Vespers diende, lijken er andere, meer voor de hand liggende, mogelijkheden.

Misschien is Filips ziek geworden tijdens zijn verblijf op Sicilië. Het was niet ongewoon dat mensen die naar het zuiden van Europa trokken, terugkwamen met een ziekte of zelfs daar overleden. Er zijn verscheidene voorbeelden om dit argument te staven. Keizer Hendrik VI (reg. 1191-1197), de vader van Frederik II van het Heilig Roomse rijk, stierf aan de dysenterie die hij bij zijn veldtochten in Zuid-Italië had opgelopen. Rooms-koning Konrad IV, Frederiks zoon, stierf als gevolg van een koortsaanval, ook terwijl hij in Zuid-Italië verbleef. Het is dus goed mogelijk dat ook Filips één of andere ziekte heeft opgedaan tijdens zijn campagne. Als dit het geval was, is het goed mogelijk dat hij, aan een draagbaar gekluisterd door malaria, koortsaanvallen of iets dergelijks, naar Viterbo werd overgebracht om verzorgd te worden. De verzorging faalde dan, en Filips overleed.

Nog een mogelijkheid is dat Filips gewond geraakte, en dan zo erg dat hij overgebracht moest worden naar veiliger oorden – zijnde Viterbo. Hij kon dus niet meer vechten. Misschien had hij een zware beenwonde, of werd zijn zwaardarm geraakt. Misschien werd zijn paard onder hem gedood en verpletterde het dier één van zijn benen. Niets is zeker. Het enige zekere aan de oorlog is dat er vele wonden zijn waardoor een man kan gedwongen worden om het vechten te staken.

Tenslotte is een combinatie van de laatste twee besproken mogelijkheden ook een optie. Misschien kreeg Filips een pijl of een wonde door een zwaard of een ander wapen. Die hoefde niet noodzakelijk dodelijk te zijn. Het is goed mogelijk dat de wonde, door slechte hygiëne of slordige verzorging, ontstak, waardoor hij zich ook moest terugtrekken uit de strijd.

 

In ieder geval overleed op 25 december 1283 Filips van Courtenay, titulair Latijns keizer van Constantinopel, heer van Courtenay en telg van het Franse koningshuis, op de vermoedelijke leeftijd van drieënveertig jaar. Hij heeft het nooit mogen beleven om zijn geboortestad, Constantinopel, terug te zien. Een troost die hij misschien nooit vernomen heeft was dat Michael VIII Palaiologos, zijn nemesis, hem op 11 december 1282 was voorgegaan in de dood, uitgestoten door zijn onderdanen voor zijn ketterijen en zijn liaisons met de kerk van Rome. Het grootste verschil was dat Michael VIII terecht met een glimlach kon sterven. Zijn keizerrijk had het overleefd, ten koste van dat van Filips.

 

 

NASPEL. DE ERFENIS VAN FILIPS VAN COURTENAY.

De lotgevallen van de titel ‘titulair Latijnse keizer van Constantinopel’

 

De zaak van Filips van Courtenay was al voor zijn dood op 25 december 1283 teloorgegaan. Hoe ironisch de geschiedenis kan zijn, bewijst dit wel. De ongewenste avances van de Franse ridder Drouet waren de vonk die de Siciliaanse Vespers lieten ontbranden – en uiteindelijk alle hoop voor Filips op een hersteld Latijns keizerrijk de grond in boorden. Maar Filips was er wel in geslaagd de dynastie te vrijwaren. Alhoewel zijn laatste momenten misschien gedomineerd werden door een gevoel van ultiem falen, was er nog een lichtje in de duisternis van Filips lijden: zijn dochter, Catharina I van Courtenay, dame van Courtenay, maar bovenal, Latijnse keizerin van Constantinopel.

 

1. Catharina I van Courtenay (reg. 1283-1307) en Karel van Valois (reg. 1301-1325)

 

Catharina was, zoals gezegd, in 1274 geboren uit het huwelijk van Filips en Beatrice van Anjou. Ten tijde van haar vaders dood was ze niet meer dan negen jaar oud. Ze werd opgevoed aan het hof van Napels[443].

Catharina was een gegeerde dame. Naarmate ze ouder werd, boden er zich meer huwelijkskandidaten aan. Hun doel was natuurlijk het verwerven van de keizerstitel en de daarbijhorende aanspraken op Constantinopel.

Een eerste kandidaat was Michael IX, de kleinzoon van Michael VIII[444]. Het plan kwam van de opvolger van Michael VIII, zijn zoon Andronikos II Palaiologos (reg. 1282-1328). Als Michael IX – de erfgenaam van Andronikos II –huwde met Catharina I – de erfgename van Filips -  zouden de Latijnse en Byzantijnse aanspraken met elkaar versmolten worden. Het leek een ideale oplossing. In plaats van mankracht te verspillen die broodnodig was aan andere fronten – zoals tegen de opkomende Osmaanse Turken in Klein-Azië – zouden de Westerse aanspraken door het huwelijk geen wettelijke basis meer hebben. Het valt echter niet te verwonderen dat het huwelijk werd afgeblazen. Catharina stond nog altijd onder de bescherming van de Angevijnse koningen van Sicilië. De Angevijnen hadden hun hoop op een herovering van Constantinopel nooit volledig verloren.

In 1285 was Karel II de Kreupele (reg. 1285-1309) zijn vader Karel I van Anjou opgevolgd als koning van Sicilië. In 1294 liet Catharina aan Karel weten dat ze naar Frankrijk zou reizen om haar Franse bezittingen – met ondermeer de heerlijkheid Courtenay – te beheren. Voor haar vertrek sloot ze met de Siciliaanse koning een verdrag. Ze bevestigde de verdragen van Viterbo. Nog een belangrijke concessie die ze deed was dat ze nooit zou trouwen zonder toestemming van Karel[445].

Catharina was ondertussen immers al twee keer benaderd voor een huwelijk. De eerste kandidaat was Michael IX. De tweede was haar aangeboden door de paus, namelijk Frederik van Sicilië[446]. Frederik was een zoon van Peter III de Grote van Aragon, die net als Karel van Anjou in 1285 was overleden. Peters andere zoon, Jaime II, regeerde nu over zowel Aragon als Sicilië (reg. 1291-1327), dat nu volledig in handen van Aragon was.

Aanvankelijk was Frederik voorbestemd om koning van Sicilië te worden. In 1293 echter sloot zijn broer Jaime met de Angevijnen het verdrag van Figueras. Jaime zou het eiland afstaan in ruil voor een schadeloosstelling, en Frederik zou dan huwen met Catharina van Courtenay, als een soort van compensatie voor het eiland. Hij zou dan de aanspraken op Constantinopel overnemen. Catharina weigerde en het huwelijk kwam nooit tot stand. Op 12 december 1295 liet Frederik zich tot koning van Sicilië kronen[447]. Ondanks latere pogingen zou het eiland in Aragonees bezit blijven.

Karel werd ook bevestigd in het bezit van het vorstendom Achaea. Op 13 augustus 1294 deed hij afstand van zijn rechten op het vorstendom ten voordele van zijn zoon Filips van Tarente. Filips moest er wel leenhulde voor betuigen aan zijn vader[448].

Eenmaal in Frankrijk aangekomen kreeg Catharina in 1298 een huwelijksaanzoek van Jaime I, de koning van Mallorca (reg. 1278-1311), voor zijn oudste zoon, die ook Jaime heette. Maar de opvolger van Filips III de Stoute als Frans koning, Filips IV de Schone (reg. 1285-1314), was tegen het huwelijk gekant. Hij wou dat Catharina in het huwelijk trad met zijn broer, Karel van Valois. Jaime loste het probleem op door bij de orde van de Franciscanen in te treden, waardoor het huwelijk werd afgeblazen[449].

Uiteindelijk werd voor Catharina dan toch een echtgenoot gevonden. Karel van Valois trouwde op 28 januari 1301 met de titulaire Latijnse keizerin[450]. Het huwelijk vond plaats te Parijs. Karel nam meteen ook de aanspraken op Constantinopel over (reg. 1301-1325).

Hij boekte aanvankelijk enkele successen in de oorlog van de Vespers, maar al snel moest hij inzien dat hij het eiland niet kon veroveren. Hij besloot om een vredesverdrag met koning Frederik van Sicilië te sluiten. Frederik beloofde om hem te helpen met de herovering van Constantinopel[451].

Karel keerde terug naar Frankrijk. Voor hij vertrok, ratificeerde hij samen met Karel II[452] alle verdragen van Karel I van Anjou, Boudewijn II en Filips I van Courtenay[453]. Zijn keizerlijke dromen kwamen nooit uit. Van Karel werd gezegd dat hij was ‘fils du roi, frère du roi, père du roi, et jamais roi[454].

Catharina stierf op 9 of 10 oktober 1307[455]. De heerlijkheid Courtenay kwam in handen van de Valois. Later werd de heerlijkheid door de troonsbestijging van Filips VI van Valois (reg. 1328-1350), de zoon van Karel van Valois, bij het kroondomein gevoegd.

 

2. Catharina II van Valois (reg. 1307-1346) en Filips II van Tarento (reg. 1313-1332)

 

Catharina I had een dochter bij Karel, die ook Catharina heette. Bij de dood van haar moeder nam zij de keizerstitel over. Ze was in 1301 geboren[456] en was dus nog maar zes jaar. Haar vader werd voogd tijdens haar minderjarigheid.

Tot zijn dood op 16 december 1325 zou Karel de keizerstitel blijven dragen. Dit was te wijten aan het feit dat Catharina I bij haar huwelijk al haar rechten op Karel had overgedragen[457].

Als Catharina’s vader zocht Karel ook een geschikte echtgenoot voor zijn dochter. Zijn eerste keuze was Robert II, hertog van Bourgondië (reg. 1273-1305). Robert was de zoon van Hugo IV van Bourgondië, die in 1263 van Boudewijn II van Courtenay de rechten op het koninkrijk Thessalonica had overgekocht. Karel zocht een bondgenoot die machtig genoeg was om zijn keizerrijk te veroveren, en dacht dat Robert die bondgenoot was. Voor er evenwel afspraken gemaakt konden worden, overleed Robert in 1305. Zijn minderjarige zoon, Hugo V (reg. 1305-1315), zou echter zelf met Catharina huwen[458].

Karel van Valois had ondertussen in Italië vertoefd. Daar vond hij een nieuwe huwelijkskandidaat voor zijn dochter – Filips van Tarente, een zoon van Karel II van Napels. Na het annuleren van de overeenkomsten met Robert II en Hugo V door paus Clemens V (reg. 1305-1314) kon Catharina II op 30 juli 1313 met Filips (II) trouwen[459]. Bij hun huwelijk stond Catharina al haar rechten op Constantinopel af aan Filips. In ruil daarvoor verkreeg ze het graafschap Acerra.

Filips was op zich geen slechte keuze. Hij bezat reeds gebieden op het Griekse schiereiland, die eventueel als uitvalsbasis konden gebruikt worden tegen Constantinopel. Maar net als zijn schoonvader bracht Filips er niet veel van terecht. Op 26 december 1332 overleed hij. Catharina II overleefde hem nog tot 20 oktober 1346.

 

3. Robert II van Tarente (reg. 1346-1364) en Filips III van Tarente (reg. 1364-1373)

 

De oudste zoon van Filips en Catharina, Robert (II), werd nu keizer. Hij erfde de mediterrane bezittingen van zijn vader. Hij was tevens prins van Achaea. Hij lijkt zich meer te hebben bezig gehouden met de consolidatie van zijn – wankele – macht in Achaea dan een kruistocht tegen Constantinopel te organiseren. Zijn huwelijk met Maria van Bourbon bleef kinderloos[460]. Op 10 september 1364 overleed Robert.

De tweede zoon van Catharina en Filips, Lodewijk, was al op 24 mei 1362 overleden[461], waardoor de titel overging op hun derde zoon, Filips (III). Filips III van Tarente had het echter te druk met de dispensatieproblemen van zijn eerste huwelijk met Maria van Sicilië om zich op Constantinopel te concentreren. Hij stierf op 25 december 1373[462].

 

4. Jacques des Baux (reg. 1373-1383)

 

De titel ging nu over op de vrouwelijke lijn. Filips had namelijk nog een zuster, Margaretha. Margaretha was getrouwd met François des Baux, hertog van het Zuid-Italiaanse Andria. Hun zoon, Jacques, erfde aanspraken op Constantinopel. Hij kreeg onmiddellijk ruzie met Johanna I, koningin van Napels (reg. 1343-1382). Johanna maakte aanspraak op het vorstendom Achaea, omdat Jacques een vazal van Johanna was voor het vorstendom Tarente, in het koninkrijk Napels. Het kwam zelfs zo ver dat de Napolitaanse koningin alle gebieden van Jacques in het koninkrijk Napels confisceerde. Hij werd gedwongen zich terug te trekken op Corfu. Het is vrij logisch dat ook Jacques des Baux er niet echt in slaagde om zich Constantinopel eigen te maken. Na Johanna’s dood kon hij terugkeren, maar hij overleed kort daarna te Napels op 7 juli 1383[463].

 

5. Het einde van de Latijnse keizers van Constantinopel

 

Jacques had geen wettige kinderen. Hij had wel twee onwettige dochters, Magdalena en Catharina, maar die kwamen niet in aanmerking voor de opvolging. De enige die nog stond op haar titel als keizerin-weduwe was Maria van Bourbon, de weduwe van Robert II. Jacques had nog een zuster, Antoinette del Balzo, maar zij heeft blijkbaar geen gooi gedaan naar het Latijnse keizerschap[464]. Zij trad in het huwelijk met Frederik III, koning van Sicilië (reg. 1355-1377)[465].

Maria was in ieder geval geen gemakkelijke vrouw. Ze was de weduwe van Guy van Lusignan, de oudste zoon van koning Hugo IV van Cyprus (reg. 1324-1359)[466]. Na de dood van haar tweede man, Robert II, wou ze dat haar zoon uit haar eerste huwelijk, Hugo van Lusignan, titulaire prins van Galilea, de nieuwe Latijnse keizer werd. Dit zou ten koste van Roberts broer, Filips III, gaan[467]. Haar opzet faalde en Filips werd de nieuwe keizer, zoals al gezegd is.

Toen Maria van Bourbon in ca. 1387 stierf, eindigde de Latijnse keizerlijke lijn.

 

6. De titel in vergetelheid

 

Na de dood van Maria lijkt niemand aanspraak te hebben gemaakt op de titel Latijnse keizer van Constantinopel. Ik heb in ieder geval geen enkele bewijs gevonden van mensen die de titel droegen na 1387.

Hoe zat het dan met de rechtmatige titelhouders in Constantinopel, de Byzantijnse keizers? De Palaiologoi hadden het misschien gewonnen van de titulaire Latijnse keizers, maar achteraf bekeken leden ook zij een tragisch lot. Burgeroorlog en de Osmaanse Turken waren de voornaamste reden van hun teloorgang.

Toen het Byzantijnse rijk in de nacht van 28 op 29 mei 1453 ten einde kwam, was het niet meer dan een schaduw van wat het ooit geweest was. Alleen de nabije omgeving van Constantinopel en wat restjes op het Griekse schiereiland bleven over.

Toch leek het alsof het Westen zich ineens bewust werd van de noodzaak van het Byzantijnse rijk als buffer en verdedigingsgordel tegen het Osmaanse rijk. Helaas besefte het dit te laat en alle – povere – hulp die ze stuurde, baatte niet meer.

Dat de titel van de Latijnse keizers niet meer serieus werd genomen, blijkt uit het lot van de laatste Palaiologoi. Constantijn XI Dragases, de laatste Byzantijnse keizer (reg. 1449-1453), die sneuvelde bij de laatste gevechten van het beleg van Constantinopel. Van zijn twee broers, Demetrios en Thomas, trad Demetrios uiteindelijk in het klooster en vluchtte Thomas naar Italië[468].

Thomas’ zonen bezoedelden de naam van hun huis. De jongste, Manuel, keerde terug naar Constantinopel. Zijn nazaten bekeerden zich tot de islam. Andreas, de oudste zoon, werd in Italië behandeld als de erfgenaam van de Byzantijnse troon. Zijn overgeleverde documenten werden allemaal getekend met ‘Deo gratia fidelis Imperator Constantinopolitanus’. Hij was alleen uit op geld. Op 16 september 1494 sloot hij een verdrag met Karel VIII, koning van Frankrijk (reg. 1493-1498). Hij droeg al zijn rechten op het Byzantijnse rijk over aan de Franse koning. Na de dood van Karel VIII in 1498 sloot hij in 1502 een nieuw verdrag met Ferdinand en Isabella van Spanje, de katholieke koningen. Hij stond wederom zijn rechten af, ditmaal aan hen. In juni 1502 stierf hij tenslotte[469].

Andreas’ enige zoon Constantijn stierf op een onbekende datum. Zijn enige wapenfeit was dat hij voor een tijd commandant van de pauselijke garde was[470].

Zo stierf, samen met Constantijn Palaiologos, de gedachte van het herstel van Constantinopel. De nieuwe keizers van Constantinopel waren de Osmaanse sultans, die de stad in 1453 stormenderhand hadden ingenomen, net als de kruisvaarders tweeënhalve eeuw voor hen. Het verschil was dat de Osmanen bleven.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[355] SETTON, The Papacy and the levant, I, 110n.

[356] RONCAGLIO, Les Frères Mineurs et l’Église grecque, 140.

[357] RONCAGLIO, Les Frères Mineurs et l’Église grecque, 142.

[358] RONCAGLIO, Les Frères Mineurs et l’Église grecque, 144.

[359] RONCAGLIO, Les Frères Mineurs et l’Église grecque, 148.

[360] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 111. Zie ook RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 138.

[361] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 136. Zie ook SETTON, The Papacy and the Levant, I, 112.

[362] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 112n.

[363] ROBERG, Das Zweite Konzil von Lyon, 5. Zie ook SETTON, The Papacy and the Levant, I, 112-113.

[364] De voorzichtigste raming komt uit FINKE, Konzilienstudien, 4-8. In MARTINUS OPPAVIENSIS (Martinus van Troppau), Chronicon pontificum et imperatorum, 442. staat het getal van vijfhonderd bisschoppen, zestig abten, en ongeveer duizend lagere geestelijken, dus meer dan vijftienhonderd aanwezigen. De aanwezige vorsten, prinsen en vorstelijke gezanten worden niet eens meegerekend, wat het getal nog hoger laat liggen.

[365] Second Council of Lyons (1274). http://www.ewtn.com/library/COUNCILS/LYONS2.HTM. voor de volledige tekst van de constituties, een site van het Internet Medieval Sourcebook. Een volledige en uitvoerige bespreking van alle zes de zittingen staat in ROBERG, B. Das Zweite Konzil von Lyon 1274 (Konziliengeschichte. Reihe A: Darstellungen). Paderborn, 1990. Uiteraard kunnen hier niet alle hervormingen en zittingen behandeld worden, alleen datgene met betrekking op Filips van Courtenay en het Latijnse keizerrijk van Constantinopel.

[366] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 258.

[367] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 258. Akropolites schreef later zijn Opera, maar helaas voor mij stopt zijn relaas voor het concilie. Misschien was Akropolites de titulaire Latijnse keizer wel tegengekomen, wat hij zeker zou hebben opgeschreven.

[368] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 259. Zie ook SETTON, The Papacy and the levant, I, 113. en RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 140-141.

[369] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 139.

[370] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 113.

[371] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 114.

[372] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 140-141. Zie ook SETTON, The Papacy and the Levant, I, 114-115.

[373] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 115-116. Zie ook RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 141-142.

[374] “Die Herren von Courtenay”, Europäische Stammtafeln, II, 17. Ik heb geen exacte geboortedatum voor Filips’ dochter gevonden.

[375] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 40.

[376] “Die Herren von Courtenay”, Europäische Stammtafeln, II, 17.

[377] WOLFF, “Mortgage and Redemption”, 73. De documenten betreffende haar exacte tijdstip van overlijden zijn vermoedelijk vernietigd in een brand in september 1943. Alle informatie hieromtrent is daarom gebaseerd op MINIERI-RICCIO, Genealogia di Carlo I d’Angiò. Napels, 1857. dat ik helaas niet heb kunnen inkijken.

[378] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 146. Het nieuwe verkiezingsdecreet van Gregorius aangaande het conclaaf heette Ubi periculum. Een andere regel hield ondermeer in dat, naarmate het conclaaf aansleepte, de rantsoenen van de kardinalen verminderden, om hen tot een keuze te dwingen. Zie ook SETTON, The Papacy and the Levant, 123.

[379] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 146. Zie ook SETTON, The Papacy and the Levant, I, 123. en DUFFY, Heiligen en Zondaars, 118. Innocentius was de eerste Dominicaan die paus werd.

[380] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 123. Zie ook GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 290. Karel en Filips waren beide nog steeds troepen aan het sturen naar het Griekse schiereiland.

[381] SETTON, The Papacy and the Levant, 124.

[382] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 293.

[383] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 292.

[384] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 147.

[385] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 147.

[386] The Cardinals of the Holy Roman Church. Consistories for the creation of Cardinals. XIII Century (1198-1303). http://www.fiu.edu/~mirandas/consistories-xiii.htm#GregoryX. Tracht een lijst te geven van alle consistories en de gecreëerde kardinalen. Guglielmo Vicedominus de Vicedominis (of Guglielmo Visconti). Hij werd op 3 juli 1273 kardinaal, onder Gregorius X.

[387] Door een fout in de Middeleeuwse nummering van de pausen werd Johannes de eenentwintigste van die naam, terwijl hij eigenlijk Johannes XX had moeten heten. Zodoende is er nooit een paus Johannes XX geweest. De fout stamde uit de twaalfde eeuw, toen het pontificaat van Johannes XIV ten onrechte verdeeld werd over twee pontificaten, waardoor elke Johannes achter hem een te hoog nummer kreeg.

[388] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 149-150.

[389] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 148.

[390] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 149.

[391] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaiologos and the West, 153.

[392] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 182-183.

[393] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 183-185.

[394] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 213-215.

[395] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 255.

[396] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 154.

[397] The Cardinals of the Holy Roman Church. Papal Elections and Conclaves of the XIII Century. http://www.fiu.edu/~mirandas/conclave-xiii.htm#1277.

[398] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 129.

[399] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 158-159. Zie ook SETTON, The Papacy and the Levant, I, 129-130.

[400] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 130. De burchten zijn Butrinto en Suboto. Zie bijlages VI, VII en VIII voor een kaart van het gebied.

[401] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 328-329.

[402] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésories, 41-42.

[403] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 41-42.

[404] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 41.

[405] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 47-48.

[406] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 42.

[407] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 92.

[408] DURRIEU en DE BOÜARD, Les comptes des trésoriers, 135-136.

[409] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 50-51.

[410] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 50.

[411] Een zelfde verwijzing naar ridders onder Filips staat ook in DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 122-123. Het gaat hier om elf ridders die ook soldij voor drie maanden ontvingen (op datum van 2 november 1278). Er duiken regelmatig mandementen tot uitbetaling van soldij van ridders voor Filips op.

[412] DURRIEU en DE BOÜARD, Les mandements aux trésoriers, 114. Op 12 september 1278. Er staat letterlijk ‘le roi mande aux trésoriers de payer à l’empereur de Constantinople les 2000 onces d’or de sa pension annuelle’.

[413] The Cardinals of the Holy Roman Church. Consistories for the creation of Cardinals. XIII Century (1198-1303). http://www.fiu.edu/~mirandas/consistories-xiii.htm#NicholasIII.

[414] The Cardinals of the Holy Roman Church. Papal elections and Conclaves of the XIII Century. http://www.fiu.edu/~mirandas/conclave-xiii.htm#1281.

[415] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 161.

[416] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 135.

[417] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 329-334. Zie ook RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 164-165.

[418] De volledige tekst van het verdrag is te vinden in TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 287-295.

[419] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 288-289.

[420] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 289. De volledige aanspreektitel voor de doge is ‘Johannes Dandulo, Dei gracia Venecie, Dalmacie atque Chroacie Ducem, dominum quarte partis et dimidie tocius Imperij Romanie’, die van Karel (‘Karolum, Regem Jerusalem, Sicilie, Ducatus Apulie et principatus Capue, alme uris Senatorem, Principem Achaye, Andegauie, Provincie, Folkalkerij et Tornodori Comitem’. Karel was sinds de dood van Willem II van Villehardouin in 1278 de nieuwe vorst van Achaea (‘Principus Achaye’), overeenkomstig het eerste verdrag van Viterbo.

[421] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 289.

[422] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 289. Letterlijk staat er ‘omnia iura, honorificentie, libertates, possessiones, iurisdictiones, terre et franchisie’.

[423] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 135. Karels bedoelde opvolger was Karel van Salerno (‘primogenitus, dominus Karolus, Princeps Salernitanus’). Zie ook TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 290.

[424] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 290.

[425] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 290.

[426] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 290.

[427] TAFEL en THOMAS, Urkunden, III, 290.

[428] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 135.

[429] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 135.

[430] GEANAKOPLOS, Emperor Michael Palaeologus and the West, 341.

[431] SANUDO, Istoria del Regno di Romania, 138.

[432] WOLFF, “Mortgage and Redemption”, 74.

[433] WOLFF, “Mortgage and Redemption”, 74.

[434] WOLFF, “Mortgage and Redemption”, 74-75n. De volledige tekst van het document is mij niet onder ogen gekomen. Ik heb alleen de verwijzing naar de zin in het artikel van Wolff. Toch vond ik het te interessant om niet te vermelden.

[435] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 179.

[436] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 179-180.

[437] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 180 e.v.

[438] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 182-184.

[439] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 189.

[440] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 139n.

[441] WOLFF, “Mortgage and Redemption”, 74, 74n. De bewijzen voor deze datum zijn vermoedelijk vernietigd.

[442] WOLFF, “Mortgage and Redemption”, 74n.

[443] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 42.

[444] DADE, Versuche, 67-68. Zie ook SETTON, The Papacy and the Levant, I, 435.

[445] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 43-44.

[446] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 44.

[447] RUNCIMAN, De Siciliaanse Vespers, 223-224.

[448] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 43n. En DADE, Versuche, 69.

[449] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 44-46. Zie ook FAVIER, Philippe le Bel, 308-309.

[450] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 47. Karel was sinds 31 december 1299 weduwnaar van Margaretha van Anjou, dochter van Karel I van Anjou. Zie ook DADE, Versuche, 71. en SETTON, The Papacy and the Levant, I, 164n.

[451] BUCHON, recherches et matériaux, I, 47.

[452] Karel II noemde zich nog altijd koning van Sicilië. De geschiedenis hernoemde het koninkrijk Sicilië van de Angevijnen – nu beperkt tot het gedeelte van het oude koninkrijk dat op het vasteland lag – tot het koninkrijk Napels. Frederik II, die Sicilië daadwerkelijk in handen had, noemde zich – kwestie van de Angevijnse eer te redden – koning van Trinacria (de oude Griekse naam voor het eiland).

[453] BUCHON, recherches et matériaux, I, 48.

[454] Karels vader was Filips III de Stoute, koning van Frankrijk. Zijn broer was Filips IV de Schone, eveneens koning van Frankrijk, en zijn zoon Filips werd later Filips VI van Valois, koning van Frankrijk (reg. 1328-1350). Hijzelf slaagde er nooit in om meer te zijn dan een titulaire vorst.

[455] SETTON, The Papacy and the levant, I, 164n.

[456] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 52.

[457] FAVIER, Philippe le Bel, 308-309.

[458] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 51-52.

[459] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 164n. Zie ook BUCHON, Recherches et matériaux, I, 52.

[460] Ze waren op 10 september 1347 in het huwelijk getreden.

[461] ACETO, L’Europe des Anjou, 33.

[462] BUCHON, recherches et matériaux, I, 60.

[463] BUCHON, Recherches et matériaux, I, 60.

[464] LOCK, The Franks in the Aegean, 358-359.

[465] ACETO, L’Europe des Anjou, 34.

[466] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 238.

[467] SETTON, The Papacy and the Levant, I, 297.

[468] RUNCIMAN, De val van Constantinopel, 160-161.

[469] RUNCIMAN, De val van Constantinopel, 162-163.

[470] RUNCIMAN, De val van Constantinopel, 163.