Een biografie van Filips van Courtenay (ca. 1240-1283): een vorst op de dool en onderzoek naar de titel ‘titulaire Latijnse keizer van Constantinopel’. (Tarek Peeters)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

BESLUIT

 

Achteraf bekeken is het verwonderlijk dat het Latijnse keizerrijk van Constantinopel zo lang heeft bestaan. De eerste keizer, Boudewijn I, stierf in een Bulgaarse gevangenis omdat hij een roekeloze aanval waagde op het Bulgaarse leger. Zijn verdwijnen lijkt symptomatisch voor de rest van de geschiedenis van het Latijnse keizerrijk. Alle keizers waren roekeloos, in militaire, diplomatische of religieuze zaken. Peter I van Courtenay liep in een Epirotische hinderlaag na een nutteloos beleg van Durazzo en stierf net als Boudewijn in een gevangenis, maar dan een Epirotische. Robert I verwaarloosde alles en stootte zijn baronnen voor het hoofd met zijn morganatische affaire, wat hem uiteindelijk liet sterven ergens op de weg tussen Rome en Constantinopel. Boudewijn II had een constant gebrek aan geld en verloor uiteindelijk zijn keizerrijk.

Alleen Hendrik I en Jan van Brienne lijken een uitzondering op die regel te vormen. Jan is een twijfelgeval, want hij schoot pas in actie als het bijna te laat was en de vijand voor de muren van Constantinopel stond. Maar over Hendrik is elke historicus het eens: zonder zijn briljante persoonlijkheid had het Latijnse keizerrijk het nooit zo lang volgehouden. De enige reden dat de regering van Yolande, Peters vrouw, zo relatief rustig verliep, was omdat ze nog kon teren op de verse herinnering van de grote Hendrik.

 

Het feit dat Filips’ leven een aaneenschakeling van mislukte plannen is, is dus eigenlijk deels ook te wijten aan de incompetentie van zijn voorgangers. Zijn vader jaagde het weinige geld dat het keizerrijk nog had er in een sneltreinvaart door om de verdediging van Constantinopel te kunnen verzorgen. Uiteindelijk verloor hij de stad en zijn keizerrijk aan de Byzantijnen van Nicaea.

 

Filips bracht de eerste jaren van zijn leven door in Constantinopel, de stad waar hij omstreeks 1240 geboren werd. Het grootste deel van zijn jeugd verbleef hij in Venetië. Zijn vader had hem in bewaring gegeven bij de Venetiaanse kooplieden van Cŕ Ferro, als onderpand voor een lening. Waarschijnlijk gebeurde dit in oktober 1248, dus toen de kleine Filips ongeveer acht jaar oud was. Over zijn opvoeding heb ik alleen kunnen speculeren, vooral aan de hand van wat een normale Middeleeuwse opvoeding voor een edele inhield en van hoe hij zich later gedroeg. Normaal is de situatie van Filips natuurlijk niet te noemen – zelfs niet in de Middeleeuwen.

Zijn verblijf in Venetië werd deels gefinancierd door Lodewijk IX van Frankrijk, zoals blijkt uit de Pacta Ferrariae. Ergens tussen 10 juni 1259 en circa 15 april 1261 werd Filips vrijgekocht door Alfonso X van Castilië, die het bedrag in kwestie – 24.000 Byzantijnse hyperpers, naar huidige maatstaven ongeveer 500 ŕ 600.000 euro – gaf op instigatie van Filips’ moeder, Maria van Brienne. Alfonso deed dit waarschijnlijk om zichzelf in een beter daglicht te stellen bij de pauselijke curie. Maria’s verwantschap met de Castiliaanse koning en het feit dat haar drie broers aan het Castiliaanse hof verbleven hebben waarschijnlijk ook meegespeeld in Alfonso’s beslissing.

Maria was ook onderhandelingen begonnen met Alfonso om haar zoon uit te huwelijken aan een niet bij naam genoemde dochter van Alfonso. De onderhandelingen faalden, omdat Alfonso’s enthousiasme bekoelde en Boudewijn II van Courtenay er misschien niet volledig achter stond.

Op 25 juli 1261 viel Constantinopel in handen van Michael VIII Palaeologus en werd Boudewijn II gedwongen om naar Italië te vluchten.

Filips werd op 16 oktober 1262 door zijn vader gemachtigd om het markgraafschap Namen te verkopen. Op 16 maart 1263 verkocht hij de Naamse bezittingen van de Courtenay aan Gwijde van Dampierre, erfgenaam van het graafschap Vlaanderen, voor 20.000 livres parisis.

Boudewijn II was ondertussen bevriend geraakt met Manfred, die hem beloofde te helpen. In 1266 werd deze echter van de troon gestoten door Karel van Anjou, de broer van Lodewijk IX.

Met het verdrag van Viterbo van 27 mei 1267 bonden de Courtenay zich onherroepelijk aan het lot van Karel van Anjou. Hier werd ook besloten om Filips uit te huwelijken aan Beatrice van Anjou, de dochter van Karel.

In 1268 werd een eerste poging tot herstel van het Latijnse keizerrijk op de lange baan geschoven door de inval van Konradin in Italië. Pas na diens nederlaag bij Tagliacozzo (23 augustus 1268) en zijn terechtstelling te Napels (29 oktober 1268) konden de bondgenoten terug beginnen voorbereiden.

In februari 1269 kreeg Filips lenen van Karel in de vorm van enkele burchten. Filips werd meer en meer afhankelijk van Karel voor inkomsten en toekomstplannen. In 1270 kon een nieuwe expeditie voor de herovering vertrekken, maar de Achtste Kruistocht van Lodewijk IX trok een streep door Filips’ rekening.

Tijdens Karels afwezigheid bekleedde Filips het regentschap van het koninkrijk Sicilië – althans het gedeelte ten noorden van Faro, en dan samen met Bertrand de Malferrat, aartsbisschop van Arles. Hij lijkt dit ambt zonder problemen te hebben vervuld, misschien dankzij de ervaren hand van Bertrand.

Karels vloot werd zwaar beschadigd bij zijn terugkeer van Tunesië. Alles moest opnieuw opgebouwd worden, en de expeditie tegen Constantinopel moest weer op de lange baan worden geschoven.

Op 15 oktober 1273 trad Filips te Foggia in het huwelijk met Beatrice van Anjou, waarmee hij het verdrag van Viterbo bekrachtigde. Het jaar daarop, in 1274, werd hun eerste en enige kind geboren, een dochter die de naam Catharina kreeg. Ze werd samen met de kleinkinderen van Karel van Anjou opgevoed. Ergens tussen 15 oktober 1273 en januari 1274 stierf Filips’ vader, Boudewijn II, en werd Filips de nieuwe titulaire Latijnse keizer.

Gregorius X en zijn Tweede Concilie van Lyon dwarsboomden voor een derde maal de heroveringsplannen. Filips werd gedwongen de unie tussen Oost en West te aanvaarden. Voorlopig mochten hij noch zijn schoonvader enige actie ondernemen om het Latijnse keizerrijk te herstellen.

In 1275 kreeg Filips weer twee sterfgevallen te verwerken: zijn moeder Maria van Brienne (vlak na mei 1275) en zijn echtgenote Beatrice van Anjou (tussen 16 november en 13 december 1275).

Filips kreeg jaarlijkse dotaties van Karel om zijn onkosten te dekken, en onderhield ook een eigen hofhouding met verscheidene ridders. Hij mocht dan misschien alleen een titulaire vorst zijn, de schijn kon hij nog altijd ophouden.

Na de dood van Gregorius in 1276 verwaterde de unie van de kerken. Met de verkiezing van Martinus IV in 1281 kwam er een einde aan. De paus excommuniceerde Michael VIII Palaiologos en Filips kreeg weer groen licht voor zijn verovering.

Misschien stond Filips ergens in 1279 in contact met of werd hij benaderd door Peter III van Aragon. Mogelijk zocht deze hulp tegen Filips’ schoonvader Karel. Er lijkt echter niets van te zijn gekomen.

Op 3 juli 1281 was het verdrag van Orvieto opgetekend, waarin Filips zich samen met Karel en Venetië verbond tegen het herstelde Byzantijnse rijk. Uiterlijk in april 1283 zou de expeditie beginnen.

Filips’ huwelijksplannen met een Castiliaanse prinses werden terug van stal gehaald. Deze keer zou hij in het huwelijk treden met Berenguela, een dochter van Alfonso X. Mogelijk heeft Filips’ dood een voortijdig einde aan de onderhandelingen gemaakt.

De expeditie tegen Constantinopel werd verijdeld door de Siciliaanse vespers, die uitbraken op 31 maart 1282. Al snel ontaardde de opstand in een Europese oorlog, waarin Filips werd meegesleurd. Hij diende als bevelhebber voor Karel van Anjou in diens veldtochten in Sicilië. Op een bepaald punt reisde hij terug naar Viterbo, op het vasteland, waar hij op 25 december 1283 overleed. Mogelijke oorzaken hiervoor waren een natuurlijke dood, ziekte, een oorlogswonde of een combinatie van de vorige twee.

 

We moeten ook oog hebben voor de goede en slechte punten van Filips.

In zijn voordeel kan gezegd worden dat zijn verleden loodzwaar op hem woog. Zijn vader verkleinde zijn kansen om als een goed keizer op te treden. In 1261 verloor hij Constantinopel, en in 1262-1263 werd hij gedwongen om Namen te verkopen om zijn vader aan geld te helpen. Zijn vader verbond in 1267 zijn lot en dat van Filips aan Karel van Anjou, waardoor Filips’ bewegingsvrijheid nog meer beknot werd. Uiteindelijk werd hij zo afhankelijk van Karel dat hij niet meer terug kon.

Maar dit kan niet alles goed praten. Hoe het ook wordt opgevat, Filips heeft in zijn leven cruciale fouten gemaakt, die niets te maken hadden met de daden van zijn vader. Het ontbrak hem voornamelijk aan politiek inzicht. Hij bond zich teveel aan Karel. In feite kan gezegd worden dat hij eigenlijk ook voor een groot deel zijn eigen handen vastbond aan de kar van Karel. Hij had echter teveel vertrouwen in de macht van de Angevijn en was blind voor hoe broos die macht op sommige plaatsen wel was. Toen Peter III van Aragon hem in 1279 benaderde (aangenomen dat dit gebeurde, uiteraard), had hij al nattigheid moeten voelen. Zelfs toen de Siciliaanse Vespers uitbraken, distantieerde hij zich niet van Karel. In plaats daarvan vocht hij mee in de oorlog van de vespers en vond er misschien zelfs zijn dood.

 

Filips’ falen was dus een combinatie van de last van zijn verleden en zijn eigen beoordelingsfouten. Misschien had hij zich beter op zijn resterende bezittingen geconcentreerd, zoals de heerlijkheid Courtenay. Maar de gedachte van gereduceerd te worden tot een eenvoudig heer, zelfs van een strategisch leen als Courtenay, leek hem niet aan te staan. Dit betekende uiteindelijk ook zijn nederlaag en ondergang.

 

Over de titel titulaire Latijnse keizer van Constantinopel zijn we sneller uitgepraat. De lijn liep, zoals hiervoor bewezen, door tot de dood van Jacques des Baux in 1383 en Maria van Bourbon in ca. 1387. Daarna heb ik weinig of geen bewijs gevonden dat iemand de titel nog hanteerde. West-Europa begon zich in plaats daarvan meer te concentreren op het behoud van het Byzantijnse rijk – zij het tevergeefs.

 

Filips’ leven was kort maar krachtig, net als het Latijnse keizerrijk. Beiden gingen snel ten onder, grotendeels door incompetentie van de heersers, maar ze lieten alletwee wel hun sporen na in de geschiedenis. In sommige gevallen, zoals voor de Byzantijnse geschiedkundigen, kunnen we beter van littekens spreken in plaats van sporen.

 

Over de Vierde Kruistocht is nog lang niet het laatste gezegd, laat staan over het Latijnse keizerrijk en de Courtenay. De sporen zijn ook nu nog te zien. Een hedendaagse wandelaar door het landschap van de Peloponnesos zal ook nu nog restanten van imposante kruisvaardersburchten aantreffen.

Het is moeilijk om niet geďnteresseerd te geraken in Filips en zijn tijd. Het was een bewogen periode, die in vele opzichten doorslaggevend was voor het verdere verloop van de geschiedenis. De anomalie die het Latijnse keizerrijk is in de geschiedenis trekt de aandacht. Het hopeloos najagen van voor altijd verloren gegane titels is voor een mens van de eenentwintigste eeuw grotendeels onbegrijpelijk en ongrijpbaar.

En als er al een verantwoording nodig is voor het schrijven van een biografie van Filips van Courtenay, kunnen we het beste de woorden van Thomas Carlyle in herinnering brengen: ‘History is the essence of innumerable biographies’.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende