1543-1642, een eeuw Copernicanisme: ook voor de Zuid-Nederlander? (Steve Philips)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

2 Probleemstelling.

 

2.1 Wat en hoe?

 

“En toch beweegt ze”, zei Copernicus in 1543 op zijn sterfbed. Daarmee bedoelde hij dat dé Aarde rond de zon cirkelt en zelf ook om haar eigen as draait. Hiermee begon de Sterrenkundige Revolutie. Deze omwentelinghield in dat er een ander kosmologisch wereldbeeld namelijk, het heliocentrisme ontstond. Dit wereldbeeld zal op termijn het oude geocentrisch wereldbeeld vervangen.

De term ‘Wetenschappelijke Revolutie’ is transparant en complex[1]. Volgens Porter is het moeilijk om in de zestiende eeuw al te spreken over een Wetenschappelijke Revolutie. In die eeuw waren er nog niet genoeg breuklijnen met de Oudheid. In de zeventiende eeuw zijn er wel dergelijke discontinuïteiten te vinden, namelijk, de nieuwe wetenschappelijke theorieën, de verwerping van de klassieke wetenschappelijke erfenis,… De Wetenschappelijke Revolutie vangt dus in de zeventiende eeuw aan. De exponenten voor die verandering zijn onder andere Bacon, Galileo, Kepler en Descartes.

 

Het onderwerp van dit onderzoek is of de gewone tijdgenoten ook dachten: “Ze beweegt”. Wat kwamen ze over deze vernieuwingen te weten, welke informatie kreeg het volk? Wat dachten ze hierover? Tot op welke hoogte werden zij van het nieuwe wereldbeeld bewust?

Onder het begrip volk vallen de mensen die geen universitaire opleiding genoten hadden, die niet tot de wetenschappelijke kringen behoorden, die geen lid waren van de adel of de clerus… De gewone man en vrouw in de zestiende-zeventiende-eeuwse straat staan dus in de kijker.

 

Andere vragen die gesteld worden, luiden: “Hoe verkregen zij die informatie? Wat waren hun informatiebronnen, en de kanalen van kennisgeving?

Het onderzoek zal zich dus vooral op die elementen van kennis, die voor het volk voorhanden waren, richten. Deze zijn: almanakken, pamfletten en vliegende bladen.

Het is echter ook belangrijk om Zuid-Nederlandse astronomische, astrologische, wiskundige en filosofische traktaten in de volkstaal op te sporen. Men mag immers niet uit het oog verliezen dat astronomie in die tijd veel te maken had met astrologie, geneeskunde, filosofie en wiskunde.

Het loont ook de moeite om visitatieverslagen van verschillende geestelijken te bestuderen, omdat daarin onder andere het gewenste gedrag (en dus ook de ‘kennis’) van de parochianen beschreven staan. Woordenboeken leggen begrippen uit en de betekenis is afhankelijk van hun toenmalige context. Zullen de woorden zoals dag, jaar, zon, planeet,… doorheen die tijd van betekenis veranderd zijn. Daarom verdienen woordenboeken ook de nodige aandacht.

 

 

2.2 Afbakening van het onderwerp.

 

Deze historische speurtocht omvat de periode 1543-1643, omdat 1543 het jaar is waarin Copernicus zijn werk ‘De Revolutionibus orbium coelestium’ publiceerde[2]. Men kan de datum 1543 als een ankerpunt van de Astronomische Revolutie beschouwen.

 De einddatum werd 1642, omdat Galileï in dat jaar stierf. Deze Italiaanse astronoom bracht met zijn ‘Dialogo’ in 1633 een definitieve scheiding tussen het oude en het nieuwe wereldbeeld. En vaak wordt de galileïsche omwenteling als een belangrijke fase in de Wetenschappelijke Revolutie beschouwd.

 Dit thesisonderzoek beperkt zich tot de Nederlandstalige Zuidelijke Nederlanden namelijk Vlaanderen, Brabant, Limburg en Spaans Gelderland. Een verdere uitbreiding naar de Franstalige gebieden past niet in het tijdsbestek. (zie kaart 1[3])

 

Eerst komt een schets over de politieke, socio-economische en culturele situatie van de besproken periode. Vervolgens zal de evolutie van het Copernicanisme weergegeven worden, met daarbij de receptie in de Zuid-Nederlandse wetenschappelijke kringen en de reactie van bepaalde leden van de Kerk hierop. Daarna volgt het bronnenonderzoek en het besluit.

 

 

Kaart 1: De Nederlanden tussen 1559-1648. De Nederlandstalige Zuidelijke Nederlanden zijn: Vlaanderen, Brabant en Limburg.

 

 

2.3 Status Questionis: stand van zaken.

 

Een belangrijk uitgebreid en zeer recent werk over de geschiedenis van het Copernicanisme in de Zuidelijke Nederlanden is het 463 bladzijden tellende werk ‘Geschiedenis van de wetenschappen in België van de Oudheid tot 1815.’ Onder de redactie van Halleux, Opsomer en Vandersmissen. Dit werk was een goede basis voor het samenstellen van de bibliografie en het is een uitstekend naslagwerk voor het opzoeken van verschillende Zuid-Nederlandse astronomen uit de zestiende en zeventiende eeuw.

Voor wat mijn thesisonderwerp betreft is hoofdstuk 2 “De Wetenschappelijke Revolutie van Copernicus tot Newton” het belangrijkst. De verschillende auteurs geven in dit deel op een zeer erudiete manier het verloop van de Copernicaanse Omwenteling in de Zuidelijke Nederlanden weer. Het verhaal wordt echter tot de geleerde wetenschappelijke instellingen beperkt. Er wordt geschreven over de Leuvense ontvangst van het heliocentrisme en de receptie in verscheidene wetenschappelijke kringen. Maar wat mijn thesisonderzoek betreft, wordt er als het ware geen woord over het onthaal van de nieuwe astronomie bij het volk gerept.

Andere werken over de ontvangst van het Copernicanisme bij Zuid-Nederlandse volk is niet te vinden. Ik hoop met deze licentiaatverhandeling daarin verandering te brengen.

Het boek ‘Populair drukwerk in de Gouden Eeuw, de almanak als lectuur en handelswaar’ is voor mijn thesisonderzoek zeer bruikbaar. Het is in 1999 geschreven door Jeroen Salman en telt 495 bladzijden. Dit boek handelt in de eerste plaats over de almanak dan over het heliocentrisme. Het is een groot overzichtswerk over de geschiedenis van de almanak in de Noordelijke Nederlanden tijdens de Gouden Eeuw. De auteur vergelijkt zijn onderzoek met andere Europese landen, waardoor ik enkele vergelijkingen met de Zuidelijke Nederlanden kan maken. Salman wijdt in zijn werk ook een hoofdstuk aan de astronomie/astrologie en haar vernieuwingen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] R. PORTER, The Scientific Revolution and Universities., in A history of the university in Europe.,Cambridge, CUP, 1996, pp. 535-537.

[2] F. HALLYN, De kosmologie van Gemma Frisius tot Wendelen, in Geschiedenis van de wetenschappen in België van Oudheid tot 1815., Brussel, Gemeentekrediet, 1998, p. 145.

[3] G. SCHWARZROCK, Putzger Historische Weltatlas., Berlin, Cornelsen Verlag, 1997, p. 76.