Het ontspanningsleven van Brugse arbeiders (1890-1921). (Isabelle Verheire)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL II: HET ONTSPANNINGSLEVEN TE BRUGGE

 

HOOFDSTUK III: BEDRIJFSVERMAKELIJKHEDEN

 

Wat ook gesignaleerd moet worden, zijn de initiatieven die ontwikkeld werden binnen de ondernemerswereld. Met andere woorden het vermaak dat verbonden was met de werkplaats. De categorie van bedrijfsvermakelijkheden werd overigens korte tijd geleden geïllustreerd met een (tijdelijke) tentoonstelling (6 september - 19 oktober 1997), opgezet door en in het Brugse Stadsarchief en begeleid door een publicatie [412]. Hetgeen J. D’HONDT aanstipt in die studie, wordt grotendeels bevestigd door artikels die hieromtrent verschenen in de toenmalige kranten. De motieven die achter de initiatieven schuilden, gingen van ethisch rechtvaardigheidsgevoel, over sociale controle tot paternalisme. Waarbij men dan respectievelijk de arbeidsomstandigheden wilde verbeteren, een sterke greep trachtte te behouden op de arbeiders en de ‘ontaarde’ arbeidersklasse probeerde te beschermen tegen alcoholisme, spilzucht en losbandigheid [413].

 

Een duidelijk en gekend voorbeeld uit de Brugse geschiedenis dat ook op voormelde tentoonstelling een plaats kreeg, is de Nederlandse Gist -en Spiritusfabriek. De (Nederlandse) directie toonde al vroeg interesse voor de ontwikkeling en ontspanning van haar personeel. Dat vertaalde zich ondermeer in de oprichting van verschillende verenigingen, zowel op het gebied van ontspanning (kaart -en biljartclubs) en sport (turnafdeling ‘La Royale’(1911); voetbalclub ‘De Ster’(1911)), als op vlak van (kunst)ontwikkeling (voordrachten; muziekvereniging ‘Kunst Veredelt’ (1921)). Daarbij werden ook gebouwen en terreinen ter beschikking gesteld [414]. Bovendien maakt deze onderneming ook werk van de uitbouw van allerlei sociale voorzieningen voor haar werknemers. Na de oorlog kwam het accent vooral op vorming te liggen. De behoefte aan geschoolde arbeiders werd in deze periode immers steeds groter. In 1919 werd de afdeling ‘Ontwikkeling’ opgericht, die bijscholing en voordrachten gaf en in 1922 een bibliotheek installeerde [415]. Ook de borstelmakerij Delhaize had haar eigen muziekkorps. Deze werd in 1903 opgericht en telde een jaar later al 175 leden [416].

Bedrijfsfeestjes en -vieringen van eerstvernoemde onderneming waren niet altijd enkel voorbehouden voor hooggeplaatsten, werknemers werden er eveneens toe uitgenodigd. Naar aanleiding van de overname in 1897 van de Gistfabriek en Stokerij van J. VERSTRAETE door de Nederlandse Gist -en Spiritusfabriek van Delft, werd een feest georganiseerd. Het werd een “echt verbroederingsfeest” waarop de directeur onbekommerd danste met de vrouwen van zijn nieuwe werknemers. Iets waarmee voorname (Belgische) gasten zich maar moeizaam konden verzoenen [417]. De Brugsche Beiaard prees Mr. en  Mevr. VAN  MARKEN (de directeur en zijn echtgenote) die burgers en werklui op eenzelfde voet plaatsten en beide met evenveel voorkomendheid ontvingen [418]. Tien jaar later werden bedienden en werklieden nogmaals verenigd. Beiden werden uitgenodigd naar de Hallezaal, waar hen een feestmaal wachtte. Nergens werd evenwel nog melding gemaakt van een danspartij [419].

Een artikel in De Volkseeuw van 1913 leert dat de interesse van het bestuur van dit bedrijf voor het werkvolk verder ging dan enkel de werknemers zelf. Op 21 december werd het jaarlijks kinderfeest gehouden, waartoe de ganse familie was uitgenodigd. Na muziek, zang, een optreden van de turnafdeling en een kluchtspel, deed Sinterklaas zijn plechtige intrede. De Volkseeuw was zeer opgetogen over dergelijk bewijs van bekommernis en hoopte op navolging in andere bedrijven [420]. Na de Eerste Wereldoorlog werd jaarlijks een winterfeest gehouden voor personeel en gezinsleden. De verschillende fabrieksverenigingen gaven daarbij optredens [421].

 

In andere werkhuizen werden eveneens om uiteenlopende redenen feestjes gehouden. Drie werkmannen van de rijtuigmakerij A. CLAEYS bijvoorbeeld werden op 21 september 1891 gevierd. Dit ter ere van de 25- of 50-jarige dienst die ze er hadden opzitten. Hun dag begon met een dankzegging in de kerk, waarna ze getrakteerd werden op een “lekker noenmaal”. De rest van de dag werd opgevuld met allerlei “treffelijke vermakelijkheden” [422]. Twee werklieden die al vijftig jaar in de drukkerij van M. DAVELUY werkten, werd een kunstvoorwerp als cadeau aangeboden. Een banket in de ‘Lion d’Or’ bracht patroons en werknemers samen. De namiddag werd doorgebracht met bolspelen [423]. Omdat J. VAN DEN WAL al 25 jaar tewerkgesteld was in de Sint-Augustinusdrukkerij, werd het ‘Hof Batavia’ omgetoverd tot feestlokaal. De werknemers en hun vrouwen werden uitgenodigd op een prijsbolling en daarna konden ze genieten van een “kluchtige tweespraak”. Nu moet wel opgemerkt worden dat bij dit laatste voorbeeld geen sprake was van enige aanwezigheid van de bestuurders. Het droeg wel bij tot solidariteit onder de werknemers zelf [424]. J. DOBBELAERE werd in 1903 gevierd omdat hij 25 jaar geleden zijn vader als bestuurder was opgevolgd. De werklieden verrasten hun meester met een geschenk en hij bood hen op zijn beurt een middagmaal aan [425].

In 1897 werd het (jaarlijkse) patroonsfeest van de Sint-Augustinusdrukkerij gecombineerd met de inhuldiging van een prachtig vaandel. Bestuurders en personeel  nuttigden gezamenlijk een feestmaal en zulks droeg, in de woorden van ‘t Brugsche Vrije, bij tot “het steeds nauwer toehalen van de banden van genegenheid en verkleefdheid tussen meesters en onderdanen” [426].

Sint-Elooisdag werd algemeen gevierd door alle metaalbewerkers. In 1907 bijvoorbeeld werd veel luidruchtigheid opgetekend in de Brugse straten. De Gazette van Brugge leidde daaruit af dat de metaalnijverheid een steeds belangrijker sector werd in Brugge [427].

P. VAN DAMME, “meester van de vervoerdienst van den ijzerenweg”, werd in 1901 door zijn personeel in de bloemetjes gezet omwille van zijn naamdag. Na een gezamenlijk feestmaal, heerste “de gulste vrolijkheid gedurende allerlei vermakelijkheden”. Deze feestjes, zo herinnerde de Gazette van Brugge er nog eens aan, bevorderden de overeenkomst tussen werkgevers en -nemers [428].

Het was dus vooral in een groot bedrijf zoals de Nederlandse Gist -en Spiritusfabriek dat de bemoeienis met de vrijetijdsbesteding van de werknemers ver kon gaan. In de voorbeelden van de kleinere ondernemingen, komt het aspect ‘vorming’ veel minder aan bod. Men trachtte er vooral het samenhorigheidsgevoel tussen arbeiders onderling en/of tussen arbeiders en patroon te bestendigen. Het was hoofdzakelijk de katholieke pers die verslag uitbracht over allerhande bedrijfsfeestjes en deze -conform het corporatistische gedachtegoed- ook aanmoedigde.

De bekommernis bij zowel grote als kleine bedrijven om het onderhouden van goede relaties droeg bij tot het creëren van een aangename werksfeer, maar verhinderde ook (en vooral) dat de arbeiders zich onderling organiseerden om een eisenpakket samen te stellen [429]. Precies dat laatste was een socialistische doelstelling. In het socialistische Vooruit verscheen bijvoorbeeld in 1911 een oproep tot de Brugse werklieden om zich te verenigen. Dat was de meest aangewezen manier om hun “benarden toestand” te verbeteren [430]
 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[412] J. D’HONDT (red.), Leven rond de fabriek. Honderd jaar sociale en culturele voorzieningen in Brugse bedrijven, 1897-1997, Brugge, Marc Van de Wiele, 1997, 96 p.

[413] J. D’HONDT, “Sociale voorzieningen en verenigingsleven rond de fabriek”, in: J. D’HONDT (red.), Op. cit., pp. 19-21.

[414] N.V. Nederlandsche Gist -en Spiritusfabriek Delft. De ontwikkeling der onderneming in zestig jaren (1870-1930), Delft, Van Marken, ¦1930§, p. 97.

[415] N. GEIRNAERT, “Proeven van cultuur: cultuur voor arbeiders en arbeiderscultuur in Brugse bedrijven”, in: J. D’HONDT (red.), Op. cit., p. 32.

[416] Vooruit, 07.08.1904, p. 2.

[417] BrHa, 20.05.1961.

[418] BB, 24.07.1897, p. 2.

[419] BrHa, 20.04.1907, p. 2.

GvB, 22.04.1907, p. 3.

[420] De Volkseeuw, 21.12.1913, p. 4.

[421] J. D’HONDT, Op. cit., p. 24.

[422] GvB, 16.09.1891, p. 2.

[423] Journal de Bruges, 03.06.1897, p. 3.

[424] ‘t Brugsche Vrije, 26.09.1903, p. 2.

[425] ‘t Brugsche Vrije, 24.10.1903, p. 3.

[426] ‘t Brugsche Vrije, 11.09.1897, p. 3.

[427] GvB, 04.12.1907, p. 2.

[428] GvB, 01.07.1901, p. 2.

[429] J. D’HONDT, Op. cit., p. 19.

[430] Vooruit, 21.02.1911, p. 6.