Geschiedenis van de NIR-BRT, de evolutie van de kunstprogrammering (1953-1974). (Saartje Vanslembrouck) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1. De voorgeschiedenis van de openbare televisie in België
De eerste televisie-experimenten in België dateren uit 1932 en 1937.[1] In de jaren ’30 wordt nog overwogen de televisie aan het privé-initiatief over te laten. Na de tweede wereldoorlog echter wordt de televisie het agendapunt voor overheid en publieke omroep. Het buitenlands succes van het nieuwe medium wekt de aandacht. In 1948 kondigt de premier, Achiel van Acker, op de radio aan dat België zeer spoedig televisie zal krijgen. Een jaar later herhaalt Jan Boon, toenmalig directeur-generaal van het Nationaal Instituut voor de Radio-omroep (NIR), deze belofte.[2]
Televisie wordt door de overheid beschouwd als een goed van openbaar nut, een publieke dienst. Televisie moet dan ook ondergebracht worden bij de publieke omroep en deel uitmaken van de bestaande openbare radio-institutie.
Allerlei technische, maar vooral socio-economische en politieke problemen zorgen ervoor dat de Vlaamse televisie, in vergelijking met andere westerse landen, erg laat van start gaat. Eén probleem moet hierbij worden belicht, namelijk het technische probleem van de beelddefinitie. In zijn eindejaarstoespraak op 31 december 1950 zegt Jan Boon hierover:
Indien er in België zolang mee gewacht werd (met televisie), dan is dat terwille van de bezorgdheid, op dit belangrijk gebied, onze nationale zelfstandigheid niet te verliezen. Een onberedeneerde beslissing kan betekenen dat een machtig buurland in ons land de alleenheerschappij verwerft en zijn levenssfeer dagelijks binnenleidt in onze huiskamer.[3]
Dit probleem groeit uit tot een ware communautaire ‘lijnenslag’. Welke beeldenstandaard de Belgische televisie moet aannemen, blijkt een moeilijke beslissing. Frankrijk kiest voor 819 lijnen, terwijl andere Europese landen hun keuze laten vallen op de 625 lijnen.[4] Voor ons land levert die situatie een bijzonder probleem op: aan Vlaamse zijde wil men de Nederlandse televisie ontvangen en aan Waalse zijde wil men naar de Franse zender kunnen kijken.[5] Jan Boon weigert zich aan te sluiten bij de beeldnorm van Frankrijk. Uiteindelijk wordt pas in 1952 door de toenmalige PTT-minister P.W. Segers, in samenwerking met technici van Post Telegraaf en Telefoon (PTT) en het NIR/INR, een compromis uitgewerkt: er komt een aparte standaard voor de Vlaamse televisie (625 lijnen) en de Waalse televisie (819 lijnen).[6] Bovendien krijgt Jan Boon gelijk: de 625-norm wordt de algemene Europese norm en in 1963 schakelt ook de RTB daarop over.[7]
De directeur-generaal van het NIR krijgt de opdracht om, in afwachting van het beslechten van de lijnenslag, de start van de televisie in alle stilte voor te bereiden. Jan Boon moet mensen zoeken uit de radiowereld omdat de regering de wens uitdrukt de ‘televisie op te richten zonder één enkele extra aanwerving’ en zonder extra middelen.[8] In 1950 duidt de directeur-generaal binnen de radio drie mensen aan: Bert Janssen (hoorspelregiseur NIR), Nic Bal (redactiesecretaris bij de nieuwsdienst) en Rik Van den Abbeele (nieuwsdienstredacteur). Deze drie bezoeken de buitenlandse televisiezenders en volgen les bij de British Broadcasting Corporation (BBC). Vanaf 1951 worden deze mensen officieel gedetacheerd naar de sector televisie van het NIR.[9] Op 18 september 1951 wordt een eerste volwaardige proefuitzending getoond aan de verzamelde pers, enkele NIR-kopstukken en enkele uitgezochte gasten.[10]
Het blijft echter wachten op het officiële fiat van de overheid. Pas wanneer minister Joseph Pholien begin 1952 de officiële start van de televisie als laatste regeringsdaad stelt, wordt alles in gereedheid gebracht. Er worden een hoofd van de televisie, Bert Leysen (directeur van radio Hasselt), en twee medewerkers aangesteld. De eerste taakverdeling wordt vastgelegd en deze vormt meteen de basis voor de latere organisatiestructuur.
Na een ‘communautaire studioslag’ krijgt het NIR de (onpraktische) studio 6 toegewezen. De televisie krijgt in 1953 ook eigen kantoren, buiten de omroepgebouwen in een herenhuis in de Dautzenbergstraat.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[1] VAN CASTEREN (Anton), 25 dozijn rode rozen: een kwarteeuw Vlaamse televisie, Gent, Het Volk, 1978, 224p.
[2] GROSSEY (Ronald), Goedenavond, beste kijkers: de televisie in zwart-wit, van 31 oktober 1953 tot 31 december 1970, Antwerpen, Standaard, 1993, 192p.
[3] S.n., 25 jaar televisie in Vlaanderen: aanpassing of transformatie van een cultuur?, in: Referaten Achtste Congres voor Communicatiewetenschap, Leuven, KUL: Centrum voor Communicatiewetenschap, 1979, 258p.
[4] Belgische Radio en Televisie: handboek, Brussel, BRT, 1980, 108p.
[5] HERROELEN (P.), Omroep, in: De Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, Lannoo, 1998.
[6] S.n., 25 jaar televisie in Vlaanderen: aanpassing of transformatie van een cultuur?, in: Referaten Achtste Congres voor Communicatiewetenschap, Leuven, KUL: Centrum voor Communicatiewetenschap, 1979, 258p.
[7] HERROELEN (P.), Omroep, in: De Nieuwe Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, Tielt, Lannoo, 1998.
[8] GROSSEY (Ronald), Goedenavond, beste kijkers: de televisie in zwart-wit, van 31 oktober 1953 tot 31 december 1970, Antwerpen, Standaard, 1993, 192p.
[9] BAL (Nic), De mens is wat hij doet: BRT-memoires, Leuven, Kritak, 1985, 386p.
[10] VAN CASTEREN (Anton), 25 dozijn rode rozen: een kwarteeuw Vlaamse televisie, Gent, Het Volk, 1978, 224p.