De publieke opinie ten tijde van de Brabantse omwenteling (dec.1789- dec.1790) Een comparatief personderzoek tussen Brabant en Vlaanderen (Eric Mielants) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
1. De tegenstellingen tussen conservatieven en hervormingsgezinden bij aanvang van de Omwenteling (december 1789 - januari 1790)
Het is duidelijk dat de Brabantse Omwenteling mag beschreven worden als één van de vele burgerlijke revoluties die zich op het einde van de 18e eeuw voltrokken hebben. Het feit dat men in de Zuidelijke Nederlanden dan nog geregeerd werd door een autocratisch Verlicht Despoot die ver weg in Wenen vertoefde, en die in een tijd van een steeds scherper wordende economische crisis en toenemende verpaupering steeds meer diepgaande hervormingen eiste, mag hoogst waarschijnlijk als een sterk katalyserende factor beschouwd worden (1). De misnoegdheid tegenover het Oostenrijks bewind kwam al relatief snel tot uiting in de zogenaamde 'Kleine Revolutie' van 1787. Een bijzonder jaar dat men terecht met de nodige aandacht kritisch heeft onderzocht, teneinde het verdere verloop van de Omwenteling beter te kunnen begrijpen (2).
Uit zulk onderzoek kan men gerust stellen dat een Statist als Van der Noot die bij de aanvang van dit (weliswaar conservatief) protest een bijzonder belangrijke rol had gespeeld, de progressieve laatkomers in het verzet tegen Oostenrijk (tijdens de zomer van 1789) liever geen belangrijke rol zag spelen bij de oprichting van een onafhankelijke staat (3). Het waren immers de Staten, de corporatieve elementen van de derde stand en de Brusselse ambachten die sinds 1786 tegen Jozef II structureel weerwerk geboden hadden (4).
De Omwenteling zelf werd gedragen door de Staten en Comités zonder publiekrechterlijk karakter zoals 'Pro Aris et Focis', waarin ook handelaars, lagere geestelijken en advocaten in terug te vinden waren. J.F. Vonck was van deze laatste groep een exponent (5).
Conservatieve voormannen als Van der Noot, Van Eupen, J. Raepsaet en Van Hoobrouck de Mooreghem die in 1787 het protest leidden, kwamen ook tijdens de Omwenteling van 1789 op de voorgrond (6).
Van der Noot was door zijn afkomst en cliënteel als advocaat in contact gekomen met de locale machten en met de belangen van de ambachten waarmee hij zich sterk identificeerde (7). Hij vond het dan ook niet meer dan normaal dat, eens de Oostenrijkers verdreven, de Staten alle macht moesten toebedeeld worden. Zijn verdere streven was er dan ook op gericht om enerzijds de macht van de Staten te bewaren en anderzijds te voorkomen dat de democratische beweging voortdurend meer aanhangers zou kunnen verwerven (8). Van een wezenlijk machtsvacuüm, waarvan de vonckisten hadden kunnen profiteren om mee in het beleid opgenomen te worden, was er overigens nooit sprake geweest : vanaf het ogenblik dat de keizerlijke troepen zich terugtrokken, nam de locale nomenclatura gewoon de macht van de door de keizer aangestelde ambtenaren over (9). Vele notabelen werden zelfs niet verjaagd en bleven gewoon op post. De Staten profiteerden enkel van de Omwenteling om hun machtsapparaat nog meer uit te bouwen dan voorheen, en voor hen bracht de vervallenverklaring van de vorst strikt genomen geen constitutionele of institutionele problemen met zich mee (10). Slechts in Gent kon de Collatie als een instrument van politieke doorbraak worden gehanteerd, en kon een meer democratische groep pogen vernieuwende hervormingen door te voeren (11).
Elders konden de vonckisten slechts machteloos toezien hoe zij uit de bestuursfuncties geweerd werden en hoe de machtsontplooiing van de Staten zich snel en adequaat voltrok : op 18 december werd Van der Noot als triomfator in Brussel binnengehaald. Op 27 december kwamen de Staten van Brabant samen. Drie dagen tevoren was J.F. Vonck vanuit Gent vertrokken en in Brussel aangekomen (12). Toen al nam hij een verschil waar tussen de aanpak van de Staten van Vlaanderen en deze van Brabant :
"Pour mieux être instruit de tout, je me rendis de suite au Comité , auquel, pour l'encourager, je fis le recit de l'activité de celui de Gand et de sa bonne intelligence avec les Etats. Je rapportai que j'avois reconnu que ces deux corps décidoient toutes les affaires d'un consentement mutuel et avec une approbation commune, comme s'ils ne faisoient qu'un seul corps ; qu'il falloit que la même chose eut lieu en Brabant; d'autant plus que dans cette province la plus grande partie de la Nation n'avait point de représentans a quoi le Comité pouvoit suppléer. Mais a peine les Commissaires des Métiers m'eurent-ils écouté, la bouche béante, qu'ils me répondirent que le Comité n'etoit pas un corps légal, que les Etats seuls étoient légaux; qu'il falloit laisser travailler seuls ceux qui les composoient, qu'eux seuls connoissoient la manière d'exercer l'autorité ; que suivant la constitution,ils avoient seuls le droit de représenter le Peuple; qu'il falloit maintenir la Constitution dans tous les points; que c'étoit pour celà qu'on se battoit. Ils ajoutèrent plusieurs autres discours semblables qui leur avoient été dictés par les Etats." (13).
Het is duidelijk dat, volgens Voncks getuigenis, de houding van de Staten van Vlaanderen om met het Comité van Breda samen te werken, enigszins verschilde met deze van de Staten van Brabant die geen 'homines novi' in het machtsapparaat wensten zien opgenomen te worden. Zo had Vonck vruchteloos getracht het Brussels Comité te doen opnemen of vertegenwoordigen in de Staten : eind december werden de Comités zelfs opgedoekt (14). In Gent had zich een "Comité des Etats-Unis" gevormd waarvan de gevarieerde samenstelling verschilde van de traditionele Staten. Dezelfde bezorgde toon neemt men waar in een "lettre d'un citoyen de Bruxelles a un citoyen de Gand" gedateerd van 27 december 1789 en als pamflet verspreid. Hierin protesteert een Brussels democraat tegen de usurpatie van de macht door de Staten. Daaruit kan men afleiden dat er reeds vanaf 1790 al een zeker ongenoegen te bespeuren valt bij de Brabantse democraten over wat er zich in Brabant afspeelde, en dat zij goed de draagwijdte begrepen van de gebeurtenissen die zich aan het voltrekken waren (15). Bij de verdere organisatie van het comité van Breda nog voor de Omwenteling succesvol was voltrokken, vielen er tussen beide partijen al onenigheden te bespeuren (16). In Gent was men eveneens al snel bezorgd over de gebeurtenissen in Brabant : in een antwoord aan zijn Brusselse vriend schrijft een Gentenaar reeds op 30 december 1789 :
"Je pense donc, à la vérité comme vous, que dans un pays qui est devenu un Etat républicain, il seroit absurde d'y introduire une aristocratie d'après laquelle la moindre partie de la nation deviendroit la seule partie dominante. (...) Combien il seroit absurde d'anbandonner le Peuple Brabançon au Gouvernement-aristocratique de vos prétendus réprésentans actuels." (17).
De ogen van de Gentse democraten waren, los van hun eigen streven om via de Collatie progressieve hervormingen te verwezenlijken, uiteraard op Brussel gericht aangezien het Congres daar zetelde. In een poging om Voncks politieke draagkracht aldaar te vergroten, zodat hij met meer succes zijn visie in het beleid zou kunnen doordrukken, schreef J.B. Verlooy, een van zijn medewerkers uit de patriottische vereniging Pro Aris et Focis, het pamflet "Les auteurs secrets de la révolution présente" (18). Maar bij het grote publiek bleef Vonck tot nu toe relatief onbekend en hadden de Staten de Oostenrijkse vijand overwonnen. Vonck was dan ook niet bij machte om te verhinderen dat de 31ste december de drie standen elkaar trouw zwoeren en dat zij verklaarden de soevereiniteit uit te oefenen op dezelfde voet als Jozef II, nl. door zich de wetgevende en de uitvoerende macht toe te eigenen. Dankzij de steun van de hogere en lagere geestelijkheid konden zij dus zonder enig probleem hun greep naar de macht voorstellen als een overwinning van de volkswil (19). Hendrik Van der Noot werd eerste minister. Kanunnik Van Eupen die al tijdens de pamflettenoorlog tegen Jozef II in Leuven actief was geweest en een van de steunpilaren van het comité van Breda was geworden, werd secretaris-generaal. Hun invloed in het Congres was bijzonder groot aangezien hun respectievelijke functies niet waren afgebakend. Daarenboven was de Congresvoorzitter om de week iemand anders zodat deze nooit voor enig tegengewicht kon zorgen. Van Eupen was eerder dan Van der Noot de intellectuele motor van het regime en verkondigde bij uitstek conservatief-klerikale standpunten.
Hij lag mee aan de basis van het "Comité Ecclésiastique" dat het behoud van de godsdienstige en staatsrechterlijke instellingen voorstond en allen die daarin veranderingen wensten aan te brengen als verraders wou vervolgen (20). Reeds op 28 december 1789 schreef Van Eupen
"qu'il fallait convaincre le peuple que rien ne devoit être changé, que marchant sur les traces de nos pères, traces consacrées par tant de siècles, nous nous mettions à l'abri du danger de la jeune et inexperte nouveauté" (21).
Hiermee verwees hij waarschijnlijk naar het pas verschenen en door de radicale advocaat Ch. L. d'Outrepont geschreven pamflet "Qu'allons-nous devenir ? ou Avis essentiel d'un Belge à ses concitoyens" dat een storm van reacties uitlokte. Aangezien dit pamflet vaak beschouwd wordt als hét druksel dat de partijstrijd in de pas vrijgevochten Zuidnederlandse gewesten in een stroomversnelling bracht (22), staan we even stil bij de inhoud. Ten eerste hield d'Outrepont een pleidooi voor een unie : "unissons toutes les provinces par une association commune, qui donne plus d'énergie à nos forces, en établissant entre les provinces la plus parfaite harmonie." Ten tweede viel hij de machtspositie die de Staten zich aanmatigden, onverbloemd aan :
"Les états des provinces sont gérans sans commission : ils n'ont d'ordre à donner à personne, parce qu'ils sont destitués de tout pouvoir légal ; c'est à la nation à ordonner , à permettre, à défendre; c'est à la nation à repartir l'exercice de la souveraineté ; c'est à la nation à nommer ses représentans. L'ancien mandat qu'on avoit donné pour représenter les Belges, vivant sous un gouvernement monarchique, s'est éteint par
l'anéantissement de la monarchie. En un mot, la souveraineté de la Belgique, appartient au peuple de la Belgique. (...) Cela prouve donc la nécessité indispensable de former une assemblée nationale."
Hij voegde er bovendien een onverholen dreiging aan het adres der Staten aan toe : "Si les Belges ne se constituent pas en assemblée nationale, ni les états, ni personne ne pourra légitimement exercer chez eux l'autorité souveraine, parce que personne n'en sera légalement investi. Tout exercice de la souveraineté (à moins qu'il ne soit provisoire jusqu'à ce que la nation ait prononcé) sera une usurpation manifeste."
Indien dit zou gebeuren, zag d'Outrepont de toekomst bijzonder somber in : "Les plus grandes divisions, les plus cruels malheurs, des guerres sanglantes qui dévasteront nos provinces. Si des divisions cruelles venoient ensanglanter le sanctuaire de la liberté, nos ennemis en profiteroient avec adresse et notre perte seroit inévitable" (23).
De macht zou dus duidelijk moeten uitgaan van de natie, en de volkswil zou (nieuwe) afgevaardigden moeten aanduiden. De enige voorwaarden om als afgevaardigde in de nationale vergadering te kunnen gekozen worden, waren de volgende : men zou een minimumleeftijd van 25 jaar moeten bereikt hebben, de persoon diende geboren te zijn in een van de Belgische provincies én er al ten minste 10 jaar hebben geleefd. Vrouwen konden volgens d'Outrepont aan de verkiezingen echter niet deelnemen (24). Zijn standpunten konden in die tijd echter radicaal genoemd worden. "Le peuple a le droit de reformer l'ancien gouvernement et d'en établir un nouveau" (25).
De voorstellen van d'Outrepont - ook in zijn meer gematigde versie getiteld "Projet d'adresse à présenter à l'illustre assemblée des Etats de Brabant" (26) - of andere voorstellen van hervormingsgezinde aard (27) zijn uiteraard dode letter gebleven. De protesten en de voorstellen vanuit democratische hoek mochten niet baten : begin januari werd in elke provincie de soevereiniteit van de plaatselijke staten geproclameerd (28).
Op initiatief van de Staten van Brabant werd op 7 januari te Brussel de Staten-Generaal samengeroepen. Deze hervormde op 11 januari de voormalige Oostenrijkse Nederlanden tot een federale staat : de Vereenigde Belgische Staaten of les Etats Belgiques Unis werden in het leven geroepen (29). De naam, de federale inrichting van de nieuwe staat en het congres waren van de pas vrijgevochten Verenigde Staten overgenomen, al bleven deze overeenkomsten enkel uiterlijk, vermits de Amerikaanse Revolutie een duidelijk liberale en progressieve koers was ingeslagen die sommige vonckisten voorstonden (30) , maar die de Vereenigde Belgische Staaten zeker niet wensten na te volgen (31). De goedgekeurde grondwet was dus een complete overwinning voor de statisten : alle centrale raden werden afgeschaft zodat de nieuwe republiek een statenbond werd waarin slechts weinig bevoegdheden centraal werden uitgeoefend (32). Aan de bevoegdheden van de verscheidene provinciale Staten, die in samenstelling ongewijzigd waren gebleven, ontsnapten slechts defensie, munt en buitenlandse betrekkingen (33). Deze zaken werden door het Congres geregeld en door de Staten-Generaal die zelf ook in nauw overleg met de provinciale Staten moest handelen (34).
De Staten-Generaal zouden vooral een periodiek overleg tot stand moeten brengen over de algemene administratieve kwesties en over de geschillen tussen de provincies onderling (35).
In de samenstelling van de Staten-Generaal en het Congres zoekt men tevergeefs naar een geest van vernieuwing. Bijna alle afgevaardigden zetelden in de twee instellingen, en van een strikte scheiding der machten was dus nauwelijks sprake (36).
Deze korte periode van persvrijheid zonder precedent, leidde trouwens tot een zelden geziene stroom van publikaties : een groot aantal nieuwe kranten werd gepubliceerd zonder dat er enig octrooi werd aangevraagd of enige toelating werd gegeven (37).
Het conflict met Jozef II had in 1789 meer dan voorheen een nationaal karakter gehad en betrok in actie en woord nagenoeg alle sociale eenheden : de clerus, de adel en hun bedienden, de burgerij, de boeren. Allen waren het voorwerp van actie en associatiepogingen van de politiek actieve elementen geworden. De hele maatschappij onderging daardoor een sterke politisering (38).
'Publieke opinie' is een uitdrukking die de achtereenvolgende fasen omvat van een dynamisch sociaal proces, waardoor met elkaar wedijverende groepen proberen hun politiek, zedelijk en economisch raam van de maatschappij aan te passen om tegemoet te komen aan hun veranderende behoeften (39). Tegen het midden van de achttiende eeuw werd de macht en de betekenis van de publieke opinie algemeen erkend. Rousseau was de eerste die de term l'opinion publique in zijn theorieën hanteerde, Necker was waarschijnlijk de eerste die in het bijzonder het belang van de publieke opinie in verhouding tot het publieke gezag besprak (40). Vanaf 1789, toen voor het eerst de wil van het volk wérkelijk aan bod begon te komen, drong propaganda stilaan in het dagelijks leven binnen : men wilde de grote massa zoveel mogelijk ononderbroken en op gecoördineerde wijze manipuleren.
De pers speelde, ondanks de weliswaar beperkte oplage, een essentiële rol in de strijd om de macht (41). Het is dan ook niet verwonderlijk dat kort na de machtsgreep der statisten na 15 maart 1790 de censuur weer werd ingeschakeld ten bate van het nieuwe regime, en dat de verspreiding van hervormingsgezinde kranten zoals de Courier général de l'Europe verboden werd (42).
De echte opiniepers van de revolutionaire periode bestond echter voornamelijk uit de stortvloed van pamfletten, brochures en tractaatjes waarmee de Vereenigde Belgische Staaten overspoeld werden (43).
Het meestal anonieme en clandestiene politieke pamflet vormde immers het meest geschikte medium voor vrije meningsuiting (44). De Omwenteling van 1789-1790 werd uitvoerig en duidend beschreven in de periodieke pers maar vooral in de pamfletten. Voor de eigen tijd en de toekomst waren ze en bleven ze de meest tastbare getuigen. Zij maakten in de hoogste mate het beeld van de revolutietijd (45).
De democraten in de organisatie Pro Aris et Focis moesten na de vrijheidsstrijd van de afgelopen zomer de institutionele machtsgreep en de evolutie van een gematigde monarchie onder Oostenrijks beleid naar een autoritaire plutocratie onder leiding van de Staten maar met lede ogen hebben aangezien. Alhoewel de vonckisten hun rechtmatig aandeel eisten in de samenstelling van de nieuwe constitutie, werden ze zoveel mogelijk geweerd. De pamflettenoorlog die vanaf januari volgde, is hier dan ook een rechtstreeks gevolg van (46). Men kan bovendien van diverse strekkingen van pamfletten spreken. Een eerste deel had te maken met de epuratie, volgend op de bevrijding.
Vele pamfletten, zelfs heuse boekdelen, rekenden af met Oostenrijksgezinden door hun namen te publiceren en al hun verfoeilijke daden openbaar te maken dankzij officiële documenten en beleidsnota's die men in de keizerlijke archieven te Brussel had aangetroffen (47). Een tweede deel beslaat een kleine minderheid royalisten die loyaal bleven aan Oostenrijk. Dezen traden weer pas enigszins naar voren na het overlijden van Jozef II op 10.2.1790 en wensten een compromis tot stand te laten brengen tussen de Vereenigde Belgische Staaten en de nieuwe keizer Leopold II (48). Een derde groep bestaat uit de statisten die vol bitterheid op het pamflet "Qu'allons-nous devenir ?" reageerden en in hun druksels poogden een nieuwe nationale identiteit op te bouwen waarin trouw aan de traditionele constitutie en katholiciteit centraal stonden.
Een (naar onze mening) laatste groep waren de vonckisten die trachtten zoveel mogelijk mensen hun democratische zienswijze te laten bijtreden. Uiteraard waren er enkele pamfletten die niet in deze groepen thuis horen, maar die zijn eerder randverschijnselen. Ook de inhoudelijke homogeniteit van een van deze groepen mag zeker niet overdreven worden. Sommige democraten wensten een uitbreiding van de volksvertegenwoordiging, anderen wensten dan weer een copie van de Franse Assemblée nationale (49).
De statisten waren meer verenigd in het behoud van de status quo en konden dus eensgezinder en efficiënter optreden, maar niet overal met evenveel succes (50). Dit kwam ook tot uiting in de verschillende pamfletten die de ronde deden.
Zoals vermeld was de reaktie op de stellingname van d'Outrepont bijzonder hevig (51).
Vooral in Brabant was dit het geval ; Brussel, waar het congres zetelde, was dé drukplaats bij uitstek der anti-democratische propaganda. Maar ook Antwerpen, Mechelen en Leuven lieten zich niet onbetuigd. Leuven kan naar ons oordeel een typisch voorbeeld genoemd worden van de impact en de macht die de Staten in Brabant uitoefenden. De Brabantse Omwenteling had er de positie van de geprivilegieerden en het particularistische provincialisme versterkt (52). De overgrote meerderheid van de Brabantse bevolking was blijkbaar niet erg te vinden voor experimentele vernieuwingen. De opstandelingen hadden zich vijandig opgesteld tegenover de vernieuwingen van Jozef II, en toonden zich nu evenmin bereid om de vernieuwingen die door de hervormingsgezinden gepropageerd werden, door te voeren :
"Ce que nous allons devenir? Des Belges unis et paisibles qui déposent toute leur confiance dans l'assemblée des Etats Unis, leurs Représentans. (...) O vous ! braves Patriotes qui avez su verser votre sang pour récuperer votre liberté et votre Constitution, sachez encore armer ces bras pour purger la Patrie de cette vermine qui veut y introduire le trouble et la discorde. (...) Cette brochure absurde, qui a pour titre Qu'allons-nous devenir? ne mérite d'autre réfutation que le plus souverain mépris (53)."
Dit was geen politiek discours meer, maar zo goed als een oproep tot geweld om reformistische demokratische krachten zonder aarzelen hard aan te pakken. Alle mogelijke middelen om de bevolking ervan te overtuigen geen verandering in het bestaande systeem aan te brengen, waren goed.
De Staten werden voorgesteld als de 'natuurlijke vertegenwoordiging van het volk' en waren volgens de statisten dus gelegitimeerd om de soevereiniteit uit te oefenen (54). Men hamerde daarbij voortdurend op de eeuwenlange onaantastbare traditie van de Staten als vertegenwoordigend lichaam én op het gevaar voor de aantasting van de roomskatholieke godsdienst. Verscheidene mensen die in het openbaar via pamfletten hardnekkig de Staatse zaak verdedigden, behoorden dan ook tot de clerus ; de ultramontanen onder hen bleken trouwens de hevigste antivonckisten te zijn (55).
Abbé Ghesquière, lid van de academie van Zeeland, X. de Feller (ook actief in het Journal historique et littéraire), M.J. De Bast , pastoor in de Sint-Niklaaskerk te Gent, Brosius, P. Dedoyar, C. de Nelis bisschop van Antwerpen, J. Duvivier (de secretaris van kardinaal Franckenberg) , kardinaal Franckenberg zelf en natuurlijk ook kanunnik Van Eupen waren de meest bekende pro-Staatse clerici (56). Naarmate de partijstrijd tussen vonckisten en statisten zich verder ging ontwikkelen, zou de houding van de clerus zich overigens steeds verder in de richting van de Staten radicaliseren. De evolutie in Frankrijk is daar niet vreemd aan, maar heeft een meer katalyserend effect dan een oorzakelijke verklaring (57).
Met de "Lettre d'un membre du ci-devant Conseil royal de Bruxelles à un Royaliste intrigant, servant de problème Qu'allons-nous devenir ? ", verschenen te Leuven, werd d'Outrepont (en alle hervomingsgezinden met hem) door J. Duvivier afgeschilderd als een agent van Oostenrijk die via het divide-et-impera principe de herovering van de zuidelijke Nederlanden in de hand wilde werken.
Alzo werd geïnsinueerd dat de democraten slechts royalisten en adepten van de Oostenrijkse keizer zouden zijn. Na de rellen in Brussel (15 - 18 maart 1790) zouden de democraten gedurende het gehele bestaan van de Vereenigde Belgische Staaten door hun tegenstanders overigens als landverraders of "fygen" voorgesteld worden. Dit pamflet was de eerste stap naar deze beschuldiging (58). Het is duidelijk dat, nu er geen censuur meer voorhanden was, de pro-Staatse bewindslieden de democraten niet eens de kans wensten te geven een inhoudelijke (ideologische) discussie te voeren ; daarom beeldden zij hen uit als agenten van de Oostenrijkse keizer of als ruziestokers die geen oog hadden voor het algemeen belang, en enkel hun eigen ambitie wensten waar te maken.
"Selon l'opinion publique, ils se flattoient récemment de nous vaincre plus sûrement que par le canon et les bayonnettes, s'ils pouvoient semer la division parmi nous: ils y tendent chaque jour et on ne se défie pas assez de leurs odieux émissaires qui ne prêchent en aparence que l'union et l'égalité entre les hommes pour parvenir à nous opprimer tous également" (59).
Daar waar de democraten aanvankelijk een constructieve oppositie wilden voeren, en een discussie wensten te houden om het maatschappelijk bestel zo snel mogelijk te wijzigen (60), wezen de conservatieve statisten elke discussie ten gronde af :
"Des novateurs peuvent-ils pretendre changer une forme de gouverner pour y substituer une qu'ils ne connoissent point, tandis que l'ancienne se trouve non seulement fondée sur les principes les plus certains du Droit Public des Nations, mais
que l'exemple de tous les Siècles même les plus reculés la confirme et la ratifie. (..) C'est raisonner pour leurs intérets particuliers et non pour le bien public, c'est en un mot confondre la clareté du jour avec les ténebres épaisses de la nuit" (61).
Het was volgens de statisten onverantwoord op dit ogenblik met deze discussie een aanvang te nemen : een gesloten front blijven vormen tegen de Oostenrijkse vijand om de pas verkregen onafhankelijkheid te vrijwaren, werd als primordiaal belang naar voren geschoven (62). Zolang het vaderland in gevaar verkeerde, konden de door de vonckisten gewenste hervormingen dus geenszins uitgevoerd worden (63). Ook in deze context werden mensen die een debat wensten aan te gaan inzake maatschappelijke vernieuwingen op zijn minst gezegd niet als goede patriotten beschouwd (64). Vernieuwing bracht verandering met zich mee en dit kon enkel de bestaande stabiliteit, die nu meer dan ooit nodig was, schaden - aldus de statisten (65). Zij deden via vele pamfletten dan ook een oproep aan de bevolking om niet in de 'loze demagogische' beloften van de vonckisten te geloven en dadelijk kregen voorstanders van vernieuwingen of hervormingen de pejoratieve bijklank 'novateurs' toebedeeld (66). Een concrete argumentatie, die verklaarde waarom de bestaande structuren behouden moesten worden, werd echter bijna nooit gegeven. Soms werd er enkel verwezen naar de eeuwenlange traditie en naar de rol die de Staten gespeeld hadden tijdens de opstand tegen Spanje of zelfs tijdens de periode onder de Bourgondische hertogen (67). Men zag dus geen redenen om iets te veranderen : de traditie legitimeerde immers zowel het heden als de toekomst (68).
Het ontbreken van een bekend en alom geprezen leider aan het hoofd van de democratische beweging ( Vonck zal pas echt bij het grote publiek bekend raken wanneer hervormingsgezinden in het algemeen in pro-staatse pamfletten als aanhangers van het 'vonckismus' belachelijk gemaakt zullen worden ) was een grote handicap voor de democraten die dan nog eens verdeeld waren in gematigden en radicalen (69). Deze heterogeniteit bracht een aanzienlijke verdeeldheid met zich mee inzake de te verwezenlijken hervormingen. Bijkomende handicaps voor de vonckisten lagen in hun relatieve onbekendheid en in de algemene vrees voor het Franse radicalisme (70). De Staten daarentegen vormden een min of meer solide machtsstructuur die de status quo wenste te behouden (71). Deze meer homogene groepering kon kardinaal Franckenberg, Van der Noot en van Eupen die bij de bevolking ontzettend populair waren, als boegbeelden voor de verspreiding van hun gedachtengoed gebruiken (72). Verschillende pamfletschrijvers aarzelden niet om deze lijn door te trekken : Van der Noot, die bejubeld werd als redder van het vaderland, gaf aan de Staten zijn volle vertrouwen. Wie zich dus kritisch uitdrukte tegenover de macht van de Staten, stelde ineens ook de loyauteit van de 'pater patriae' in vraag. Een op zijn minst gedurfde daad waarbij de kritikaster zelf snel als verrader bestempeld riskeerde te worden (73). Het was dan ook vanuit deze optiek dat de hervormingsgezinden bovenal Generaal Van der Meersch, die na de slag te Turnhout een nationale held was geworden en een persoonlijke vriend van Vonck bleek te zijn, voortdurend ophemelden (74). De ideologische discussie ging op lange termijn in de pamfletten steeds meer wijken voor een niets ontziende strijd van personen tegen personen.
Men kon niet alleen voor of tegen Van der Meersch zijn, het ging verder dan dat : een geheel gedachtengoed werd plots tot 'Vonckisme' of 'Nootisme' omschreven en naargelang het geval bewierookt of verketterd (75). Het belangrijkste pamflet dat Vonck zelf ooit geschreven heeft en dat de grootste impact kende, was zonder twijfel zijn brochure "Considérations Impartiales sur la position actuelle du Brabant" (29 januari 1790), waarin hij wees op de onrechtmatigheid van de machtspositie die de Staten van Brabant zich hadden aangemeten. Hij hield hierin een warm pleidooi voor een hervorming van de politieke vertegenwoordiging in die zin dat ook de seculiere geestelijkheid en de bewoners van het platteland in de Staten zouden vertegenwoordigd worden en dat de derde stand een dubbele stem zou krijgen om het al te grote overwicht van de adel en de clerus te kunnen neutraliseren. In een eerste editie speelde hij nog met de idee van een assemblée nationale, in een tweede herziene druk beschouwde hij zulke denkpiste "aussi inutile que dangereuse" (76). Het feit dat de Staten zich echter alle macht toegeëigend hadden, veroordeelde hij bijzonder scherp :
"Les vrais novateurs sont ceux qui par la plus étrange des innovations veulent attribuer aux Etats une souveraineté qui ne leurs a jamais appartenu et qui ne leurs a jamais été conférée par personne" (77).
Het pamflet kon, net als de "Projet raisonné d'union des Provinces-belgiques" (78) van zijn vriend J.B. Verlooy als een vrij gematigd partijprogramma beschouwd worden (79) : er moest een cijnskiesstelsel ingevoerd worden, en de gehechtheid aan het stelsel van de drie standen kwam duidelijk naar voren, zodat de lagere klassen van de volkssoevereiniteit uitgesloten zouden blijven (80).
Maar ook op deze voorstellen kwam er een zeer afwijzende reactie vanwege de statisten : in de brochure "Réfutation des considérations impartiales et du projet d'adresse aux Etats avec une exposition du danger de ces brochures" met de ondertitel "aux vrais citoyens" liet H.J. Vander Hoop, een conservatief advocaat (81), duidelijk uitschijnen dat er zich twee groepen in de samenleving bevonden. De 'novateurs' die er enkel op uit waren het respectabele gezag van de Staten aan te vallen enerzijds, en de 'vrais citoyens' die hun oude constitutie wensten te verdedigen anderzijds (82). Men had de wapens opgenomen om de aloude constitutie tegen de Oostenrijkse keizer te vrijwaren ; men zou dit ook doen tegenover de novateurs of alle anderen die haar voortbestaan bedreigden (83). De Staten hadden in hun ogen enkel de macht herwonnen die een tiranniek keizer hen wederrechterlijk ontnomen had (84). Men verdedigde hardnekkig de traditionele vertegenwoordiging en voorspelde dat wijzigingen slechts catastrofale gevolgen met zich zouden kunnen meebrengen:
"En wat de constitutie raekt, deze is van onze oudste Voor-Ouders tot met ons opgegroeyt, zoo dat zy ons als naturelyk geworden is ; hier in vervolgens vernaderinge zoeken is ten uytersten gevaerlyk" (85).
Bovendien zou niet de halstarrige weigering hervormingen toe te passen, verdeeldheid veroorzaken, zo argumenteerden de statisten, wél de wijze waarop en in welke mate (86).
"Toute entreprise qui tendroit à ébranler les principes de la Constitution même, tout concert qui auroit pour but de la renverser, ou d'en affaiblir l'heureuse influence, ne serviroient qu'a introduire au milieu de nous les maux effrayans de la discorde" (87).
Later zouden de statisten er niet van terugschrikken te beweren dat de vonckisten hun hervormingsgezinde voorstellen met opzet
gelanceerd hadden om zo interne verdeeldheid in de Zuidelijke Nederlanden in de hand te werken, wat enkel de Oostenrijkse herovering kon vergemakkelijken. Tevens werden de vonckisitische verwezenlijkingen tijdens de opstand tegen Jozef II sterk in twijfel gesteld (88). Alhoewel er wel degelijk genuanceerde verschillen tussen d'Outrepont en Vonck aanwezig waren, werden beiden door de statisten onmiddellijk onder dezelfde noemer van onbezonnen lieden en slechte patriotten geplaatst. Het was geen kwestie van modaliteiten : het principe dat er niets aan de bestaande constitutie veranderd mocht worden, was heilig (89).
Toen eind januari 1790 de eerste editie van Voncks pamflet verspreid werd onder de Leuvense bevolking, besloot men met de magistraat op kop deze standpunten "te reprimeren ende vervolgen" vermits men vond dat deze brochure als doel had de bevolking op te zetten tegen de Staten. Voortaan zou het Statisme door de overgrote meerderheid van de Leuvenaars onvoorwaardelijk als het enige echte patriottisme gesteund worden (90).
Er scheen zich in Leuven geen echte hervormingsgezinde voedingsbodem te bevinden en de bevolking werd uiteraard in haar conservatieve overtuiging gesterkt door de statistische magistratuur, de uitstraling van de ultra-conservatieve
universiteit die waarschijnlijk de meest reactionaire was van
heel Europa (91) en de houding van de clerus in het algemeen (92). Op 31 januari 1790 verscheen te Mechelen de vastenbrief van kardinaal Franckenberg die alle politieke hervormers zelfs gelijkstelde met vijanden van de staat en van de rooms-katholieke godsdienst :
"C'est pourquoi n'écoutez point N.T.C.F. nous vous en conjurons, n'écoutez point les conseils pernicieux de ces gens turbulans et insidieux, qui sous l'apparence de vouloir soutenir vos droits sur une souveraineté que vous ne pourriez jamais exercer par vous-mêmes, ne cherchent qu'à semer la discorde et qui ne vous inspirent une injuste méfiance à l'égard des Pères de la Patrie que pour amener des changemens et des nouveautés aussi impracticables que dangereuses une confusion générale dans les affaires publiques, confusion dont nos ennemis communs ne manqueroient pas de se prévaloir pour replonger la Religion et l'Etat dans de nouveaux malheurs". De Staten zelf konden blindelings vertrouwd worden : "Non, non, ne craignez point que ceux, qui depuis de siècles ont été représentans nés du peuple et qui vous ont donné souvent au dépens même de leur liberté des preuves incontestables de leur dévouement parfait à vos intérêts, veuillent jamais s'aproprier privativement et à votre préjudice les droits de la Souveraineté ; mais soyez entierement persuadés qu'en l'exerçant en votre nom et se chargeant de tout ce qu'Elle a de penible et de laborieux, ils ne perdront dans aucun tems de vue la conservation et l'accroissement de la Religion de nos Pères, vos avantages, votre prospérité et la félicité publique ; ce sera là toujours leur principal soin et le but de leurs opérations et non pas le vain étalage d'une autorité, dont ils connoissent trop bien les devoirs et les charges pour pouvoir en être éblouis au point d'en abuser" (93).
Deze bul kwam voor vele vonckisten zonder twijfel bijzonder hard aan (94). Niet alleen omdat het hen in de ogen van de bevolking uiterst verdacht maakte, maar vooral omdat de hervormingsgezinden in het algemeen zeker niet anti-katholiek waren zoals er telkens weer geïnsinueerd werd : Vonck zelf was een bijzonder vroom man, afkomstig uit een rooms-katholieke notabelenfamilie (95).
Kort na de oprichting van de verzetsbeweging Pro Aris et Focis waren er trouwens verscheidene priesters aan zijn zijde te vinden (96). Maar door de vele lastercampagnes en de steeds fellere anti-vonckistische positie die de clerus stilaan begon in te nemen, zouden vele vonckisten later inderdaad anticlericaal worden (97). Na de overwinning op het Jozefisme enerzijds en de vervolging van de vonckisten vanaf maart 1790 anderzijds, was er van een scheiding tussen Kerk en staat niet veel meer te bespeuren. Bauer spreekt in verband met deze situatie zelfs van een theocratie (98). Deze stelling is misschien overdreven. Toch kan men gerust stellen dat het anticlericale en vrijzinnige liberalisme in het latere België tijdens de Brabantse Omwenteling zijn oorsprong vond (99).
Ondertussen had Van der Meersch op 25 januari een bezoek gebracht aan Brussel, waar hij tot ongenoegen van de Staten als volksheld was ontvangen. Van der Meersch was bijzonder ontevreden over de huidige gang van zaken : het patriottisch leger dat zich aan de grens van Luxemburg bevond en onder zijn bevel stond, voelde zich door de Staten niet langer gesteund. De soldaten leden honger en kou, en hadden een gebrek aan munitie, uniformen en artillerie.
Dit was onder meer het gevolg van het wantrouwen dat Van der Noot en Van Eupen koesterden tegenover het revolutionaire leger dat samengesteld was uit jonge avonturiers die hun aanvoerder verafgoodden. Van der Noot wenste het leger namelijk zodanig om te vormen dat het was samengesteld uit troepen en officieren die hun eerste loyauteit bij het Congres en de Staten zagen in plaats van bij Van der Meersch, de 'Nederlandse Washington' (100).
Eenmaal in Brussel merkte hij de onverschilligheid van de Staten op om iets aan deze situatie te veranderen, evenals de koele vijandigheid tegenover zijn persoon omdat men hem van vonckistische sympathieën verdacht (101). Van der Meersch verklaarde bitter dat het land zich nu onder het despotisme van twintig man bevond in plaats van onder dat van één zoals vroeger. Als vriend van Vonck koos hij tenslotte resoluut de kant van de democraten (102). Het was dan ook niet verwonderlijk dat op 29 januari de Staten de Pruisische generaal Schoenfeldt tot luitenant-generaal benoemden met de bedoeling binnen afzienbare tijd Van der Meersch te vervangen om alzo het leger van democratische officieren te kunnen zuiveren (103).
De statisten hadden inmiddels hun eigen organisatie, het Conseil Secret, gevormd om beter tegen de democratische eisen te kunnen ingaan. Deze organisatie werkte bijzonder efficiënt, en de heftige verontwaarding waarmee op elke democratische brochure en oproep gereageerd werd, had vaak veel impact (104). Vonck moest bijgevolg spoedig beseft hebben dat enkel indien hij de hervormingsgezinden in een nieuwe vereniging kon hergroeperen, hij een kans had om succesvol oppositie te voeren en een deel van zijn programma alsnog in Brabant verwezenlijkt te zien.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Voetnoten bij het hoofdstuk
1. De tegenstelling tussen hervormingsgezinden en conservatieven bij aanvang van de Omwenteling.
(1) P. Bonenfant "Le problème du paupérisme en Belgique à la fin de l'Ancien Régime" Bruxelles, 1934, p.55 ; J.A. Van Houtte "Economische geschiedenis van de Lage Landen" Antwerpen, 1964 ;
J. Craeybeckx "De Brabantse Omwenteling : een conservatieve opstand in een achterlijk land?" Tijdschrift voor geschiedenis, jg. 80, 1967, pp. 328 ;
M. Denis "Le XVIIIe siècle", Paris, Armand Colin, 1970, p. 201-204 ;
C. Lis en H. Soly "Armoede en kapitalisme in pre-industrieel Europa", Antwerpen, 1980, p. 159-256 ;
M. Kin "Economische transformaties en Verarming te Gent in de achttiende Eeuw" in Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, VIII, 1982, pp. 34-55 ;
J.J. Heirwegh "Le contexte socio-économique de la révolution brabançonne" in 'Handelingen van het colloquium' in : Centrum voor militaire geschiedenis, bijdragen, 18, Brussel, 1984, pp. 60-71 ;
P. Lenders "Gent, een stad tussen traditie en verlichting 1750-1787" in Standen en Landen, XCII, Kortrijk, 1990, p. 87-90 ;
L. Dhondt "Verlichte monarchie, Ancien Regime en revolutie" onuitgegeven doctoraatsverhandeling, Gent , 1993 , deel VI (2), p. 250-254 ;
(2) J. Roegiers "De Brabantse Omwenteling in haar politieke, religieuze en culturele context" in Handelingen...ibid. pp. 86;
(3) L. Truyens "Revolutie en reactie: politiek in Leuven 1789-1791", onuitgegeven licentiaatsverhandeling, KUL, 1985, p. 88 ;
(4) F. Zelck "De strijd om de privilegies" in "Handelingen van het colloquium 'De Franse Revolutie en Vlaanderen' 1988" , VUB-Press, Brussel, 1990, p. 169-185 ;
(5) L. Dhondt "De conservatieve Brabantse Omwenteling van 1789" in Tijdschrift voor Geschiedenis, jg. 102, 3/4, Rotterdam, Wolters-Noordhoff, 1989, pp. 437 ;
(6) L. François "Politiek integratie of exclusie ? Belgische notabelen tussen 1785 en 1835" in Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis jg. 8, 1977, afl. 1-2, pp. 159-160 ;
(7) L. François "Elite en gezag. Analyse van de Belgische elite in relatie tot de politieke regimewisselingen, 1785-1835" onuitgegeven doctoraatsverhandeling, RUG, 1987, deel IV, p. 1527;
(8) N. Massin "De kleine Brabantse Revolutie van 1787"
onuitgegeven licentiaatsverhandeling KUL, 1951 ;
C. Burm "1787. Het kritieke jaar in de aanloop van de Brabantse Omwenteling" onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1972 ;
L. Dhondt "Van Ancien Régime naar moderne bureaucratie. De hervorming van het vorstelijk bestuursapparaat in 1787" Tijdschrift voor geschiedenis, 90 , 1977, pp. 439-456 ;
(9) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., deel VII (2), p. 521 ;
(10) L. Dhondt "De conservatieve..." ibid., pp. 437 ;
(11) H. Balthazar "Het sociaal-politiek wisselingsproces op het einde van de 18e eeuw" in Handelingen Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde, Gent , XXV, 1971 pp. 31-71 ;
(12) F. Van Hemelrijck (red.) "Revolutie in Brabant 1787-1793" UFSAL, 1990, p. 46 ;
(13) "Onzydige aenmerkingen" RUG, 233 A 44
(14) L. Dhondt "De conservatieve..." ibid., pp. 439 ;
(15) RUG, bib. G. 17203
(16) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., deel VI (2) p. 323-332 ;
Dit is overigens in tegenstelling met M. Wilms die meent dat er pas vanaf maart-april 1790 onenigheid in de Verenigde Belgische Staten zou ontstaan zijn : cf. M. Wilms "Opinies rondom de Brabantse Omwenteling : een vergelijkende studie van het Journal Général de l'Europe en het Journal historique et littéraire 1787-1790" onuitgegeven licentiaatsverhandeling, KUL, 1964, p. 127 ;
(17) RUG, bib. G. 17204
(18) Avb, biblio 806/17
(19) J. Craeybeckx "De Brabantse..." ibid., pp. 305 ;
(20) L. François "Elite en gezag..." ibid., deel IV, p. 1591-94;
(21) S. Tassier "Idées et profils du XVIIIe siècle", l'office de publicité, Bruxelles, 1944, p. 57 ;
(22) J. Roegiers en P. Delsaert "Brabant in revolutie 1787-1801" catalogus tentoonstelling centr. bibl. KUL 22.4.1988-21.5.1988, Leuven, 1988, p. 61 ;
J. Roegiers "P.S. Van Eupen (1744-1804) : van ultramontaan tot revolutionair" in Lenders P. "Het einde van het Ancien Regime" Standen en Landen, XCIII, Kortrijk , 1991, pp. 263-328 ;
(23) RUG 233 A 145 (5) , p. 11-13 en p. 15
(24) ibid. p. 21
(25) "Adresse d'un citoyen aux états de Brabant" in S. Tassier "Les démocrates belges de 1789" Bruxelles, 1930, p. 158 ;
(26) RUG 233 A 188 (27)
(27) Avb, biblio 3385/20
(28) Avb, biblio 3384/30 ; ULB,dfp,LPB 1805/2
(29) Zie ook het pamflet "Traité d'Union et établissement du congrès souverain des Etats Belgiques Unis" RUG 233 A 187 (10) en KUL,BG,180C5/15/3 . De leden van de federatie waren de
hertogdommen Gelderland, Brabant, Limburg en Luxemburg; de graafschappen Vlaanderen en Henegouwen, het markizaat Antwerpen en de heerlijkheden Mechelen en Doornik : RUG 233 A 210 (22).
Ook de toetreding was niet evident : L. Maes (red.) "Documenten van de Belgische geschiedenis : deel I" in Teksten en Documenten, nr. 314, Brussel, pp. 202 ;
(30) KUL,BG,180C8/5/13 ; SAM,M3137 S
(31) T.K. Gorman "America and Belgium. A study of influence of the United States upon the Belgian Revolution of 1789-1790" London, 1925 , p. 5-6 ;
J. Vercruyse "L'indépendance américaine et la révolution brabançonne" in Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, LIV, Bruxelles, 1976, pp. 1098-1108 ;
P. Lenders "De Zuidelijke Nederlanden en de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog" in Tijdschrift voor Geschiedenis, CIII, nr. 1, 1990, pp. 28-42 ;
J. Smeyers "De Amerikaanse Vrijheidsoorlog in de Nederlandstalige Zuidnederlandse bronnen uit de periode van de Brabantse Omwenteling" in "Revolutie in Brabant..." ibid., p. 153-170 ;
M. Sierens "De Amerikaanse Revolutie in de 'Gazette van Gend' 1770-1789" onuitgegeven licentiaatsverhandeling, KUL, 1977 ;
(32) L. François "Elite en gezag..." ibid., deel IV, p. 1591 ;
(33) KUL,B 4180C5/15/3
(34) L. Leopold "De Staten-Generaal en het Souverein Congres der Verenigde Nederlandse Staten (1790)" lic. verhandeling KUL, 1971;
(35) L. Struye (red.) "Kroniek van België" , Antwerpen, 1987, p. 504 ;
(36) L. Rock "De Staten-Generaal en het Soeverein Congres der Verenigde Nederlandse Staten (1790)", onuitgegeven licentiaats-verhandeling, KUL, 1971, p. 92-93 ;
(37) A. Puttemans "La censure dans les Pays-Bas autrichiens" , Paris, 1935, p. 356 ;
S. Tassier "La censure dans les Pays-Bas autrichiens" in Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 1936, XV,pp. 141-148;
cf. ook H. De Nijn "De Staatscensuur in de Oostenrijkse Nederlanden (1715-1794)" onuitgegeven licentiaatsverhandeling, RUG, 1979 en K. De Belder "Persvrijheid ten tijde van de Brabantse Omwenteling 1789-90" onuitgegeven licentiaatsverhande-ling, VUB, 1983 ;
(38) L. Dhondt "De conservatieve..." ibid., pp. 444 ;
(39) F. Ray "The concept of public opinion and its measurement", London, 1938, p. 161 ;
(40) H.L. Childs " De publieke opinie" Utrecht, 1968, p. 46 ;
(41) A. Miroir "Oorlogspropaganda in historisch perspectief" in J. Deraeve (red.) "Oorlog en propaganda" Brussel, 1983, p. 33 ;
(42) RUG 233 A 159 (12)
Voor censuur en verspreiding van periodieken cf. V. Claus "De pers tijdens de Brabantse Omwenteling" onuitgegeven licentiaats-verhandeling, KUL, 1983.
(43) J. Van den Broeck "Eigenheden van de Brabantse Omwenteling" in H. de Kok (red.) "Turnhout den eersten troost der Staten" Antwerpen, 1989, p. 246-247 ;
(44) J. Roegiers en P. Delsaert "Brabant in Revolutie...", passim RUG 233 A 209 (5)
(45) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., deel I, p. 125 ; V. Claus "De pers tijdens..." ibid., p. 201 ;
(46) M. Wilms "Opinies rondom ...", ibid., p. 119 ;
(47) bv. "Reflexions sur le livre noir", Gent, 1790. RUG, Vliegende Bladen II.R.17 en "Swarten Boek" SAM,M 1021 (a)
"Livre noir" Gent, 1790 KUL,B,A23298 ; lijst van personen met hun portret die met het Oostenrijkse regime hebben samengewerkt : KUL,BG,180C4/4/3
(48) S. Tassier "Les démocrates..." ibid., p. 399 ;
(49) RUG 233 A 145 (12)
(50) T. Juste "La révolution brabançonne" ,Bruxelles, 1884, p.82;
(51) KUL,B,A4397O/XX ; KUL,B,A43975/XIV
(52) L. Truyens "Revolutie en reactie..." ibid., p. 139 ;
(53) KUL,BG,180 C5/10/7
(54) KUL,BG,180C6/16/26
(55) J. Roegiers "De Leuvense theologen en de Verlichting" onuitgegeven doctoraatsverhandeling, KUL, 1979, p. 697-701 ;
(56) "Notion succincte de l'ancienne constitution des provinces belgiques" Bruxelles, 1790 . RUG, 233 A 188 (2)
(57) S. Tassier,"Les démocrates belges..." ibid. , p. 391 ;
(58) RUG, 233 A 145 (9) en Avb,biblio 3385/18
cf. "Lettre de Mr. L'abbé du Vivier, Secrétaire de Son Eminence le Cardinal Archevêque de Malines aux Rédacteurs du Journal Général de l'Europe" RUG 233 A 117 (8)
(59) "Aperçu sur le véritable état des provinces belgiques par un citoyen en réponse à la brochure Qu'allons-nous devenir ?" RUG, 233 A 188 (1) p. 23 & KUL,BG,180C5/10/19 & KUL,B,A43973/XIII
(60) ULB,dfp,LPB 1798/7
(61) "Moyens de conserver la patrie" Bruxelles, 8.1.1790 , RUG, 233 A 185 (23) p. 5
(62) "Aenmoedinge tot de noodzaekelijke eendragt aen alle waere vaderlanders" ULB,dfp,LPB 1801/14
(63) Avb, biblio 812/31
(64) M. de Proli , een radicaal democraat die de voorstellen van Vonck te gematigd vond, was niettemin bereid om tot oktober 1790 enige hervormingen uit te stellen en de Staten voor een korte periode als vertegenwoordigende instellingen te aanvaarden teneinde de onafhankelijkheid tegen de Oostenrijkers te beveiligen : "Moyen de tranquillité intérieure, proposé en janvier..." 8.2.1790, KUL,B,A43976/IX
(65) "Adresse dirigée contre tous ceux qui veulent profiter de la révolution pour introduire des innovations politiques" KUL,B,A43976/VII
(66) "Fuite de la nouveauté" 31.1.1790 door X. De Feller Kul,BG,180c1/4/9
(67) "Het recht dat de staeten altydt gehad hebben van te zyn de waere representanten van het volk" RUG 233 A 173 (20)
P.J. Guise "Receuil des pièces peu connues" KUL,B,A43973
(68) "Reflexions sur la brochure intitulée Qu'allons-nous devenir? par un ami de la paix" AVB,biblio 8/2/36
cf. ook "Essai historique vaint à prouver que les Etats détiennent la souveraineté" (Bruxelles, 1790 chez Van Assche) : KUL,B,A41861/3
"Gedenkschrift" KUL,B,A43971 (Brussel, 1790)
(69) Dit is volledig in tegenspraak met C. De Vuyst die meent dat "door zijn aan het land bewezen diensten, Vonck het volk aan zijn kant had". C. De Vuyst "De Brabantsche Omwenteling" Ledeberg, 1922, p. 15 ; Thans kunnen we er van uit gaan dat Voncks sympathisanten een kleine minderheid vormden en - buiten nkele uitzonderingen - niet erg bekend waren: J. Craeybeckx "De Brabantse Omwenteling..." ibid. p. 329 ;
(70) P. Geyl "Geschiedenis van de Nederlandse stam", deel V, Amsterdam, 1962, p. 1416 ;
(71) J. Van den Broeck ""Eigenheden..." ibid., p. 247 ;
(72) J. Grietens - E. De Goeyse "Het volkslied onder de Brabantse Omwenteling" Leuven, 1940, passim ;
(73) "Avis au public" Avb, biblio 2176/48
(74) RUG, 233 A 212 (39)
(75) RUG, bib. G.17619
(76) voor de verscheidene edities en de vertalingen cf. L. Dhondt "Verlichte monarchie ..." ibid., deel VII (2) p. 464-69 ;
(77) RUG, 233 A 188 (26) p. 24
(78) ULB,dfp,LPB 1805/10 (Bruxelles, 15.1.1790)
(79) J. Van den Broeck "J.B.C. Verlooy" in Rechtskundig weekblad, jg. 39, nr. 21, 25.01.1976, kol. 1281-1294 ; Verlooy's brochure werd op bevel van de procureur-generaal van Brabant dadelijk in beslag genomen (21.1.1790) cf. S. Tassier
"Figures Révolutionnaires" Bruxelles, La Renaissance du Livre, 1942, p. 95 ;
(80) H. van de Voorde (red.) "Bastille , Boerenkrijg en Tricolore : de Franse Revolutie in de Zuidelijke Nederlanden" Davidsfonds, Leuven, 1989 , p. 73 ;
(81) In een andere brochure trachtte Van der Hoop aan te tonen dat de provincie Limburg onder de autoriteit van de Staten Van Brabant zou moeten vallen : KUL,B,A41861/2 (10.6.1790)
(82) RUG, 233 A 188 (28) en KUL,BG,180C4/3/5 Bruxelles, 1790
(83) Abbé Ghesquière "Notion succincte de l'ancienne constitution des provinces belgiques" bij Vander Elst, Mechelen, 1790, 32pp later ook chez Lemaire in Brussel verschenen. SAM,M4529(a) en KUL,BG,180C4/3/6
(84) "Het recht dat de staeten altijdt gehad hebben" Brussel,1790 Avb, biblio 812/4
(85) "Aenmoedinge tot de noodzaekelijke eendragt aen alle waere vaderlanders" RUG 233 A 39 (13)
(86) "Fuite de la nouveauté ou réponse sur la brochure intitulée Considérations impartiales sur la position actuelle du Brabant" jan. 1790 KUL,B A43976/I
(87) "Contr'essai d'institutions politiques plus vraies et moins falcieuses que celles devant servir d'introduction a l'esprit de contradiction et de cabale, ou le pamphlet portant le titre de Considérations Impartiales" Bruxelles, 1790. Kul,BG,180C4/3/8
(88) Avb, biblio 808/12 (Bruxelles, 1790)
(89) "Ni trop tot ni trop tard ou réponse aux questions prétendues patriotiques" KUL,BG,180C4/4/26
en "Mémoire en forme de Réfutation judiciaire des raisons d'innover dans l'ordre actuel des choses dans les Etats Belgiques Unis" RUG 233 A 11 (3)
(90) L. Truyens "Revolutie en reactie..." ibid., p. 160-61 ;
(91) D. Ogg "Europe of the Ancient Régime" Glasgow, 1965, p. 209;
(92) SAL, nr. 61, f. 59-63 en f. 86
(93) "Mandement de son éminence monseigneur le cardinal-archevêque de Malines, primat des pays-bas pour le carème de l'an 1790" Malines, chez Van der Elst, 31.1.1790 RUG, 233 A 154 (23)
KUL,BG,180C6/12/15
(94) L. Dhondt "Verlichte..." ibid., deel VI (2), p. 282-83 ;
(95) RUG 233 A 172 (45) p. 5
(96) A. Tihon "Catholicisme et politique : justifications religieuses de la révolution brabançonne" in Lorette J. (ed.) "Handelingen van het colloquium over de Brabantse Omwenteling" in : Centrum voor militaire geschiedenis, Bijdragen, 18, Brussel, 1984, pp. 100 ;
(97) F. Van Kalken "Origines du libéralisme en Belgique" in Revue d'histoire moderne, 1-2 , 1926-27, pp. 195-196 ;
Ook H. Haag "Origines du catholicisme libéral en Belgique (1789-1839)" Leuven, 1950 , p. 82 onderschrijft deze stelling volledig;
Een goed voorbeeld hiervan is Renier du Bosch (1765-1842) : L. François "Elite en gezag..." ibid., deel III, p. 941 ;
(98) R. Bauer "De lage landen" Lannoo uitgeverij, Tielt, 1994, p. 170 ;
(99) Y. Vanden Berghe "Jacobijnen en Traditionalisten : De reacties van de Bruggelingen in de Revolutietijd (1780-1794)", dl. 1 , Brussel, 1972, p. 250-51 ;
(100) P. Rogghé "De omwenteling van 1789 : het aandeel van Vlaanderen, inzonderheid van de Staten van Vlaanderen" in Bijdragen tot de Geschiedenis en de Oudheidkunde, reeks 4, nr. 1, Gent, 1943, pp. 168 ;
(101) voor de relatie tussen Van der Meersch en Vonck zie ook S. Tassier "L'entrevue de Beckerzeel (1789)" in Revue de l'Université de Bruxelles, XXIV, Bruxelles, 1923-24, pp. 473-479; evenals S. Tassier "Idées et profils..." ibid., p. 37-41 ;
(102) V. Claus "De pers tijdens..." ibid., p. 16 ;
(103) S. Tassier "Les démocrates..." ibid., p. 258-59 ;
(104) M. Wilms "Opinies rondom..." ibid., p. 122 ;
cf. ook RUG 233 A 188 (9) ; RUG 233 A 155 (24) ; Avb, biblio 812/16 ; Avb, biblio 812/2 ; KUL,B,A43973/X ; KUL,B,A43973/XVI Avb, biblio 2921/174