De publieke opinie ten tijde van de Brabantse omwenteling (dec.1789- dec.1790) Een comparatief personderzoek tussen Brabant en Vlaanderen (Eric Mielants) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
2. De hervormingsgezinde oppositie organiseert zich in Brussel. (februari - maart 1790)
De democraten vergaderden in verschillende cafés in Brussel, alwaar ze besloten zich te hergroeperen in de "Société Patriotique" waarvan Vonck voorzitter en Verlooy ondervoorzitter werd. De leden ervan werden omschreven als "des avocats, des nobles de date récente, de bons bourgeois, gens éclairés qui ne se mouchent pas du pied" (1). Prof. Polasky meent dat voornamelijk 'the rising entrepreneurial bourgeoisie', voorstander van een vrij ondernemingsklimaat, naar het voorbeeld van een aantal beoefenaars van vrije beroepen als advocaten (vele vooraanstaande democraten als Vonck, Verlooy en Sandelin waren advocaat) een anti-Staatse houding moeten hebben aangenomen. Juist deze groep van entrepreneurs-negocianten, zo stelt zij, moeten toch wel gunstig gestaan hebben tegenover het economische en politieke Verlichtingsgedachtengoed, diametraal tegenover de geprivilegieerden van corporaties en gilden die met de Staten nauw samenwerkten (2). De progressisten worden dan ook voornamelijk omschreven als kooplieden, fabrikanten, bankiers en advocaten die open stonden voor vernieuwing en verandering en waarvan de meesten niet met de Kerk of de adel sympathiseerden, noch met de gilden en hun gestroomlijnde privileges (3). Het gros van het volk bleef echter deze laatsten als hun natuurlijke leiders zien (4).
Vanuit meer recent onderzoek kan echter gesteld worden dat veel grote ondernemers en negocianten uiteindelijk toch de zijde van de conservatieve Staten hebben gekozen. Zelfs veel kleinere negocianten bleken door hun status onvoldoende geneigd om een hervormingsgezinde omwenteling toe te juichen (5).
Uit de enkele pamfletten die hierover enige informatie geven, blijkt dat de vervolgden wel degelijk overwegend in de magistratuur werkzaam waren. Vijfendertig procent van de leden van Pro Aris et Focis en de later opgerichte Société Patriotique zouden tot de magistratuur behoord hebben ; zij fungeerden, in tegenstelling tot de conservatieve juridische nomenclatura, in geen enkele Staat als vertegenwoordiger en waren dus niet in de bestaande corporatistische structuren opgenomen (6). In het leger was tevens een grote groep onderofficieren hervormingsgezind. Men kan eveneens stellen dat het overgrote deel der Vonckisten - op zich een kleine minderheid van de bevolking - tot de zogenaamde vrije beroepen behoorde : advocaten, notarissen, dokters, apothekers, landmeters en bouwmeesters, kortom mensen die tot de meer sociaal-ontwikkelde klasse behoorden en die voor beperkte hervormingen te vinden waren (7). De vonckistische burgerij wordt overigens vaak als gematigd omschreven (8).
Dit komt ook tot uiting in de samenstelling van de locale Comités die in Vlaanderen werden geïnstalleerd, waar de vrije beroepen het sterkst waren vertegenwoordigd, en bijna altijd door bekende patriotten van voor de Omwenteling (9). "Most of Vonck's partisans were middle-class townspeople outside the gilds" (10). De democraten kunnen dus min of meer omschreven worden als "les hommes de professions libérales, les manufacturiers, les banquiers, les négociants" (11).
Zij behoorden tot dat gedeelte van de nieuwe en jonge burgerij dat mogelijkheden zag om, met behulp van enig familiekapitaal en dankzij een vorming in het hoger onderwijs, op de maatschapelijke ladder een doorbraak te forceren.
Voor hen stonden zowel de remmende reglementeringen van het Ancien Régime als het machtsstreven van de vorst in de weg. Concreet konden zij zich het best vereenzelvigen met de democratische ideeën zoals die door Vonck op papier werden gezet (12). Zij wensten dat naast de drie traditionele standen ook de lage adel, de seculiere geestelijkheid, het platteland, de kleine steden en de nieuwe burgerij zouden vertegenwoordigd zijn (13).
Via de door Vonck en Verlooy opgerichte Société Patriotique lanceerden zij met pamfletten een vrij goed georganiseerde campagne tegen de Staten van Brabant (14). De toegenomen druk werd door de Staten dadelijk aangevoeld, zeker nadat de invloedrijke en gefortuneerde adellijke families rond de graaf van la Marck en de hertog van Ursel (15) - zij het om persoonlijke ambities - zich begin februari samen met de bankier Walckiers bij het hervormingsgezinde kamp schaarden (16). In Brabant hadden de Arenbergs (die zeer gefortuneerd en zeer populair waren (17)) en de niet-geprivilegieerde burgerij waarvan Walckiers een exponent was, gemeenschappelijke belangen te behartigen tegenover de notabelen die hen niet tot het politieke forum wensten toe te laten (18).
De opkomende burgerij (handelaars industriëlen, bankiers, advocaten, notarissen) nam het steeds minder dat hen door de traditionele machthebbers in de steden (het patriciaat en de ambachten) een beduidende vorm van medezeggenschap in de lokale besturen werd ontzegd, en radicaliseerde zich van Verlichte bourgeoisie naar een groep met volwaardig democratische opvattingen (19).
Een tijdgenoot omschreef de situatie als volgt :
"Deux partis divisent le Brabant : les Aristocrates comptent de leur côté, les Etats, composés des trois ordres de la nation, le Clergé, & tous les citoyens attachés à la constitution ; les Démocrates leur opposent la haute Noblesse, des Banquiers connus par leurs richesses, un grand nombre d'Avocats & tous ceux qui par esprit de nouveauté, voudroient s'emparer du timon des affaires publiques, & qui n'ayant point de places aux Etats, ne peuvent y siéger qu'à l'aide d'un grand changement. Chacun des deux partis crie au peuple, ce sont vos intérêts seuls qui nous animent : les Etats leur disent, nous défendons votre constitution pour laquelle vous avez si bravement combattu, la Religion de vos Pères que vous respectez, vos droits, vos privilèges que nous vous avons rendus. Les Démocrates leur crient à leur tour, nous venons nous éclairer, vous donner de nouveaux droits, une liberté jusqu'à ce jour inconnu, une souveraineté plus vraie & plus réelle" (20).
De toegenomen druk op de Staten bracht een nog hevigere pamflettenoorlog op gang waarbij de democraten steeds heftiger een herformulering van de bestaande machtsstructuren eisten (21). Het volk diende, nu de soeverein was verjaagd, over een nieuwe staatsstructuur geraadpleegd te worden. Pas dan zou de wil van het volk kunnen gerespecteerd worden en zou er, aldus de democraten, eenheid kunnen ontstaan tegenover de gemeenschappelijke buitenlandse vijand. Een nationale vergadering zou met andere woorden zo snel mogelijk moeten tot stand gebracht worden (22), of op zijn minst een provinciale vergadering van Brabant, aangezien men in andere staten stilaan democratische eisen op locaal niveau begon in te willigen (23).
Gedetailleerde voorstellen werden uitgewerkt en in pamfletvorm verspreid (24).
Ook het principe van de scheiding der machten werd aangehaald :
"Si la division des pouvoirs est essentielle à la constitution, à la sûreté du peuple, comment concevra-t-on la démarche que les Etats ont manifestée, par leur résolution du 26 décembre 1789 où ils déclarent qu'ils exerceront désormais la souveraineté que le Duc avoit exercée ci-devant ? (...) l'une usurpation n'autorise pas l'autre, le droit radical du peuple est également inaliénable comme imprescriptible" (25).
Andere brochures waren dan weer voorzichtiger van toon en vroegen om democratische hervormingen "sans trop s'écarter de l'esprit de l'ancienne forme de représentation et sans exposer les Loix Fondamentales ou constitutionelles du Pays" (26).
De statisten die de voorrechten van de clerus en de adel evenals de macht van de bestaande corporaties behouden wensten te zien, planden vervolgens een tegencampagne : een zeer omvangrijke petitie werd tot stand gebracht en er werd via de clerus een oproep gedaan om deze massaal te ondertekenen, wat ook gebeurde. Het feit dat verschillende hervormingsgezinden sterk beïnvloed werden door de ideeën van de Verlichting én als logeleden actief waren, zal de haat van de clerus tegenover het progressieve gedachtengoed alleen maar versterkt hebben (27). Het "Adresse presentée aux seigneurs des trois etats de Brabant en leur remettant le veu général du Peuple Belgique pour le maintien de la Religion et de la Constitution" van 17 februari 1790, gelanceerd door twee fanatieke statisten, Vanhamme (28) en Deslondes, werd met de hulp van de clerus overal in Brabant verspreid. Volgens de opstellers ervan hadden ruim 400000 van de ongeveer 650000 Brabanders de petitie ondertekend.
Ongetwijfeld had de oproep dankzij de inspanningen van de Brabantse clerus om de publieke opinie ten gunste van de Staten te beïnvloeden, wel degelijk een bijzonder succes (29). De volksmassa liet dit des te gemakkelijker gebeuren, daar zij aan haar traditionele voorrechten en godsdienstige overtuiging wenste trouw te blijven (30). Het vonckistische idee dat er een referendum zou moeten gehouden worden, om te zien of de meerderheid van de bevolking voorstander was van het feit dat de Staten alle macht naar zich toe trokken, werd nu tegen de democraten gebruikt (31).
Dat de kerk zich actief inspande om de Staten te ondersteunen (en dus de petitie genegen was), was logisch aangezien zij via de bestaande machtsstructuur de grootste kans had haar belangen succesvol te beveiligen, zowel institutioneel als door haar greep op de publieke opinie : velen zouden de petitie overigens blindelings getekend hebben omdat de pastoor het hen 's zondags in de mis gevraagd had (32). De armen werden bedreigd met uitsluiting van de armentafel, en mensen die de petitie toch nog weigerden te ondertekenen, werden als vijanden van de religie beschouwd (33). Te Antwerpen werd de petitie geleid door de deken Werbrouck en van huis tot huis voorgelegd door pastoors en kloosterlingen (34). Dit veroorzaakte uiteraard grote verontwaardiging bij de vonckisten :
"Pour savoir être libre il faut commencer par être juste : les Etats et leur agens prêchent partout la religion et la constitution, ils se servent de l'un et de l'autre comme d'un retranchement inaccessible" (35).
De petitie van Vanhamme en Deslondes eiste bovendien de vervolging van alle Staatsvijandige personen :
"nous protestons bien expressément contre tout ce qu'on pourroit faire ou tenter de faire de contraire à notre dite Religion et Constitution ; déclarons comme traîtres de la patrie et perturbateurs du repos public, tous ceux qui voudroient introduire des changement ou nouveautés soit à la Religion, soit à la Constitution ; supplions les Seigneurs Etats de sévier ou faire sévier contre ces Novateurs ou perturbateurs du repos public" (36).
Vonck zelf was razend over de petitie die door Vanhamme en Deslondes georganiseerd was : "Was Machiavel zelfs den opstelder geweest van dit listig streek-stuk, noyt en zou het slimmer en beter getroffen zyn geweest om den grooten stok-tegel van de valsche staet-kunde 'verdeelt op dat gy eerscht' te beantwoorden : den uytval heeft ons immers betuygt hoe de staeten met hunnen aenhang door 't geduerig t' saemen mengelen van Religie en Constitutie, ende met de Volks-verdedigers de gezwore vyanden te noemen zoo van 't een als van het ander, dat doelwit betroffen hebben" (37).
Tevens kwam de onmacht van de Société Patriotique die al bij al in Brabant een kleine drukkingsgroep bleef, nogmaals pijnlijk naar voren : "Mais la marche incohérente qu'il a tenue, les mouvements versatiles qu'il a faits jusqu'ici, les diverses prétentions qui le divisent ont trop décèlé les périls qu'entraîneroit inévitablement tout système d'innovation" (38).
Wederzijdse bedreigingen werden steeds scherper geuit : op het "Avis a messieurs Brosius, Feller, Du Vivier et autres qui en soutenant qu'il faut laisser les choses comme elles sont dans la province de Brabant, traitent de novateurs, de brouillons et
d'impies, ceux qui disent qu'il est nécessaire de procéder dans cette province à l'organisation d'une meilleure représentation", verschenen te Brussel op 20 februari 1790 (39) kwam dadelijk een antwoord getiteld "Remerciment a mrs L'avocat * et consorts pour leur avis a Mrs. Brosius, Feller, Duvivier et autres" geschreven door Duvivier zelf, waarin hij de democraten verweet interne verdeeldheid in de Vereenigde Belgische Staten teweeg te brengen (40). De roep tot verandering werd steeds luider :
"Het is tegenwoordig aen geheel Europa bekent wie eygentlyk die zyn de welke Land ende Religie gewonnen hebben, ende weg-gejaegt den rampzaeligen Josephus met syne aenhangers ; te weten het gemeyn Volk van Buyten-lieden ende Borgers. Dit gemeyn Volk maekt zonder tegenzeggen meer als negen thiende deelen van al het Volk in het algemeyn, ende het overig thiende deel, te weten den Edelen Staet, den Gheestelyken Staet, de Magistraeten, de Raeden, jae zelfs een groot deel van den derden Staet alle de Provinciën door, hadden het algemeyn welvaeren schandelyk verlaeten ende hun gevoegt door flauwe ende snoodelooze redens langs den kant van het onregtveerdig Gouvernement" (41).
Het waren dus niet de Staten, wél de gewone burgers die de keizer hadden verdreven en nu geen inspraak mochten krijgen in het bestuur van de nieuwe staat, aldus de vonckisten (42). Een verzoening tussen beide strekkingen leek stilaan onmogelijk te worden. Op dat ogenblik werd bekend dat Jozef II was overleden in Wenen. Hij werd opgevolgd door zijn broer Leopold II die minder autoritair overkwam en meer geneigd was zich in de rol van een constitutioneel vorst te schikken (43).
De nieuwe keizer bleek tevens bereid een zeer liberale compromisvrede, gepaard gaande met amnestieverlening aan de Staten, voor te stellen (2 maart 1790) (44). De Staten verwaardigden zich zelfs niet eens enige repliek te geven : van een Oostenrijkse restauratie onder welke vorm ook, kon voor hen op dit ogenblik geen sprake meer zijn. Dat er hervormingsmaatregelen in deze representatieve constitutionele monarchie zouden mogelijk worden, sprak hen evenmin aan (45). De vonckisten daarentegen bespeurden in de door Leopold II geformuleerde voorstellen wel een waterkans om een deel van hun programma nog in Brabant te kunnen doorvoeren. Nadat zij door de statisten eerst als gevaarlijke en onverantwoorde Jacobijnen waren afgeschilderd, konden de democraten nu des te meer van royalisme verdacht worden (46).
Alhoewel Vonck zich niet wenste te compromitteren, begonnen verscheidene democraten inderdaad stilaan weer officieus contact met het Oostenrijks hof op te nemen (47). Dit was ook in Vlaanderen het geval (48). De statisten schilderden de vonckisten en de hoge adel die met hen samenspande, in hun pamfletten bijgevolg af als landverraders :
"Weet dat'er een menigte Landverraders, ende onse gesworene vyanden sig nog bevinden te midden van ons, die niet anders doen dan tweedragcht saeyen, op dat wy tegens elkanderen opstaende de Oostenryksche troupen ons te gemakkelyker souden konnen overmeesteren ende ons wederom het jok der slaevernye souden connen opleggen (...) maer sy hebben nog andere, selfs van onse grootste Vaderlanders in schyn die sy door groot geld hebben weten om te koopen ende die alhier samenrottingen ende vergaederingen aenstellen, op voorwendsel van eene betere ende duersaeme regeringsforme, maer in den grond niet anders dan om
den tweedracht te voeden en des te beter tot hun Machiavelisch oogwit te comen, het gene is : Divide & impara, verdeylt ende gy zult regneren. By dit alles gevoegt alle die libellen ende laster schriften, waer toe sy hunne gegageerde Auteurs hebben, ende die niet inhouden, dan eenen hoop calomnien ende valscheden, om alle de operatien der Heeren Staeten, wettige Representanten van het Volk verkeerdelyk ende sinisterlyk te interpreteren, ende de werksaemheyd, onvermoeyden iver ende onbaetsuchtigheyd, der twee noyt volpresen Mannen ende waere Land-voorstaenders ende Verdedigers Vander Noot & Van Eupen, aen het volk haetelyk te maeken ende hunnen welverdienden roem ende luyster te verduysteren ende met hun feneyn te beswalken. Dit syn onse openbare ende bedekte vyanden..." (49).
De ware patriotten waren dus de aanhangers van Van der Noot, de overigen werden als verraders bestempeld (50). De keizersgezinden kregen de spotnaam 'fijgen' toebedeeld. Maar ook vonckisten, die in de staatse propaganda stilaan meer en meer afgeschilderd werden als keizersgezinde verraders, kregen die benaming (51).
De vonckisten begonnen inmiddels toch meer invloed te krijgen in de vrijwilligerskorpsen, de zogenaamde 'milities', dit tot groot ongenoegen van de staatse officieren (52). De milities vormden in Brabant de enige politieke organisatie waar men van een brede participatie kon spreken. Zij vormden als het ware een informele volksvertegenwoordiging die voor de ordehandhaving in Brussel instond, en vermits Walckiers bij de leiding ervan een grote invloed uitoefende, werd deze naarmate de tijd verstreek meer ontvankelijk voor democratische denkbeelden. Op het einde van februari waren vier van de zes compagnieën onder leiding van vonckisten zoals Walckiers en Arenberg.
Ook de ambachtsdekens wensten meer vertegenwoordigers (53). Tevens nam de Franse agitatie in Brussel toe (54). Dit alles zette de statisten zo onder druk dat op 25 februari Van der Noot en Van Eupen zich genoodzaakt voelden een verklaring af te leggen dat "tout ce qui se fait se fait au nom du peuple en qui la souveraineté réside et que les états n'ont jamais prétendu y contrevenir." (55).
De eedaflegging van de milities die uit alle soorten lagen van de bevolking samengesteld werden, vormde begin maart de aanleiding van dé confrontatie tussen de vonckisten en de statisten. Van der Noot en Van Eupen wensten de milities uiteraard aan zich te binden door hen een eed van trouw aan de Staten te laten afleggen (56). Dit wilden de vonckisten dan weer verhinderen. Deze confrontatie sleepte enkele tijd aan, waarbij beide partijen trachtten zoveel mogelijk invloed op de milities uit te oefenen (57). Uiteindelijk slaagden de democraten erin op 9 maart vier van de zes compagnieën de eed aan de Natie te laten afleggen. De democratisch gezinde hertog van Ursel (58) werd op de Grote Markt onder gejuich van het volk tot hun "generaal" uitgeroepen. Van der Noot voelde zich zelfs genoodzaakt Ursel te omhelzen. Deze laatste werd daarna tot Algemeen voorzitter van de Société Patriotique benoemd (59).
Hierna waren de democraten er vrij gerust in dat ze voldoende druk op de Staten en het Congres konden uitoefenen om hun programma effectief te laten uitvoeren. Op 13 maart juichte de democraat André Balza in zijn "Appel aux états de Brabant" : "Aujourd'hui il n'y a d'autre Duc que le peuple seul en qui réside la souveraineté" (60). Ondertussen ging de vonckistische kritiek op het Staatse bewind onverminderd voort (61). Op 15 maart werd er op verzoek van enkele leden van de Staten van Brabant door de democraten een manifest aan de Staten ingediend waarin gevraagd werd op basis van de "Considérations Impartiales" een voorlopige vertegenwoordigende vergadering samen te stellen. Deze "Adresse présentée aux états de Brabant" was ondertekend door 42 personen waaronder Vonck, Verlooy, d'Aubremez, Weemaels, Van Hees, Sandelin, Poringo, Walckiers en de Graaf van la Marck.
Het feit dat er zo weinig ondertekenaars waren en dat radicale democraten als d'Outrepont en Dotrenge niet op de lijst voortkwamen, wijst nogmaals op de verdeeldheid van de oppositie : de radicalen bleven een assemblée nationale eisen, wat in de "Adresse" nogmaals verworpen werd om de Staten niet te veel voor het hoofd te stoten (62). Een aanzienlijk deel van de vonckisten in Brabant bleef dus bereid om aan het beleid deel te nemen zonder radicale hervormingen door te voeren, het bestuur geleidelijk om te buigen en slechts enkele zaken te veranderen. Dit was echter onmogelijk: de instituties en corporaties vormden een hecht en onontbindbaar geïnstitutionaliseerd kluwen dat in zijn geheel te nemen of te laten was (63).
Voor de staatse bewindvoerders was men ofwel voor ofwel tégen hen en hun instituties. Iets in vraag stellen stond gelijk met het in vraag stellen van het geheel. Vandaar dat ook hun reactie op dit Adresse zo bijzonder hevig was en ze er niet voor terugschrokken om bloed te laten vloeien, iets waar de vonckisten in dit stadium niet toe bereid waren (64).
Het geweld dat in Brussel vervolgens losbrak, was geen toeval. De reactie op het "adresse" was bijzonder goed voorbereid geworden (65). De democraten hadden de wervelwind van repressie die op hen afkwam, vlak nadat zij hun manifest hadden afgeleverd, allesbehalve verwacht :
"Nauwelijks was hun dit ter hand gesteld of zy stoeyden gedrukte naem-lysten onder 't Volk, en deden een gerugt loopen, dat de geteekende eene Nationale Vergaederinge vroegen, dat zy de Kloosters wilden vernietigen, de Staeten door de venster wilden werpen indien zy hun verzoek niet voldoenden etc." (66).
"On avait eu à peine le tems de la lire, qu'on répandit une liste intitulée : 'Liste des perturbateurs du repos public, contenant les noms des 42 signans'. Dans le même tems on répandoit dans tout la ville un imprimé de quatre mauvais vers que l'histoire doit conserver :
Vonck, d'Arenberg, d'Ursel, Walckiers, la Marck, Herries, Godin, Sont de la société patriotique les soutiens.
Et comme ils prétendent être du pays de la lumière,
Il faut, pour les contenter, les mettre au réverbère.
On poussa l'indignité jusqu'à les afficher sur les portes des églises, avec une annonce qui contenoit d'autres noms encore & qui finissoit par cette terrible invocation : Peuple, il se trame un complot contre la religion & la constitution, assemblez-vous demain à neuf heures du matin" (67).
"Dans la soirée du 15, le peuple commence à s'assembler, il rencontre M. d'Outrepont, avocat, homme de mérite, mais malheureusement connu pour un des premiers écrivains du parti démocratique, & comme auteur de plusieurs écrits anti- constitutionels : le peuple l'entoure, l'attaque, le maltraite & ne lui fait grace de la vie qu'en exigeant de lui une rétrataction à haute voix de ses opinions de novateur" (68).
"S'nagts plakte men op de deuren der geteekende van 't voorgaende Adres, gedrukte reymtjens aen, inhoudende dat het zelve huys moest geplonderd of in brand gesteken worden, ende het hooft vermoord" (69).
"A neuf heures effectivement toute la populace du rivage étoit assemblée sur la place. On y lut publiquement & a haute voix la liste de proscription, et on cria pour refrain : Vivent les Etats, vive Vander Noot" (70).
"Le 16 mars se réunit toute la racaille du bas de la ville et surtout les coquins du canal. Pendant trois jours un grand désordre règna à Bruxelles dont les excès devaient achever la rupture entre les deux partis et exaspérer les haines et où les religieux furent surtout actifs" (71).
"De adjudanten van den Generael-plunderaer Vandernoot, waeren over al in den grootste werkzaemheyd om alles by te woonen, aen te moedigen en in te richten. Menige geestelyke en bezonderlyck de moniken moedigden het gepeupel aen, met alles met een gelaet van genoegen te staen aenschouwen, met de reazendste op de schouders te kloppen, met hun een snuystje te geven en ras wederom aen 't werk te zenden" (72).
Over de geestelijken die aan de vervolgingen en de plunderingen deelnamen, verklaarde Vonck achteraf het volgende : "Geen wonder dat de Kloosterlingen zig met de plunderings zoo vinniglyk bemoeyden ; want die menschen, bestaende het meestendeel in eenvoudige, onweetende of eygezinnige Choor-Ezels, lieten zig vastelyk voorstaen, dat wy eene algemyne Lands-vergaedering zoo als in Vrankrijk vroegen de welke Abdyen, Kloosters, Gods-huizen &c. zou vernietigen, een heyligschendende hand zou slaen aen d'Arke, en den waren Godsdienst tot in den wortel toe zou uytroyen. Dit gevolg, meest tusschen Pot en Pint getrokken, scheen hun overmydelyk naer dat de Staeten en den Aerts-Biscop van Mechelen, d'een nae d'ander, zoo in de Declaratie, waer mede Van Hamme het Land had afgeloopen, als in de Vaste-Bulle, ons uytgeschildert hadden voor verraeders van het Land en vyanden van de Religie, en dat wy als dusdaenige gelevert wirden aen de woede van 't gespuys" (73).
Voncks huis werd diezelfde dag nog door een menigte belaagd, maar daar een adjudant van Van der Meersch met een gewapende eenheid de locatie bewaakte, werd er van acties afgezien. Van der Noots maîtresse la Pinaut stookte het gepeupel mee op en velen onder hen schijnen door de Staten goed betaald te zijn geweest om de ondertekenaars van het "Adresse" te vervolgen (74). Ondertussen had Van der Noot aan de milities bevel gegeven het plunderende gepeupel ongestraft te keer te laten gaan. Enkel een deel van de compagnie onder leiding van Walckiers weigerde aan dit bevel gehoor te geven en slaagde erin de hervormingsgezinden te beschermen, wat onder de gevechten een vijftal doden en twintig gewonden veroorzaakte. De andere milities lieten echter begaan (75). Sommige namen zelfs deel aan de vervolgingen : "Quatre hommes portant l'uniforme d'Officier du Régiment de Tongerloo, dont un nommé Sagermans, Capitaine, & son Fourrier, suivis de trois Fancoquins, deux desquels sont freres & se nomment Morrem, assaillirent à coups de sabres & gros batons le sieur Balsa, Avocat au Conseil de Brabant, quoiqu'il fut sans armes, & lui appuyant la pointe du sabre sur la poitrine, voulurent le forcer de signer que le sieur Vonck & ses amis étoient des coquins, le menaçant en cas de refus, de faire descendre un reverbere & de l'y accrocher..." (76).
Tevergeefs deed de hertog van Ursel een beroep op de Staten en de Raad. De 17de maart doken de Vonckisten zoveel mogelijk onder en vreesden voortdurend voor hun leven. De Staten maakten van het tumult in de stad gebruik om de "Société Patriotique" streng te veroordelen (77). Er werd tevens besloten om Vonck door de procureur-generaal 't Kint te laten vervolgen, aangezien hij door de Staten als aanstoker van de rellen werd beschouwd :
"Le procureur général demanda de considérer l'Adresse comme un acte provocateur, de ,nature à perturber la paix publique et d'appliquer aux signataires une juste peine" (78).
Men kan dus met enige zekerheid stellen dat de gerechterlijke instanties deel uitmakend van de bestaande machtsstructuren, tot groot ongenoegen van de vonckisten op de golflengte van de Staten lagen :
"La justice qu'on représente avec un bandeau sur les yeux, est non seulement aveugle, mais elle est devenue sourde à quiconque est connu pur membre ou fauteur de l'Assemblée patriotique, quoiqu'elle soit tout yeux & tout oreilles pour sourire aux Aristocrates & entendre leurs calomnies" (79).
Ook op 18 en 19 maart werd er nog sporadisch gevochten en geplunderd (80). Pas op 19 maart publiceerden de Staten van Brabant een ordonnantie tegen de ordeverstoorders en de plunderaars, en trad de kalmte te Brussel weer in (81). Ursel, Walckiers en de graaf van la Marck hadden de stad inmiddels verlaten. Als reactie vonden er ook in Antwerpen en Leuven - zij het op veel kleinere schaal - even oproer plaats tegen enkelingen die van sympathie voor Vonck of voor de Oostenrijkers werden verdacht (82).
De statisten in Vlaanderen moedigden inmiddels de Brabantse patriotten aan om zich met geweld van de vonckisten te ontdoen (83). Deze lieten zich niet onbetuigd en uitten scherp hun verontwaardiging (84). In een reeks pamfletten werd Van der Noot er vervolgens door de democraten van beschuldigd grote sommen geld te hebben uitgegeven om het gepeupel tegen hen op te hitsen (85). Hij werd persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor de escalatie van het geweld (86). Tevens werd er geprobeerd Van der Noot in een zo kwalijk mogelijk daglicht te stellen door te insinueren dat hij het land aan buitenlandse mogendheden wenste te 'verkopen' (87). De intriges van Van Eupen, Van der Noot en diens maîtresse werden aan de kaak gesteld (88). De statisten staken op hun beurt dadelijk de beschuldigende vinger naar de vonckisten (89). Het volk was enkel 'spontaan' in opstand gekomen tegen diegenen die in duistere genootschappen de constitutie hadden bedreigd (90). De vonckisten hadden zelf een samenzwering op touw gezet om de macht te grijpen, zo luidde het, terwijl zij door de Oostenrijkse keizer betaald werden om hun snode plannen uit te voeren (91).
Hoewel de vonckisten de slachtoffers bij uitstek waren van het straatgeweld in Brussel, werden ze ervan beschuldigd via hun pamfletten de gemoederen te hebben verhit, en zodoende toch voor het geweld verantwoordelijk gesteld (92). Er werd zelfs gesteld dat zij en niet de statisten geld hadden uitgedeeld om herrie te schoppen (93). Deze beschuldigingen komen eveneens goed naar voren in een pamflet dat aan Vonck gericht was, en gedrukt in Brussel op 18 maart : "Toutes les démarches que vous faites avec vos confors, n'aboutissent qu'à mettre le trouble & la confusion dans nos Provinces" (94).
De statisten lieten trouwens uitschijnen dat de vonckisten in hun 'Adresse' andermaal om een Nationale Vergadering zoals in Frankrijk hadden gevraagd, wat absoluut niet het geval was (95). De staatse pamfletten toonden in elk geval een even grote aversie tegenover de vonckisten als tegenover de Oostenrijkers (96). Naar alle waarschijnlijkheid was de liquidatie van de vonckisten in Brussel ingegeven door de vrees voor een machtsverschuiving: terwijl vooral de clerus een Assemblée Nationale afwees, waren het de ambachten en Van der Noot die een machtsdeling met de democratische advocaten en handelaars verwierpen (97). Lang niet alle vonckisten waren uit Brussel gevlucht, maar het psychologische effect van de terreur speelde bij hen een belangrijke rol en veroorzaakte ontreddering. De Graaf van la Marck was woedend over het gebeurde en zond op 22 maart een harde brief naar de Staten van Brabant : "Cette Adresse étoit présentée par une société de gens honnêtes, dont Mr. Vonck étoit président. J'étois bien aise, en signant cette Adresse, de donner une marque publique d'estime à un homme vertueux (Mr. Vonck) l'un des principaux auteurs de votre indépendance ; aujourd'hui le même esprit qui m'a guidé dès le commencement, m'engage à vous dénoncer l'acte de proscription qui a suivi la présentation de l'Adresse aux Etats de Brabant, & à demander que vous fassiez justice sur cette criminelle affaire. J'ai méprisé les calomnies que l'on a répandues sur mon compte ; mais lorsqu'on répand l'argent pour exciter à l'assasinat & au pillage une populace aveugle, je dois élever ma voix : je n'ai pas besoin de réparation pour les outrages que l'on m’a fait ; mais les Etats, mais la Nation ont besoin de la faire cette réparation à tous ceux qui ont été outragés" (98).
De reactie liet niet lang op zich wachten. In de "Lettre d'un des souverains de la Province de Brabant à Monsieur Engelbert d'Aremberg, comte de la Marck" werd nu ook voor het eerst met "les grands" die eertijds zo respectvol behandeld werden, genadeloos de vloer aangeveegd :
"A fin de prévenir vos intrigues, ces Provinces prendront des mesures pour empêcher que la Révolution ne tourne à votre profit, ou à celui de votre Famille : vous n'êtes qu'un subalterne dans nos Provinces. Moi je vous demande de quel droit vous venez semer la zizanie dans mes Etats. Etes vous le émissaire du Successeur de notre ci-devant Duc ? Etes vous commissionnaire de la Reine de France, sa Soeur ? Votre but tend-il à procurer à votre Famille les voyes pour parvenir un jour à la Puissance Souveraine ? Est-ce votre caractère tracassier qui vous guide ? Est-ce votre intérét personnel qui vous fait agir ? Vous dénoncez par la lettre que vous avez écrite le 22 Mars aux Etats de Brabant, mes représentans, une prétendue liste de proscription qui auroit suivi la présentation de l'adresse aux dits Etats, vous dénoncez qu'on auroit répandue de l'argent pour exciter à l'assasinat & au pillage..." (99).
Nochtans was alle hoop om tot een vergelijk te komen nog niet volledig verdwenen, aangezien de vonckisten nog één uiterst belangrijke troef in handen hadden : hun goede verstandhouding met generaal Van der Meersch en met de officieren in het patriottenleger dat zich nabij Namen bevond (100).
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Voetnoten bij het hoofdstuk
De hervormingsgezinde oppositie organiseert zich in Brussel.
(1) S. Tassier, "Les démocrates..." ibid., p. 228-29 ;
(2) J. Polasky "Revolution in Brussels 1787-1793", Acad. Roy. de Belg. mém. classe lettres,8°,dl. LXVI, 1985 , p. 67 ;
J. Polasky "The succes of a counter revolution in revolutionary Europe : The Brabant Revolution of 1789" in Tijdschrift voor geschiedenis, jg. 102, 3/4, Rotterdam, 1989, pp. 413-421 ;
(3) M. Wilms "Opinies rondom..." ibid., p. 107 ;
(4) E. De Bock "De Nederlanden" deel 4 , Hasselt, uitgeverij Heideland, 1963 , p. 120-121 ;
(5) R. De Peuter "De industriële steden op de vooravond van de revolutie" in Handelingen van het colloquium 1988,... ibid. VUB-press, 1990, p. 149-152 ;
(6) J. Polasky "Révolution et contre-révolution à Bruxelles" in 'Handelingen van het colloquium' , ibid. ... 1984, pp. 128
(7) Bruxelles, 19.3.1790 KUL,B,A43978/XII
(8) H. Patroons "De begrippen natie, revolutie en verlichting in de grootnederlandse en Vlaams-nationalistische geschiedschrijving over de Brabantse Revolutie" onuitgegeven licentiaats-verhandeling, KUL, 1993, p. 71 ;
(9) A. Claeys "De Omwenteling van 1789-1790 in het Oosten en Zuidoosten van de provincie Vlaanderen" onuitgegeven licentiaats-verhandeling, KUL, 1970, p. 104 ;
(10) R. Palmer "The age of the democratic Revolution" , Princeton University Press, New Jersey, 1959, p. 349 ;
(11) S. Tassier "Figures...", ibid., p. 13 ;
(12) L. François "Elite en gezag..." ibid. , deel IV, p. 1414 ;
(13) A. D'hoker-Claeys "De omwenteling van 1789-90 in het Oosten en Zuid-Oosten van de provincie Vlaanderen" in Het land van Aalst, jg. XXIV, 1972, nr. 1, pp. 151 ;
(14) "Doléances adressées au Peuple Brabançon" en "Aux habitans des provinces belgiques" RUG, 233 A 145 (19)
(15) Men kan ook gerust de graaf de Lannoy tot deze groep van Verlichte hoge adel rekenen : cf. Hubert E. (éd.) "Correspondance des ministres de France accrédités à Bruxelles, de 1780 à 1790", Bruxelles, 2 vol., 1924, p. 234 ;
(16) F. Vanhemelrijck (red.) "Revolutie in Brabant..." ibid., p.53 ;
(17) RUG 233 A 204 (6)
(18) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., dl. VII (2) p. 434-435 ;
Voor de houding van Walckiers zie ook J. Bouchary "Le banquier Edouard de Walckiers" in Annales historiques de la Révolution française, XV, 1938, pp. 133-155 ;
(19) J. Roegiers en P. Delsaert "Brabant..." ibid., p. 11 ;
(20) KUL, B, A43978 XII p. 7
(21) KUL,B,A43973/XXI (Brussel, 1790)
(22) RA 1174 (23) doc 3309057 (8 feb. 1790)
(23) RUG 233 A 155 (42)
(24) KUL,B,A43974/XII (Bruxelles, 1790)
(25) Par un membre de la société Patriotique : "Le véritable point de vue du différend entre les états de Brabant et le peuple" RUG 233 A 159 (24)
(26) Avb, biblio 3385/20
(27) H. de Groote "Vrijmetselarij in Brabant tijdens de achttiende eeuw" in Bijdragen tot de Geschiedenis, inzonderheid van het oud hertogdom Brabant, reeks 3, nr. IV, Antwerpen, 1952, pp. 37-53 ;
(28) cf. Van Hamme's brochure dd. 14.02.1790 : Avb, biblio 3385/1
(29) RUG 233 A 139 (5) p. 59
(30) G. Haenen "De geestesgesteldheid van magistraat en volk te Leuven tijdens de Brabantse Omwenteling 1786-90" onuitgegeven licenciaatsverhandeling KUL, 195 , p. 173-74 ;
(31) KUL,B,A28912/V (jan. 1790)
(32) A. Borgnet "Lettres sur la révolution brabançonne" , Bruxelles, 1843 , p. 54-55 ;
(33) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., dl. VII (2) p.409;
(34) J. Duden "De politiek conservatieve houding van Antwerpen tijdens de periode van de Brabantse Omwenteling" onuitgegeven licenciaatsverhandeling, RUG, 1971, p. 208 ;
(35) RUG 233 A 159 (24)
(36) RUG 233 A 212 (39) p. 4 & RUG 233 A 171 (35)
(37) J.F. Vonck "Onzydige aenmerkingen over den tegenwoordige gesteltenis van Brabant" Rijsel, 20.02.1791 , RUG 233 A 44 p. XXXVII
(38) RUG 233 A 212 (39) p. 2
(39) RUG 233 A 157 (1)
(40) RUG 233 A 11 (5)
(41) RUG 233 A 172 (45)
(42) ULB,dfp,LPB1805/11 ; KUL,BG,180C4/3/4 ; KUL,B,A50803/VII
(43) S. Tassier "Léopold II et la révolution brabançonne" in Revue d'Histoire Moderne, IV, 1929 pp. 106-116
(44) KUL,BG,180C4/4/22
(45) M. Wilms "Opinies rondom...", ibid., p. 125-126 ;
(46) R. Palmer "The age of...", ibid., p. 355-56 ;
(47) RUG 233 A 187 (28)
(48) P. Verhaegen "Le conseiller d'état comte Cornet de Grez" Bruxelles, La Renaissance du Livre, 1934, p. 122 ;
(49) KUL, B, A43974XVIII
(50) RUG bib G.17846 ; "La patriomanie" ULB,dfp,LPB 1806/8
(51) A. Viaene "Patriotten en Vijgen" Biekorf, deel LXII, 1961, p. 123 ;
(52) Bruxelles, 14.3.1790 KUL,B,A43973/XXII
(53) L. Dhondt "Verlichte monarchie..." ibid., deel VII (2) p. 505-507 ;
(54) S. Tassier "Les démocrates..." ibid., p. 309 ;
(55) RUG 233 A 150 (1)
(56) "Formule du serment proposé aux volontaires par Mr. H.C.N. Vander Noot" 28.2.1790 , KUL,B,A43978/V
zie ook V. Claus "De pers tijdens..." ibid., p. 17 ;
(57) Avb, biblio 3708/16 (14.03.1790)
(58) L. François "Elite en gezag..." ibid., deel III, p. 1017 ;
(59) KUL,B,A43978 XIII p. 9-11
(60) KUL,B,A43978/IX , RUG 233 A 22 (33)
(61) B.R.,r.p.LP8455A (15.3.1790)
(62) KUL,B,A43978 XI (3)
(63) L. Dhondt "Politiek en institutioneel onvermogen 1780-1794 in de Zuidelijke Nederlanden" in Algemene Geschiedenis der Nederlanden, IX, Haarlem, 1980, pp. 139-159 ;
(64) J.C.A. De Clerck "Jean-François Vonck" Hayez, Bruxelles, 1992, p. 143 ;
(65) Bruxelles, 15.3.1790 KUL,B,A43973/XXIII
L. François "Elite en gezag..." ibid., deel III, p. 891 ;
(66) RUG 233 A 44 XXXXVIII
(67) "Relation de qui s'est passé en la ville de Bruxelles les 15, 16 & 17 mars 1790" KUL, B, A43978 XIII
(68) "Relation exacte de ce qui s’est passé à Bruxelles, dans les journées du 16 & 17 mars 1790 avec toutes les pieces relatives" KUL, B, A43978 XII
(69) RUG, 233 A 44 XXXXIX
(70) KUL, B, A43978 XIII
(71) J.C.A. De Clerck, ibid., p. 112 ;
(72) "H. Vandernoot onmaskert" Gent, 1790, RUG bib. G. 17839
(73) RUG 233 A 44 LII
(74) S. Tassier "les democrates..." ibid., p. 333 ;
(75) RUG 233 A 44 LVI
(76) RUG 233 A 160 (15)
(77) RUG 233 A 65 (1)
(78) J.C.A. De Clerck, ibid., p. 133 ;
(79) RUG 233 A 160 (15)
(80) RUG 233 A 177 (29)
(81) F. Vanhemelrijck (red.) "Revolutie in..." ibid., p. 54 ;
Voor de 'Ordonnance des trois Etats représentant le peuple du duché de Brabant, du 19 mars 1790, défendant tous pillages & tous autres violences & excès' cf. KUL,B, A43978 XII p. 38-39 ;
(82) RUG 233 A 139 (5) p. 54
(83) RUG bib. G. 11612
(84) ULB,dfp,LPB 1801/12
(85) KUL, B, A43978 XIII
(86) KUL,B, A43978/XV
(87) RUG 233 A 33 Bruxelles, 1790
(88) KUL,BG,180C1790L Bruxelles, 1790
(89) KUL,BG,180C1/4/1
(90) "Relation de ce qui s'est passé à Bruxelles dans ces derniers jours de troubles suscités par le systême de Nouveauté" RUG 233 A 207 (24)
(91) KUL,BG,180 C 1/5/1
(92) KUL,BG,180 C 3/1/17
(93) RUG 233 A 183 (9)
(94) "Lettre adressée à Mr. l'avocat Vonck" Bruxelles, 18.02.1790 RUG 233 A 209 (24)
(95) "Letre de Mr. Linguet à un membre de la Société patriotique de Bruxelles" KUL,B,A43978/XIV
(96) KUL,BG,180C5/20/10
(97) L. Dhondt "De conservatieve..." ibid., pp. 441 ;
(98) RUG 233 A 117 (37) ; KUL,B,A43978/XXI
(99) RUG 233 A 65 (28)
(100) J.C.A. De Clerck, ibid., p. 113 ;