Boter en kaas in de Kasselrij Veurne (16de-begin 19de eeuw) (Laurent Hoornaert) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Hoofdstuk 3: Metrologie
Wat het Ancien Régime kenmerkt is de verscheidenheid in maten en gewichten. Voor kaas en boter was dit evenzeer het geval als voor andere en veel beter op dit vlak gedocumenteerde eetwaren zoals de broodgranen. Dit is mogelijks te wijten aan het feit dat deze een veel wezenlijker onderdeel van de menselijke dagelijkse behoeften uitmaakten dan zuivel. Een uitdrukking als het dagelijks brood is in dit opzicht tekenend, maar bij brood alleen kan de mens niet leven zegt een andere uitdrukking en geeft ook aan dat er wel degelijk andere voedingswaren voorkwamen bij onze voorouders.
Kaas en boter werden vroeger (en nu nog steeds) per gewichtseenheid verkocht, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld graangewassen en die per inhoudsmaat verkocht werden. Reden hiervoor is misschien dat het bijna niet mogelijk is om de kwantiteit aan kaas en boter te meten via een inhoudsmaat. Dit veroorzaakte vroeger natuurlijk heel wat problemen aangezien niet iedereen over een degelijke en betrouwbare weegschaal of wage beschikte.
Om onze weg te vinden in het gewichtenprobleem namen we daartoe een aantal basiswerken ter hand. Zo hebben we H. Doursther[34] , P. Vandewalle[35] , H. De Schrijver[36] en de nota’s in Dokumenten voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant [37] gecombineerd met J. Mertens[38]. Uiteindelijk bleek enkel P. Vandewalle een oplossing te bieden voor ons probleem. Hij geeft voor het pondgewicht in de Kasselrij Veurne de volgende gegevens weer:
● het gewoon pond = 0,464 kilogram (afgrond op één duizendste);
● het boterpond = 0,436 kilogram (idem);
Daarmee moeten we het stellen. Laten we eerst nog kijken naar de ‘naburige’ situatie.
Voor het Brugse Vrije weten we dat boter en kaas verkocht werd per wage[39]. Een wage boter was te Brugge gelijk aan 180 pond of 83,5 kg. Eén pond boter was alzo gelijk aan 0,464 kg. Een wage kaas daarentegen was gelijk aan 120 pond Brugs zuivelgewicht of 60,6 kg. EŽn pond Brugs zuivelgewicht bedroeg dus 0,505 kg.
In de Kasselrij Sint-Winoksbergen hebben we weer een andere situatie. Ze ziet er als volgt uit[40] :
● de ‘steen’ voor boter woog 4 pond van 14 onsen of 1,74 kg. Eén pond boter = 0,435 kg;
● de ‘grote pyze’ voor boter woog 30 steen of 52,2 kg;
● de gewone ‘pyze’ woog 11 pond en 3/4 of 5,11 kg;
● de ‘poize’ van boter woog 12 ‘pyzen’ of 141 pond die 61, 335 kg wegen.
Voor kaas veronderstelt P. Vandewalle dat hetzelfde pond werd gebruikt als voor boter (=0,435 kg).
Hoe kunnen we dit alles nu aanvullen? Uit onze bronnen zoals disrekeningen en kasselrijrekeningen kunnen we niet opmaken welk pond er effectief gebruikt werd. Dit is evenmin het geval voor de rekeningen van de Duinenabdij. Wel kunnen we bevestigen dat de kaas verkocht werd per waghe te Bergues en in de ‘buurt’ van Nieuwpoort[41]. In de stad Nieuwpoort was er blijkbaar ook een afzonderlijk gewicht voor boter in gebruik[42].
Verder over Nieuwpoort konden we verhelderende aantekeningen uit 1670 vinden over maten, gewichten en geld[43] . Eén pond te Nieuwpoort bestond uit:
●16 ons;
● en 6 pond vormde één steen.
Belangrijk is de volgende notitie: 100 pond van Nieuwpoort is ongeveer 92,5 pond te Brugge en Oostende. Maar 100 pond te Nieuwpoort = 100 pond te Veurne, Diksmuide en Duinkerke! Het betekent dat het pondgewicht te Brugge zo’n 8% zwaarder was dan te Veurne, Nieuwpoort, Diksmuide en Duinkerke.
F. Van Heerswynghels, auteur van een boekje dat dateert uit de zogenaamde Hollandse periode, helpt ons verder naar een oplossing van het probleem[44]. Waarschijnlijk moet in deze periode enkel nog het gewicht van boter te Diksmuide belangrijk geweest zijn. Het zogenaamde Diksmuids botergewigt voor één pond boter was gelijk aan 0,540 kg[45] .
Wanneer we het bovengaande eens in tabelvorm zetten dan zien we duidelijk de verscheidenheid:
Tabel 1: Verscheidenheid onder (zuivel)gewichten in kg per lokaliteit
Plaats |
Pondgewicht |
Botergewicht |
Kaasgewicht |
Kass. Veurne |
0,464 |
0,436 |
- |
Brugse Vrije |
0,464 |
- |
0,505 |
Kass. St. Win. |
0,435 |
0,435 |
0,435 |
Diksmuide |
- |
0,540 |
- |
Bekijken we bovenstaande tabel even wat naderbij dan blijkt duidelijk de tegenstelling met onze reeds boven vermelde gegevens. Volgens de aantekeningen over de gewichten te Nieuwpoort zou 100 pond gelijk zijn aan 100 pond te Veurne of te Duinkerke. Via P. Vandewalle weten we dat het pondgewicht te Duinkerke eveneens 0,435 kg. woog[46] . Dit geeft aan dat het pondgewicht te Veurne en te Sint-Winoksbergen gelijk zou zijn. Maar uit de bovenstaande tabel blijkt dit niet het geval te zijn. Maar toeval of niet is het boterpondgewicht te Veurne wél gelijk, op één duizendste na, aan het pondgewicht te Sint-Winoksbergen.
Zijn die notities betreffende de maten te Nieuwpoort dan wel correct? Dit leiden we af uit de opgegeven onderlinge verhouding waarbij 100 pond te Nieuwpoort gelijk is aan ongeveer 92,5 pond te Brugge. Dit geeft dan, als we even stellen dat het pondgewicht voor de Kasselrij Veurne niet klopt, dat 100 keer het pondgewicht te Duinkerke (is gelijk aan het pondgewicht te Sint-Winoksbergen dat 0,435 kg bedraagt) 43,5 kg weegt en dat ongeveer 92,5 keer het pondgewicht te Brugge 42,9 kg weegt. Dit geeft een verschil van 1,3 % tussen beide. Als we de uitdrukking ‘ongeveer’ zoals hierboven vermeld wat ruim interpreteren dan zou blijken dat de nota’s over de maten te Nieuwpoort wel correct zijn.
Gaan we onze bevindingen wat verder extrapoleren dan zouden we kunnen komen tot de volgende conclusies waarbij het pondgewicht, het boterpondgewicht en ook het kaaspondgewicht in de Kasselrij Veurne onderling gelijk zouden zijn en ongeveer 0,436 kg kunnen wegen per pond. Het pondgewicht te Diksmuide zou op zijn beurt gelijk zijn aan het pondgewicht te Veurne dat 0,436 kg bedraagt.
Samenvattend én met een duidelijke onderschrijving van het feit dat we hier eenspeculatieve weg bewandelen, geven we de volgende nieuwe tabel:
Tabel 2: Mogelijke onderlinge verhouding der gewichten in kg per lokaliteit
Plaats |
Pondgewicht |
Botergewicht |
Kaasgewicht |
Kass. Veurne |
0,436 |
0,436 |
0,436 |
Kass. St. Win. |
0,435 |
0,435 |
0,435 |
Diksmuide |
0,436 |
0,540 |
- |
Nieuwpoort |
0,436 |
- |
- |
Brugse Vrije |
0,464 |
0,464 |
0,505 |
Tenslotte zal reeds duidelijk zijn dat het probleem van de maten wellicht niet geheel kan opgelost worden. Reden hiervoor is het tekort aan gegevens die rechtstreeks een aanduiding geven om tot een sluitende oplossing te komen. Laten we dus hopen dat toekomstig onderzoek voor een verdere verfijning van dit probleemdossier kan helpen zorgen.
De basisoppervlakte-eenheid vormde de vierkante roede en bedroeg 0,0015147664 ha. Daarbij kwam dat:
● 100 roeden = 1 linie;
● en 3 linie(s) of 300 roeden = 1 gemet.
Na afronding zien we dat 1 gemet ongeveer gelijk is aan 0,45 ha[47] .
De voornaamste rekenmunten die in gebruik waren in de Kasselrij Veurne en die we ook in onze bronnen terugvonden, zijn het pond Parisis en het pond groten Vlaams. Ze kenden volgende onderverdelingen:
● 1 pond groten Vlaams = 20 schellingen groten Vlaams = 240 deniers ofpenningen groten Vlaams;
● 1 pond Parisis = 20 schellingen Parisis = 240 penningen Parisis.
De rekenmunten verhouden zich onderling op volgende manier:
● 1 pond Vlaams = 12 pond Parisis;
● 1 pond Vlaams = 6 gulden.
● 1 Belgische of Franse Frank = 22,05 groten Vlaams[48] .
Daarmee hebben we een overzicht gegeven van de belangrijkste rekenmunten in de Kasselrij Veurne tijdens het Ancien Régime.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[34] H. DOURSTHER, Dictionnaire universel des poids et mesures anciens et moderns, Brussel, 1840, 603 p.
[35] P. VANDEWALLE, Oude maten , gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Gent, 1984, 70 p.
[36] H. DE SCHRIJVER, Oude landmaten in Vlaanderen, Brussel, 1936, 31p.
[37] C. VERLINDEN en E. SCHOLLIERS (e.a.), Dokumenten door de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant, Brugge, 1959-1973, 5 dln.
[38] J. MERTENS, De processen verbaal van de ‘Commission des poids et mesures’ van het Leiedepartement (20.6.1798-20.2.1801) in: Handelingen van het Genootschap ‘SociŽtŽ d’Emulation’ te Brugge, Brugge, vol. 104, 1967, pp. 97-118.
[39] A. VERHULST, Prijzen van graan, boter en kaas te Brugge volgens de ‘slag’ van het Sint-Donatiaanskapittel (1348-1801), in: Dokumenten voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant, Brugge, deel II, 1965, pp. 3-70.
[40] P. VANDEWALLE, Quatre siècles d’agriculture dans la région de Dunkerque, 1550-1990, Oostende, 1994, XVII-XVIII.
[41] ARCHIEF GROOTSEMINARIE TE BRUGGE, Fonds Ter Duinen, nr. 189, rekening van Johannes Pistor (1566).
[42] Ibidem.
[43] RAB, Fonds Nieuwpoort, nr. 383.
[44] F. VAN HEERSWYNGHELS, Tafels van vergelijking der nieuwe Nederlandsche maten en gewichten met de oude maten en gewichten der provincie West-Vlaanderen en omgekeerd, Brugge, [s.d], 91 p.
[45] F. VAN HEERSWYNGHELS, Op. cit., p. 86.
[46] P. VANDEWALLE, Quatre siècles d’agriculture dans la région de Dunkerque, 1550-1990, Oostende, 1994, XVII-XVIII.
[47] P. VANDEWALLE, Oude maten, gewichten en muntstelsels in Vlaanderen, Brabant en Limburg, Gent, 1984, p. 52.
[48] C. VERLINDEN e.a., Dokumenten voor de geschiedenis van prijzen en lonen in Vlaanderen en Brabant, Brugge, deel II, 1965, XXXII-XXXIV.