Miss Blanche en Chiehelette. Verkennend historisch onderzoek naar de weerslag van het homoseksuele gebeuren in de gerechtelijke archieven en publieke opinie in Vlaanderen rond de eeuwwisseling. (Els Maes)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding

 

 

A. Onderwerp en methode

 

 Verkennend historisch onderzoek naar de weerslag van het homoseksuele gebeuren in de gerechtelijke archieven en publieke opinie in Vlaanderen rond de eeuwwisseling. Het is een lange titel, maar zowat elk facet van dit onderzoek zit erin vervat.

 

 Miss Blanche en Chiehelette zijn twee willekeurige bijnamen, gegeven aan twee mannelijke homoseksuelen door hun omgeving ergens in Vlaanderen rond de eeuwwisseling. Over de betekenis van het geven van dergelijke bijnamen zal in hoofdstuk twee van deel twee ingegaan worden. Verder is dit in de eerste plaats een verkennend onderzoek. Het doel van deze thesis is niet om het voorkomen van homoseksualiteit in Vlaanderen te beschrijven, maar om een voor Vlaanderen eerste verkenning uit te voeren, althans voor de periode eind negentiende - begin twintigste eeuw. Het is een zoeken naar wat men vergeten uitwissen is, tenminste als de algemene stelling mag aangenomen worden dat men tot een stuk in de twintigste eeuw geprobeerd heeft alle sporen van het "crimen nefandum"[1]weg te werken in de gerechtsarchieven en het in de pers dood te zwijgen. Dit zorgt ervoor dat de homogeschiedschrijving een handicap kent wat betreft bronnenmateriaal. Het is zoeken naar een speld in een hooiberg, een tijdrovend proces waarbij succes allerminst gegarandeerd is. Voor Vlaanderen is er voor deze periode zeer weinig literatuur te vinden waarop men zich kan baseren. Dit in tegenstelling tot Nederland, waar de laatste decennia wel wat onderzoek is verricht. Het literatuuronderzoek in dit werk is dan ook grotendeels hierop gericht.

 

 Het werd me al snel duidelijk toen ik me in dit onderwerp begon te verdiepen, dat men zorgvuldig moet omspringen met begrippen zoals homoseksualiteit, homofilie en dergelijke. Daarom werd in de titels ook gekozen voor de vage term "homoseksuele gebeuren". Een wetenschappelijk onderzoek kan zich natuurlijk geen vage begrippen veroorloven. Daarom zal in het tweede deel van deze inleiding aandacht geschonken worden aan de definitie van begrippen die in het onderzoek naar homoseksualiteit courant worden gebruikt, met aandacht voor de tijd waarin ze zijn ontstaan en hun specifiek daaraan gebonden betekenis.

 

 Seksualiteit is geen ding, maar een dynamisch proces, een combinatie van gedragingen, emoties en sociale identiteit in de verschillende culturen doorheen de geschiedenis[2]. Homoseksueel handelen is afhankelijk van tijd, ruimte, cultuur en samenleving en is zeer contextgebonden. Het heeft te maken met de visie op en functie van het gezin, met het rollenpatroon. Culturele antropologie en cultuurgeschiedenis komen hier tot een interdisciplinair huwelijk. Maar het historisch inzicht in homoseksualiteit is nog beperkt en het bestel waarin de implicaties van veranderende houdingen moeten begrepen worden, is nog pril. Veel van de werken over homoseksualiteit zijn anekdotisch en gaan terug op beroemde homoseksuelen en beruchte rechtszaken in de geschiedenis[3]. Homoseksualiteit is van alle tijden. Het kwam voor in alle samenlevingen, in alle sociale klassen en het heeft goedkeuring, onverschilligheid en strenge vervolging gekend. Maar de betekenissen die men aan homoseksualiteit gaf en de manier waarop de maatschappij homoseksualiteit zag, varieerden enorm. Onderzoek hiernaartoe is één van de belangrijkste opdrachten van de homogeschiedschrijving.

 

1. Probleemstelling :

 

Dit onderzoek zal vooral rond twee hoofdvragen draaien :

 

1. Hoe stond de publieke opinie rond de eeuwwisseling ten opzichte van homoseksualiteit ?

 

 Om hierop antwoord te kunnen geven, werd gelet op het woordgebruik dat mensen die met homoseksuele handelingen werden geconfronteerd, hanteerden. Er wordt gezocht naar zinspelingen op stereotypen van homoseksuelen, verwijzingen naar het rollenpatroon en indicatoren van oorzaken van homo-aversie. Bronnen hiervoor zijn de procesverbalen uit de gerechtelijke archieven en krantenartikels.

 

2. Hoe stond het gerecht ten opzichte van homoseksualiteit rond de eeuwwisseling ?

 

 Om hierop een antwoord te kunnen vinden, werd vooral aandacht geschonken aan de bewoordingen waarmee rechters en juristen over homoseksualiteit spraken, aan de inhoud van de medische verslagen die in gerechtelijke dossiers werden teruggevonden, aan de strafmaat en aan het artikel uit het wetboek die deze handelingen veroordeelde.

 

2. Chronologisch kader :

 

 De chronologische afbakening is niet precies afgelijnd, want dit is afhankelijk van de voor handen zijnde bronnen. De gerechtelijke archieven zijn immers voor de periode rond de eeuwwisseling zeer weinig geïnventariseerd.

 

Waarom werd nu gekozen voor de periode eind negentiende - begin twintigste eeuw ?

Deze periode wordt gezien als een scharnierpunt in de geschiedenis van de homoseksualiteit. Tijdens de fin-de-siècle nam de interesse voor seksuele vraagstukken in het algemeen toe, als uitvloeisel van de nieuwe politiek van openbare hygiëne. In het spoor van het burgerlijk beschavingsoffensief drongen de gemeenschapsbelangen steeds dieper door ten nadele van het privé-domein. Dit leidde tot een vermindering van de persoonlijke vrijheid. Tot een stuk in de negentiende eeuw was men ervan overtuigd dat het de taak van de vader was zijn gezin te leiden. In de negentiende eeuw constateerde men echter dat de huisvader zijn taak niet steeds feilloos uitvoerde en men besloot hem de alleenheerschappij af te nemen. De Staat reserveerde zichzelf de mogelijkheid om in te grijpen. Zo ontstond een zedelijk voogdijcomplex, een soort werkverdeling tussen overheid en vaderlijk gezag. Het eerste zorgde voor de openbare eerbaarheid, het tweede stond in voor de zedelijke opvoeding van het individu. Maar al gauw rezen moeilijkheden, want er was geen meter voorhanden die bepaalde wanneer de openbare eerbaarheid werd geschonden. Om geen risico's te nemen werd het publieke domein dan ook steeds meer uitgebreid en zorgde men voor steeds dieper ingrijpende preventieve maatregelen[4].

 

 Ten gevolge van deze vernieuwde aandacht voor het seksuele, ontstonden enerzijds de eerste seksuele hervormingsbewegingen eind negentiende eeuw en anderzijds werd de zedelijkheidswetgeving strenger. Ook ontstond er een discussie over seksualiteit. In dit kader werd de homoseksueel door geneesheren uitgedokterd, zoals Gert Hekma het formuleert[5]. Ook toen verschenen de eerste publicaties over homoseksualiteit, die een nieuwe terminologie met zich meebrachten. Hekma duidde deze periode aan als de overgangstijd van sodomie naar homoseksuele identiteit, naar medische, psychiatrische en biologische theorieën.

 

 Tegelijk met die nieuwe concepten van homoseksualiteit en de homoseksueel, wordt de late negentiende eeuw ook nog gekenmerkt door een verscherpte vijandigheid ten opzichte van homoseksualiteit, onder andere zichtbaar in de strafwetgeving in vele West-Europese landen. Volgens Jeffrey Weeks was dit een onderdeel van de veranderingen die de verstedelijking en het industrieel kapitalisme met zich meebrachten, zoals veranderingen in het structuur van het gezin en wijzigingen in de seksuele relaties. Resultaat van deze veranderingen was dat men tot zeer herkenbare concepten kwam, stereotypen die gemeengoed werden, bv. van de huisvrouw, de prostituee en de homoseksueel[6].

 

3. Wetenschappelijke relevantie :

 

 De historiografie van de seksualiteit begon in de negentiende eeuw, hoewel zeer schuchter en ze werd in de eerste plaats geschreven door de medici. (Homo)seksualiteit werd pas een volwaardig object van historisch onderzoek toen de sociale en mentaliteitsgeschiedenis zich in de afgelopen jaren ging richten op de schijnbaar banale dingen des levens zoals voeding, vrijen en dergelijke. Men ging op zoek naar de historische omstandigheden die deze zaken zouden modifiëren. Ook de opkomst van de gezins- en vrouwengeschiedenis was belangrijk in de geschiedschrijving van de (homo)seksualiteit aangezien men zich daar inliet met geslachtsrollen, sekseverschillen en de beleving daarvan[7].

 

 De homogeschiedschrijving werd zowel geografisch als chronologisch benaderd. Zo zijn er, naast enkele internationale publikaties, studies verschenen over Engeland, Duitsland, Frankrijk, Amerika en Nederland[8]. Voor België werd er nog zeer weinig onderzoek verricht. Deze studie wil voor de periode rond de eeuwwisseling een eerste stap in deze richting zetten. Want ook bij de chronologische benadering van de homogeschiedschrijving viel deze periode een beetje uit de boot. Naar de knapenliefde in de klassieke oudheid en de joods-christelijke traditie is reeds heel wat onderzoek gedaan. Ook voor de Middeleeuwen is al heel wat terrein verkend en de sodomietenvervolgingen in de achttiende eeuw mochten rekenen op een behoorlijke belangstelling van de historici. Over de negentiende eeuw, toch wel een cruciale periode (zie supra) was tot voor enkele jaren zeer weinig bekend. De meeste aandacht richtte zich immers op de twintigste eeuw, omdat dan de emancipatiebeweging op gang kwam .

Een derde benaderingswijze is de thematische aanpak. Zo werd homoseksualiteit bestudeerd in de literatuur, in de kunst of in de politiek[9].

 

4. Bronnenmateriaal en methode :

 

 Om antwoord te vinden op de onderzoeksvragen, werd van volgende methodes gebruik gemaakt : een literatuuronderzoek, een archiefonderzoek, een onderzoek in gedrukte rechtspraak en een krantenonderzoek.

 

Literatuuronderzoek :

 

 Seksualiteit en de perceptie en beleving daarvan is ingebed in veel verschillende facetten van de maatschappij. Het is onlosmakelijk verbonden met sociale verhoudingen, politieke verhoudingen, de economische situatie, religie enz. Dit zijn de zaken die de moraal bepalen, het waarden- en normenstelsel wordt hieraan aangepast. Daarom is het noodzakelijk een achtergrond te schetsen waartegen alles zich afspeelt. Dit gebeurt aan de hand van een literatuuronderzoek. Naast het algemeen economisch, sociaal en politiek kader, zullen ook de voornaamste medische, biologische en psychologische theorieën worden uiteengezet, zoals ze in de late negentiende eeuw door de nieuwe generatie dokters en psychiaters werden gevormd en langzaam door juristen werden toegepast. Later zal dan bekeken worden hoe snel deze theorieën inderdaad ook in het gerechtelijk discours zijn binnengedrongen.

 

Archiefonderzoek :

 

a/ Gerechtelijke archieven

 

 Om informatie in te winnen over de houding en het woordgebruik van juristen en andere mensen die met homoseksuele handelingen in contact zijn gekomen, werden gerechtelijke archieven geraadpleegd. Zedenmisdrijven komen in België voor de correctionele rechtbank. Een zeer groot deel van deze archieven worden voor Vlaanderen bewaard in het Rijksarchief van Beveren-Waas.

 

 Nadat het algemeen kader in een eerste deel via de literatuur werd geschetst, zal geprobeerd worden de stellingen die hieruit naar voor kwamen, te toetsen aan het bronnenmateriaal. Er zal antwoord gezocht worden op volgende vragen :

 

Volgende archieven werden onderzocht :

 

* De processen die tot veroordeling hebben geleid, neergelegd bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, afdeling correctionele zaken, voor de periode waarvoor er een toegang op bestond, nl. 1890-1895

 1909-1915

 

 Alle processen met vermelding van openbare schending van de zeden of aanslag op de eerbaarheid, 130 in aantal, werden nagekeken. Dit leverde 11 dossiers op die handelen over homoseksuele aangelegenheden.

 

*De processen die tot veroordeling hebben geleid, neergelegd bij de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, afdeling correctionele zaken, voor de periode waarvoor er een toegang op bestond, nl. 1891-1915

 1920-1927

 

 Alle processen met vermelding van openbare schending van de zeden of aanslag op de eerbaarheid werden nagekeken. Hier werd de naam van de beschuldigden vermeld en de gevallen van schending van de zeden waar het ging om een man en een vrouw, werden verder niet gecontroleerd. Toch bleven er nog 77 processen over, waarvan na nazicht 23 over homoseksuele handelingen bleken te gaan.

 

*De processen die tot veroordeling hebben geleid, neergelegd bij de rechtbank van eerste aanleg te Gent, afdeling correctionele zaken, voor de periode waarvoor er een toegang op bestond, nl. 1897-1900

 1928-1936

 

Alle processen met vermelding van openbare schending van de zeden of aanslag op de eerbaarheid, werden nagekeken, vijftien in aantal, waarvan er na nazicht drie over homoseksuele handelingen bleken te gaan.

 

 pak 78 nr. 6260 bis

 pak 84 nr. 10357

 pak 106 nr. 20764

 

 Dit leverde dus een totaal op van 222 processen die nagekeken moesten worden en waarvan 37 processen voor het onderzoek in aanmerking kwamen en nauwkeurig werden opgetekend. Om zo volledig mogelijk te werk te gaan, werd elk proces onderworpen aan een vragenprofiel.

 

Volgende gegevens werden opgetekend :

 

 

 Voor enkele van de processen was er een verwijzing naar het Hof van Beroep te Brussel. Deze processen blijken wel op het Algemeen Rijksarchief te Brussel neergelegd te zijn, maar er is in geschift en ze zijn slechts geïnventariseerd tot 1897, waardoor, zo liet Mevr. R. Depoortere van het Rijksarchief mij weten, het onmogelijk is de gezochte dossiers te identificeren daar ze allen van na 1897 dateren.

 

 Het is nodig dat men zich goed rekenschap geeft van wat de processen aan informatie brengen. In de gerechtsdossiers komt men maar in aanraking met een beperkt deel van homoseksuele activiteiten. Meestal gaat het om eenmalige, toevallige ontmoetingen op straat. Ook de homoseksuele prostitutie, georganiseerd in de homosubcultuur kan er teruggevonden worden. En tenslotte die zaken die worden aangebracht door geshockeerde getuigen.

 

 Men dient er ook rekening mee te houden dat deze processen stelselmatig getriëerd zijn bij overbrenging naar het archief, zodat nog slechts een deel overblijft. In hoeverre deze selectie willekeurig gebeurd is, dan wel dat er specifiek processen over homoseksualiteit zouden vernietigd zijn uit preutsheid, kan niet met zekerheid gesteld worden.

 

b/ Politiearchief

 

 Om een betere kijk te krijgen op de houding van het politionele apparaat, werd besloten tot een onderzoek van een politiearchief. Er werd voor Antwerpen gekozen omdat vanuit de correctionele dossiers was gebleken dat er in Antwerpen een georganiseerde subcultuur aanwezig was. Het was dan ook de bedoeling na te gaan in hoeverre deze door de politie was gevolgd geworden. Het politiearchief voor deze periode is neergelegd in het stadsarchief te Antwerpen. In de inventaris keek ik onder het register van de politie en doorkeek volgende bundels :

 

Nr. 3022, zedendienst van groter Antwerpen, die volledig gericht was op de controle van de prostitutie.

 

Nr. 41.793, parken en plantsoenen, aangezien de toevallige ontmoetingen van homoseksuelen in Antwerpen vaak in parken plaatsvonden. Ik vond slechts enkele indirecte aanwijzingen van bijzondere bewaking.

 

Nr. 463/2, ontucht, uitsluitend over de reglementering van de prostitutie.

 

Nr. 27319, geneesheren, zedelijke assistenten, briefwisseling, waaruit wel blijkt dat de geneesheren voor homoseksualiteit een zekere belangstelling hadden, maar er was geen sprake van maatregels.

 

Nr. 450/81, ontuchthuizen. In deze lijst waren geen homoseksuele ontuchthuizen opgenomen.

 

Eén bundel handelde over pederastie (politiearchief 463/2 - ontucht), maar dit was voor de periode 1767-1820, te vroeg voor dit onderzoek.

 

 De dagelijkse activiteiten van de politie werden per wijk opgetekend in de dienstboeken der agenten. Elke agent schreef daarin na afloop van zijn dagtaak wat er die dag was voorgevallen. Deze dienstboeken vormen dus een zeer uitgebreid fonds waarop geen toegang bestaat. Er werd dan ook besloten een steekproef uit te voeren voor die wijk die in de correctionele processen het meest aan bod kwam wanneer het ging om homoseksuele handelingen, zijnde wijk 2 te Antwerpen. Voor deze wijk werden volgende bundels doorkeken :

- 3451/1-2, bijzondere dagorders wijk 2 (1909-1920)

- 527/12-13, ontucht, verdachte herbergen

- 3449, dienstboeken wijk 2 boek 1 vanaf 07/05/1912 tot 22/01/1913

 boek 2 vanaf 22/01/1913 tot 17/10/1913

 boek 3 vanaf 22/12/1913 tot 26/07/1914

 boek 4 vanaf 26/07/1914 tot 25/05/1915

 

Gedrukte rechtspraak

 

 Systematisch nazicht van de gedrukte rechtspraak voor het voorkomen van homoseksuele processen, werd reeds door de heer Peter Colle in zijn licentiaatsverhandeling uitgevoerd[10].

 

In La Belgique Judiciaire werden 7 processen gevonden :

deel 1859 p. 870 , correctionele rechtbank Dendermonde

deel 1863 p. 560 , correctionele rechtbank Dendermonde

deel 1864 p. 1401, correctionele rechtbank Gent

deel 1872 p. 1505, Hof van Beroep te Gent

deel 1880 p. 1040, Hof van Beroep te Gent

deel 1881 p. 960, correctionele rechtbank Audenaerde

deel 1881 p. 1119, Hof van Beroep te Gent

 

In de Pasicrisie werden 4 processen gevonden :

deel 1881 tome II p. 75, Hof van Beroep te Gent

deel 1899 tome II p. 239, Hof van Beroep te Brussel

deel 1909 tome II p. 183, Hof van Beroep te Gent

deel 1919 tome I p. 142, Hof van Cassatie

 

 In La Belgique Judiciaire werden verschillende processen behandeld die reeds in bovenvermelde periodieken werden besproken of waarvan het wel om schending van de zeden ging, maar waarvan de aard niet duidelijk was.

 

 Ook bij het zoeken naar deze dossiers, stuitte ik op moeilijkheden. Voor het Hof van Beroep van Brussel is het deel na 1897 zoals boven vermeld, niet geïnventariseerd. Voor het Hof van beroep van Gent zijn de dossiers bewaard te Beveren-Waas voor de periode 1914-1959 en voor Gent van 1891 tot 1957, maar slechts een klein deel geïnventariseerd.

Deze dossiers vallen eigenlijk buiten de gekozen periode, maar ze werden gebruikt om enige notie te hebben van de processen voorafgaande aan de gekozen periode.

 

Krantenonderzoek :

 

 De publieke opinie is voor de historicus een bijzonder moeilijk te traceren gegeven. De geschreven pers, onder andere de dagbladen, waren een weg waarlangs meningen konden en kunnen geventileerd worden. Zo staat het ook verwoord in een krantenartikel uit 1900 :

 

 " La presse, qui a la prétention de représenter l'opinion publique, ... " [11]

 

 Een krantenonderzoek is een monnikenwerk, en alweer vergt het veel tijd, voor soms een goed, soms een pover resultaat. Om zoveel mogelijk gericht te werk te gaan, werd gekozen voor een onderzoek naar de reactie van de pers op twee beruchte processen van rond de eeuwwisseling, waarvan verondersteld kon worden dat ze door de pers werden behandeld. In 1895 had het proces van Oscar Wilde plaats in Londen, in 1900 dat van Georges Eekhoud in Brugge. Het waren twee zeer verschillende processen. Wilde en Eekhoud waren beiden schrijvers, maar daar houden de gelijkenissen ook op. Wilde werd veroordeeld omwille van homoseksuele activiteiten, omwille van een seksueel vergrijp, een zedenmisdrijf. Eekhoud werd aangeklaagd wegens een persmisdrijf. In zijn roman Escal-Vigor verhaalde hij de relatie tussen twee mannen. Het openbaar ministerie beschouwde het werk als schadelijk voor de zeden. Eekhoud werd echter vrijgesproken.

 

 Er is geprobeerd een zo volledig mogelijk gamma kranten te onderzoeken, waarin de verschillende ideologische strekkingen aan bod komen. Elke krant werd nagekeken voor dezelfde periode : * maart tot en met juni 1895 (behalve Le 20ième siècle en Le Journal des Tribunaux)

 * oktober tot en met december 1900

 

La Flandre Libérale Liberaal Archief Gent

 op microfilm PERM 350

 

Liberaal strijd- en informatieblad dat het anticlericalisme voorop stelde en op cultureel gebied een zeer hoog peil bereikte[12].

 

Vooruit Amsab Gent

 op microfilm

 

Socialistisch strijd- en informatieblad, orgaan van de Belgische Werkliedenpartij[13].

 

Het Volk Centrale bib. RUG

 J. 402

 

Katholiek en anti-socialistisch dagblad, voor de christelijke arbeiders[14].

 

Journal de Bruxelles R.U.G.

 Sem. Nieuwste Geschiedenis

 

Ondertitel : Politique, Littérature et Commerce

Devies : Dieu et patrie[15].

Conservatief katholiek dagblad.

 

Le Vingtième siècle R.U.G

 Sem. Nieuwste Geschiedenis

 

Ondertitel : Journal catholique et national de doctrine et d'information.

Motto : Pax Christi in Regno Christo[16].

 

L'indépendance Belge R.U.G.

 Sem. Nieuwste Geschiedenis

 

Liberaal-katholiek dagblad.

Devies : Conservation par le progrès[17].

 

Le Peuple Amsab Gent

 op microfilm

 

Ondertitel : Organe quotidien de la démocratie socialiste.

Socialistisch dagblad[18].

 

La Réforme Kon. Bib. Albert I

 op microfilm

 

ondertitel : organe quotidien de la démocratie libérale

Liberaal-progressief dagblad[19].

 

Journal des Tribunaux R.U.G. Centrale Bib.

 J. 266

 

 

B. Begrippenkader

 

 Toen ik me in de literatuur rond dit onderwerp verdiepte, merkte ik al snel dat je de begrippen homoseksualiteit, homofilie, antihomoseksualiteit, homo-aversie en dergelijke niet zomaar kunt gebruiken. Er zijn veel begrippen geweest om datgene aan te duiden wat we nu homoseksualiteit noemen, een woord dat een brede noemer is waaronder veel zaken ressorteren.

 

 Elk begrip kadert in de tijd waarin het is uitgevonden en werd gebruikt. Nieuwe woorden zijn niet zomaar nieuwe etiketten voor oude zaken ; ze betekenen een verandering in de werkelijkheid. In deze studie gaat het om een verandering in de manier waarop zowel de vijandige maatschappij als de homoseksueel zelf tegen homoseksualiteit aankeken[20].

 

 Sinds het ontstaan van de mythe van Sodom (zie infra) werd het woord sodomie of tegennatuurlijke ontucht gebruikt voor een hele waaier aan daden : masturbatie, bestialiteit, onkuisheid, prostitutie, anale penetratie enz. Twee betekenissen waren vrij constant : anale penetratie en seksuele handelingen die niet de voortplanting tot doel hadden. De partners hoefden niet per definitie van hetzelfde geslacht te zijn. Het begrip was dus veel omvattender dan wat men vandaag homoseksualiteit noemt. Het veronderstelt ook geen persoonlijkheid. Het is puur actie[21].

 

 Maar veel werd er doorheen de Middeleeuwen en zelfs de nieuwe tijden niet gezegd over homoseksualiteit. Het was het "crimen nefandum", de misdaad waarover men niet mocht spreken, de stomme zonde. Het is pas in de negentiende eeuw dat de discussie op gang komt en dus ook de terminologie ontstaat. Tot een stukje in de twintigste eeuw werd vooral het woord uranisme en urning gebruikt. Het werd in 1860 door de Duitse jurist Ulrichs, zelf uranist zijnde, geïntroduceerd. Zijn formule van het uranisme was "anima muliebris in corpore virili inclusa" of vrouwelijke ziel, opgesloten in een mannelijk lichaam[22].

 

 Een beetje later, in 1869, gebruikte de Zwitserse dokter Karoly Maria Benkert voor het eerst de term homoseksualiteit. Maar het vond slechts zeer langzaam ingang. Het duurde tot de jaren 1890 tot Havelock Ellis, één van de eerste seksuologen, het woord in het Engels gebruikte[23]. In de Nederlandse taal verscheen "homosexual" en "homo-sexualiteit" voor het eerst in twee medische tijdschriften in 1892. Toen reeds werd het niet meer exclusief gezien als seksuele handeling, maar werd het verbonden met de lichamelijke gesteldheid en karakterstructuur van personen die deze verrichten : de homoseksueel met een specifiek homoseksuele geaardheid[24].

 

 Een andere term die in deze periode werd gebruikt, was "inversion", "inverted" en "inverti". Ook pederastie en pederast kwam voor. Nu hebben deze woorden betrekking op seksuele omgang van mannen met jongetjes. Toen werden ze echter ook gebruikt voor de seksuele omgang van mannen onderling.

 

 Pieter Koenders gaf in zijn studie[25] enige toelichting over de begrippen die frequent gebruikt worden in de studies rond homoseksualiteit. Algemeen wordt homoseksualiteit vandaag gedefinieerd als de erotische gerichtheid tot iemand van dezelfde sekse. De term homofilie werd in 1949 voor het eerst gebruikt door Jaap Van Leeuwen, oprichter van het COC in Nederland, in de betekenis van genegenheid voor iemand van hetzelfde geslacht. Zelfs nadat deze termen waren ingeburgerd, bleven de tegenstanders uit het religieuze kamp de termen sodomie of tegennatuurlijke ontucht gebruiken.

 

 In het strafwettelijk discours wordt nogal vaak gegoocheld met termen als zedelijkheid, goede zeden en ontucht zonder dat de wetgever daar een duidelijke definitie van geeft. Meestal stelde de wetgever zedelijkheid gelijk aan "overeenkomstig de moraal". Zedelijkheid werd algemeen omschreven als het zijn in overeenstemming met de goede zeden, de openbare moraal. Bijgevolg is zedelijk ten eerste overeenkomstig de goede zeden, deugdzaam, en ten tweede betrekking hebbend op de opvattingen van goed en kwaad, moreel.

 

 De goede zeden zijn dan normen, gebaseerd op een stelsel van waarden. Deze maatstaven worden gebruikt om te beoordelen of een bepaalde handeling uit een oogpunt van goed of kwaad, behoort te gebeuren of te worden nagelaten. Het is niet steeds de meerderheid die tot deze normen komt, maar de groep die de macht heeft anderen haar waarden op te leggen.

 

 Ontucht en zedelijk verval zijn zeer subjectieve begrippen. Algemeen beschouwd blijkt de uitdrukking "strijdig met de goede zeden" in het strafrecht vaak overeen te komen met de term ontucht. Ontucht zou elke handeling zijn die strijdig is met de algemene seksuele norm of het algemeen eerbaarheidsgevoel[26]. In deze studie worden deze termen gebruikt in aansluiting bij het originele taalgebruik in de geraadpleegde bron, en het gebruik ervan is dan ook voor rekening van wie het in de mond nam.

 

 In deze studie wordt met homoseksualiteit het volgende bedoeld : het gedrag van personen die seksuele betrekkingen met iemand van hetzelfde geslacht probeerden te hebben, hadden of ervan werden verdacht. Homoseksuelen zijn hier dan ook personen die zulke handelingen verrichtten of dit nastreefden.

 

Volgens Hekma valt deze "verkeerde liefhebberij" nog uiteen in drie soorten praktijken :

 de knapenliefde of de liefde van mannen voor jongens

 de kameradenliefde of de liefde van mannen voor mannen

 een diffuse vorm van homoseksualiteit die heteroseksualiteit niet uitsluit[27]

 

 Ook homosubcultuur is een term die nogal vaak in dit werk zal gebruikt worden. Het woord cultuur in de sociale wetenschappen betekent : geheel van uitingen, waarden, normen en rollenpatronen waardoor een samenleving wordt gekenmerkt. Dit wordt ook wel de dominante cultuur genoemd. Groepen die daarvan afwijken vormen subculturen. Subculturen zijn een produkt van zowel negatieve als positieve ontwikkelingen. Homoseksuele verlangens zijn een historische constante in het geheel van relaties van een groot deel van de bevolking. Wanneer de dominante cultuur deze gevoelens onderdrukt, moet de uiting ervan georganiseerd worden in een alternatief circuit. De toenemende repressie zorgt voor een groeiende organisatie. Deze organisatie van homoseksuele verlangens is te benoemen als een homoseksuele subcultuur. Weeks beweert dat het een antwoord is op een stijgende vijandigheid van de dominante cultuur, van een scherpe sociale onderdrukking[28]. Van der Meer ziet het andersom. Volgens hem hebben politieke, sociale en culturele veranderingen gezorgd voor een verandering in de homoseksuele subcultuur. Koenders tenslotte beweert dat de onderdrukking van de verlangens leidt tot het organiseren ervan[29].

 

 Tenslotte moeten de begrippen homo-aversie en antihomoseksualiteit nog toegelicht worden. In zijn studie over homo-aversie onderscheidt Maks Banens terecht deze termen[30].

 

 De homo-aversie is het maatschappelijk geheel van de individueel gevoelde afkeer van homoseksualiteit, een onzichtbaar systeem. Het is de drijvende kracht achter homo-onderdrukking. Antihomoseksualiteit is een onderdeel van de homo-aversie ; het is de zichtbare uiting ervan. Het zijn zaken die de maatschappij onderneemt, zoals een strengere wetgeving, een scherper repressief beleid.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] Crimen is Latijn voor misdaad, nefandum betekent "wat niet gezegd mag worden", en vandaar in een figuurlijke betekenis "goddeloos", "misdadig", "ongeoorloofd".

 

[2] P. LAIPSON, "From Boudoir to Bookstore : Writing the History of Sexuality", Comparative studies in Society and History, vol. 34, 1992,nr. 4 (oktober), p. 636.

 

[3] J. WEEKS, Coming out. homosexual politics in Britain, from the nineteenth century to the present, London, Quartet Books, 1977, p. 1.

 

[4] P. KOENDERS, Tussen christelijk réveil en seksuele revolutie. Bestrijding van zedeloosheid met de nadruk op repressie van homoseksualiteit, Amsterdam, Stichting beheer IISG, 1996, p. 806 e.v.

 

[5] G. HEKMA, Homoseksualiteit, een medische reputatie. De uitdoktering van de homoseksueel in negentiende-eeuws Nederland, Amsterdam, SUA, 1987, p. 218.

 

[6] J. WEEKS, Coming out. homosexual politics in Britain, from the nineteenth century to the present. London, Quartet Books, 1977, p. 2.

 

[7] Th. VAN DER MEER, Sodoms zaad in Nederland, Nijmegen, Sun, 1995, p. 43.

 

[8] Zie hiervoor het artikel van R. TIELMAN, "Homogeschiedschrijving, een analytisch overzicht", Homojaarboek 2, Amsterdam, Van Gennep, 1983, pp. 31-46, waarin hij dieper ingaat op de bekendste buitenlandse werken hieromtrent.

 

[9] R. TIELMAN, "Homogeschiedschrijving, een analytisch overzicht", Homojaarboek 2, Amsterdam, Van Gennep, 1983, p. 31.

 

[10] P. COLLE, Historisch-sociologische analyse van homoseksualiteit als wettelijk strafbare ontucht, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1988. (Sem. Criminologie)

 

[11] "Le phénomène Lombroso", Journal des Tribunaux, 12.07.1900/ 1.

 

[12] E. VOORDECKERS, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium, Leuven-Parijs, Ed. Nauwelaerts, 1967, p. 183. (ICHG Bijdragen nr. 35)

 

[13] E. VOORDECKERS, Bijdrage tot de geschiedenis van de Gentse pers. Repertorium, Leuven-Parijs, Ed. Nauwelaerts, 1967, p. 533. (ICHG Bijdragen nr. 35)

 

[14] R. ROCK, Het Volk, 1891-1951, Gent, Het Volk N.V., 1951, 253 p.

 

[15] A. VERMEERSCH e.a., Répertoire de la presse bruxelloise, 1799-1914, Leuven-Parijs, Ed. Nauwelaerts, 1968, p. 417. (ICHG Bijdragen nr. 50)

 

[16] L. LIEVIJNS, Amsab Werkinstrumenten, Repertorium van de pers en periodieken bewaard op het Amsab, 1831-1940, Gent, Amsab, s.d., p. 253.

 

[17] A. VERMEERSCH e.a., Répertoire de la presse bruxelloise, 1799-1914, Leuven-Parijs, Ed. Nauwelaerts,, 1968, p. 364. (ICHG Bijdragen 50)

 

[18] A. VERMEERSCH e.a., Répertoire de la presse bruxelloise, 1799-1914, Leuven-Parijs, Ed. Nauwelaerts, 1968, p. 303. (ICHG Bijdragen 50)

 

[19] A. VERMEERSCH e.a., Répertoire de la presse bruxelloise, 1799-1914, Leuven-Parijs, Ed. Nauwelaerts, 1968, p. 387. (ICHG Bijdragen 50)

 

[20] J. WEEKS, Coming out, homosexual politics in Britain, from the nineteenth century to the present, London, Quartet Books, 1977, p. 3.

 

[21] G. HEKMA, Homoseksualiteit, een medische reputatie. De uitdoktering van de homoseksueel in negentiende-eeuws Nederland, Amsterdam, SUA, 1987, p. 22-23.

 

[22] G. HEKMA, Homoseksualiteit, een medische reputatie. De uitdoktering van de homoseksueel in negentiende-eeuws Nederland, Amsterdam, SUA, 1987, p. 61.

 

[23] J. WEEKS, Coming out, homosexual politics in Britain, from the nineteenth century to the present, London, Quartet Books, 1977, p. 3.

 

[24] P. KOENDERS, Tussen christelijk réveil en seksuele revolutie. Bestrijding van zedeloosheid met de nadruk op repressie van homoseksualiteit, Amsterdam, Stichting beheer IISG, 1996, p. 29.

 

[25] P. KOENDERS, Tussen christelijk réveil en seksuele revolutie. Bestrijding van zedeloosheid met de nadruk op repressie van homoseksualiteit, Amsterdam, Stichting beheer IISG, 1996, 941 p.

 

[26] P. COLLE, Historisch-sociologische analyse van homoseksualiteit als wettelijk strafbare ontucht, Gent, RUG (onuitgegeven licentiaatsverhandeling), 1988, pp. 4-6. (Sem. Criminologie)

 

[27] G. HEKMA, Homoseksualiteit, een medische reputatie. De uitdoktering van de homoseksueel in negentiende-eeuws Nederland, Amsterdam, SUA, 1987, p. 83.

 

[28] J. WEEKS, Coming out, homosexual politics in Britain, from the nineteenth century to the present, London, Quartet Books, 1977, p. 36.

 

[29] P. KOENDERS, Tussen christelijk réveil en seksuele revolutie. Bestrijding van zedeloosheid, met de nadruk op repressie van homoseksualiteit, Amsterdam, Stichting beheer IISG, 1996, p. 34-35.

 

[30] M. BANENS, De homo-aversie, een analyse van de maatschappelijke onderdrukking van homoseksualiteit, Groningen, Historisch Uitgeverij, 1981, 176 p.