Het overlevingsvermogen of bilevinghe als pasmunt bij scheiding en/of hertrouwen in het laatmiddeleeuwse Gent. (Tom De Vos)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Bijlagen

 

Bijlage 1: Frequentie van het bijlevingsrecht binnen de boedelverdelingen na scheiding van tafel en bed voor de schepenen van de Keure van Gent

Huwelijken zonder weduwschap

Huwelijken met weduwschap

Huwelijken waar beide echtgenoten patrimoniale goederen hebben ingebracht

Huwelijken waar beide echtgenoten patrimoniale goederen hebben ingebracht

Arend Ganiel en Kateline Neefs. 1429

Bijlage nr. 2

Gillis Pieters en Mergrite sReyneeren. 1431 – 1437.

Bijlage nr. 16

Jan de Hond en Mergriete Sarocx. 1429

Bijlage nr. 5

Jan Sciethase en  jonkvr. Jorine van Weldeen. 1437-1438.

Bijlage nr. 15

Jan van den Heelsbrouke en jonkvrouw Kateline sRaven. 1430.

Bijlage nr. 7

Jan uten Brouke en jonkvr. Kateline van Duerroer. 1428.

Bijlage nr. 1

Arend Popelier en Mergriete van der Biest. 1435.

Bijlage nr. 11

Pieter vanden Ketulle en jonkvrouw Lijsbette Wulleponts. 1463 – 1469.

Bijlage nr. 39

Ghiselbrecht van Lamsweerde en jonkvrouw Marie Robins. 1441 – 1457.

Bijlage nr. 20

Jan Seys en Amelberghe vanden Aerde. 1465.

Bijlage nr. 42

Fransoys van den Hauwe en Lijsbette sPotters. 1444.

Bijlage nr. 23

Jan van Formelis de Oude en jonkvrouw Margriete van Steenlant. 1464 – 1465.

Bijlage nr. 40

Daniël van Munte en jonkvrouw Jozijne van Halewin. 1451 – 1453.

Bijlage nr. 31

Jan Wullebrant en jonkvrouw Lievine vander Linden. 1464.

Bijlage nr. 41

Pieter van Kercvoorde en Mergriete van Mourkerke. 1454 – 1456.

Bijlage nr. 34

Jan Willems en Marie Minnaerts. 1447.

Bijlage nr. 29

Jan vanden Hecke en Katheline van Craywerve. 1458.

Bijlage nr. 37

Willem van Maldegem en Lijsbette van den Moertre. 1436 – 1445.

Bijlage nr. 24

Jan Paris en jonkvr. Aeghte sBackers. 1437 – 1458.

Bijlage nr. 13

Jan vanden Foreeste en jonkvrouw Lijsbette sClercx. 1446 – 1447.

Bijlage nr. 25

Gillis Roose en Matte sMarteleeren. 1451.

Bijlage nr. 33

Martin van Massemine en jonkvrouw Lijsbette van Doynse. 1440 – 1445.

Bijlage nr. 19

Jan vanden Roesiere en jonkvrouw Lisbette Campions. 1460 -1465.

Bijlage nr. 38

Jan de Raven en jonkvr. Mergriete Haecx. 1437.

Bijlage nr. 14

 

Huwelijken waarbij de echtgenoot patrimoniale goederen inbracht

 

Jan Zoetin en Allijse van Steenlant. 1447.

Bijlage nr. 27

Thomaes van den Winckele en Gheyle Pants. 1431.

Bijlage nr. 10

 

Huwelijken waarbij de echtgenoot patrimoniale goederen inbracht

Jacop van Loo en Amelberghe Metsaerts. 1443.

Bijlage nr. 22

Hendrik vanden Upstalle en Mergriete sKeghels. 1458 – 1459.

Bijlage nr. 36

Lodewijk Weyns en Beatrice sWijspelaren. 1439 -1456.

Bijlage nr. 26

Huwelijken waarbij de echtgenote patrimoniale goederen inbracht

Jacob Dullaert en Barbara Adericx. 1447 – 1451.

Bijlage nr. 28

Arendt vanden Hende en Catheline sDievels. 1456- 1469.

Bijlage nr. 35

Huwelijken waarbij de echtgenote patrimoniale goederen inbracht

Gregoris vander Haghe en jonkvrouw Mergriete vander Eetvelde. 1442 – 1451.

Bijlage nr. 21

Bertelmeux Perchevael en Lijsbette vander Donct. 1429 – 1430

Bijlage nr. 3

Everdey van Muzee en Katheline vanden Dale. 1468 – 1471.

Bijlage nr. 44

Lievin Boegaert en Clare Serraes. 1429 – 1433.

Bijlage nr. 4

Jan Sterrinc en Amelberghe Hillegheers. 1451.

Bijlage nr. 32

Jan van der Honnen en Lijsbette Haghins. 1431 – 1433

Bijlage nr. 9

 

 

Jan van Gheertruudt en Jehane van den Heerweghe. 1438.

Bijlage nr. 17

 

 

Gillis de Hudevettere en Lisbette van Wansele. 1467 – 1468.

Bijlage nr. 43

 

 

Boudin van den Dijke en Katheline vander Haghe. 1430.

Bijlage nr. 6

 

 

Jan vanden Dijcke en Lijsbette tScepens. 1431.

Bijlage nr. 8

 

 

Jan Jaquemin en Mergriete vanden Heede. 1439.

Bijlage nr. 18

 

 

Jan Zoetaert en Joane Reyners. 1443 – 1453.

Bijlage nr. 30

 

 

Gillis van Saemslacht en  jonkvr. Clare sCosters. 1435-1439.

Bijlage nr. 12

 

 

 

 

Bijlage 2: Het bijlevingsrecht in boedelverdelingen voor de Schepenen van de Keure van Gent

 

1428 – 1470

 

1

 

Jan uten Brouke en jonkvr. Kateline van Duerroer. 1428

 

Jan uten Brouke en jonkvr. Kateline van Duerroer (weduwe van Jan de Raed, haar eerste echtgenoot). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

23 september 1428

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/30 (1), 1428-1429, f° 10 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK Monique, Ghesceet van taflen ende van bedden ten spirituelen hove. De scheidingsbrief als voorwaarde tot boedelverdeling voor de schepenen van de Keure van Gent, 1428-1439, in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor de uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België, XLVIII, 2007, nr. 2.

 

Kenlic etc. dat naer 't ghescheet overleden ten spirituelen hove van scotelen ende bedden tusschen Janne uten Brouke an d'een zide ende joffr. Katelinen van Duerroer, zinen wive, an d'andere, so zijn de zelve Jan ende joffr. Kateline een­drachtelic commen voor scepenen etc., kenden etc. dat zij van haerlieder tideli­ken goede vriendelike vereffent, verscheeden ende verdeelt waren in deser ma­nieren dat hij behouden zoude t'zinen voordeele ende propren goede hebben alle de goedinghen van ziere zide commende ende dat hij hadde ten tijden dat hij begrep in huwelike de vors. joffr., alsoo de zelve goedinghen ghestaen ende ghe­leghen waren in erfachticheden, husinghen, bilevinghen ende bezittinghen t'si­nen live ghelike dat die hem toebehoorden binnen Ghend ende daer buten, nieuts uteghesteken noch ghezondert, zonder der zelver joffr. Katelinen nemmermeer eenich recht of deel daer an t'hebbene, halene of heesschene van bladinghen, bi­levinghen oft andersins in eenigher manieren.

Ende insghelijcx dat zoe behou­den zoude ende hebben t'haren voordeele ende propren goede alle de goedin­ghen van harer zijde commende, ende die zoe hadde ten tijden dat zoe den vors. Jan begrep in huwelike, ende dat alsoo de zelve goedinghen gheleghen ende ghestaen waren in erfachticheden ende husinghen ghelike dat die haer toebe­hoor­den binnen Ghend ende daer buten, nieuts uutghesteken noch ghezondert, zonder den vors. Jan daer an nemmermeer eenich recht of deel t'hebbene, halene oft heesschene van bladinghen, bilevinghen oft andersins in eenigher manieren. Item dat van al haerlieder haveliken goede, juweelen, inhaven ende cateilen zij oec vriendelike verheffent ende veraccordert waren in deser ghevoughe dat elc van hem beeden behouden zoude al zulc goed, juweelen, inhaven ende cateilen als elc t'hemwaerts hadde zonder den anderen eenich recht daer an t'hebbene. Item dat de vors. Jan t'hemwaerts behouden ende hebben zoude al zulke sculden in baten ende commere als hij gheborcht ende ghemaect hadde binnen Ghend ende daer buten, zonder der zelver joffr. Katelinen daer af eenighe bate t'hebbe­ne of commere te gheldene. Item dat in sghelijcx de vors. joffr. Kateline hebben ende behouden zoude t'haerwaerts zulke sculden in baten ende commere als zoe gheborcht ende ghemaect hadde, zonder den zelven Janne daer af eenighe bate t'hebbene oft commer te gheldene, behouden dien dat van dies men sculdich es Meerkin sRaets, der zelver joffr. dochtere bij Janne den Raed, haren eersten man was, naer 't inhouden van den state van 's vors. Meerkins goede, de vors. Jan ende zoe bliven ghehouden ende belast evenghelijc.

            Item es wel besproken, waer 't bi also dat den zelven Janne ende joffr. Katelinen, zinen wive, of den eenen van hem beeden namaels eenich goed toe­quame bij versterften, conquesten oft andersins, dat elc van hemlieden 't selve goed hebben ende behouden zoude t'hemwaerts, volghende ziere zide, zonder den anderen eenich recht of deel daer an t'hebbene.

            Ende hier up kenden hemlieden de vors. Jan ende joffr. Kateline mallinc van anderen wel verheffent, verdeelt ende verscheeden van al haerlieder tideliken goede, ende scolden, mits dien, elc anderen quite van al tal, belovende 't vors. ghescheet, ordonnance ende verdeelinghe t'houdene goed, ghestade ende van weerden t'euweliken daghen zonder daer jeghen te doene oft commene, het en ware dat hemlieden in toecommende tijden God de gratie ghave dat zij een­drachtelike, bij consente van mallic anderen, weder vergaderden ende leven wilden t'samen alsoo man ende wijf sculdich waren te doene.

Actum XXIII Septembris anno XXVIII°.

 

2.

 

Arend Ganiel en Kateline Neefs. 1429

 

Arend Ganiel en Kateline Neefs. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

5 april 1429

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/30 (1), 1428-1429, f° 75 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 9.

 

Kenlic zij etc. dat up ende naer 't ghesceet ghedaen ende overleden ten ghees­telijken hove van taeflen ende van bedden tusschen Arende Ganiel an d'een zijde ende Katelinen Neefs, die men heedt van Hondert, zinen wettelijken wive, an d' ander zijde, so zijn de vors. partien eendrachtelic commen vor scepenen van der Kuere in Ghend, kenden ende lijden dat zij van allen haren tijdelijken goede – dat hemlieden Onze Lieve Heere God verleent heeft – vriendelijc verheffent, versceeden, verdeelt ende onderlinghe wel verapointeert zijn in der condicien ende manieren naervolghende.

            Eerst dat Arend Ganiel vors. hebben, heffen, paysivel ghebruken ende aen­verden zal t'sinen vrien properen goede alle d'eervachtichede van zinre zijden commende, hoe, waer of te wat steden dat zij ghestaen of gheleghen zijn; item 't huus staende t'Sente Pietere ende zijn 2 wonsten metter poorten tusschen beeden den zelven wonsten, ende vort met allen den ghelaghen ende aysementen diere toebehoren van voren tot achter, met zulken commer alser jaerlijcx uutegaen, zonder der vorn. Katelinen Neefs daer an in toecommenden tijden eenich recht t' heesschene van der proprieteit, van bijlevinghen of andersins in eenegher manie­ren.

            Ende de zelve Kateline zal hebben, heffen ende paysivel ghebruken ende aneverden t'haren vrien properen goede alle de goedinghen ende eervachtiche­den van haren zijden comende, hoe of te wat plaetsen ende steden et ghestaen of gheleghen es, zonder den zelven Arend der an in toecommenden tijden eenich recht t'heesschene of vermetene van der bilevinghen, propreteit of andersins.

            Ende vort soe behoude elc van Arende ende Katelinen t'hemwaert al zulke juweelen, inhaven ende cateylen als zij ghedeelt hebben ende elc t'hemwaert heeft.      Ende Arend vors. zal ghelden ende weeren, zonder Katelijnen cost of last, alle de scult van commere die hij ghemaect heeft, t'achtere ende sculdich es, ver­zekert up hem. Ende gheviel 't zoe in toecommenden tijden dat eenich van partien goed toequame bij versterften, ghijften of andersins, dat sal elc hebben ende behouden ziner siden volghende, zonder den anderen daer inne gherecht te zijne.

Ende hier mede kenden hemlieden de vorn. partien elc van anderen van al haren tijdelijken goede vriendelijc verheffent, versceeden ende verdeelt zijnde, ende hebben elc anderen daer af quite ghescolden, nu ende te eewelijken da­ghen, zonder d'een den anderen in toecommenden tijden yet heesschene of an 's anders toegheleide goed eenich recht te vermetene in eenegher manieren, het en ware of hemlieden God gratie gave dat zij, bij consente van mallincande­ren, verliefden ende vergaderden.

Actum V die Aprilis anno XXIX.

 

3.

 

Bertelmeux Perchevael en Lijsbette vander Donct. 1429 – 1430

 

3/1

 

Bertelmeux Perchevael en Lijsbette vander Donct. Na scheiding van tafel en bed bij de officialiteit van Doornik onttrekt Bertelmeux zich aan boedelverdeling en moet Lijsbette bij de schepenen aandringen.

 

8 april 1429

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/30 (1), 1428-1429, f° 78 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etc. dat, naer dien dat Bertelmeux Perchevael over een zijde ende Lijs­bet­te vander Donct, zijn wijf, over andere, ghescheeden waren van tafelen ende bedden ten spierituellen hove van Dornike alsoo 't behoorde, ghelike dat te vul­len bleec bij zekeren letteren daerup ghemaect in 't zelve hof, ende dat de zelve Lijsbette zeere nerendstelike ghevolcht hadde, alsoo wel in 't scependom vorle­den als in dit jeghewordich, omme van den zelven Bertelmeux, haren man, ver­scheeden t' zine van haerlieder beeder tideliken goede, eerst ter bewaernessen van haer ende van haren kinde, ende der naer ter bewaernessen van hare alleene mits dat 't selve haer kind ghevaren wart van live ter doot, ende in 't zelve vol­ghen zo veele ghedaen dat hij ende zoe de staten van den zelven haerlieder tide­liken goede overbrochten ende elcx andworde der up bij goeden verclaerse in ghescriften alser daertoe diende ende men ghecostumeert was te doene in ghe­like zaken, soo waes 't dat scepenen van der Kuere in Ghend, overmits dat de vors. Bertelmeux binnen den middelen tide van den vors. vervolghe – dat langhe ghe­duerde – zijn goed dat hij hadde ligghende te Waerscoet ende dar omtrent ver­cochte ende metten ghelde datter af quam vervremde uut deser stede ende lande in zulker wijs dat de vors. Lijsbette te gheenen bescheede gheraken conste, de welke, dat merkende, hendelike ansprekende wart Janne den Brune, taelman, die ter erven commen was van den vors. goede, zegghende dat hij haer belooft hadde te doen hebbene de heelt van den ghelde dat hij gheven zoude up den coop van den zelven goede, ende ooc over haer bilevinghe de heelt van der lijf­rente die de zelve Bertelmeux darup behilt t'zinen live, waeraf zoe van beeden te buten stoet, ende mits dien begherde zoe te nieuten ghedaen t'hebbene 's vors. Jans Brunen coop oft emmer hem bedwonghen haer te begrotene ende restitu­eer­ne van dat vors. es.'t Welke de selve Jan wederleide, eerst de nieutinghe van zinen vors. coope die niet gheschien conste bij dat hij gheerft hadde ghezijn wel ende duech­delike in 't vors. goed bij heere ende wette, alsoo 't behoorde, noch 't andre dat de vors. Lijsbette begherde, bij dat hij bedwonghen hadde gheweist met ee­nen vonnesse van scepenen den vorsaten te scheedene van den vors. ghelde, ende dat te ghevene Gillis den Stolle die principael coopere was van den vors. goede ende hij niet, slutende bij dien dat de zelve zinen coop sculdich was te blivene van weerden, ende hij onghemoyt van hare eenighe begrotinghe te doene, want hij den vors. Bertelmeus niet t'achtere bleven was anders dan 3 lb. gr. 's iaers t'zinen live die hij behouden hadde up 't selve goed, ende daer af maer een jaerscare al quame Bamesse [1 oktober 1428], de welke lijfrente hij oec el­dere bezetten mochte, zom oft al, t'zinen scoensten naer den vors. coop, ende daer af ontlasten ende zuveren zijn vors. goed t'allen tijden dat hem gheliefde, waer jeghen de zelve Lijsbette niet veile zegghen wilde nemaer begherde uterlike begroot te zine van haren vors. achtendeele van bilevinghen, ende anders metter vors. lijfrente, ende ooc bet ende breedere bij alsoo dat haer ghe­bueren mochte, termineerden ende wijsden, wel voor oghen hebbende de vors. handelin­ghe, dat de vors. Jan de Brune onghemoyt zoude bliven van den heessche van der vors. Lijsbetten ende daer af los, ledich ende ontsleghen, hem lastende ende bevelende dat hij negheensins meer eenighe betalinghe dade van den vors. 3 lb. gr. 's iaers lijfrenten den vors. Perchevale oft ooc jeghen hem die loste of quite in enigher manieren, want bij alsoo dat eenich van beeden gheschiede, het en zoude gheen stede houden noch paiement doen, nemaer dat hij de zelve 3 lb. gr. 's iaers voort an gheven ende betalen zoude der zelver Lijsbetten oft haren zekeren bode ende niemende anders. Ende verclaerden voort de zelve scepenen bij manieren van appointemente dat de vors. Lijsbette in begroottinghen van harer bilevinghen, die zoe ghehadt zoude hebben up 't vors. goed ende anders, hebben, heffen ende ontfaen zoude gheheel ende al de vors. lijfrente van den vors. Janne den Brune oft anderen diese sculdich werden 't leven lanc ghedue­rende van den vors. Perchevale, haren man, ende emmer tot an der stont dat hij ende zoe weder vergadert waren ende leven wilden d'een metten anderen, als man ende wijf sculdich waren te doene, of verscheeden van haerlieder tideliken goede, waer 't bij vriendelicheden oft bij wette, alsoo 't behoerde, oft uterlike dat anders up de vors. zaken gheordineert zijn zoude bij den vors. scepenen oft haren naercommers.

Actum VIIIa die Aprilis anno XXIX.

 

3/2

 

Bertelmeus Pertsevale en jonkvr. Lijsbette van der Donct. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

4 oktober 1430

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief 301/31 (1), 1430-1431, f° 4 v°

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 32.

 

 

Kenlic zij etc. dat up 't ghesceedt, ghedaen ten spirituelen hove van taeffelen en­de bedden tusschen Bertelmeeus Pertsevalen an d'een zijde ende Lijsbette van der Donct, zijnen wyve, an d'ander, zo zijn de vors. Bertelmeeus ende Lijsbette vorn. eendrachtelijke comen etca., kenden ende lijden dat zij van al hueren tijdelijken goede onderlinghe verheffent, verdeelt ende al wel versceeden zijn in deser manieren dat Lijsbette vander Donct hebben ende behouden sal t'haren properen gronde ende goede alle de eerfachtichede die van harer siden commen es, zonder Bertel­meeuse vors. daer anne eenich recht te hebbene van bijlevinghen of andersins in eenigher manieren, myds dat hij van zinen rechte der jeghen begroet es met zekeren somme van penninghen daer af dat hem Bertelmeeus kent zinde betalt ende al wel vernoucht van joncf. Lijsbetten vornt. ende scalter hare af quite, nu ende te eewelijken daghen.

            Item zo zal de vors. Lijsbette hebben ende behouden t'haren properen goe­de ende gronde ½ ghemet lants, lettel myn of meer, dat Bertelmeeus ende Lijs­bette, zijn wijf, te gader cochten ende ghecreghen met ghemeenen goede jeghen Willeme den Vliegher, sonder daer anne den vors. Bertelmeeuse emmer­meer eenich recht an te hebbene in eenigher manieren, mids dat hij van zine rechte der jeghen begroedt es met zekeren somme van penninghen, daer af dat hij hem kent zinde betaelt ende al wel vernoucht van joncf. Lijsbetten vornt.

            Item zal de zelve joncf. Lijsbette hebben ende behouden t'haren properen goede de 3 lb. gro. ts'iaers lijfrenten die staen te Bertelmeeuse, haers mans, live, die Jan de Brune, taelman, jaerlijcx sculdich es van cope van lande, die hij jeghen Bertelmeuse cochte, gheleghen in de prochie van Waerscoet, sonder Ber­tel­meeuse in de vors. lijfrente emmermeer eenich recht an te hebbene in eenigher manieren. Item als van den 6 lb. gro. die Heinrijc Martins, den pachtere, gheleent zijn in prysen tote den afsceedene van zinen pachte, de welke 6 lb. gro. Lijsbette vors. hebben ende behouden zal t'haren properen goede, zonder Bertelmeeuse of yemene el dan hare eenich recht an te hebbene in eenegher manieren. Item zo zal Lijsbette heffen ende ontfaen t'haren properen goede de 19 s. gro. die Arend de Roede van achterstelle van pachte t'achtere es.

            Item zullen elc van Bertelmeeuse Pertsevalen ende joncf. Lijsbette vander Donct, zijn wijf, hebben, behouden ende paysivel ghebruken ende besitten al zuulc havelijc goed als elc t'hemwaerts heeft.

            Ende elc zal zijn scult die hij ghebuercht ende ghemaect heeft ghelden ende betalen, zonder elc anderen cost of last, dat's te verstane dat elc betalen zal zin scult evenverre dat elc scult ghemaect heeft of sculdich es.

            Ende zoo wat goede dat elc van Bertelmeeuse Pertsevale ende Lijs­betten vors. namaels winnen of ghecrighen mach ofte dat elken van ziner zijden toecommen of versterven mach, dat sal elc van hem beeden behouden, toebe­horende ende volghende ziere zijden, sonder den anderen eenich recht an te hebbene.

            Ende scelden elc anderen quite up de ordinancie voren verclaert, up welke deelinghe ende effeninghe vorsc. de vors. Bertelmeeus an d'een zijde ende Lijs­bette, zijn wijf vornt., an d'ander zijde hemlieden kennen van mallinc anderen wel verheffent, verdeelt ende al wel verscheeden van al hueren tydelijken goede.

            Ende beloven elc anderen up hem ende up al 't sine de vors. deelinghe en­de versceet wel ende ghetrauwelijc te houdene, zonder emmermeer der jeghen te gane of te doene of te doen doene bij hem of bij anderen van harer weghen in eenegher manieren, het en ware ofte hemlieden namaels God gratie gave dat zij eendrachtelijc, bij consente van mallinc anderen, vergaderden. Actum IIII° die Octobris anno XXX° [4 oktober 1430].

 

 

4.

 

Lievin Boegaert en Clare Serraes. 1429 – 1433.

 

4/1

 

Lievin Boegaert en Clare Serraes. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

26 februari 1429

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/30 (1), 1428-1429, f° 85 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 7.

 

Kenlic etca. dat up ende naer 't ghesceet ghedaen ende overleden ten spirituelen hove van taflen ende van bedden tusschen Lievine Boegaert an d'een zijde ende Claren Serraes, zinen wive, an d'andre, so zijn partien an beeden zijden een­drach­telic commen voor scepenen etca., kenden etca. dat zij van al haren tijdelij­ken goede vriendelic verheffent, versceeden ende onderlinghe wel verdeelt zijn in der manieren naervolghende.

            Eerst zal de vors. Lievin Boegaert hebben, heffen ende behouden t'zinen propren goede de heeltsceede van drien husen, staende d'een neffens d'andre in den Houtbriel, waer af de zelve Lievin bezit ende heeft in hueringhen 't groete huus tusschen beeden den cleenen huusen omme drie ponden gro. 's iaers, drie jaer lanc duerende, beghinnende te Sente Bamesse in 't jaer XXVIII [1 oktober 1428], te tween terminen 's iaers te betalene, ende d'ander 2 huusen zijn verhuert 20 scellinghen gro. 's iaers, elc met zulken commere alsser jaerlicx ute gaet.

            Ende d'wederdeelvan den zelven drien husen be­hoort toe Claren Serraes, zinen wive, elken zijn last draghende van der heelt van den commere diere utegaet, metgaders der reparatien ende refectien die an de zelve drie husen vallen zullen.

Item behoudt de vorn. Clare t'haren propren goe­de alle de ervachtichede van harer zijden commende, groot zijnde zes buunre, let­tel min of meer, verpacht jaerlicx drie pond vier scellinghen vier penninghen gro., daer af Lievin behoudt d'heeltsceede t'zijnre bilevinghen, elken zijn last draghende van den commere diere jaerlicx utegaet. Dies zal Clare vors. den pacht van Kerssavonde toecommende [24 december 1429] gheel ontfaen, dra­ghende drie pond gro., ende 't sourpluus blijft ghemeene.

            Item hebben Lievin ende Clare, zijn wijf vors., ghemeene ende onverdeelt drie duust ende 800 coreele, lettel min of meer, berdere ende ander hout, omme al dat ghele ende gheorbuert te zine ter reparatien ende refectien van den huusin­ghen, daer 's van noede wezen zal, eenen pulszac ende een hanghele. Item zal elc hebben ende behouden al zulke juweelen, in­haven ende cateylen als zij onderlinghe d'een jeghen d'andre ghedeelt hebben en­de elc te hemwaert heeft. Item es men hem beeden sculdich ghemeene zekere cleene percheelen van sculden, ende evenverre datter bate af comt ende zij dat ghehuuren connen, elken hebbende zine heeltsceede.

            Item boven desen es Lievin vors. der zelver Claren, zinen wive, t'achter en­de sculdich de somme van drien ponden, vive scellinghen, tien penninghen gro. gherekents ghelds van haren deele van der wapene, ghewande, lijnwade en­de andren cateylen die hij jeghen hare ghecocht heeft, te betalen 18 scellinghen gro. te Vastenavonde eerstcommende [8 februari 1429 n.st.] ende 't sourpluus te Kerssavonde anno XXIX° daer naer volghende [24 december 1429], verzekert etc.

            Item zijn Lievin ende Clare vors. ghemeene t'achter ende sculdich de som­me van acht ponden, 14 scellinghen, vier penninghen gro. diverssen personen, ghelijc 2 rollen diere af zijn mentioen ende verclaers maken, d'eene rustende on­der den zelven Lievine ende d'andere onder Claren vorn., elken zijn last dra­ghende van der heeltsceeden.

            Ende waer 't zo dat eenich van hem beeden goed toequame bij versterften, ghiften of  andersins, dat zal elc hebben ende behouden ziner zijden volghende, zonder den anderen in toecommenden tijden der inne gherecht te zine in eeni­gher manieren.

            Ende hier mede kenden hemlieden de vorn. Lievin ende Clare, zijn wijf, van al haren tijdelijken goede onderlinghe wel verheffent, versceeden ende ver­deelt zijnde, ende hebben elc andren daer af gheheellic ende al quite ghescolden, nu ende t'eeuweliken daghen, zonder d'een den andren in toecommenden tijden yet te heesschene of an 's anders deel ende toegheleyde goed eenich recht te ver­metene in eenigher manieren, het en ware of hemlieden namaels God gratie gave dat zij, bij consente ende willekuere van mallinc andren, verliefden ende verga­derden.

Actum XXVI die Februarii anno XXVIII.

 

4/2

 

Lievin Bogaert en Clare Serraers. Proces over boedelverdeling (26 februari 1429) na scheiding van tafel en bed (bekomen voor 1 oktober 1428).

 

2 maart 1433 n.s.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/32 (1), 1432-1433, f° 97 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Als van den gheschille, te vele ende diveersschen stonden gheweest tusschen Lie­vin Bogaert an d'een zijde ende Clare Serraers an d'ander, naer 't ghescheet tusschen hemlieden ghewijst ende ghepasseert in 't gheestelic hof van Dornike, ende naer der hand bij scepenen den laetsten voorsaten, sprutende ende toecom­mende uut sekeren scrifturen bij den voors. partien overgheleit ende overghe­ghe­ven up huerlieder staet van goede van haren cateilen, juweelen ende diver­schen percheelen, in heesche, in antworde, replike ende dupliken, al in 't langhe bij vele waerften in presentien van partien ghevisenteert, uterlike slu­tende haerlieder ghescille, sonderlinghe in de pointe ende articlen hier naer ver­claerst, te wetene

            eerst in een article daer Lievin overgaf in sijn ghescrifte dat hij vercocht hadde een pleytscip omme de somme van 4 lb. 10 s. gr.,

            daer af dat Clare begheerde t'hebbene d'een heelscheede van der voors. somme, segghende dat huer van rechts weghe sculdich was te gheschiene, ghe­merct dat hij 't hadde ghedaen naer dat hem bij scepenen den voorsaten, in 't sce­pendom her Clais van Hoedevelde, her Nicasis Bels ende haren ghesellen [= aug. 1430-aug. 1431], gheseit was ende verboden ten tijden dat sij d'een van den anderen vervremdden wilden, dat hij huer goed niet becommeren noch belasten soude, also toe seide,

            daer jeghen de voors. Lievin dede verandwoorden, weerende van haer yet te ghevene of te betalene, mids dat van al 't gheent dat hij vercocht hadde voor 't ghescheet, tusschen hemlieden ghepasseert ten spirituelen hove, hijs wel mo­ghende was van doene, want hij, toot den wijsdomme van den selven gheschee­den in 't hof van Dorneke tusschen hemlieden, vooght was van sinen wive ende van al hueren goede,

            ende voort meer versochte de voors. Clare van Lievine Bogaert haer an­deel van zekeren potten, ketelen, van eenen pansiere ende anderen percheelen, allen vervremdt bij den selven Lievine in de presentie ende elders voor zekeren somme van penninghe, verclaerst in de scrifturen bij hemlieden overghegheven naer 't verbod als boven, also soe seide, ende voor 't ghescheet,

            item in een article versochte de voors. Lievin Bogaert dat Claere vors. overlegghen ende betalen soude d'eelstscheede van der boete van 50 lb. par., daer in dat hij ghewijst was ter causen van 2 lb. gr., die zij ghesaemder hand sculdich waeren mer joncfrouw Bets, ende waerin Lievin voors. verbonden had­de t'eenen zekeren daghe te betalne, oft te treckene in 's hammans etca., 't welke hij niet vulquam ende daer in ghesocht ten selven daghe ende niet vonden, mids welken hij ghewijst wart in de voors. peine,

            daer jeghen de vors. Claere dede verandworden, werende van yet ghehou­den te sine in de betalinghe van der voors. boete, mids dat zoe ghesegghen conste dat bij hueren ghebreke noch toedoene niet en was dat de voors. 2 lb. gr., ten daghe belooft, niet betaelt waren, maer uterlic presenteerde gherne ende duechdelic te gheldene haer andeel van den voors. 2 lb. gr., sonder meer, met meer worden, etca.

So waes't dat scepenen etca., oversien hebbende de voors. scriftueren al in 't lan­ghe, ende ghelet up de pointe van huerlieder ghescille voors. over beede zijde, bij goeder deliberatien appointierden dat Lievin Boghaert overlegghen ende be­talen soude der voors. Claere Serraers, sinen wijf, over al huer recht ende andere van den voors. percheelen t'handeren tijden vervremdt bij den selven Lievin voor 't ghescheet ten spirituelen hove tusschen hemlieden ghewijst, de somme van 30 s. gr. sonder meer.

            Ende voort ten anderen pointen ende articlen van 2 lb. gr. die zij sculdich waeren mer joncfr. Bets vorseit, dewelke niet betaelt hadden ghesijn ten daghe also hem de voors. Lievin verbonden hadde, wijsden dat Clare Serraers voor­noomt betalen soude d'eeltscheede van den voors. 50 lb. par., bij also dat Lievin in de vors. boete ghewijst was voor 't ghescheet endelic ghepasseert tusschen hemlieden in 't gheestelic hof, mids dat ghemeene scult was, oft emmer also vele als de voorn. Lievin van den vors. peine ghecompenseert ende betaelt hadde.

            Wijsden voort dat van allen den costen, commeren ende lasten die elc son­derlinghe ghedaen mochte hebben zidert den ghescheede in 't gheestelic hof tus­schen hemlieden ghepasseert ende ghesloten, elc van hemlieden sijn coste, commere ende last, sijdert ghedaen, houden soude an hem selven.

            Ende verclaersden voort dat sij vriendelike van allen baten, commeren en­de lasten, uutstaende in schulden, in baten ende in commere, juweelen, inhaven ende cateilen deelen soude ende appointieren onderlinghe, alsoo 't behoorde.

Actum IIa Marcii anno XXXII°.

 

4/3

 

Lievin Boemgaert en Clare Serraers. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

7 april 1433

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/32 (1), 1432-1433, f° 91 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 49/2.

 

Kenlic etca. dat Lievin Boemgaert commen es etc., kende ende lijdde dat, naer 't ghescheet, overleden ende ghedaen ten spirituelen hove tusschen hem an d'een zijde ende Claere Serraers, sinen wive, an d'andere, de vors. Lievin Claeren, si­nen wive voornt., heeft wettelic quiteghescholden al 't recht van bladinghen of bilevinghen, baten oft proffiten, die de selve Lievin hebben, halen of heesschen mochte an d'erfachtighe goedinghe, Claeren sinen wive vornt. toebehoerende en­de van haer zijde commende.

            Dit zoe alle behoudt te haeren propren goede, alzo zij alle ghestaen ende gheleghen sijn, sonder den vors. Lievin an de selve goedinghe oft an yet dies daer an cleeft eenighen deel of recht te hebbene, al zoo 't rechte voorwaerde es in 't ghescheet van haerlieder tideliken goede, daermede de voors. Lievin van al sinen rechte van dien begroedt ende vernought es van Claeren voornt.

            Ende heeft de vors. Lievin belooft ende hem verbonden bij ziner kris­teleker trauwen ende manwaerhede hem an de vors. ervachticheden, Claeren si­nen wive toebehoerende, nemmermeer eenichs rechts te vermetene van bladin­ghe, bilevinghe, van cateylen oft andersins t'eenigher wet, spirituel oft tempo­reel, in eenigher manieren etc., ende van den voorledenen pachten elken staende in sinen rechte.

Actum VIIa die Aprilis anno XXXII° [7 april 1433 n.s.].

 

5

 

Jan de Hond en Mergriete Sarocx. 1429

 

Jan de Hond en Mergriete Sarocx. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

s.d. [midden in november 1429]

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/30 (2), 1429-1430, f° 23 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 16.

 

Kenlic etc. dat up ende naer 't ghesceet, ghedaen ende overleden ten gheestelij­ken hove van tafelen ende bedden tusschen Janne den Hond, an d'een zijde ende Mergrieten Sarocx, zijn wettelic wijf, an d'ander, so zijn de vorn. personen een­drachtelijc comen voor scepenen etc., kenden etc. dat zij van al haerlieder goede, dat hemlieden onze lieve heere God gheleent heeft, onderlinghe vriendelijc ver­heffent, versceeden ende al wel verdeelt zijn in der condicien ende manyeren hier naer verclaert.

            Eerst zal de vorn. Jan de Hont hebben, heffen, paysivel ghebruken ende aenverden t'sinen propren goede een huus staende in d'Yperstrate up de hoostzij­de, neffens der Bijloken muer, ende vort alle de eervachtichede die hij hadde ten tijden dat hij hare begreep in wettelijken huwelijke, gheleghen in de prochie van Machline ende van Aerssele, met allen den ghelaghen ende aysementen, bomen ende catheilen als er up zijn ende toebehoren, zonder der vorn. Mergrieten daer an in toecommenden tijden eenich recht te hebbene, heesschene ende vermetene van bijlevinghen of andersins.

            Item zal Margriete vors. hebben, paysivel ghebruken ende aenverden d'elt­sceede van eenen huus, met allen den ghelaghen ende aysementen diere toebe­horen, staende in d'Yperstrate up de westzijde, ende vort al 't goed dat zo met hem brochte ten tijden dat zo hem begreep in wettelijke huuwelijke.

            Item zal elc van partien hebben ende hinnen t'sinen sconsten al zulke scult als men hemlieden sculdich es, ende ghelden den commere die elc ghemaect heeft zonder 's anders cost of last.

            Ende quame eenich van den vorn. partien[328]

 

6

 

Boudin van den Dijke en Katheline vander Haghe. 1430

 

Boudin van den Dijke en Katheline vander Haghe. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

11 april 1430

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/30 (2), 1429-1430, f° 72 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 23.

 

Kenlic etc. dat up ende naer 't ghesceet, ghedaen ende overleden ten spirituelen hove van taflen ende van bedden tusschen Boudine van den Dijke an d'een zijde ende Kathelinen vander Haghe, zinen wettelijken wive, an d'andre, so zijn de vors. partien eendrachtelic commen etc., kenden etc. dat zij van al ha­ren tijdelij­ken goede, dat hemlieden Onze Lieve Heere God verleent heeft, on­derlinghe vriendelic verheffent, versceeden ende al wel verdeelt zijn in der con­dicien ende manieren hiernaer verclaert.

            Eerst zal de vors. Katheline vander Haghe hebben, behouden ende aenverden t' haren vryen propren goede, zonder Boudine vors. ee­nich recht der an te hebbene of heesschene in eenigher manieren, drie zacke coerens 's iaers erflic, bezet up zekeren grond van erven, gheleghen binnen den Lande van Zotteghem naer 't verclaers ende inhouden van den wettelijken brieven diere af zijn, ende de vorn. Boudin heeft gherenuncyert en­de es afghegaen ts' rechts van bilevinghen dat hijre an heesschen, talen of aen­spreken zoude nu noch in toe­commenden tijden in eenigher manieren. Item zal de zelve Katheline vander Ha­ghe hebben ende behouden een huus, met allen den ghelaghen ende aysementen diere toebehoren van voren toot achter, staende te Denremonde an den Coor­naert, ende dat mids een­re zekere somme van ghelde, waer af hem de vorn. Bou­din in voormen van af­coepe kende zijnde betaelt ende al ghenouch ghedaen van Katheli­nen vorn., ende heeft haer daer af gheellic ende al quite ghescolden nu ende te euwelijken daghen, zonder meer verhalens.

            Item zal elc van hemlieden hebben ende aenveerden t' zinen propren goe­de al zulke juweelen, habijten, inhaven ende cateylen als zij d' een jeghen den andren ghedeelt hebben ende t' hemwaerts heeft. Ende elc zal innen de scult die hij ghemaect heeft, ende ghelden den com­mer ende scult die elc t' achter ende sculdich es. Ende quame eenighen van hemlieden in toecommenden tijden goed toe bij versterften, conqueste, ghiften of andersins, dat zal elc hebben ende be­houden volghende ziner zijden, zonder den andren in toecommenden tijden in eenigher manieren yet te heesschene.

            Ende hier mede kenden hemlieden de vorn. partien mallinc van andren wel verheffent, versceeden ende al verdeelt zijnde van al haren tijde­lijken goede, ende hebben elc andren gheellic ende al quite ghescolden, zonder d' een den andren yet te heesschene of an ts' anders toegheleyde goed eenich recht te vermetene, nu noch in toecommenden tijden, in eenigher manieren, het en ware of hemlieden namaels God gracie gave dat zij, bij consente van mallinc andren, weder verliefden ende vergaderden. Actum XI die Aprilis anno XXIX voor Paesschen] [11 april 1430 n.s.].

 

7

 

Jan van den Heelsbrouke en jonkvrouw Kateline sRaven. 1430.

 

Jan van den Heelsbrouke en jonkvrouw Kateline sRaven, dochter van Cornelijs sRaven. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

5 augustus 1430

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/30 (2), 1429-1430, f° 108 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 29.

 

Kenlic zij etc. dat up 't ghesceet, overleden ende ghedaen ten spyertuelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Janne van Helsbrouke an d'een zijde ende joncfr. Kateline sRaven fa Cornelijs, zinen wive, an d'ander, so zijn de vors. Jan ende joncfr. Kateline eendrachtelijc commen voor scepenen etca., ken­den ende lijden dat zij van haerlieder tijdelijken goede vriendelike ver­heffent, versceeden ende verdeelt zijn in deser manieren dat de vors. Jan behoudt alle de goedinghen van ziere zijden commende met al datter up es, toebehoort ende aencleeft, ende voort huusinghen binnen Ghend, lijfrenten, juweele, inhaven, cateylen ende al zulc goed als hij besidt ende te hemwaert heeft, zonder der vors. joncfr. Katelinen eenighen deel of recht an te hebbene van bladinghen, bylevinghen, van cateylen of ander­sins, nu of in toe­commenden tijden in eenegher manieren. Ende hier up sal de vors. Jan van Heelsbrouke houden ende regeren Cal­lekine ende Meerkine, harer beeder kinde­re, ende die stellen te dueghden ende eeren te state van huwelike of andersins, wel ende ghetrouwelijc, als goed vader zonder eenighen cost of last van joncfr. Katelinen vors., ofte het en ware dat hare gheliefde bij haers sellefs wille haren kinderen dueght te doene.

            Ende hier jeghen behoudt de vors. joncf. Kateline al zulc goed als haer van vader ende moeder te huwelike ghegheven was, draghende 4 lb. gro. ts'iaers erflijc, alzo hare dat overghegheven ende bewijst es, welc goed de vors. Jan regeren, meyteneren, verhueren ende ver­pachten zal, ende zal daer mede zijn profijt doen ghelijc met sijns sellefs properen goede. Ende zal der vors. joncf. Katelinen daer af gheven ende betalen, vry van allen commere diere uutgaen of ancleven de somme van 4 lb. gro. ts'iaers, weder dat 't selve goed hoeght of nedert. Ende die 4 lb. gr. zal hij hare  betalen te 4 paymenten ts'iaers, dat's te  wetene telken bamesse [1 oktober], Kerssavont [24 december], alfmaerte [15 maart] ende tsente Jansmesse [24 juni] 20 s. gro., van nu voort an, alzo langhe als de vors. joncf. Kateline leven zal, emmer 14 nacht lanc naer elken ter­myn ombegrepen, 't welke de vors. Jan heeft bekent ende verzekert etc.

            Ende, waer 't dat Jan vanden Helsbrouke voere van live ter doot voor joncf. vors., zo soude haerlieder vors. kindere hare gheven over de vorn. erve 4 lb. gro. s'iaers, al zo vors. es, ofte zij souden joncf. Katelinen, harer moedere, laten ghebruken van der selver eerven, welc de kindere liefts hadden.

            Ende hebben de vors. Jan ende joncf. Kateline belooft ende hemlieden verbonden jeghen elc anderen ende elc zonderlinghe ten proffite van harer bee­der kinderen ende van hem selven dat zij 't goed dat zij nu hebben niet en sullen moghen vercopen, vervremden, belasten, becommeren of beswaren in eenegher manieren ende, al waer 't dat Jan vanden Heelsbrouke ghebede de doot van joncf. Katelinen vors., hij ne zoude an haer vors. ervach­tich­ede ne gheen recht hebben van bilevinghen of andersins in eenegher manie­ren al zo voren van ziner eervachticheden van gheliken verclaert staet.

            Ende elc van hem beeden zal up hemselven ghelden ende betalen al zul­ken commere ende scult als elc up hem selven ghebrocht ende ghemaect heeft, zonder den cost of last van den anderen.

            Ende waer 't dat eenighe van hem beeden namaels eenich goed toequame, waer 't bij versterften, bij conqueste of andersins, dat goed soude elc van hemlie­den hebben, behouden ende daer mede zine wille doen, toebeho­rende ende volghende elcx zijden, zonder den anderen eenich recht an te hebbe­ne.

            Ende hier up kenden hemlieden de vors. Jan ende joncf. Kateline malinc van anderen wel verheffent, versceeden ende al wel verdeelt van al haerlieder tijdelijken goede, ende hebben elc anderen wettelijc af quiteghescolden.

            Ende hebben belooft dese ordinantie ende deelinghe wel te houdene, goed, gherechtich ende van weerden t'eewelijken daghen, het en ware of hemlieden namaels God gracie gave dat zij eendrachtelijc, bij consente van mallinc ande­ren, vergaderden.

Actum V die Augusti anno XXX° [5 augustus 1430].

 

8

 

Jan vanden Dijcke en Lijsbette tScepens. 1431.

 

Jan vanden Dijcke, zoon van Jan, en Lijsbette tScepens. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

23 juli 1431

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/31 (1), 1430-1431, f° 104 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 36.

 

Kenlic dat up 't ghesceet, ghedaen te spirytuelen hove van scotelen ende bedden tusschen Janne vanden Dijcke fus Jans, an d'een zijde, ende Lijsbetten tScepens, zinen wive, an d'andere zijde, zoe zijn de vors. Jan ende Lijsbette, zijn wijf, comen ende kenden dat zij van al haren tijdelijken goede onderlinghe verheffent, verdeelt ende al wel verscheeden zijn ende dit in deser manieren dat       de vors. Lijsbette hebben ende behouden zal t'haren properen goede  ende alle de erfachtichede van harer zijde com­mende met allen den huusinghen, bomen ende cateylen diere toebeho­ren, zonder den vors. Janne, haren man, daer inne emmermeer eenich recht te hebben van bijlevinghen of andersins in eenegher manieren, behouden dien dat Jan vors. hebben ende behouden zal t'sinen properen goede de 2 lb. gro. 's iaers die hem te huwelijcke ghegheven waren, zonder Lisbetten, zijnen wive, eenich recht an te hebbene.

            Item zullen elc van Janne ende Lijsbetten, zijnen wive, hebben, behouden ende paysivel ghebruken ende besitten al zulc havelijc goed als elc t'hemwaert heeft, sonder anelijc anders deel eenich recht te hebbene, behouden dien dat Lijsbette voernoemt betalen over dat haren deel betre es dan Jans, haers mans, deel, so zal de zelve Lijsbette gheven ende betalen Janne vornt. de somme van 2 lb. gr. t'sente Martinsmesse nu eerstcommende [11 november 1431], verzekert.

            Item zoe zullen elc van Janne ende Lijsbetten, zinen wive vornt., ghelden ende betalen elc zijn scult van commere, die elc van hem beeden ghemaect heeft, zonder elc anderen te verandworden, behouden dien dat elc behouden zal al zulke scult van baten als men elken scul­dich es, zonder daer anne 's anders scult eenich recht te hebben.

            Ende zoe wat goede elc van Janne ende Lijsbetten, zinen wive, namaels winnen of ghecrighen mach ofte dat elc van ziere zijden toecommen of verster­ven mach, dat zal elc van hemlieden behouden toebehorende ziere zijden, zonder den anderen eenich recht an te hebbene.

            Up welke deelinghe ende heffeninghe vorsc. de vors. Jan, an d'een zijde, ende Lisbette, zijn wijf, an d'ander zijde, hemlieden kenden van manlijc anderen verdeelt van haren tijdelijken goede, zonder emmermeer der jeghen te zegghene.

Actum XXIII die Julii anno XXXI [23 juli 1431].

 

9

 

Jan van der Honnen en Lijsbette Haghins. 1431 – 1433.

 

9/1

 

Jan van der Honnen en Lijsbette Haghins. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

18 februari 1431

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/31 (1), 1430-1431, f° 60 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 33.

 

Kenlic zij etc. dat up 't ghesceet, ghedaen ten sperituelen hove van scotelen ende bedden tusschen Janne van der Honnen an d'een zijde ende Lijsbetten Haghins, zinen wive, so sijn sij eendrachtelic commen voor scepenen etc., kenden van haerlieder tijdelicken goede verscheeden zijnde in deser manieren dat de vors. Lijsbette behoudt de goedinghen, leen ende eerfachticheden, commende van harer zijde, ende daer af behoudt de vors. Jan in voormen van bilevinghen zijn leven lanc d'een heelt van der bladinghe ende bate van den zel­ven goedinghen, uutghedaen dat hij 18 gr. 's iaers min heffen zal d'een heelt­sceede.

            Item zal elc van hem beeden behouden te elcx propren goede al sulke ju­weelen, inhaven ende cateylen als elc te hemwaert heeft, sonder den andren ee­nich rechte te hebbene.

            Ende elc van hem beeden blijft ghecleedt in d'een heelt van al sulken ba­ten ende commere als zij beede te gader ghebrocht hebben, ende hemlieden toe­commen zijn bij versterften, emmer behouden dien dat elc van hem beeden up hem zelven alleene ghelden zal al sulke sculde ende commere als elc up hem selven, sint dat zij versceeden gheweest zijn, gheborecht heeft, ende insghelijcs elken behoudende de bate die elc up hem zelven vercreghen heeft.

            Voort, waer 't dat eeneghen van hem beeden namaels goet toequame, waer 't bij versteerften oft bij conqueste oft andersins, dat goed soude elc hebben toe­behorende ende volghende siere zijden, zonder den andren eenich deel an te hebbene.

            Ende hier up kenden hemlieden Jan ende Lijsbette vors. mallic van ande­ren vereffent ende wel versceeden van haerlieder goede, ende scolden mallic an­dren quite, ende hebben voort belooft over hemlieden, over haerlieder hoyr ende naercommeren dese ordinancie ende versceedt te houdene van werden t'eeweli­ken daghen, het en waere namaels God hemlieden gracie gave dat zij eendrach­telic, bij consente van mallic andren, vergaderden.

Actum XVIII Februarii anno XXX° [18 februari 1431 n.s.].

 

9/2

 

Jan vander Honnen en Lijsbette Haghin, dochter van Jan. Jan verkoopt aan zijn van hem gescheiden echtgenote het recht van bijleving dat hem in de boedelverdeling van 18 februari 1431 was toegewezen op Lijsbette’s goederen in leen en erven.

 

3 november 1433

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/32 (2), 1433-1434, f° 35 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etc. dat Jan vander Honnen commen es etc., ende heeft upghedreghen ende overghegheven Lijsbetten Haghins f. Jans, zinen wive, al 't recht van bla­dinghen ende bijlevinghen dat hij houdende was ende hem toegheleit es an der voors. Lijsbetten goedinghen van leenen ende ervachticheden in 't ghescheed van haerlieder tijdeliken goede, mids dat zij van elc anderen ghescheeden zijn ten spirituelen ende temporelen hoven, alsoo 't blijct bij der copien van der ken­nessen, ghedaen den XVIIIsten dach in sporcle anno XXX [18 februari 1431 n.s.], in scabinatu Nicolay de Hoedevelde, Nichasii Bels et eorum consortiorum, f° LX, ende dit omme eene sekere somme van ghelde die de voors. Jan vander Honnen over al zijn recht van bladinghen ende bijlevinghen van der voors. Lijs­betten goedinghen van der zelven Lijsbetten ontfaen heeft, daer af hij hem kent wel vernoucht ende al vul betaelt van der zelven Lijsbetten, mids welken Jan vander Honnen heeft wettelic quytghescolden al 't recht van bladinghen ende bij­levinghen dat hij an haere goedinghen emmer meer hebben, halen of hees­schen mochte, ende heeft belooft ende hem verbonden bij ziner kersteliker trau­wen ende manwaerheden hem an haere voors. goedinghen nemmermeer eenichs rechs te vermetene van eeneghen bijlevinghen, bladinghen of andersins t'eene­gher wet, spirituel of temporeel, in eenegher manieren.

Actum IIIa IXbris anno XXXIII°.

 

10

 

Thomaes van den Winckele en Gheyle Pants. 1431.

 

Thomaes van den Winckele en Gheyle Pants. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenoot én beperkte gemeenschap van katelen.

 

12 november 1431

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/31 (2), 1431-1432, f° 83 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 41.

 

Kenlic zi etc. dat up 't ghesceet, overleden ende ghedaen ten spierituelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Thomaese van den Winckele an d'een zijde ende Gheylen Pants, sinen wive, an d'ander zijde, so sijn de vors. Thomaes ende Gheyle eendrachtelic commen vor scepenen etc., kenden ende lijden dat zi van haerlieder tijdeliken goede vriendelic vereffent, verscheeden ende verdeelt sijn in deser manieren dat de vors. Tho­­maes behoudt te sinen voerdeele ende vrijen propren goede al de ervachtichede van sijnre zijden commende met allen den huusen, boemen ende catteylen diere up sijn, sonder der vors. Gheylen daer an eenich recht te hebbene, te haelne of te heesschene van bladinghen, van bilevin­ghen, van catteylen of andersins in eenegher manieren. Voert behoudt Tomaes 't huus in de Boedeloestrate, daer hij in woent, en­de hij sal alleene betalen de paeymente die hi daer af t'achtere ende sculdich es.

            Item behoudt de vors. Gheyle de heelt van der bruwerien, staende up de Scipgracht, die men heet 'den Hert', met allen den ghelaghen ende allaeme der toebehoerende te haeren propren goede, sonder Thomaesse eenich recht an te hebbene.

            Item behoudt elc van hem beeden al sulke juweelen, inhaven ende cattey­len als elc t'hemwaert heft. Ende elc sal up hem selven ontfaen ende betalen al sulke scult in baten ende in commere als elc up hem selven gheborcht ende ghemaect heft.

            Vort over dat Gheylen heeltsceede van der vorn. bruwerijen ende 't ghuent dat soe behoudt betere es dan 't havelic goed dat Thomaes be­houdt ende al 't recht dat soe an sijn goed hebben mochte also dat wel oversien ende gheprijst es bi notabelen personen die ghevroedden, die sij daer toe coren, so sal Gheyle in recompensatien van dien Thomaese gheven en­de betalen de somme van 18 lb. gr. binnen 9 jaren, te 9 paeymenten, dat's te wetene 2 lb. gr. te alfougste anno XXXII [15 augustus 1432], ende also voert t'elken alfougste daer naer volghen­de, 2 lb. gr. gheldende tote de vors. somme al vul betaelt sal sijn, 't welke de vors. Gheyle heeft be­kent ende verzekert up haere ende al 't hare. Ende ware an hare eenich ghebrec, so es borghe over haere meester Jooris Nevelinc ende omme meester Joerisse hier af scadeloes ghequit te sine, so heft de vors. Gheile belooft meester Joorisse vornt. in handen ende in zekere te stelne haer heelt van der bruweryen voeren verclaert.

            Ende waer 't dat eenighen van Thomaese ende Gheylen, sinen wive, na­maels eenich goed toequame, waer 't bi versterften, bi conquesten of andersins, dat goed soude elc hebben ende behouden toebehoerende ende vol­ghende ziere zijden, sonder den andren eenighen deel of recht an t'hebbene, hebben beloft dese ordinansche, verscheet ende verdeelinghe wel te houdene goed, gherechtich ende van weerden t'eeuweliken daghen, het en waere of hemlieden namaels God gracie gave dat zi eendrachtelic bi consente van mallinc andren vergaderden. Actum XII die Novembris anno XXXI.

 

11

 

Arend Popelier en Mergriete van der Biest. 1435.

 

Arend Popelier en Mergriete van der Biest. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

16 februari 1435 (n.st.)

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/33 (1), 1434-1435, f° 74 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 59.

 

Kenlic etc. dat up ende naer 't gheschet, ghedaen ende overleeden ten spirituelen hove van tafelen ende van bedden tusschen Arende Popelier an d'een zijde ende Mergrieten van der Biest, zijne wettelike wijf, an d'andere, so zijn de vors. par­tien eendrachtelic commen voor scepenen van der Kuere in Ghend, kende ende lijden dat zij van al haren tijdeliken goede, dat hemlieden Onze Lieve Heere God verlent heeft, onderlinghe vriendelic verheffent, verscheeden ende verdeelt zijn in der conditien ende manieren hier naer verclaerst.

Eerst dat de voors. Arend hebben, heffen, behouden ende aenverden zal, stappans vrome heffen t'zine propren goede al zulke goedinghen in eervachticheden, huuzen, bomen ende catheylen als van zinen weghe commen zijn ende hij t'hemwaerts heeft.

Ende insghelijcx zal de selve Mergriete hebben, heffen, behouden ende aenver­den t'haren vrien propren goede al zulke goedinghen, eervachticheden, boemen ende catheilen als zoe heeft van harer zijden commende, zonder den anderen daer inne eenich recht t'hebbene, haelne, heesschene of vermetene in eenigher mannieren.

Item zal elc hebben ende behouden al zulke cleederen ende abijten, juweelen, inhaven ende catheylen als hij t'hemwaert heeft ende d'een jeghen d'andere ghedeelt hebben, ende zal voort innen, upheffen ende ontfaen al zulke scult van baten als men elken t'achtere ende sculdich es, ghelden voort ende weeren den commere ende scult die elc ghemaect heeft, zonder 's anders cost of last.

            Ende quame eenich van partien in toecommenden tijden goed toe bij ver­steerften, ghiften, conqueste of andersins, dat zal elc hebben ende behouden ziere zijden volghende, zonder den anderen daer inne gherecht te zine. Ende hier up kenden hemlieden de voors. partien van haren voors. tideliken goede wel ver­heffent, verscheeden ende verdeelt, ende hebben elc anderen gheheelic ende al quite ghescolden, zonder d'een den anderen in toecommenden tijden yet t'hees­schene of an 's anders deel ende toegheleide goedt eenich recht te vermetene, het zij van der proprieteyt, van bilevinghen of andersins in eenigher manieren, het en ware of hemlieden naermaels God gratie gave dat zij, bij consente van mal­linc anderen, weder verliefden ende vergaderden.

Actum XVIa Februarii anno XXXIIII.

 

12

 

Gillis van Saemslacht en  jonkvr. Clare sCosters. 1435-1439.

 

Gillis van Saemslacht en jonkvr. Clare sCoster. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

11 februari 1436 (n.st.)

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/33 (2), 1435-1436, f° 95 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 64.

 

Kenlic zij etc. dat, naer 't ghesceet overleden ende ghedaen ten spirituelen hove van scoetelen ende bedden tusschen Gillise van Saemslacht, Hectors natuerlike sone, an d'een zijde ende joncfr. Claren sCosters fa Gillis, zijnen wive, an d'an­dere, so zijn de selve Gillis ende joncfr. Claren commen voer scepenen van der Kuere etc., kenden ende lyden dat zij van al haerlieder tijdeliken goede vrien­delic vereffent, verdeelt ende veracordeert zijn in deser manieren dat de vors. Gillis hebben ende behauden sal t'sinen propren goede de rente die hij had­de eer hy joncfr. Claren vors. in huwelike begrep, ende voert al zulke juweele, inhaven ende cateylen als de vors. Gillis te hem waert heeft, sonder joncfr. Claren vors. eenich recht an te hebbene.

Item sal de vors. joncfr. Clare hebben ende behouden te haren propren goede, sonder den vors. Gillis eenich recht an te hebbene, alle de goedinghen van harer zijde commende in leenen, rente, bilevinghen, huusinghen, boemen ende cateylen also de selve goedinghen ghestaen ende gheleghen zijn, ende daer toe alle de pachte ende bladinghen die van de vors. goedinghen ghevallen ende noch niet ont­faen en zijn, ende voert an vallen zullen.

Ende voert sal soe behouden al zulke juweelen, inhaven ende cateylen also soe die te haerwaert heeft, ende in 't ghelyke alle de sculden van baten die men hemlieden t'achtere ende sculdich es, sonder hem an hare vors. toegheleide goed eenich recht te haelne, te hebbene of te heesschene in eenegher manieren.

Ende mids desen moet de vors. joncfr. Clare gheven ende betalen Gillise vornoemt 4 lb. gro. 's iaers lijfrenten t' sinen live, te 2 paeymenten 's iaers, dat 's te wetene 2 lb. gr. den 11sten dach van ougste in 't jaer XIIIIC ende XXXVI eerstcommende [11 augustus 1436] ende 2 lb. gr. den 11sten dach van Sporcle daer naer volghende [11 februari 1437 n.s.] in 't selve jaer ende also voort van jare te jare, al so langhe als de vors. Gillis 't lijf ter weerelt behouden sal, behauden dien dat soe de selve 4 lb. gr. 's iaers sal moghen afcoepen ende quiten binnen 4 jaren eerst­commende met 2 lb. gr. 's iaers te gadere, ende niet myn. Te wetene es voor elken dach van den ghevalnen paeymente, waeneer het zij, met te betaelne over de 2 's iaers 18 lb. gr. eenswechdraghende, sonder hare in 't verloep van der ren­ten yet ghehauden te sine te betaelen, het ne ware dat ghevalne paeyment naer den afcoep overleden ende ghevallen. Ende daer soe deselve lyfrente bin­nen den vors. 4 jaren niet af en cochte, also vors. es, so moet soe die bliven betalende zijn leven lanc duerende, also voren verclaert staet. Item sal de vors. joncfr. Cla­re boven desen bliven ghehouden ende ghelast in alle de commere ende sculde die zij an beede zijden t'achter ende sculdich syn, also wel den com­mere aencle­vende haren kinderen als andersins, evenverre dat te harer kennessen commen es, daer af hare de vors. Gillis de namen van den persoenen overghe­gheven heeft, alsoe 't blyct by twee rollekine, daer af d'eene rust onder de vors. joncfr. Clare ende d'andere onder Gillis vornoemt. Ende van allen anderen onversienen baten ende commere, daer af soe de namen van den personen niet over en gheeft elken van hemlieden ghehouden ende ghelast in d'eene heeltsceede. Item als van den moure commende van her Janne Keelant, priestere, ende anderen personen overghegheven es, so es besproken  waer 't dat daer af by vervolghe van den watergrave oft andersins cost of last viele, ende de ghene wien den selven mour uutghegheven es, dien niet ghebruken en mochte, so sal elc van hemlieden daer inne ghehouden zijn in d'een heeltscheede evenghelijc. Item van den 50 gro. 's iaers erflic die de vors. joncf. Clare besetten ende versekeren moet der vicarien van Saemslacht sal hare de vors. Gillis toelegghen ende gheven 20 s. gr. eenswechdraghende, hare de selve 20 s. gr. afslach doende van den eersten paymente van ziere vors. lyfrenten.

            Ende waer 't dat eeneghe van partien namaels eenich goed toequame, waer 't by versterften, by conqueste of andersins, dat goed soude elc van hemlieden hebben ende behouden toebehoerende ende volghende ziere zijden zonder den anderen eenich recht an te hebbene, ende sonder hemlieden an elcx toegheleyde goedinghen, voerent verclaert, ofte an de goedinghen die elken van hemlieden toecommen moghen, also verclaert es, emmermeer eenich recht te hebbene, te haelne of te heesschene van ervachticheden, van bilevinghen, van cateylen ofte andersins t'eenegher wet, spiertuel of temporeel in eenegher manieren.

Ende hebben beloeft dese ordinanche, versceet ende deelinghe wel te haudene ende te vulcommene goed ende van werdden, sonder emmermeer der jeghen te segghe­ne, te procederne of te volghene by wette oft andersins in eenegher manieren, het en ware dat hemlieden namaels God gratie gave dat zij beede eendrachtelic, by consente van mallinc anderen, verliefden ende vergaderden, ende hebben hier up elc anderen quite ghescolden.

Actum XI die Februarii anno XXXV.

 

13

 

Jan Paris en jonkvr. Aeghte sBackers. 1437 – 1458.

 

Jan Paris en jonkvr. Aeghte sBackers. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

25 januari 1437 (n.st.)

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/34 (1), 1436-1437, f° 115 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 66.

 

Kenlic zij etc. dat up 't ghesceet, overleden ende ghedaen ten spirituelen hove van scoetelen ende bedden tusschen Janne Paris an d'een zijde ende joncfr. Aeghten sBackers, zijn wettel. wijf, an d'ander zijde, zo zijn de vors. Jan ende Aeghte eendrachtelic commen voer scepenen etc., kenden ende lyden dat zij van haerlieder tijdeliken goede vriendelic vereffent, verscheeden ende verdeelt zijn in der manieren hier naer verclaert,

in 't beghinsele zeker goedinghen die ghe­meene bleven, toebehoerende Janne Paris ende joncf. Aeghten, zinen wive vors., elken van hem beeden d'een heeltschede duergaende te elcx propren goede ende insghelijcx elc hoyr ende naercommeren t'eeuweliken daghen, eerst in de pro­chie van Wettere een goed, groet zijnde 26 buunre, lettel min of meer, met zul­ken huussinghen, boemen, besaedheeden, latinghen ende catteylen alsser up zijn ende an cleven, die Pau­wels van der Meessen nu in pachte houdt omme 8 lb. gr. ts'iaers, ende omme dat redene dat dit goed voer 't huwelic van Janne Parijs ende joncf. Aeghten, zinen wive, maer groet en was 14 buunre, lettel min of meer, ende dat daer af doe toebehoerde den vors. Jan Parys d'een heelt ende Zegher Parijs, zijnen broeder was, d'ander heelft, ende dat de vors. Jan Parijs zijn helft voer 't huwelic van hem ende joncf. Aeghten vors. der vorn. joncf. Aeghten vercochte omme zekere somme van penninghen die hy daer af ontfinc, daer soe wel ende wettelic toe­quam ende inne gheheerft wart by heere ende wette daer 't ende al soe 't behoer­de, daer by de 7 buunre, lettel min of meer, als goed van harer zijden commen zijn ende dat d'ander heeltschee­de, draghende insghelijcx 7 buunre, lettel min of meer, binnen den huwelike van hem beeden den vorn. Janne Parijs toecommen ende verstorven zijn van den vorn. Zegher Parijs, zinen broeder was, daer by de 7 buunre van Jans zijde commen zijn ende dat 't sourpluus van den vors. goede by Janne ende joncfr. Aeghten, synen wive vors., binnen huwelike van hem beeden met ghemeenen goede ghecocht ende gheconquesteert es, daer by elken van hem beeden ende elcx hoyrs ende naercommeren d'een heelt­scheede van den vors. gheheelen goede duergaende sculdich es toe te behoerne ende te blive­ne t'eeuweliken daghen, so es gheordineert, waer 't dat eenich van hem beeden of eenich van haerlieder hoyrs ende naercommeren den anderen in toecommenden tijden eenich empeschement of onghebruuc dade of dade doen van elcx heeltsceede van den vors. goede of van yet datter toebehoert, dat de ghene die 't dade ghehauden saude zijn ende sculdich waren den anderen dien 't onghebruuc ghedaen worde te betalen ende over te legghene de somme van 100 lb. gr. sulc ghelt als dan ghemeenlic cours hebben soude binnen Ghend, onghemindert alle den bladinghen, baten ende proffiten die elc van hemlieden of haerlieder hoyrs ende naercommeren daer af gheheeven ende ontfaen saude hebben.

            Item in de selve prochie 2 s. 6 d. gr. ts'iaers ervelic van eenen dach­wande erven dat Pauwelse van Belle uutghe­gheven es in erveliken cheinse.

            Item in de prochie van Melle de heelt ende een alf vierendeel van eender wintmuelen daer af 't sourpluus toebehoert den cloestere van Melle, de welke Ghys van der Brugghen nu in pachte heeft, gheheel omme 10 mudde rogs.

            Item in de prochie van Huesdine 4 ghemete merschs die de weduwe Jan Wies haud in pachte omme 20 s. 6 d. gr. ts'iaers.

            Item in de prochie van Zeuweghem ende van Zwinaerde een goed, groet zijnde 21 buunre, lettel min of meer, met zulken huussinghen, boemen, besaedden, latinghe ende catteylen alsser up zijn ende aencleven, dat Jan Pappin in pachte haudt omme 7 s. gr. ts'iaers elc bunre.

            Item daer boven 3 parcheele van erven die uutghegheven zijn in ervelike cheinse diversche persoo­ne, te wetene d'een parcheel omme 4 s. 6 d. gro. ts'iaers, ende d'ander parcheele, elc omme 2 s. 4 d. gr. ts'iaers, ende al eys 't soe dat in 't vors. goed t' Seu­werghem ende t'Swinaerden gheleghen es een leengoed haudende van der kercken ende minen heere van Sente Pieters, groet zijnde 3½ buunre, lettel min of meer, daer in Jan Paris toecommen es ende in de leen weere af staet, noch­tan moet de werde van den selven leene ghelijc den anderen goede vors. bliven ghemeene elken van Janne ende jonfr. Aeghten vors., ende elcx hoyr ende naer­commeren d'eene heeltscheede toebehoerende. Ende by dien es de werdde van den selven leene gheordineert ende ghestelt up 30 lb. gr., by den welken de ghe­ne, die 't vors. leen naer de doet van Janne vors. hebben ende be­hauden, sal ghe­hauden ende sculdich sal zijn daer af in te bringhene de somme van 30 lb. gro., of den hoyre van joncf. Aeghten vors. te betalen ende over te legghene de heelt van dien, dat's 15 lb. gro. sulc ghelt als dan ghemeenlic cours hebben sal binnen Ghend, eis't dat men dat begroeten sal met erven also groet wezende als de heelt van den leene dueghdelic sonder fraude.

            Item ter Cluussen een mersch, groet zijnde 20 ghemeten, lettel min of meer, daer in de prochipape van der Cluusse heeft een ghemet 't welke es ghecocht goed ende blyft insghelijcx ghemeene alf ende alf.

            Ende van allen den voorscrevenen goedinghen ende ervachticheden so blyft elc van Janne Parys ende joncf. Aeghten vors. te elcx doet staende in haren rechte van bilevinghen als de costume ende recht ghedraecht.

Item sal Jan Parys alleene hebben ende behauden toebehoerende ende vol­ghende ziere zijden, sonder der vors. joncf. Aeghten of haren hoeren eene­ghen deel of recht an te hebbene, te wetene es in Lovendeghem in Fransoys Bruusch's goed 8 buunre een dachwant erven, lettel min of meer.

            Item eenen locht die Jan Parys ende de kercke van Lovendeghem hebben ghemeene lig­ghende neven den lantbeke, groet 900 roeden lettel min of meer.

            Item bachten den hove van Lovendeghem eenen locht, d'een heelt lant ende d'ander heelt mersch, daer Zegher Mortiers kindere in hebben 't sesten deel ende 18ste deel. Ende, waer't dat yemene Janne Parys of zinen hoyre eenich empeschement of onghebruuc dade van den vors. goede te Lovendeghem, dat de gheene die 't dade, ghehauden soude zijn ende sculdich ware den vorn. Jan Parys of zijnen hoyre daer over te betalen ende over te legghene de somme van 50 lb. gr. zulc ghelt als dan cours hebben souden binnen Ghend.

            Ende hier jeghen sal de vors. joncf. Aeghte tsBackers ende haer hoyr ende naercommeren hebben ende behouden t'haeren propren goede, sonder Jan Parijs of syn hoyre eenich recht an t'hebbene, de behuusde stede in de Wandelstrate, daer zij nu in wonen met den huusse ter Onderstraten uutcommende, ende 't huus daer naest, daer Pieter de Meyere nu in woent, ende noch 3 cameren, staende ten hende van der Loefsteghen met allen den ghelaghen, den vors. huus­sen ende steden toebehoerende, ende met zulken cheinse alsser jaerlicx ute gaet.

            Item behaud Jan Parijs alleene t'sinen propren goede 12 s. gr. ts'iaers lyf­renten t'sinen live up Jacop van den Hackere, d'een heelt vallende t'alfmaerte ende d'ander heelt t'Sente Bamesse.

            Ende voert 24 s. gr. ts'iaers lyfrenten, val­lende telken Kerssavont up Fransoys Bruusch'goed te Lovendeghem ten liven van broeder Janne van Mazenzele ende broeder Janne Vrancx, sonder joncf. Aeghten voers. an de percheelen van lyfrenten eenich recht te hebbene.

            Item behaudt de vors. joncf. Aeghte alleene te haren propren goede, son­der Janne Parijs eenich recht an te hebbene, 20 s. gr. ts'iaers lyfrente te haren live up de stede van Middelborch, d'een heelt vallende den 15sten dach in Junyo ende d'ander heelt den 15sten dach in Decembere.

Andere lyfrente ende zekeren mour die alle bliven ghemeene toebehoeren­de Janne ende joncf. Aeghten vors., elken d'een heeltscheede also hier naer ver­claerst staet. Eerst up den thol van Ayshove 50 lb. par. ts'iaers te haerlieder liven, d'een heelt vallende t'alfmaerte ende d'ander heelt t'Sente Bamesse.

            Item up Arende serSanders 4 lb. gr. ts'iaers t'harer beeder live, d'een heelt vallende den 21 dach van Novembre ende d'ander heelt den 21sten dach van Aprille.           Item up de weduwe Pontstraete 6 lb. gr. ts'iaers, de drie pont gro. ten lancsten liven van her Jacop den Jaghere, religieus te Baudeloe, ende joncf. Mergrieten ts'Iaeghers, religieuse te Baupreet, ende d'andere 3 lb. gr. ten lanc­sten live van Lauwereins den Jaghere ende Claren ts'Iaeghers, de vors. 6 lb. gr. ts'iaers vallende d'een heelt den eersten dach van Maerte ende d'ander heelt den eersten dach van Septembere.

            Item noch up de weduwe Pontstraete 2 lb. gr. ts'iaers ten lancsten live van her Pieteren den Jaghere ende Heinric den Jaghere, vallende d'een heelt te Kerssavont ende d'ander heelt t'Sente Jansmesse.

            Item in de prochie van Wachtebeke een ghemet 11½ roeden mours daer men 't heet in den Muesten houc.

            Item in de prochie van Zuutduerpe up de Oestvaert, een alf buunre mours. Item daer neven een ghemet mours preter 12 roeden.

            Item noch 50 roeden slachmours. Item noch 18 roeden slachmours. Item noch up d'Oest­vaert, met Pieteren den Meestere te gaedere, 2 ghemeten mours preter 12 roe­den.

            Item in de prochie van der Steekenen 2 ghemete mours.

            Item de tuerven telker plaetsen van den vors. moure also sy daer up bereet zijn. Al dat ghemeene also voeren gheseyt es.

Sculden van baten, toebehoerende Janne ende joncf. Aeghten vors., die oec ghemeene bliven, elken van hem toebehoerende d'een heelt.

            Eerst Gillis Hebbe 32 s. gr. Item Arend serSanders t'achter 8 lb. gr. Item Joeris uten Hove 11 s. 11 d. gr.

            Item Andries Neyt van Wachtebeke 5 lb. 10 s. gr.

            Item Andries Neyt, ts'watersgraven clerc, 11 s. 2 d. ø gr. auds ghelts. Item Andries Clinckaert 3 lb. 18 s. gr.

            Item Coelin Lievins van Gheeraertsberghe van hauder scult die Jan Parijs voeren hem betaelt heeft 14 s. 4 d. gr.

            Item Jan de Pratere 2 lb. 14 s. gr.

            Item Willem de Jaghere 11 s. 2 d.

            Item Arend de Laets van pachte metgaders den ougste ende jare MCCCC ende XXXVI de somme van 5 lb. 13 s. 7 d. gr.

            Item Pieter Staessine te Lovendeghem van pachte 12 s. gr.

            Item meester Heinric uuten Hove 20 s. gr.       

            Item de stede van Ghend van eender rede 16 s. gr.

            Item Pieter de Meestere ende Claeis de Wielmakere van mourpachte de somme van 96 lb. 13 s. 1½ d. gr., te betalen by paymenten naer d'inhauden van der coppien diere af zijn uut scepe­nen boucke.

            Item Pieter Plaschs van mourpachte 84 lb. 16 s. 7 d. gr., naer d'inhauden van der coppien diere af es.

            Item de selve Pietere van gheleen­den ghelde 32 s. 6 d. gr.

            Item Baudin van Aessele 3 s. 6 d. gr. Item Pietere de Meyere 15 s. gr. ende eenen pieten.

            Item Philips de Jaghere 12 lb. 17 s. gr.

            Item Jan Pappin van pachte metgaders den ougste van den jare XXXVI de somme van 21 lb. 15 d. gr.         

            Item Pauwelse van der Maessen insghelijcx van pachte met vors. ougste XXXVI 15 lb. gr.

            Voert zulle de vors. Jan Parys ende joncf. Aeghte, zijn wyf, te wetene elc van hemlieden hebben, behauden ende paysivel ghebruken al sulc avelic goed, juweelen, inhaven ende catteylen als elc van hemlieden te hemwaerts heeft, sonder den anderen daer an eenich recht te hebbene.

Voert sal elc van hem beeden hebben, behauden ende paysivel ghebruken al zulc goed als elken van hem beeden namaels toecommen mach, eys't by conquesten, by ver­sterften of andersins, dat goed toebehoerende ende volghende elcx zijde dien toecomt, sonder den anderen eenich deel of recht an t'hebbene, te haelne of t'heesschene in eenegher manieren.

Ende hier up kenden hemlieden de vors. Jan Parys ende joncf. Aeghten tsBackers, zijn wyf, mallinc van anderen wel vereffent, verdeelt ende al wel ghescheeden van al haerlieder tydeliken goede, ende hebben daer af elc anderen quite ghescolden, ende hebben voort beloeft dit ghescheet, ordinanche ende ver­deelinghe wel te haudene goed, gherechtich ende van werden t'eeuwe­liken da­ghen, het en ware of hemlieden namaels God gratie gave dat zij een­drachtelic, by consente van mallinc anderen, weder vergaderden.

Actum XXV die Januarii anno XXXVI.

 

14

 

Jan de Raven en jonkvr. Mergriete Haecx. 1437.

 

Jan de Raven en jonkvr. Mergriete Haecx (weduwe van Jan van Belle). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

3 augustus 1437

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/34 (1), 1436-1437, f° 188 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 71.

 

Kenlic zij etc. dat 't ghescheet, overleden ende ghedaen ten spirituelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Janne den Raven an d'een zijde, ende joncf. Mergrieten Haecx, sinen wetteliken wive, an d'ander zijde, so zijn commen voer scepenen etc. de vors. Jan de Raven over hem selven ende Jan van Wydemersch ende Justaes Bennin als wettelic machtich in de stede van der vors. joncf. Mer­grieten, kenden ende lyden dat zij van den tijdeliken goede, toebehoerende Jan­ne ende joncf. Mergrieten voers., vriendelike verscheeden ende verdeelt zijn in deser manieren dat de vors. Jan de Raven sal hebben ende behauden t'sinen propren goede al den gront ende ervachtichede van zijnder zijde commende met allen den huusen, boemen, besaetheden ende cateylen diere op zijn toebehoeren­de ende anclevende; item 4 s. gro. ts'iaers erflic up een stede by den veere te Wettere; item den bocht die de vors. Jan cochte jeghen Pieter Claeuse, ligghen­de in de Haesdonghe t'Uutberghene, al dat 's vors. Jans vryen propren goede, sonder der vors. joncf. Mergrieten eenich recht an t'hebbene. Item behoudt de vors. Jan alleene alle de uutsculde ende insculde in baten ende in commere die men hem ende joncf. Mergrieten, zijnen wive, sculdich es ende die zijlieden sculdich zijn sonder joncf. Mergrieten vors. daer af eeneghe bate te heffene of commer te gheldene, uutghedaen de 6 lb. 10 s. gro. die Pieter van den Broucke hemlieden sculdich es: die bliven ghemeene half ende alf.

            Ende hier jeghen sal de vors. joncf. Mergriete hebben ende behauden alle de ervachtichede van harer zijde commende ende de bilevinghe die zoe houden­de es ter causen van Janne van Belle, wylen haren man was, met allen den huusinghen, boomen, besaedden ende cateylen der up zijnde toebehoerende ende aenclevende, al dat ter vors. joncf. Mergrieten vryen propren goede, sonder Janne, haren man, eenich recht an te hebbene in eenegher manieren.

            Ende de vors. Jan van Wy­mersch over hem selven ende als vooght van Coppine van Wymersch, sinen ne­ve, daer hy oem af es, ende Justaes Bennin ter causen van Mergrieten van Wy­mersch, sinen wetteliken wive, ts'vors. Jans van Wymersch sustere, die onder hem drien gheel hoyr wesen sauden van der vors. joncf. Mergrieten Haecx, up dat haers ghebrake, hebben gheloeft de vors. joncf. Mergriete te haudene of te doen haudene van etene, drinckene, cleedinghen, abyten ende van alre sustinan­chen dies haer behouven sal, redelic ende tamelic naer haeren staet, metten bla­dinghen van haren goede sonder cost of last van Janne den Raven vors.

            Ende hier uppe ende up den vriendeliken deel die tusschen hemlieden ghedaen es van den ghereeden goede, juweelen, inhaven ende cateylen hemlieden toebehoeren­de, daer af elc sinen deel anveerd ende t'hemwaerts heeft, so kenden hemlieden de vors. Jan de Raven ende de wettelicke stedehauderen over joncfr. Mergrieten vors. in den name van hare, mallinc van anderen wel vereffent, verdeelt ende al wel verscheeden van al haren tydeliken goede, ende hebben daer af elc anderen quite ghescolden, ende hebben beloeft elc anders goedinghen nemmermeer eeneghe vexatie, ansprake, empesschement of belet te doene ter causen van bile­vinghen of andersins in eenigher manieren, ende waer 't dat eeneghen van hem beeden namaels eenich goed toequame, waer 't by versterften, conqueste of andersins, dat goed saude elc hebben ende behauden toebehoerende ende vol­ghende ziere zijden, sonder den anderen eenich recht an t'hebbene, welke vors. ordinanche ende verdeelinghe de vorn. partien hebben belooft wel te haudene goed, gherechtich ende van werdden t'eeuweliken daghen, het en ware of na­maels God gratie gave Janne ende joncf. Mergrieten vors. dat sy eendrachtelic, by consente van mallinc anderen, vergaderden. Actum IIIa die Augusty anno XXXVII.

 

15

 

Jan Sciethase en  jonkvr. Jorine van Weldeen. 1437-1438.

 

Jan Sciethase (weduwnaar) en jonkvr. Jorine van Weldene (weduwe). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

8 juli 1437

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/34 (1), 1436-1437, f° 201 v°.

(onvolledige teksttraditie, met annotatie 'In den houden bouc': Gent, Stadsar­chief, 301/34 (2), 1437-1438, f° 19 r°).

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 70.

 

Kenlic zij etc. dat, up 't ghesceet leden ende ghedaen ten spirituelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Janne Sciethasen an d'een zijde ende joncfr. Jorinen van Weldene, zijn wijf was, an d'andere zijde, so zijn de vors. partien eendrachtelic commen etc., kenden dat zij van al haren tijdeliken goede vriende­lic verheffent ende wel verscheeden zijn in deser manieren dat de vorn. Jan ende de vorn. joncf. Jorine elc van hem beeden hebben ende behouden zullen al sulke cateylen als elc up den tijt van nu te hemwaerts heeft ende oec elc van hem bee­den in naercommenden tijden te hemwaerts conques­teren ende vercrighen zal.

            Item noch zo behout de vorn. joncf. Jorine alle de scult van baten die men up den tijt van nu hem beeden van haren weghen ende van haren goeden com­men­de sculdich mach zijn, sonder den vorn. Janne eenich recht daer an te heb­bene. Item dat  de vorn. Jan stappans overgheven zal joncf. Jorinen alle de copien, recoorden ende andere brieven die hij heeft spre­kende up haer kindere ende up andere liede, ende elken quytsceldinghe daer af doen also daer toe behoren zal.

            Item in 't ghelike zo zal de vorn. Jan Schiethase hebben ende behouden al sulke brieve als hij onder hem heeft ende hem toebe­horende zijn van zijnen goedinghen toecommende van pachte, van sculde of andersins, sonder der vorn. joncf. Jorinen eenich recht daer an te hebbene.

            Item zo behout joncf. Jorine alle de erve metten catheylen daer up rusten­de, ende alle de bilevinghe van harer zijde commende, sonder den vorn. Janne of zijnen naer­commers nemmermeer eenich recht daer an te hebbene in eenegher manieren.

            Item in 't ghelike zo zal de vorn. Jan hebben ende behouden al 't goed dat van zijnen weghe ende van zijner zijde commen es, sonder der vorn. joncf. Jorinen of haren hoyre eenich recht daer an te hebbene.

            Ende hier up zo belooft de vorn. Jorine te quitene ende lossene jeghen de Lombarde van Gheeroudsberghe daer voren dat hij up den tijt van nu ghevaen leecht, ende als van den costen in 's ammans, die zal joncf. Jorine ghelden sichtent den 14sten dach in April [14 april 1437] tote den daghe dat de vorn. Jan van Pieteren den Visschere ende van den amman van Ghend ontsleghen zijn zal, ende dit ontslaen zal wesen binnen 14 daghen naer de daten van desen. Item noch zo moet de vorn. joncf. Jorine den vorn. Janne betalen ende overlegghen de somme van 8 lb. gr. omme alle andere sculde an zijn kindere ofte eldere mede te betalene ende te weerne, sonder de scult die joncf. Jorine vors. haren kindren sculdich es ofte oec die zij ghemaect heeft sint dat zij van hem ghesceeden gheweest, die moet de vorn. joncf. selve betalen, sonder Jans cost. Ende hiermede so es de vorn. joncf. Jorine quite ende ombelast van al der scult, sonder die zij voren in dit point an haer ghetrocken heeft. Ende als van den vorn. 8 lb. gr. die Jan Sciethase van joncf. Jorinen heb­ben zal, zo zal joncf. Jorine Janne lee­nen de coste van dat hij in de vanghenesse quam tote den 14 dach in April in mindernessen van den vorn. 8 lb. gr., ende boven desen zo zal de joncf. vors. Janne gheven also saen als hij ute gaet 2 lb. gr. ende 't remanant van den 8 lb. gr., dat zal joncf. Jorine vors. Janne gheven binnen 2 maenden daer naer, ende hem daer af kennesse doen alsoe 't behoren zal. Item van den costen die Jan Wetterman ende Jan Sciethase mallinc andren heesschende zijn, daer af zo en zal joncf. Jorine vorn. noch scade ghelden noch bate heffen. Item noch zo moet de vorn. joncf. Jorine den vorn. Janne Schiethase bewijsen ende besetten 25 scil­de ts'iaers te zijnen live ende niet langhere, up al 't goet dat zij heeft in de vier­scare van Gavere ten goedinckene van der wet, daer onder dat den gront ghele­ghen es, emmer den vorn. Janne Sciethase wel verzekert zijnde van ziner vors. renten, ende dit besedt vulcommen van den andren  daghe in Hoymaent lest vorleden [2 juli 1437], binnen eenre maent daer naer volghen­de. Ende de vors. rente zal vallen ten 2 paeymenten in elc jaer, waer af d'eerste paeyment vallen zal te Kerssavont anno XXXVII° eerstcommende [24 december 1437], ende d'ander t'Sente Jansmesse daer naer volghende anno XXXVIII° [24 juni 1438], ende also voort van jare te jare etc., te betalene de vorn. rente also langhe als de vors. Jan Schiethase leven zal, ende niet langhere. Item noch sal de vors. Jan Sciethase hebben in ghereeden ghelde 5 scilde van der rente die ghe­vallen es van den 14sten daghe in April [14 april 1437] tote Sente Jans daghe lest vorleden [24 juni 1437]. Item noch zo moet joncf. Jorine Pietren den Vis­schere bewijsen ende verzekeren de somme daer voren dat hij voor Janne den Sciethase borghe staet ten Lombaerden van Gheroudsberghe, ende dit up 't goet haer toebehorende bij Haelst, gheheeten 't goet te Raffelghem, ende intsghelijcx Heinricke van den Upstalle van gherekenden costen in de vanghenesse toter somme van 6 lb. 13 s. 6 d. gr. up 't selve goet, ende dit binnen 6 weken eerst­commende, ende boven desen den vors. Heinric van der vorn. somme wettelicke kennesse doen voer scepenen, also daer toe behoren zal.

            Ende bij also dat in naercommenden tijden eenich van hem beeden goed toequame, verstorve ofte dat zij anders goed cochten ende ghecreghen in wat manieren dat hemlieden toequame, dat zal elc van hem beeden hebben ende be­houden ende voort volghen ter doot van hemlieden ter zijden waert danen zulke goede commen zullen zijn, sonder den andren of zijnen hoyre eenich recht daer an te hebbene of te vermetene van nu voortan in eenegher manieren.

            Ende hier mede de vorn. Jan ende joncf. Jorine vornt. van al haeren tijde­liken goede ende van al dies zij elc andren heesschen mochten, zij hemlieden elc van andren kennen wel ghepaeyt, vernoucht ende al ghenouch ghedaen, ende scelden elc andren gheel ende al quite, nu ende t'eeweliken daghen, ofte het en ware dat hemlieden God naermaels gratie verleende dat zij weder d'een met den andren verliefden ende weder vergaerden. Ende dit beloven partien an beede zijden elc andren wel ende duechdelic te vulcommene ende te houdene goet, vast ende van weerden, elc up een redelicke scult ende verbuerte van 200 lb. par., te gane up dat zij verbuert worden naer de wet van der port etc. Actum VIII die Julii anno XXXVII°.

 

16

 

Gillis Pieters en Mergrite sReyneeren. 1431 - 1437.

 

16/1

 

Gillis Pieters en Mergriete van der Straten (een dochter: Betkin). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

24 september 1431

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/31 (2), 1431-1432, f° 17 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 39.

 

Kenlic zij etc. dat up ende naer 't ghescheet, ghedaen ende overleden ten spiri­tuelen hove van tafelen ende van bedden tusschen Gillisse Pieters an d'een zijde ende Mergrieten van der Straten, zijn wettelic wijf, an d'andere, zo zijn de vors. partyen eendrachtelic commen etc., kenden ende lijden dat zij van allen haer­lieder tijdeliken goede dat hemlieden onse lieve heere God up dese weerelt ver­leent heeft onderlinghe vriendelic vereffent, verscheeden ende al wel verdeelt zijn in der condicien ende manieren hier naer verclaert.

            Eerst dat Gillis Pieters vors. hebben, heffen, behouden ende anverden zal, stappenans heffende vrome, t'zinen propren goede alle de goedinghe in huusin­ghen ende ervachticheden die van siner zijden commen zijn, ende oec 't ghe­cochte ende 't ghecreghen goed binnen huwelicke evenverre dat gheleghen es binnen der prochie van Meere bi Aelst, met sulken boemen ende cattheylen als­ser up sijn ende toebehoeren, ende voort met sulken commere ende laste, erflic ende lijfrente, alsser uute gaen, sonder der selver Mergrieten eenich recht daer an t'hebbene of vermetene in eenigher manieren, ende dit over zijn derdendeel van den goede hem beeden toebehoerende.

            Item sal Mergriete van der Strate vors. hebben, behouden ende aenverden, stappenants vrome heffende, t'haren propren goede alle de goedinghen ende erf­achticheden die van haerer zijden commen zijn, gheleghen binnen der prochien van Wettere ende van Massemine, met sulken huusinghen, boemen ende cattey­len alsser up sijn ende toebehoeren, ende voort met sulken commere ende scheinse alsser jaerlicx uutgaet, sonder Gillisse vors. eenich recht daer an te heb­bene.

            Item sal Betkin Pieters, haerer beeder dochtere, over haer derde hebben ende behouden, stappans vrome heffende, t'haren vryen propren goede uuter goedinghen boven verclaert de somme van 30 s. gr. 's iaers ervelic, te wetene es 2 s. gr. 's iaers erflic die Gillis Pieters, de vadere, haer bezedt ende bewijst – over dat sijn derde betere es dan 't hare –, up eene stede hem toebehoerende, gheleghen ter meeten gheheeten 'ter beke', ende d'andere 28 s. gr. 's iaers ervelic zal de vors. Betkin hebben ende halen up der vors. Mergriete van der Straten, harer moeder, goedinghe, ligghende ghemeene ende onverdeelt ter plaetsen bo­ven verclaerst.

            Item als van den goedinghen der selver Mergrieten van der Straten toe­commen ende verschenen vor de date van desen ghescheede, gheleghen binnen der prochie van Massemine ende van Wettere vors., so sal elc van Gillisse, Mer­grieten, sijn wijf, ende Betkine, haerer beeder dochtere, hebben sijn derdendeel, 't welke sij vervolghen sullen te ghemeenen coste in baten ende in commere, in condicien storve de vors. Betkin zonder wettelic hoyr van haeren lechame com­mende te live blivende, dat dan elc van Gillisse ende Mergrieten, sijn wijf, oft haerlieder hoyr ende naercommers up dat hemlieden ghebrake hebben ende halen soude d'een heeltsceede duergaende van den goedinghen, der selven Betkine te deser ordinanschen ende verdeelinghe toegheleyt.

            Item alse van der somme van 36 lb. gr. die de vors. Gillis ende Mergriete, sijn wijf, t'achtere ende sculdich zijn diversschen personen, daer af van some­ghen dach van paeymente staet up d'ander gherees te gheldene, elken van Gillis­se, Mergrieten ende Betkine sijn last draghende van den derdendeele, te wetene es 12 lb. gr.

            Ende bi also dat eenich van Gillisse ende Mergrieten in toecommenden tijden eenich goed toequame bi versterften, conqueste, ghiften ofte anderssins, dat sal elc houden volghende sijnder zijden, zonder den andren in toecommen­den tijden eenich recht an t'hebbene.

            Ende hier up ende up den vriendeliken deel die zi onderlinghe ghedaen hebben van den juweelen, inhaven ende cattheylen, zo kenden hemlieden de vors. Gillis ende Mergriete van allen haren vors. tijdeliken goede onderlinghe wel vereffent, verscheeden ende verdeelt, ende hebben elc andren gheheelic en­de al quite ghescolden ende scelden quite sonder den andren in toecommenden tijden yet te heesschene of an 's anders toegheleyde goed eenich rechts te vermetene, het en ware of hemlieden naermaels God gracie gave dat zi bi con­sente ende ghemeenen overeendraghene van mallinc andren weder verliefden ende vergaderden.

Actum XXIIII die Septembris anno XXXI.

 

16/2

 

Gillis Pieters, (weduwnaar van Mergriete van der Straten), en Mergrite sReyneeren, (weduwe van Gillis de Lakenmetere). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

9 november 1437

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/34 (2), 1437-1438, f° 34 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 74.

 

Kenlic zij etc. dat up ende naer 't ghescheedt ghedaen ten spirituelen hove van tafelen ende van bedden tusschen Gillisse Pieters an d'een zijde ende Mergriten sReyneeren, zijnen wettelicken wive, an d'andre, so zijn de vors. partien een­drachtelic commen etc., kenden dat zij van al haren tijdeliken goede, dat hem­lieden Onse Heere God up dese weerelt verleent heeft, onderlinghe vriende­lic verheffent ende al wel verdeelt zijn in der manieren hier naer verclaerst.

            Eerst dat Gillis Pieters vors. behouden ende aenveerden zal stappans vro­me heffende zijn goedt ende erfachtichede metten upgaenden houte alsoo 't ghe­staen ende gheleghen es in de prochie van Erpe bij Aelst, sonder der vors. Mergrieten eenich recht daer an te hebbene noch oec eeneghe bilevinghe te hou­dene an 't vors. goed.

Item heeft Gillis 't vierendeel van eenen huus ghestaen bij den beelfroete ende 't vierendeel van zeven huusen, de drie ghestaen in de Se­vaenstrate ende d'ander viere bachten up de veste, waer af Gillis vors. heeft ver­cocht zijnen wettelicken wive dese vors. 8 vierendeelen van huusen als vooght te harer kinder behouf, die zoe hadde bij Gillisse den La­kenmetere, haren man was, bij consente van scepenen den uppervooghden, bij maghen ende vrienden, de somme van 15 lb. gr., van welker somme Gillis vors. hem kende betaelt ende al ghenouch ghedaen.

Item heeft Gillis al 't pensioen dat ghevallen es toter tijdt van nu van den ghelde dat Bette, zijn dochtere, uut heeft gaende ten weesen ghelde.

Item heeft Gillis 7 lb. gr. an Janne van Dender­monde, waer af copie es die sprect van drien, maer de 2 behoren toe zij­ner dochter up dat nieut conste ghecrighen.

Item noch an Aeubeert Steemaer 16 s. 6 d. gr. Item an Arendt den Brune 12 gr.

Item an Claeyse den Vos 8 gr. Item van den weesen ghelde dat Gillis Stijl onder hem heeft 't pensioen tot nu. Item van den ghelde dat Ghildolf de Mets onder hem heeft 't pencioen tot nu. Item van macten huushure 21 gr. Item moet betalen de vors. Gillis desen naervolghenden commer: in 't eerste Betten, zijnder dochter, die hij hadde bij Mergrieten van der Straten, zijnen wetteleken wive was, 10 lb. 13 s. gr., item Mathise den Pape 2 lb. gr., item van pensioene 12 gr., item Mathijse vors. 18 scilde, item luten 12 gr., item Gillisse van der Eeken 14 gr., item Gillisse den Pratre 7 s. gr., item Janne Lueribouts 2 s. gr., item de rente  t'Erpe 9 s. gr., item Cornelisse van Naeyene 10 gr., item Claise Cornelis 4 gr., item Over Scelde van onghelde 4 gr., item Willem Gheens 6 gr., item an de Coutere 8 gr., item van wine 6 gr., item Gillisse den Sadeleere 10 gr., item bij den Jacopijnen 3 s. 6 d. gr.

            Item jeghen de vors. bate ende commere die Gillis vors. heeft ende ghelt, so zal Mergriete vors. heffen bate ende commere ghelden also hier naer ver­claerst staet. Eerst zal de vors. Mergriete behouden te haren vryen propren goede stappans vrome heffende van zulker erfachtichede als ghestaen ende gheleghen es in de prochie van Nazaret met den bomen diere up zijn, sonder Gillisse vors. eenich recht daer an te hebbene noch ooc bilevinghe. Item heeft Mergriete vors. al de renten van den huusen, sonder van macten 21 gr. Item heeft Mergriete vors. 15 scilde ende 14 gr. up Pietren den Kimpe, item an Lippin Dam 34 gr. Item heeft Mergriete vors. 't pentioen an Pieteren den Baertmakere van weesen­ghelde dat hij onder hem heeft toter tijd van nu. Item Kerstoffels Viliers 't pentioen toter tijt van nu. Item heeft de vors. Mergriete 't vierendeel van eenen huus an 't beelfroot, item 't vierendeel van zeven huusen, de drie staende in de Sevaenstrate ende d'ander viere up de veste. Item moet ghelden ende betalen Mergriete vors. desen naervolghenden commere ende scult: item haren kinderen van weesen ghelde 4 lb. gr., item Gillis den Grote van wullen 3 lb. 13 s. 4 d. gr., item Gillis Scroten wive 2 s. gr., item den blaeuwere 16 s. 6 d. gr., item den verwere 10 s. gr., item den backere ende bruwere 20 s. 8 d. gr., item harer suster 9 scilde, item Sanders Robs 6 s. 4 d. gr., item bij den Jacopinen 5 s. 6 d. gr., item der joncfr. Ackermans 3 s. gr., item Lievine an de Coutere 4 s. 6 d. gr., item an den Calanderberch den smet 28 gr., item den maerscalc 10 gr., item in de costen an den Santberch 4 s. 6 d. gr., item Janne van Saren van calke 2 s. 6 d. gr., item van cleerne 4 gr., item den backere van brode 17½ gr., item van boteren 3 gr., item Janne den Scoenere 7 gr., item van pelsen 10 gr., item van eender rance 9 gr., item Justaes Qurets 12 gr., item Pieter Linen van camhueren 2 s. 6 d. gr., item an 't beelfroot Mechiele van den Steene 3 gr., item eenen temmerman 4 gr., item eender cartsterigghen 10 gr., item den scoemakere 15 gr., item an de Coutere 8 gr., item in der wijc van der duechtghelde 1½ gr., item van haers zoons scoen 4½ gr., item in de Veltstrate van scoen 16 gr., item den sceppere 3 s. 6 d. gr., item an den Coerenaert van evenen 10 s. gr., item Aechte van Boergevale 13 gr., item der meesterigghen 8 gr., item Martin Bru­weele 6 gr., item Gillis Voestervrauwe 2 s. 10 d. gr., item van volne 5 s. gr., item de rente die buten huusen gaet ghelt Mergriete toter tijdt van nu, item Wouteren den Crudenier 4 s. 6 d. gr., item de rente van Nazarette 2 s. 8 d. gr., item Philip­pe in de Leye 5 s. 6 d. gr.

            Item voort belooft Gillis Pieters ende Mergriete vors. dat zij elc andren quiten zullen van der scult die elc aenveert te betalene sonder mallinc anders scade. Item als van den baten insghelijcx, elcx anders toegheleide goed paysivel te latene ghebruken. Ende dit verzekeren partien an beede zijden, elc up hem etc.

Ende bij also dat hemlieden in toecommenden tijden eenich goed toequame, bij versterften, ghiften, conquesten of andersins, dat zal elc van hemlieden houden volghende ziere zijden, sonder den andren in toecommenden tijden eenich recht daer an te hebben, ende hier up ende up 't verdeel van den juweelen, inhaven ende catheylen so kenden hemlieden de vors. Gillis ende Mergriete van al haren vors. tijdeliken goede onderlinghe wel verheffent ende verdeelt, ende hebben elc andren gheelic ende al quite ghescolden, sonder d'een den anderen in toecom­menden tijden yet te heesschene.

Actum IX die IXbris anno XXXVII°.

 

17

 

Jan van Gheertruudt en Jehane van den Heerweghe. 1438.

 

Jan van Gheertruudt en Jehane van den Heerweghe. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

29 juli 1438

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/34 (2), 1437-1438, f° 178 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 86.

 

Kenlic zij etc. dat up 't ghescheedt overleden ende ghedaen te spieretuelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Janne van Gheertruudt an d'een zijde ende Jehanen van den Heerweghe, zinen wive, an d'andere, zo zijn de vors. Jan ende Jehane eendrachtelic comen etc., kenden ende lijden dat zij van haerlieder tideliken goede vriendelic verheffent ende verscheeden zijn in deser manieren dat de vors. Jan alleene behoudt al sulc cateylic goedt als hij te hemwaert heeft t'sinen propren goede, ende al sulke sculden in baten ende in commere als hij al­leene up hem selven ghebuercht ende ghemaect sonder vors. Jeha­nen daer af eenighe bate te heffene of commer te gheldene in eenigher ma­nieren.

Ende hier jeghen behoudt de vors. Jehane te haeren voordeele ende vryen properen goede al 't goed ende ervachtichede dat zo heeft van haerer zijde com­mende metten huusinghen, boemen ende catteylen diere up zijn ende met allen den baten ende proffijten die daer an cleven, al sulke juweelen, inhaven ende catteylen die soe te haerwaert heeft, ende al sulke sculden in baten ende in commere als zoe alleene up haer selven ghebuercht ende ghemaect heeft sonder de vors. Jan in die goedinghen of an yet datter an cleven mach emmermeer ee­nich deel of recht an te hebbene, te haelne of te heesschene van bladinghen, van bilevinghen of andersins bij eenighen wetten, spieritueel ende temporeel, in ee­nigher manieren, ende dat mids zekeren ghereeden goede dat soe hem betaelt ende overgheleyt heeft.

            Voort, waer 't dat namaels eenighe van hem beeden eenich goed toequame bij conqueste, bij ghiften of andersins, dat goed soude elc van hemlieden hebben, behouden ende paeysivel ghebruken toebehorende ende volghende elcx zijde danen het comen waere, sonder d'een den anderen eenich deel of recht te hebbene etc.

            Ende hier up kenden hemlieden de vors. Jan ende Jehanne mallinc van anderen wel verheffent ende verscheden van al haerlieder tijdeliken goede etc., ende hebben al dit verzekert etc., ende te houdene etc., het en waere dat hemlieden namaels God gratie gave dat zij eendrachtelic bij mal­linc anderen vergaderden. Ende inghelijcx heeft de vorn. Jan quite ghescolden Janne van den Heerweghe fus Gillis, der vorn. Jehanen broeder, ende Coelaert Eecman, haeren zwagher, van al der handelinghe die zij van haeren goede ghe­aenvert hebben ende van al dies hij hemlieden heesschen mochte van allen voorledenen tijden, niet ute ghesondert.

Actum XXIX die Julii anno XXXVIII.

 

18

 

Jan Jaquemin en Mergriete vanden Heede. 1439.

 

Jan Jaquemin en Mergriete vanden Heede. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

31 juli 1439

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/35 (1) 1438-1439, f° 203 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Ghesceet van taflen, nr. 96.

 

Kenlic zij etc. dat up 't ghescheet overleden ende ghedaen ten spirituelen hove van scotelen ende van bedde tusschen Janne Jaquemin an d'een zijde ende Mer­grieten vanden Hende, zijnen wive, an d'ander zijde, so zijn de vors. Jan ende Mergriete eendrachtelic comen etc., kenden ende lijden dat zij van haerlieder tij­deliken goede vriendelike verheffent, verscheeden ende verdeelt zijn in deser manieren dat de vors. Mergriete behaut te haeren voordeele ende propren goede alle de goedinghen van harer zijden commende, in leenen, erven, erveliken ren­ten met allen haeren toebehoerten, also wel bossche, haute ende catteylen diere up zijn als andersins, niets ute ghesondert sonder Janne Jaquemins eenich recht an te hebbene, ende heeft de selve Jan belooft ende hem verbonden bij ziere ker­steliker trauwen ende man waerheden hem an de vors. goedinghen van Mer­grieten zijde commende nemmermeer eenichs rechts te vermetene van bladin­ghen, bilevinghen, catteylen noch andersins t'eenighen wetten, spiritueel of tem­poreel, in eenigher manieren. Item inghelijcx behaut de vors. Mergriete de huu­singhen binnen Ghend die zoe hadde ende an Janne brochte sonder den vors. Jan eenich recht an te hebbene. Item van allen uutsculden ende insculden hem bee­den anclevende, so es gheordineert dat Mergriete behoudt alle de sculden die zoe an Janne brochte in baten ende in commere, ende boven dien sal de vors. Mergriete ghelden ende weeren van den sculden van commere, van Jans zijde commende, toter somme van 11 lb. gr., te wetene Jacop van Everghem 10 lb. gr., item der weduwen sBaken ende der weduwen Sutters elkere 10 s. gr. Voort sal de vorn. Mergriete Janne vorn. gheven ende betalen de somme van 4 lb. gr., de 2 lb. gr. t'Sente Jansmesse midssomers in 't jaer XL eerstcommende [24 juni 1440] ende d'ander 2 lb. gr. te Kerssavont daer naer volghende in 't selve jaer [24 december 1440]. Al dit heeft de vors. Mergriete bekent ende verzekert etc.

            Ende de vors. Jan behaut alle de huutsculden ende insculden in baten ende in commere die Jan an haer brochte ende selve gheborcht ende ghemaect heeft, ende sal der vors. Mergrieten daer af vry, costeloes ende al scadeloes hauden ende quiten, verzekert etc. Ende heeft de selve Jan voort belooft dat hij zijn pleytscip metten ghewande ende al datter toebehoert, dwelke hij behaut t'sinen propren goede, niet en sal becommeren, vervremden, belasten of bezwaeren voor dat hij de vors. sculden afgheleit ende betaelt sal hebben omme der vors. Mergrieten van den selven sculden scadeloes ghequijt te zine.

            Ende inghelijcx heeft de vors. Mergriete belooft dat soe 't huus ende stede Tusschen Poorten bij den Slusekine, daer zoe nu in woent, ende 't huus daer naest, daer Lievin vanden Hecke, haer zone, in woent, even verre dat soe deel ende recht der in heeft, niet en sal vercoepen, becomme­ren, belasten noch beswaeren voor de tijt dat soe de vors. sculden, die zoe an haer ghetrocken heeft, ende oec de 4 lb. gr. die zoe Janne Jaquemijns betalen moet ghegholden ende betaelt sal hebben, omme den vors. Jan van al dies wel bewaert ende scadeloes ghequit te sine.

            Voort behaut de vors. Jan Jaquemins al 't havelic ende catteylic goed dat hij te hemwaert heeft omme daermede zinen vryen wille te doene, ende insghelijcx behaut de vors. Mergriete al 't havelic ende catteylic goed dat soe te haerwaert heeft t'haeren properen goede omme haeren vryen wille mede te doene.

            Ende waer 't dat eenighen van hem beeden namaels eenich goed toequa­me, waer 't bij versterften, bij conqueste of andersins, dat goed soude elc van hem beeden hebben ende behauden toebehoerende ende volghende ziere zijden, sonder d'een den anderen eenich recht an te hebbene.

            Ende hier mede kenden zij hemlieden mallinc van anderen wel verheffent, verscheeden etc. Ende hebben voort belooft dese verdeelinghe te haudene etc. ofte het en waere dat hemlieden namaels God gratie gave dat zij eendrachtelic, bij consente van mallinc anderen, vergaderden.

Actum ultima Julii anno XXXIX.

 

19

 

Martin van Massemine en jonkvrouw Lijsbette van Doynse. 1440 – 1445.

 

Martin van Massemine en jonkvrouw Lijsbette van Doynse. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

16 februari 1440 n.s.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/35 (2), 1439-40, f° 73 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK Monique, ‘Eendrachtelic commen ende vriendelic verefent: boedelverdelingen voor de schepenen van de Keure van Gent tussen echtparen gescheiden van tafel en bed 1439 – 1450’, in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor de uitgave der Oude Wetten en Verordeningen van België, XLVIII, 2007, nr. 6.

 

Kenlic dat up ’t ghescheet, overleden ten spierituelen hove van tafelen ende bed­den tusschen Martine van Massemine an d’een zijde ende joncfr. Lijsbetten van Doynse, zijnen wettelicken wive, so zijn de vorn. partien eendrachtelic commen ende kenden hemlieden van al haerlieder tijdelicken goede verheffent, verschee­den in deser mannieren dat de vorn. jonfr. Lijsbette behout de leene, erve ende ervelicke rente, de cateylen daer up zijnde, van harer zijde commende, sonder den vorn. Martine daer eenich recht daer an te hebbene.

Ende in sghelijcx, so sal de vorn. jonfr. Lijsbette behouden alle de juweele, inhaven ende cateylen die zoe hadde ende haer toebehorde ten tijde dat zoe Martine in huwelicke begriep.

Dies zo moet de vorn. Lijsbette betalen t’enen den vorn. Martine Gellante van Massemine de somme van 12 lb. gr. 10 s.

Ende in sghelicx behout de vorn. Martine al ’t goed van ziere ziede commende behouden dien dat hij vor de vorn. 12 lb. 10 s. gr., die de vorn. Lisbette vor hem betaelt heeft, betaelen ende weren sal alle de scult die hij voor huwelic ende sint der vergaderinghen van huwelicke tot den daghe van heden ghemact heeft, son­der der vorn. Lijsbetten cost of last.

Ende elc van hem beeden behout zijn scult van baten.

Ende bij alzo dat hemlieden naermaels eenich goed toequame bij versterften of andersins, dat sal elcx zijde volghen, sonder den andren eenich recht daer an t’hebbene, ende vort volghen ter doot van hemlieden ter zijden waert  danen sulc goed commen sal zijn, sonder hemlieden of haerlieder hoyr emmer­meer eenich rechts daer an te vermetene.

Ende hier mede de vorn. Martin ende jonfr. Lijsbette van al haren tijdelicken goede ende van al dies zij elc andren heesschen mochten, zij hemlieden elc van andren kennen verdeelt, ende scelden elc anderen quite, ofte et en ware etca.

Ende mids deser quitescheldinghe, so belooft de vorn. Martin der vorn. Lijsbetten haer haer brieve te leverne van renten, bilevinghen ende andersins.

Actum XVI die Februarii anno <XXXIX>.

 

20

 

Ghiselbrecht van Lamsweerde en jonkvrouw Marie Robins. 1441 – 1457.

 

20/1

 

Jonkvrouw Maria Robins heeft in Hulst ‘juweelen ende abijte, haren lichame toebehorende’ achtergelaten, in het huis waar Gijzelbrecht van Lamsweerde woont. Hier wordt als grond van de scheiding slechts verwezen naar ‘bij zekeren causen ende redenen die hemlieden toe purren’. Voorakkoord van boedelverdeling.

 

10 mei 1441.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/36 (1), 1440-1441, f° 141 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic dat Ghiselbrecht van Lamsweerde an d’een zijde ende joncfrouwe Marie Robins fa. Arends, zijn wijf, an d’andre commen zijn etc., kenden dat ute dien dat zij bij consente ende overeendraghene van mallinc andren sceeden willen van elc andren ten spirituelen hove ende temporelen hove, daer ende alsoo’t behoren zal naer de rechten van den selven hoven bij zekeren causen ende rede­nen die hemlieden toe purren, zij hebben ghelooft ’t ghescheet ten spirituelen hove tusschen hemlieden leden zijnde daer zij elc andren ghereescepe in doen zullen te sceedene van haerlieder tijdelicken goede in deser manieren dat de vors. joncfrouwe Marie behouden zal t’haren propren goede alle goe­dinghen in erven ende erflicken renten die hare van vadre ende moedre te huwelicke ghegheven waren, ende die haer sindt van hare zijde commende verstorven zijn, ende alsulke juweelen ende abijte, haren lichame toebehorende als zoe te Ghiselbrechts huuse ghelaten heeft, ende hier ieghen zal de vors. Ghiselbrecht hebben ende behouden ende t’zinen propren goede alle de goedinghen van ziere zijde commende ende gheconquesteert binnen huwelicke van hem beeden, in leenen, erven, erflicken renten, moure, mourpachte, de behuusde stede te Hulst, daer hij in woont, keeten, juweelen, inhaven, cateilen, uutsculden, insculden, in baten ende in commere die zij beede te gadre gheborcht ende ghemaect hebben, sonder de vors. joncfrouwe Marien daer af eeneghe bate te heffene noch commer te gheldene in eenegher manieren.

            Voort van den ghescille dat zij hebben van der heelt van eenen huus ende stede, ghestaen ende gheleghen in de Beghijnstrate te Hulst, daer Arent Robin, der vors. joncfrouwen Marien vadre, wijlen in woonde, met 2 andren husekinen staende binnen der vors. poort van Hulst, ende van 2 lb. gr. s’ iaers lijfrenten jaerlicx gaende uter vors. joncfrouwen Marien goedinghen van harer zijde toe­commende ten live van joncfrouwe Kathelinen Robins, harer sustere, religieuse sHertoghinnendale bij Bruecele, ende van Thomase den But, haren neve, ende voort te wiens coste ’t ghescheet tusschen hen beeden ten spirituelen hove ghedaen zal worden, so hebben hemlieden de vors. Ghiselbrecht ende joncfrou­we Marie an beeden zijden van den selven 3 pointen ghesubmitteert ende zijn bleven in de ordinance ende segghen van 4 personen, over elke zijde 2, die zij daertoe ghecoren hebben, te wetene Clais van der Sickelen ende Cornelis de Jaghere, ghecoren over den vors. Ghiselbrecht, ende Jan uten Hove, watergrave van Vlaenderen in deser tijt, ende Jacop van der Sompele f. Arents, ghecoren over de vors. joncfrouwe Marie, ende hebben de vors. Ghiselbrecht ende joncfrouwe Marie belooft ’t gheent, datter de vors. 4 personen af ordineren ende segghen zullen, te nemene over danckelic ende wel te houdene goed, gherechtich, etc.

            Ende daer up, als ’t ghescheet ten spirituelen hove tusschen hemlieden overleden zal zijn, zullen zij elc andren generalic quijtsceldinghe doen ten temporelen hove, daer ende alsoo’t behoren zal, van den ghesceede ende verdeelinghe van al haerlieder tijdelicken goede met zulken beloften ende verbanden, alsser toebehoren zullen, nemmermeer te elc anders goedinghen te sprekene noch eenich recht te heesschene van bladinghen, bilevinghen noch andersins t’eenighen wetten, spirituel of temporel, in eenegher manieren.

            Ende, zo wat goedinghen namaels eeneghen van hem beeden, die goedinghen hebben, behouden ende paisivel ghebruken zal toebehorende ende volghende elcx zijde t’eeuwelicken daghen sonder den andren eenich recht an te hebbene, ende dat zij die verdeelinghe ende quijtscel­dinghe zullen houden goet, gherechtich etc. t’eeuwelicken daghen, het en ware dat zij bij der gracien Gods namaels bij elcx consente weder vergaderden.

Actum X May anno XLI.

 

20/2

 

Ghiselbrecht van Laminszweerde en jonkvrouw Marie Robins, dochter van Arent. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed (zie voorakkoord van 10 mei 1441). Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

20 oktober 1441

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/36 (2), 1441-1442, f° 26 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 15.

 

Kenlic zij dat up ’t ghesceet, overleden ten spirituhelen hove van scotelen ende bedde tusschen Ghiselbrecht van Laminszweerde an d’een zijde ende jonc­vrouwe Marien Robins filia Arents, zijnen wive, an d’andere, so zijn de vors. Ghiselbrecht ende joncfrouwe Marie eendrachtelic commen voor scepenen van der Kuere etca., kenden dat zij van al haerlieder ghescillen ende haren tijdelicken goede vriendelic verheffent zijn, volghende de vorwarden ende sub­missien die zij daer af daden ter kennessen van scepenen den 10sten dach van Meye anno XLI [10 mei 1441], in ’t scependom mer Jan Vilains, ruddere, ende Ghelnots van Leyns etca., folio CXLI, in deser manieren dat elc van hem beeden behoudt elcx goedinghen van elcx zijde commen­de ende elken toegheleyt zijn naer ’t verclaers van der copie diere af es. Voort van den ghescille dat zij hadden van eenighen parcheelen, daer af zij hemlieden submitteerden ende bleven in ’t segghen van 4 persoonen, over elke zijde twee, te wetene Claeis van der Stichelen, Cornelis de Jaghere, ghecoren over den vorn. Ghiselbrecht, ende Jan uten Hove, watergrave, ende Jacop van der Sompele, ghecoren over de vors. joncfrouwe Marie, so hebben de vorn. 4 persoone eendrachtelic hairlieder ordonanche gheordineert ende gheseit, daerop partien an beede zijden hebben ghenomen overdanckel te houdene ende van werden, te wetene dat de vors. joncvrouwe Marie behouden sal alle de renten, bladinghen ende proffijten van haren goedinghen die ghevallen zijn zin den daghe van der ghescheede ten spirituhellen hove tusschen hem beeden, twelke was den XVIIIsten f. Aprilis anno XLI [18 april 1441], sonder den vorss. Ghiselbrecht daer an eenich recht an te hebbene, voort van den rechte dat joncvrouwe Marie hebben soude an ’t huus ende erve, staende in de Beghinestrate t’Hulst, daer Arent Robins, wilen der vors. joncvrouwen Marien vader, in woende, met 2 ander huusekine, staende binnen der vors. poort van Hulst, ende voort dat de vors. joncvrouwe Marie alleene belast bliven sal metten commer van 2 lb. gr. s’ iaers lijfrenten ten live van joncvrouwe Katelinen Robins, harer zustere, religieus in tsHertoghinnendale bij Bruesele, ende van Thomase de Buc, haren neve, sonder den vors. Ghiselbrecht in de selve lijfrente yet belast te zijne. So es ’t segghen van ’s vornoemden 4 mannen dat haer de vors. Ghiselbrecht daerover gheven sal de somme van 12 lb. gr., die zoe kent ontfaen hebben, kent haer daer of vernoucht, etca., item de costen van der ghescheede ten spirituhelen hove van der copien ende allen ghescrijften haer­lieder ghescheede anclevende zullen zij ghelden alf ende alf, ende al de vors. ordonanche bij consente van beede partien de selven partien wel te houdene up eene scult van 100 lb. par., te gane up dat zij verbuert worden also men useert binnen Ghend.

            Ende mids deser kennessen kenden hemlieden de vors. Ghiselbrecht ende joncvrouwe Marie mallinc van anderen wel verheffent van al haerlieder tijde­licke goede ende hebben daer af elc ander generalic quijte ghescolden. Ende voort de vors. wettelike kennesse, boven ghenopt van den goedinghen die elken toegheleyt zijn ende dat elken volghen sal ziere zijden alle goedinghen die hem­lieden toecommen moghen bij versterften, conquestie of anderssins ende dat zij de vors. verdeelinghe belooft hebben te houdene van werden etc., of het en ware dat hemlieden naermaels God gracie gave dat zij bij consente van mallinc anderen etc.

Actum XX Octobris anno XLI.

 

21

 

Gregoris vander Haghe en jonkvrouw Mergriete vander Eetvelde. 1442 – 1451.

 

Gregoris vander Haghe en jonkvrouw Mergriete vander Eetvelde (weduwe van Jan Cabeliaeu). Boedelverdeling ingevolge scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

10 oktober 1442

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/36 (2), 1441-1442, f° 140 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 18.

 

Kenlic etc. dat up ’t ghescheet, overleeden ende ghedaen ten spierituele hove van scotelen ende van bedde tusschen Gregoris vander Haghe an d’een zijde ende joncvrouw Mergrieten vander Eetvelde, zijnen wijve, an d’ander zijde, so zijn commen etc. de voors. Gregoris over hem selven ende Jan vanden Eetvelde alias Mahieus, der voors. joncvrouwe Mergrieten vader, als wettelike volle macht over haer hebbende in deze zake, alzoo’t te vullen bleec bij zekeren openen beseghelten lettren onder der stede seghele van Doornike uuthanghende, kenden ende lijden dat zij van al haren tideliken goede verheffent, versceede ende verdeelt zijn in deser manieren dat de voors. Gregoris behoudt allene t’zijnen propren goede al sulke juwee­len, haven ende catheylen als hij te hemwaerts heeft, sonder der voornoemden jonc­frouwe Mergriete eenich recht an te hebbene, ende de voornoemde joncfrouw Mergriete behoudt alleene t’haren propren goede, sonder Gregoris eenich recht an te hebbene, al sulke bilevinghe als haer, ter causen van der versteerfte van Janne Cabeliaeu, wilen haren man was, bleven ende haer anghewijst es, ende de goedinghe, daer de voornoemde Jan Cabeliau uut verstaerf, hoe ende waer die ghestaen ende gheleghen zijn, ende ooc de 20 s. gro. die Willem de Witte, ter causen van haren voors. bilevinghe t’achter was, ende voort sulke juweelen ende catheylen alzo te haerwaert heeft; item behoudt zo insghelijcx 30 halster coerens ts’ iaers erflic, die Jan vanden Eetvelde, haer vader, den voors. Gregoris ende jonc­vrouwe Mergriete, t’sinen wive, t’uwelike beloefde ende gaf, metten achter­stelle daeran clevende.

            Voort heeft de voors. Gregoris Janne vanden Eetvelde quite ghescolden al sulke somme van penninghen als hij Janne leende mede te vervolghene ’t ghedinghe, wilen upstaende tusschen der voors. joncfrouwe Mergriete, ziere dochtre, met Gregoris, haren man, an d’een zijde ende joncfrouw Jehanne Rijms ende den hoyre van den voornoemden Jan Cabeliaeu an d’andre zijde, van welken ghedinghe de voors. Jan vanden Eetvelde belooft adde den voornoemden Gregoris ende joncfrouw Mergriete, zijnen wive, scadeloos te quitene, sonder den voornoemden Jan vanden Eetvelde van dien emmermeer yet te heesschene bij woorden noch andersins. Ende de voors. Gregoris behoudt alleene al de scult in baten ende comme­re die men hem ende joncfrouw Mergriete, zijnen wive, sculdich es, ende zij t’achter ende sculdich zijn moghen toten daghe van desen ghescheede, ende heeft de selve Gregoris belooft joncfrouwe Mergriete, zijnen wive, van al dien commere vry, costeloes ende al scadeloes te houdene ende te quitene.

            Ende, waer ’t dat eeneghen van den voors. Gregoris ende joncfrouw Mer­griete, zijnen wive, namaels eenich goed toequame bij versterften, conqueste of andersins, dat goed soude toebehoren ende volghen elcx zijde dinen dat quame, sonder den andren eenich recht an te hebbene.

            Ende mids desen hebben de voors. partien an beede zijden belooft dit besceet ende verdeelinghe wel te houdene goed ende van weerden t’eeuweliken daghen, of et en ware dat hemlieden namaels God gratie gave dat zij, bij consente van elc andren, eendrachtelic weder vergaderden.

Actum Xa die Octobris anno XLII°.

 

22

 

Jacop van Loo en Amelberghe Metsaerts. 1443.

 

Jacop van Loo en Amelberghe Metsaerts, dochter van Jacop. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenoot én beperkte gemeenschap van katelen.

 

4 april 1443 n.s.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/37 (1), 1442-1443, f° 116 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 21.

 

Kenlic etc. dat naer ’t ghescheet, overleden ten spirituelen hove van scotelen etc. tusschen Jacop van Loo an d’een zijde ende Amelberghen Metsaerts fa Jacops, zijn wettelicker wive, an d’andere, so zijn de selve Jacop ende Amelberghe een­drachtelic commen zijn etc., ende kenden dat zij van al haerlieder tijdelicken goede, bij advyse ende overeendraghene van haerlieder vrienden ende maghen, d’een van den andren vriendelic verscheeden zijn in deser manieren dat de vors. Jacop behouden zal alle de goedinghen in erven, huusen, juwee­len, inhaven ende cateylen, uutsculden, insculden, van zijnder zijde com­mende, ende also hij die te hemwaerts heeft ende ter tijt van nu besittende es, sonder der vorn. Amelberghen eenich recht daer an te hebbene of heesschene van bilevinghen of andersins; ende heeft belooft ende haer verbonden bij harer kerste­licker trauwen ende wijfwaerheden hare an de vors. erfachteghe goedinghe, nochte an eeneghen leenen ofte andre goedinghen, die de vors. Jacop voortijts vercocht heeft, nem­mermeer recht van bilevinghe te vermetene t’eenegher wet, spirituel of temporel, in eenegher manieren.

Item ende de vors. Amelberghe zal behouden al ’t goet van juweelen, inhaven ende cateylen, uutsculden, insculden ende andersins dat zoe t’haerwaerts heeft ende nu ter tijt besittende es, sonder den vors. Jacop eeneghen deel ofte recht an te hebbene.

Ende elc van den vors. Jacop ende Amelberghe vors. sal ghelden ende verant­worden al sulken commer ende sculden als elc van hem beeden up hem selven ghemaect heeft, sonder eeneghen cost of last van andren.

Ende bovendien kent hem oec de vors. Jacop wel vernoucht, ghepait ende al ghenouch ghedaen van al den huwelicken goede, dat hem Jacop Metsaert, der vors. Amelberghen vadre, voortijts metter selver Amelberghen beloofde ende toeseide in huwelicker voorwaerden, ende sceltene daer af ende van allen andren pointen ende zaken die hij hem meer heesschen mochte, niets ute gheson­dert, toten daghen van heden, gheel ende al quite, etc.

Voort al sulc goed als den vors. Jacoppe ende Amelberghen vors. van nu voort an van elcx zijde versterven zal, ofte dat zij andersins conquesteren ofte ghecrighen zullen moghen, dat zal elc hebben ende behouden zijnder zijde volghende, sonder den andren eeneghen deel of recht daer an te hebbene.

Welke verdeelinghe de vors. partien hebben belooft ende hemlieden verbonden ghetrauwelic t’achtervolghene ende vulcommene in al der manieren, het en ware dat hen God gracie verleende weder te versamene.

Al dit hebben de vors. partien an beede zijden verzekert, elc up hem etc., ende zijn borghen over Jacop van Loe Jan Goetghebuer, dekin van de wevers in desen tijt, ende over Amelberghe Jacop Metsaert, haer vadre.

Actum quarta Aprilis anno XLII voor Paesschen [4 april 1443 n.s.].

 

23

 

Fransoys van den Hauwe en Lijsbette sPotters. 1444.

 

Fransoys van den Hauwe en Lijsbette sPotters. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

18 november 1444

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/38 (1), 1444-1445, f° 50 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 30.

 

Kenlic dat, achtervolghende den ghescheede overleden van tafelen etc. tusschen Fransoys van den Hauwe over een zijde ende Lijsbetten sPotters over andere, soe sijn de zelve commen, kenden dat zij van haren tijdelicken goede vriendelic verheffent zijn in deser mannieren dat elc van hem beeden hebben ende anverden sal al zulken gront, juweelen in aven ende catheylen, goedinghen ende habijten als van ziere zijde commen es, ende elc t’hemwaerts heeft. Voort sal elc ghelde al zulken commere als hij t’hemwaerts heft, zonder elc anderen eenich recht an t’hebbene van bilevinghe, het ne ware dat zij in toecommenden tide bij consente van mallinc anderen verliefden.

Actum XVIII die IXbris anno XLIIII [18 november 1444].

 

24

 

Willem van Maldegem en Lijsbette van den Moertre. 1436 – 1445.

 

24/1

 

Gezamenlijk optreden van echtpaar Willem van Maldeghem en jonkvrouw Lisbette vander Moertere (is de weduwe van Arendt van Roden) voor hun scheiding (boedelverdeling dateert van 23 april 1445)

 

5 november 1436

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/34 (1), 1436-37, f° 27 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etc. dat Willem van Maldeghem ende joncfr. Lysbette van den Moer­tere, zijn wettelic wijf, commen zijn voor scepenen, ende kenden ende lyden tachtere ende sculdich zijn Gillis den Byscop als wettelick machtich in de stede van Hendrik van den Moertere ende t'sinen behouf de somme van 11 lb. 8 s. gr. goeder scult van gheleenden ghelde, welke vors. somme de vorn. Gillis uter name als boven verreeken sal up al sulke bilevinghen ende andere goedinghen als de vorn. joncfr. Lysbette heeft in de prochie van Baesrode ende van Imghene, onthier ende Kersavont eerstcommende, versekert up hemlieden ende up al 't haere. Actum V die IXbris anno XXXVI [5 november 1436].

 

24/2

 

Willem van Maldeghem en jonkvrouw Lisbette vander Moertere (weduwe van Arendt van Roden). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

23 april 1445

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, Reeks 301/38 (1), 1444-1445, f° 137 v°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 34.

 

Kenlic etca. dat up ghesceet leden te spiertuelen hove vande tafelen ende van bedden tusschen Willem van Maldeghem an d’een zijde ende joncfrouwe Lisbetten vander Moertere zijnen wetteliken wive an d’andere zijde, so eyst dat de voors. Willem ende joncfrouwe Lijsbette zijn wijf eendrachtelic commen zijn etc., kenden ende lijden dat zij van haren tydelijken goede dat zij te gadere houdende ende besittende waeren onderlinghe vriendelic veraccordeert, ver­paerct ende verdeelt zijn in der manieren hier naer volghende:

eerst sal de voorn. Willem hebben, behouden ende paeysivel ghebruken alle de erfachtichede van ziere zijde commende, hoe ende waer die ghestaen ende gheleghen es, met zulken baten ende commere alssoe ’t up es ende toebe­hort, nieuts ute ghesteken noch ghesondert,

            item zal de zelve Willem hebben ende behouden de 20 s. gr. ts’ iaers lijf­renten, staende t’sijnen ende te joncfrouwen, zijns wijfs, liven ende ten lancxsten live van hem beeden, die Dannel van Maldeghem, zijnen broedere, hem jaerlicx ghehouden es te ghevene,

            item zal de voorn. Willem ontfaen, hebben ende behouden al zulke resten ende paijment ghedraghende 31 lb. gr. die Jan van Eertbuer hemlieden t’achter ende sculdich es te betaelne met 2 lb. gr. ts’ iaers,

            item zal de voors. Willem jaerlicx hebben ende ontfaen 2 lb. 2 s. gr. van der bilevinghen die de joncfrouwe, zijn wijf voornoemt, houdt an ’t goet daere Arendt van Roden, haere eerste man was, ute verstaerf ende dat haere leven lanc gheduerende, ende gheviel ’t zoe dat de voors. Willem overlede deser weerelt eer de joncfrouwe, zijn wijf vornoemt, zo bliven thoyr van hem staende in haren rechte omme daere af te heesschene ende hebbene dat zij bij wette vercrighen zouden moghen,

            item zal Willem voors. heffen ende ontfaen 8 s. 6 d. gr. ts’ iaers zijn leven lanc gheduerende ter causen van den tween leenen daere zijn wijf voornoemt erfachtich af es, ligghende in ’t Landt van Waes, d’een binnen der prochien van Melzele ende d’ander binnen der prochien van Baersele, ende also vander bijle­vinghen die Hendrik vander Mooertere, joncfrouwen Lijsbetten vadere, houdt an de zelve 2 leenen, daere af de voorn. Willem staende in zijnen rechte up dat hij de doot van den selven Heindric ghebeede ende intghelijcx blijft Willem staende in zijnen rechte van eenen parcheele van lande, waer af Heindric vander Mooer­tere voortijts jeghen Willemme ende zijne wive cochte de bladinghe zijn leven lanc, ende ter doot van hem weder kerende up hemlieden,

            voort blijft de voorn. Willem intghelijcx staende in zijnen rechte van den tween bosschen, ligghende te Baesrode, die de joncfrouwe, zijn wijf voorn., houdt te bijlevinghe van haren eersten man was voors.,

            item zal Willem hebben ende ontfaen jaerlicx die heelt van jaerlicx d’een heelt van 8 viertalen ende een muedekin rocx Mechelser maten, t’erde jaere wepelgaende,

            item noch d’een heelt van 7½ viertalen rocx ts’ iaers van der zelver maten, beede de voornoemde parcheelen van coren renten, t’ontfane zijn leven lanc gheduerende.

Item jeghen zal joncfrouw Lijsbette voornoemt hebben, behouden ende paeysivel ghebruken alle de andere leenen, erven ende renten erfelic ende andersins van harer zijden commende,

            ende voort de bilevinghe die so houdt ende jaerlicx heeft van haren eersten man was, hoe of waere de selve goedinghen gheleghen zijn binnen den lande van Vlaenderen of Brabant,

            item de voornoemde joncfrouwe sal behouden ende paysivel ghebruken t’ haren properen goede d’ besitten van den behuusden stede met haren toebehoor­ten, staende bij de Sterren, daere so ter tijt nu in woent haere leven lanc ghedue­rende zondere Willemme voornoemt eenich recht an te hebbene van den baten van der hueren of andersins.

            Ende alle de voors. parcheelen van goedinghen also die elken voren toegheleyt zijn, elk t’hebbene, ontfane ende paysivel te ghebrukene t’sinen properen zaeke, ende te veranderene, vercopene ende elcx vryen properen wille daer mede te doene zondere elcx anderen daere af eenich belet of empeschement te doene of laten doene bij hem lieden of yement uten haer lieden weghe bij gheenen enghiene.

            Oc mede, waer so dat eenich van Willemme of de joncfrouwe, zijnen wive voornoemt, naemels eenich goedt toequame bij versteerften, ghifte, con­queste of anderesins, al dat goed in wat manieren het ware zoude bliven ende de ghene behouden dien ’t toequame of vercreghen zonder den anderen eenich deel, recht an te hebbene.

            Up ditte ende den vriendeliken deel tusschen de voors. partien overleden ende ghedaen van den juweelen, inhaven, catheilen, uutsculden, insculden, in baten ende in commere, daere af elc zijn deel kende gheandveerdt ende the hemwaerts hebbende de scult van baten heffende t’sijnen consten ende den  commer weerende t’sijnen besten, so kenden hemlieden de voors. Willem ende joncfrouwe, zijnen wive voornoemt, van al den goede in leenen, erven, erflike renten, lijfrenten, huusinghen, boomen, juweelen, inhaven, cateylen, uutsculden, insculden, in baten ende in commere, nieuts hut ghesteken noch ghesondert, vriendelic verheffent, verscheeden ende al wel verdeelt ende scelden elc anderen quite ghel ende al etc., het en ware dat zij bij de gracien Gods naermaels wedere te gadere quamen.

Actum XXIII die Aprilis anno XLV [23 april 1445].

 

25

 

Jan vanden Foreeste en jonkvrouw Lijsbette sClercx. 1446 – 1447.

 

25/1

 

Jan vanden Foreeste en jonkvrouw Lijsbette sClercx (weduwe van Fransois vanden Hulle, haar eerste echtgenoot). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

20 juni 1446

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, Reeks 301/38 (2), 1445-1446, f° 148 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 41.

 

Kenlic etca. dat up ghescheet overleden ende ghedaen ten spirituelen hove van scotelen ende bedde tusschen Janne vanden Foreeste an d’een zijde ende joncfrouwe Lijsbette sClercx, zinen wive, an d’andrer zijde, so zijn de vorn. Jan ende joncfrouwe Lijsbette omme int ghelike verscheeden te zine ten temporelen hove van den tijdeliken goede dat zij te gadere ghehouden ende beseten hebben, eendrachtelic commen voor scepenen etca., kenden ende lijden dat zij bij ordinanchen ende tusschensprekene van eeneghen haerlieder maghen ende vrienden, van den selven tijdeliken goede vriendelic verheffent, verscheeden ende verdeelt zijn in deser manieren dat de vorn. Jan vanden Foreeste hebben ende behouden sal te sinen propren goede sonder de voorn. joncfrouwe Lijsbette eenich recht an te hebbene de percheele van goede hier naervolghende, te wetene ’t goed ten Foreeste, gheleghen ende streckende binnen der prochien van Floursberghe van ziner zijde commende met al zinen toebehoorten alzoe ’t al ghestaen ende gheleghen es ende met sulken commere alsser up es; item de muelne te Ordeghem met al haren toebehoorten.

            Item sal de voorn. Jan vanden Foreeste noch hebben ende behouden d’ leven lanc vander voorn. joncfrouwen Lijsbetten gheduerende de bladinghen, baten ende proffijten van den goede ten Briele binnen der prochie van Eerde­ghem gheleghen, van harer zijde commende, groot tusschen den 9 ende 10 buunre, lettel min of meer, met sulken huusinghen, bomen ende catheilen alsser up staende ende rustende zijn, verpacht ter tijt van nu boven commere 5 lb. gr. ’s iaers, ende ditte voor de somme van 5 lb. gr. ’s iaers, gheldet namaels min of meer, behouden dien dat hij ’t selve goed ten Briele met al zinen toebehoerten in gheenre wijs vercopen, becommeren, belasten noch beswaren en sal bij wette ofte andersins, also verre alse van harer zijde commen es. Ende ter doot vander voorn. joncfrouwe Lijsbetten en sal de voorn. Jan vanden Foreeste an dit goet ten Briele maer hebben ende behouden sijn recht van bilevinghe, zijn leven lanc gheduerende alzo verre als hij bilevinghe daer anne sculdich es te hebbene naer ’t recht vanden sterfhuuse van Ghend ende der wet vander poort. Dies sal de voorn. Jan dese huusen up ’t goed ten Briele staende houden te gherechte redelic ende thamelic van allen behouweliken weerken ende reparatien ende ghelden den commer daer anclevende t’sinen laste d’leven lanc vander vorn. jonc­frouwen Lijsbetten gheduerende. Onder d’andere van welken goede ten Briele gheleghen es in ’t beloop van den voorn. 9 of 10 buunren een stedekin groot ½ buunre ende 27 roeden, behuust ghecocht binnen den huwelike vanden voorn. Jan ende joncfrouwen Lijsbetten, zinen wive, ’t welke ter doot van den vorn. joncfrouwe Lijsbetten gaen ende in ’t ghelike deelen sal mids dat ghecocht goed es naer ’t recht van den sterfhuuse van Ghend ende der wet van der poort.

            Voort sal de voorn. Jan vanden Foreeste noch hebben vander bijlevinghen die de voorn. joncfrouwe Lijsbette ter causen van Fransoise vanden Hulle, haren eersten man was, houdende es an ’t goet te Smetlede de somme van 2 lb. gr. ’s iaers also langhe als de voorn. joncfrouwe Lijsbette leven sal ende niet langhere, d’eene heelt telken Kerssavond [24 december] ofte lichtmesse [2 februari] ende d’ander heelt telken sinte Jansmesse midszomers in elc jaer ende emmere binnen XIIIItien naer elken termijn onbegrepen, danof d’eerste 20 s. gr. vallen sullen te Kerssavont anno XLVI eerstcommende [24 december 1446], ende d’ander 20 s. gr. t’sinte Jansmesse anno XLVII [24 juni 1447], ende also voort van jaere te jaere ende van termine te termine, also langhe als de selve joncfrouwe Lijsbette d’lijf ter weerelt behouden zal.

            Ende hier jeghen sal de voorn. joncfrouwe Lijsbette hebben ende behou­den te haren propren goede al ’t sorpluus van den goede, hoedanich het zij, in erven, bilevinghen of andersins, dat sij meer te gadere houdende ende besittende waren, sonder eenich recht Janne daer anne te hebbene.

            Ende al de scult van baten, hem beeden toebehorende, sal de voorn. Jan vanden Foreeste alleene hebben ende vander scult van commere daer zij onder hem beeden inne belast zijn, ghemaect toten daghe van heden, danof sal de voorn. joncfrouwe ghelden toter somme van 20 lb. gr. sonder meer, te wetene Andriese den Clerc 8 lb. gro. ende emmere also vele als Jan Andriese sculdich es bij eener wettelicken copie, eyst min of meer; item den weesen daer Jan Steppe vooght af es van weesenghelde 6 lb. gr., ende ’t sorpluus sal zo gheven den voorn. Jan vanden Foreeste omme te distribueerne in anderen commere daer hij inne belast es onthiere ende tsente Jansmesse midszomers anno XLVI eerstcommende [24 juni 1446]; ende van desen percheelen heeft zoe belooft Janne vanden Foreeste vrij, costeloos ende al scadeloos te houdene ende te quitene.

            Ende eyst dat sij van nu voort an eeneghen commere meer maken, die sal elc t’sinen laste alleene ghelden ende betalen, sonder elc anderen in eeneghen commere meer te belastene.

            Boven desen moet de vorn. joncfrouwe Lijsbette t’haren laste alleene houden Joorkine vanden Foreeste, harer beeder kint, van etene, drinkene, clee­deren, caussen ende scoen, ende voort van allen sustinanchen die hem behouven moghen redelic ende tamelic naer sinen staet toot an der stont dat hem de selve Joorkin betrect te state van huwelike ofte t’eeneghen anderen dueghdeliken state.

Ende waer’t dat hemlieden namaels eenich goed verstorve ofte dat zij eenich goed conques­teerden, so sal elc hebben al sulc goed als hem versterft of dat hij conquesteert, sonder in elc anders verstorven of gheconquesteerde goed ee­nich recht te hebbene. Ende ghebiedt zoe de doot van Janne, so sal se hebben haer duwarie of bilevinghe an Jans goed also verre als zoe se sculdich sal zijn te hebbene.

            Ende hierup ende up de vriendeliken deel die de voorn. Jan vanden Foreeste ende joncfrouwe Lijsbette sClercx onderlinghe ghedaen hebben van al den ghereeden goede, juweelen, inhaven ende catheylen, hem beeden toebe­horende, danof elc van hem beeden sinen deel wech ende te hemwaerts heeft, zo kenden hemlieden de vorn. Jan over een zijde ende joncfrouwe Lijsbette over andre mallinc van andren wel vereffent, verdeelt ende al versceeden van al den tijdeliken goede, hem beeden toebehorende. Ende hebben elc anderen mids dien van al desen generalic ende specialic, wel ende wettelic quite ghescolden zonder meer verhalens, nu ende t’euweliken daghen.

Actum XXa Junii anno XLVI.

 

25/2

 

Zelfstandig optreden van Lijsbette sCleercx ‘haer sellefs wijf’ (gescheiden van Jan vanden Foreeste - boedelverdeling van 20 juni 1446).

 

24 maart 1447 (n. st.).

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/39 (1), 1446-1447, f° 127 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etc. dat Jan Dhouwe commen es etc., kende ende lijde dat hij, in minde­ringhe van der somme van 5 lb. gr., die joncvr. Lijsbette sCleercx, haer sellefs wijf zijnde mids den ghescheede tusschen haer ende Janne vanden Foreeste, haren man, sculdich es Heinric van Rijkersvoorde, den selven Heinric belooft heeft te betalen 3 lb. 6 s. gr., te wetene 20 s. gr. te 9 daghe Meys [9 mei 1447], 20 s. gr. tsente Jansmesse [24 juni 1447] ende 26 s. gr. t’alfougste [15 augustus 1447], al eerstcommende, versekert etc. Welke 3 lb. 6 s. gr. afslach ende payment doen sullen Thomase van Huusse ter causen van der bijlevinghe die hij der vors. joncvr. sculdich es, also Cornelis Crilnaers, wettelic machtich over der selven, ter presentie van wette gheconsen­teert heeft.

Actum XXIIII Martii anno XLVI.

 

26

 

Lodewijk Weyns en Beatrice sWijspelaren. 1439 -1456.

 

Lodewijk Weyns en Beatrice sWijspelaren. Boedelverdeling na schei­ding van tafel en bed.

Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenoot én beperkte gemeenschap van katelen van conquesten.

 

2 maart 1447 (n. st.).

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/39 (1), 1446-1447, f° 126 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 44.

 

Kenlic etc. dat, up ende naer ’t ghescheet ghedaen ende overleden ten spirituelen hove van scotelen ende van bedde tusschen Lodewijc Weyns an d’een zijde ende Beatricen sWijspelaren, zijnen wetteliken wijve, an d’ander, so zijn de twee per­soenen eendrachtelic commen etc., bekenden ende lijdden dat zij van hueren tijdliken goede, dat hemlieden Onse Liever Heere God up dese weerelt verleent heeft, onderlinghe vriendelic verheffent, verscheden ende al wel verdeelt zijn, ghelijc ende in der manieren dat hier naer verclaerst staet.

In den eersten, so sal de vors. Beatryce hebben ende behouden t’hueren properen goede een huus ende stede, staende in de Posternestraete, daer so nu ter tijt d’ besijtere es, welke huus ende erve es, met allen etc., ende een cleen huusken daer neffens staende, met 4 gr. ts’ iaers erfelic daer uutgaende. Item so sal so behouden al zulke juwellen, inhaven ende catheyllen also nu ter tijd jeghen den vorn. Lodewijc ghedeelt ende t’haerwaerds heeft. Item over al sulc recht van bilevinghe als de vors. Bea­trice naermaels soude moghen ofte weten te hesschene an zulke grond van lenen, als de vors. Lodewijc thoebehort ende van zinre sijden commen es, ende zij oec te samen ghecocht mooghen hebben ende hem hier onder toegheleyt zijn, daer voren so es de vors. Beatricen bij den vorn. Lodewijc toegheleyt een bunder lants, gheleghen te Nevele in den Reygavele, met 2 d. par. ts’ iaers uuteghaende de Jans kinderen van Overackere, omme der vorn. Beatri­cen van den vors. part­seellen van goedinghen te hebbene, behouden ende ghe­brueken huer hoyre ende naercommers t’hueren vryen properen goede. Ende boven desen sal de vors. Lodewijc Beatricen voors. over huer recht van der vors. erven ende bilevinghen van den vors. gronde betalen de somme van vier ponden gr. binnen eenen jaere eerstcommende. Ende waer ’t dat hij eer eeneghen grondt of huussinghen vercochte om pennin­ghen, het waere ghereet ofte bij pay­menten, so wien de vors. vier pond gr. verschenen,

ende hier jeghen behoudt de vors. Lodewijc een goed, gheleghen te Baerlevelde, vier ghemete groet zijnde; item een stede t’ Sente Pieters buten poerten up den Spey, metten boe­gaerde ende allen den ghelaghen etc.; item een huus, staende in de Posternestrae­te neffens Willems van den Velde huus, met allen den ghelaghen ende aysemen­ten etc., met 10 gr. ts’ iaers uute gaende sonder meer commer vornoemt. Voert behoudt de vors. Lodewijc t’sijnen properen goede alle de catheyllen die hij te hemwaert heeft, zonder Beatricen voors. of huer naercommers eenich recht an te hebbene an eenich van den vors. partsellen, Lodewijke vors. toebehoerende. Item als van eenen ponde gr. ts’ iaers lijfrenten, te live van myre jonffr. van den Eedvelde in de Sevaenstrate, besedt up de vors. huussen in de Posternestraete, ende voort al sulken commere als zij ghemeene sculdich zijn ende ghemaect hebben tooten daghe van heden, die lijfrenten ende commeren zullen zij ghe­meene ghelden jaerlix, ende betalen even ghelijc, sonder elx anders cost of last, ende zij sullen even ghelijc heffen ende deellen de scult van baten die men hemlieden sculdich es. Item als van der preyrijnagen die de vors. Lodewijc sculdich es te Rome over zijnen vadere, so wanneer dat de vors. Lodewijc die gaet of doet gaen, so moet hem de vors. Beatrice mallinc anderen instaen, so dat so gheven sal 20 s. gr.

            Ende hier up kennen hemlieden de vors. Lodewijc ende Beatrice mallic van anderen vriendelic veraccordeert, ende wel verdeelt van hueren goede, ende hebben belooft elc anderen van zijnen advenante ende toe gheleyden goede te laten ghebrukene t’eeuweliken daghe, sonder elcx anders hoyr eenich recht an te hebbene, heesschen, haelne ofte te vermetene in eenegher manieren, et en ware dat hemlieden naermaels God gratie gave dat zij bij wille van elc anderen weder verliefden ende vergaderden, wel verstaende stoorve de vors. Lodewijc, heer hij de pelgrimage dade of ghinghe, dat dan de vors. Beatrice of huer hoyr onghehouden zal zijn daerin last te draghene.

            Ende de vors. Lodewijc ende Beatrice beloven d’een den anderen paysyvel ende onghemoyt te latene, ende d’een den anderen gheen quade worde te ghevene of ruuthede in eenegher manieren etc., et en ware up scepenen correxie etc. Actum IIa Martii anno XLVI°.

 

27

 

Jan Zoetin en Allijse van Steenlant. 1447.

 

Jan Zoetin en Allijse van Steenlant (een weduwe, eertijds gehuwd met een zekere Huughen. Heeft een zoon Andries Huughen). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote, alsook door echtgenoot via erfenis tijdens het huwelijk, én beperkte gemeenschap van katelen.

 

14 februari 1447 n.s.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/39 (1), 1446-1447, f° 179 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 43.

 

Kenlic etc. dat, alse van den ghescille dat upstaende gheweest es tusschen Janne Zoetin over een zijde ende joncfr. Allijsen van Steenlant, zine wettelike wive, over andere, van welken ghescille de vors. partien hemlieden submitteerden in Lodewijke van Steenlant ende Janne van Steenlant, bastaert f. Jans, vriendelike heffeneeren, ende beloofden ’t segghen van den vorn. mannen, hemlieden ghe­hoert zijnde, te haudene ende te vulcommene wel ende getrauwelic up al sulke painen ende verbanden als hemlieden ghelieven zal te ordineerne ende te seg­ghene, ende achtervolghende der vors. submissie hebben de vorn. manne ghe­hoert ’t ghescil van partien etc. ende daer up ghetermineert ende gheseit, ghelijc hier naer verclaert staet.

1 Eerst es ’t szegghen van den vorn. mannen dat de vors. Jan Zoetin hebben, be­hauden ende paysivel ghebruken sal, zonder der vorn. Allijssen ofte haer hoer ende naercommers eenich recht an te hebbene in eenigher manieren, alle de huu­sen die hem toebehoeren ter daten van den ghesceede van den huwelike van hem ende van der vorn. joncfr. Allijsen, met allen den ghelaghen etc. ende met sulken commere als er up es ende jaerlicx uut gaet, ende in ’t ghelijcx sal hij heb­ben ’t guent dat men hem noch t’achter es van den huuse dat hij vercocht heeft, zonder der joncfr. eenich recht an te hebbene, als voeren.

2 Item sal de vorn. Jan Zoetin hebben al ’t goet dat hem verstorven es etc., zonder der joncfr. eenich recht an te hebbene.

3 Item zal de vorn. Jan hebben alf de achterstellen van pachten ende renten dien men t’achter es van joncfr. Allijsen goedinghen, van bilevinghen ende andersins, ende dat van den jaren ende ousten 45 ende 46 zonder meer.

4 Item zal de vorn. Jan hebben over ’t recht van bilevinghen van joncfr. Allijsen goedinghen zijn leven lanc gheduerende, ende niet langhere, de somme van 3 lb. 3 s. gr. ’s iaers, dats te wetene up de goedinghen die de naervolghende persoene ter tijt van nu besitten, eerst van den gronde die Andries Gheeraerts besidt, die jaerlicx in pachte ghelt 30 s. gr.; item up den grond die Jan Maes besidt 20 s. gr. ’s iaers; item up sulken grond die Jan Rubaert besidt 10 s. gr. ’s iaers boven den 12 gr. van den jaerghetijden; item up den grond die Jan de Vroede besidt 3 s. gr. ’s iaers, comt te gadere 3 lb. 3 s. gr. ts’ iaers, ghelijc boven gheseit es.

Ende al waer ’t zo dat de pachten up of af ghinghen, nochtan zal de vorn. Jan moeten ghepaeit zijn met den goedinghen boven verclaert.

5 Item zal de vorn. joncfr. Allijse hebben ende behauden, zonder Janne of zinen hoere eenich recht an te hebbene, alle d’andere goedinghen, haer toebehoerende, zij in erven, bilevinghen, bossche, huussen of andersins, nieuts uutghesteken noch ghesondert, ende in ’t ghelijcx alle de baten ende proffijten diere jaerlicx af verschinen zullen t’haren vryen, propren goede.

6 Item als van der scult van baten, wettelic bekent of anders duechdelic wesende, daer af bliven de vorn. Jan ende joncfr. Allijse staende even ghelijc gherecht, elc in d’een heeltsceede.

7 Item van al sulken commere ende laste ende van wetteliken costen als de vors. tween persoene, ende elc bijsondere, uutgheleit of van der scult van baten ont­faen heeft, die sal elc hauden an hem selven, zonder daer af d’een den anderen eenighe begroetinghe te doene.

Ende midts desen, zo termineren ende wijsen de vors. manne de vorn. partien bij der werreliker wet versceeden van scotelen ende bedden, ghelijc dat zij ghescee­den zijn ten gheesteliken hove, ghelijc dat blijct bij den letteren van ghesceede ten gheesteliken hove. Ende, achtervolghende den consente ghedaen bij partien an beede zijden, ghelijc dat voeren wel gheseit es, zo es ’t szegghen ende ordi­nancie van den 2 mannen dat de vorn. 2 persoenen ’t segghen ende terminacie van hemlieden hauden sullen ghelijc dat boven gheseit es, up eene redelike scult ende verbuerte van 100 lb. par., die te gane etc. Ende, al worde de scult verbuert, nochtan bleve ’t segghen etc.

Voort es ’t segghen van den vorn. mannen dat de vors. partien elc anderen gene­rale quijtsceldinghe doen ter kennesse van scepenen, ten fine dat zij van mallijnc anderen t’eeuliken daghen verscheeden sijn moghen.

Voert segghen de vorn. manne dat de vorn. joncfr. Allijse ne gheene goedinghen die zo heeft, zij ervachtichede of bijlevinghe, niet becommeren, vercoepen noch beswaeren en sal, het en zij bij wille, wetene ende consente van Andriese Huu­ghen, haren zone, ende haren vrienden ende maghen up al sulke paine ende ver­banden als boven gheseit es.

Actum XIIII die Februarii anno XLVI [14 februari 1447 n.s.].

 

28

 

Jacob Dullaert en Barbara Adericx. 1447 – 1451.

 

Jakob Dullaert en Barbara Adericx. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenoot én beperkte gemeenschap van katelen. Scheidingsgrond: wreedheid en gestrengheid.

 

26 september 1447

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/39 (2), 1447-1448, f° 13 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 49.

 

Kenlic etc. dat, naer ’t ghescheet ghedaen ende overleden ten gheesteliken hove van scotelen ende van bedden tusschen Jacoppe Dullaert an d’een zijde ende Baerberen Adericx, zinen wive, an d’andere, zo zijn de vors. twee persoene met­gaders Willeme Aderic als wettelic ghestelt bij rade ende advijse van ghemee­nen maghen ende vrienden in dese instantie ter voochdien ende gouvernemente van Willekine ende Lievinkine Dullaert, ’s vors. Baerberen kinderen, een­drachte­lic commen etc., kenden dat zij van al haerlieder goede bij vrien­delicheden ver­deelt zijn in deser manieren dat de vors. Jacop blijft behaudende al sulc recht van ervachticheden als van ziner zijden commen es, gheleghen in de prochie van Wondelghem ende daer omtrent, met zulken deelen van huusinghen, boemen ende catteylen, leeninghen, latin­ghen, prysien ende besaedden, alser up zijn, toebehoeren ende ancleven moghen, zonder der vors. Baerberen eenich recht an te hebbene van bladinghen, bijlevin­ghen, catteylen oft andersins etc. ende heeft als nu al haers rechts van bijlevinghen etc. gherenontyert ende af ghe­ghaen gheheelic ende al, nu ende t’eeweliken daghen, belovende voort bij huerer kersteliker trauwen haer daer an nemmermeer rechts te vermetene te enigher wet etc.

Dies moet haer de vors. Jacop daer voren gheven de somme van 20 s. gr. eens­wechdraghende, onthier ende sente Martinsmesse eerstcommende [11 november 1447].

Item van den gherreden goede, juweelen etc., zo kenden de vors. Jacop ende Baerbele daer af elc gheanverdt ende t’hemwaerts hebbende d’een heeltsceede, ghepresen elcx heeltsceede 10 lb. gro.

Item van eenen huuse daer de vors. Jacop ende de vors. Baerbele in woonden, staende tusschen der posterne ende der Santpoorten, bij der Maechdenstrate, ’t welke nu bij consente van hem beeden ende bij rade ende advise van den vors. voocht ende maghen ende vrienden vors. vercocht es Roelande den Jonghen om­me de somme van 35 lb. gr., zal de vors. Jacop ontfaen 17 lb. 10 s. gr. ende in ’t ghelijke de vors. Baerbele 17 lb. 10 s. gr. ten zulken paeymenten als daer af elc van hem beeden een wettelike kennesse heeft, sprekende up den vors. Roelande.

Item van den resten die men t’achter es van den vercoepene van eenen huuse, staende te Galgheberghe, draghende boven commere die an ’t selve huus cleven mach van anderen paeymenten die de vors. Jacop vortijts der af beloofde, doe hij ’t cochte, 3 lb. gro. eenswechdraghende, ende in ’t ghelijke van den 5 lb. gr. die t’achter es Pieter van der Cruucen, oec over de resten van den coepe van eenen huus, zo zal de vors. Jacop heffen ende ontfaen te sulken paeymenten als zij vallen, d’een heeltsceede ende in ’t ghelijke de vors. Baerbere d’ander heelt­sceede.

Item ende boven desen blijft de vors. Jacop van allen anderen percheelen van sculden van baten ende commere, hem ende der vorn. Baerbere, zinen wive, anclevende, ghedaen ende ghemaect gheel ende over al toten daghe van haer­lieder ghesceede ten gheesteliken hove vors., omme de bate van dien te innen ende up te heffene te zinen besten ende al den commere te gheldene ende werne te sinen scoensten, zonder eenighen cost, commere of last van der vors. Baer­belen ofte den vors. tween kinderen in eenigher manieren, ende ditte mits zeke­rer begroetinghen hem daer af ghedaen in ’t vorn. catteylic goed, van dat de sculden van commere meer ghedroughen dan de sculden van baten,

van welken vorn. percheelen van goede ende baten voeren verclaert bij vadere ende moedere vornoemt, met gaders den avijse ende overeendraghene van den vors. voocht ende ghemeenen maghen ende vrienden gheordinert ende toeghe­leyt es Willekine ende Lievinkine, haeren tween kinderen vornoemt, over haer­lieder derde, zuver ende net, boven allen commere, de somme van 21 lb. gr., hem beeden even ghelijc toebehoerende, daer af de vors. Jacop up zijn vorn. toe­gheleide percheelen van goede kent onder hem hebbende 10 lb. 10 s. gr., toebehoerende Lievijnkine vors. Ende in ’t ghelijke kende de vors. Baerbele up de percheelen van goede, haer bewijst ende toegheleit als voeren verclaert, onder haer hebbende 10 lb. 10 s. gr., toebehoerende Willekine vors.

Ende vadere ende moedere hebben voert belooft ende hemlieden verbonden de selve hare twee kindere, te wetene de vors. Jacop Lievijnkine vors., ende de vorn. Baerbere Willekine vorn. te haudene, elc met ziner vors. sommen van 10 lb. 10 s. gr., onghemindert van ate, drancke, cleederen, causen ende scoen ende voert van aller sustinantien die hemlieden behouven sullen redelic ende tamelic naer haerlieder staet, ’t welke vadere ende moedere vors. metgaders der vors. sommen van pennynghen onder elken van hem beeden rustende belooft etc.

Ende voert zijn borghen over hemlieden, te wetene over den vors. Jacop Lodewijc ende Pieter Dullaert, ghebroederen, ’s vors. Jacops broeders, ende elc over al, ende over de vors. Baerbele Willem Aderic, haer vadere, ende Gillise de Vechtere.

Ende hier up kenden hemlieden de vors. Jacop ende Baerbele met gaders den vors. voocht van haerlieder tijdelijken goede in baten ende in commere gheel ende al versceeden wesende, ende hebben belooft al datte ende in ’t ghelijke dat elken van hem beeden van nu voert an meer toecommen zal moghen, het ware bij ghiften, versterften of andersins, nieuts ute ghesteken etc., elc anderen paysivel te laten hebbene ende ghebrukene, zonder d’een den anderen daer af in toecommenden tijden eenighe moyte, calaenge of ansprake te doene te wette of andersins in eenigher manieren.

Ende hebben voert meer elc anderen van al dies vors. es gheel ende al quite zonder meer verhaels, nu ende t’eeuliken daghen, het en ware dat hem God gratie verleende dat zij bij consente van elc anderen weder verga­derden.

Ende de voocht wart ontsleghen ende Jacop, de vader, waert voocht van sinen kinderen.

Actum XXVI die Septembris anno XLVII [26 september 1447].

 

29

 

Jan Willems en Marie Minnaerts. 1447.

 

Jan Willems en Marie Minnaerts (weduwe van Diederick de Madere, en tevoren van Pieter Rasiere). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Scheidingsgrond: overspel van echtgenoot met Elizabeth Buts. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

12 oktober 1447

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/39 (2), 1447-1448, f° 19 r°.

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 50.

 

Kenlic etc. dat, omme te scuwene alle inconvenienten, ghescillen ende ghedin­ghen die upghestaen hebben ende upstaen mochten tusschen Jan Willems an d’een zijde ende joncvr. Marien Minnaerts, zijnen wive, wijlen weduwe van Diedericke den Madere, haren man was, ende Cornelis de Madere, haren zone bij den selven Diedericke, an d’andre, ter causen van den ghescheet ghedaen ende overleden ten spirituelen hove van scotelen ende van bedden tusschen den vorn. Janne ende zijnen wive, bij tusschensprekene van zekeren personen, van den vors. haren tijdeliken goede ende al haerlieder ghescille vriendelic verap­pointiert zijn in der manieren hier naer volghende, te wetene dat de vors. Jan hebben ende behouden sal alle de erfachtichede ende goed dat hij heeft ende van ziere zijde commen es, waer dadt ghestaen of gheleghen es ofte in wat maniere dat ghestaen of gheleghen mach zijn, sonder der vors. joncvr. Marie eenich deel of recht an te hebbene in eenigher manieren.

Dies sal de selve Jan ghelden ende weeren de sculden ende commere die hij t’achter es ende t’achter was ter daten van den huwelike tusschen hem beeden, ende oec de de sculden ende commere die hij zint den voors. huwelike ghe­maecht heeft ende noch sculdich es, sonder der vors. joncvr. Marien cost of last.

Dies sullen commen in zijn proffijt de sculden ende baten die men hem in zinen persoon ende ter causen van zinen goede sculdich mach wesen.

Item hier jeghen sal de vors. joncvr. Marie hebben ende paysivel ghebruken al ’t goed daer zo erfachtich in es, van harer zijde commende, ende voort ’t ghecoch­te goed dat de vors. joncvr. Marie metgaders Diedericke, haren man, voortijts te gadere cochten met ghemeenen goede binnen den huwelicke van hem beeden, metgaders de bladinghen ende bilevinghen diere toebehoeren, evenverre dat zij noch ten sterfhuuse van den voorn. Diedericke toebehoeren, sonder den voors. Janne oft yemende van zinen weghe eenighen deel of recht an te hebbene, ende insghelijcx de bladinghen ende sculden die men hem t’achter wesen mach ter causen van der versterften van Diedericke den Madere ende Pietren Rasiere, haer mans waeren. Welc goed in der manieren dat voorscreven staet de vors. joncfr. Marie, haer sel­lefs wijf zijnde mids den vors. ghescheede, heeft upghedreghen ende overghe­gheven den vors. Cornelis den Madere, haren zone, omme hem stappans hant an te slane als zijn proper goed.

Ende dit over mids dien dat de vors. Cornelis, die gheel hoyr zijn soude van der vors. ziere moedere, up dat haer’s ghebrake, belooft heeft der selven ziere moedre te houdene van ate, drancke, cleedren, caussen ende scoen, ende van aller sustinanchien dies haer behouven sal redelic ende tamelic naer haren staet, haer leven lanc duerende, ziec ende ghesont, ende naer ’t overlijden van hare, haren dooden lichame ter heerde doen doen met redeliker sepulture.

Ende bovendien sal de voors. Cornelis ghelden ende weeren den commere ende scult hier naer ghescreven, sonder den cost of last van ziere moedre ende Janne Willems. Eerst alle de sculden ende commere die de voors. joncvr. Marie ten overlijdene van Diedericke den Madere ende van Pietren Rasiere t’achter ende sculdich was, ende oec de scult ende commere die zo in haren persoon zint den huwelike van den voors. Janne Willems ende haere ghemaect heeft. Item sal de voors. Cornelis besetten, sonder Jan Willems cost, eene messe de weke, eeu­welic ende erflic, ende een jaerghetijde dat voortijts bij den vors. Diederic de Madere gheordineert was te doene naer zijn lijf.

Ende al waer ’t zo dat den vors. Janne Willems ofte joncvr. Marien Minnaerts naermaels eenich goed toequame bij versterften, conqueste of andersins, dat sou­de elc behouden ende volghen zijner zijden, sonder den andren eenich recht der an te hebbene, het en waere dat hemlieden naer de date van den voors. gheschee­de God gratie gave dat zij bij consente van mallinc anderen weder verliefden ende vergaderden.

Ende mids desen ende mids sekeren sommen van penninghen die den voors. Janne Willems, bij tusschensprekene van zekeren persoonen, in ’t appointement van desen gheseyt waeren te hebbene, die hij van den voors. Cornelis den Madere ghereet kende ontfaen hebbende, so hebben de voors. Jan Willems an d’een zijde, joncvr. Marie Minnaerts ende Cornelis de Madere, haer zone, an d’andre, elc andren quytghescolden van al dies zij elc andren wisten of souden moghen weten te heesschene van allen zaken, het zij van wetteliken copien die zij oft eenich van hemlieden up den andren sprekende hebben ende andersins, nieuts uutghesteken noch ghesondert, in wat manieren het zoude moghen zijn t’eeuweliken daghen, sonder meer verhalens, emmer wel verstaende dat, eys ’t zo dat bij Janne Willems meer kennessen behoort ghedaen te zijne, het zij buu­ten te wette of eldre, dat hij datte doen sal als hij’s vermaent sal wesen, alle nootsaken uutghesteken.

Dies sal de voors. Cornelis Janne Willems quyten van allen costen, desen appoin­temente angaende, van scriftueren ende andersins, also wel in ’t gheeste­like hof als eldere.

Actum XIIa Octobris anno XLVII [12 oktober 1447].

 

30

 

Jan Zoetaert en Joane Reyners. 1443 – 1453.

 

30/1

 

Jan Reyneere, vader van Jehenne, en Jan Zoetaert, zoon van Martin. De vader van Jehane vraagt dat Zoetaert de staat van goed van het gezin overlegt, gezien de scheiding van tafel en bed is uitgesproken. In vraag is de uitvoering van de huwelijksvoorwaarden.

 

24 mei 1443

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/37 (1), 1442-1443, f° 139 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Alse van dat Jan Reyneere, uter name van joncvr. Jehanen, ziere dochtere, begheerde ende versochte bedwonghen te hebbene Janne Zoetaert fs Martins, dat hij, achtervolghende den ghescheede, leden ende ghepasseert ten ghees­teliken hove tusschen hem an d’een zijde ende der voorn. joncvr. Jehannen, zinen wive, an d’andre, overbringhen soude den staet van harer beeder goede in baten ende in commere, omme daerup een verscheet te makene van haren tijdeliken goede naer de rechten ende costumen van deser stede,

            waer af hem de voors. Jan Zoetaert excuseerde, segghende dat hij den voors. staet niet goedlicx ghemaken noch overbringhen conste, het en ware dat de voors. Jan Reyneere alvoren hem bewijs dade van den 5 lb. gro. ts’ iaers erflic, die hij ziere voorn. dochter gaf in huweliker voorwaerden, versoukende dat de voors. Jan Reyneere ’t selve bewijs vulquame.

            Up ’t welke de voors. Jan Reyneere, kennende de voors. 5 lb. gr. ts’ iaers erflic in huwelic ghegheven hebbende, repliqueerde dat voorwaerde ende be­sprec was in ’t traitieren van den voors. huwelike dat Jan Zoetaert de voors. 5 lb. gr. ts’ iaers halen ende heffen soude up hem ende up al ’t zine zonder andre bewijs daer af te hebbene, hem weerende mids dien ’t selve bewijs te doene.

            Daer jeghen de voors. Jan Zoetaert, in vormen van dupliquen, dede segghen dat, naer ’t vervolghen dat de voors. Jan Reyneere ende zine dochter ghedaen hadden ende deden van den voors. ghescheede, hij bij zulken weghen ghefraudeert soude wesen. Ooc mede, waert dat de voors. joncvr. Jehane overleede der weerelt, ware ghescepen daer bij te verliesene zijn recht van bilevinghe, concluderende mids dien dat de voorn. Jan Reyneere – omme de bewaernesse van elken – sculdich ware alvoren ’t selve bewijs te doene, met meer woorden, etc.

So waes ’t dat scepenen etc., naer al dats voor hemlieden commen was, wijsden den voors. Janne Reyneere de selve 5 lb. gr. ts’ iaers erflic wel ende lovelic te bewijsene binnen 6 weken eerstcommende, behouden dien dat de voors. Jan Zoetaert de selve 5 lb. gr. ts’ iaers niet becommeren, vercoopen noch beswaren sal in eenigher wijs.

Actum XXIIIIta die Maii anno XLIII [24 mei 1443].

 

30/2

 

Jan Zoetaert en Joane Reyners. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

5 september 1444

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/40 (1), 1448-1449, f° 166 r°

 

UITGAVE: VLEESCHOUWERS-VAN MELKEBEEK, Eendrachtelic commen, nr. 27.

 

Kenlic dat up ’t ghesceet ghedaen ten spierituelen hove tusschen Jannen Zoe­taerde an d’een zijde ende Joanen Reyners, zijnen wijve, an d’andere zijde, zo zijn de vorn. personen comen voer scepenen van der Kuere in Ghend, kenden dat zij haerlieder tijdelic goed wriendelic verdeelt zijn in deser manieren dat de vors. Jehanne behout al ’t goed van haerer zijde comende ende dat zo te haer waert heeft, hoe ende in wat manieren dat zij, den vors. Jan daer an ghen recht daer an te hebbene, nu noc in toecommenden tijden, ende de vors. Jan Soetaert behout al sulc goed als hij te hem vaert heeft, zonder der vors. Jannen eenich recht daer an te hebbene.

Dies so blijft staende in haeren rechte van al sulker scuult van baeten als Lievin vander Paele hemlieden sculdich es, ende de vors. joncf. blijft staende in haeren rechte van bijlevinghe van al sulker eerven als Jan vors. vercocht heeft, daer af zo haer bijlevinghe niet af gheghaen en es.

Item sal Jan vors. ghelden ende weeren al sulke scult als hij ghemaecht heeft, sonder den cost van der joncfr. vors.

Voert al sulc goed als elc van hem beeden namaels toecommen mochte, bij ver­sterfte ofte ander zijns, dat zal elc van hem beeden behouden al wolghender zijde daene dat comen.

Ende hyer up kenden hemleden de vors. Jan ende joncfr., zijn wijf, van mallic anderen wel en duedelic verheffent, versceede ende al verdeelt van haeren tijde­liken goede, en hebben elc anderen quite ghescolde, ende hebben voert gheloef de vors. verdeelinghe wel te houdende van goeder werden t’eewelken daghen, ofte eet en waere dat hem lyeden Good gracie gaeve dat zij weder vergaderden, ende voert Josinkene, haerlieder dochter, staende in haeren rechte naer ’t uutwij­sen van eenen vonnesse van scepenen van der Kuere, ghedaen den Enten daecht de Septembre anno XLIIII [5 september 1444].

Actum XXI die van wedemaend anno XLIX [21 juni 1449].

 

30/3

 

Jan Zoetaert en jonkvrouw Jeanne Reynaers. Gescheiden van tafel en bed. Boedelverdeling dateert van 5 september 1444.

 

5 december 1444

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, Reeks 301/38 (1), 1443-44, f° 110 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Als van dat Jan Zoetaert versochte openinghe van hove van alsulken lettren van verbode als joncvrouw Jehanne Reynaers, zijn wettelic wijf, gheimpetreert hadde van scepenen vander Kuere in Ghend ende ghesonden an de wet ’s heeren van Dronghene omme te belettene de ervenisse van zekere gronde van erve gheleghen met zekere plaetse die hij vercocht hadde Livin vander Pale, zegghen­de dat hem ’t renvoy sculdich ware te gheschiene, ghemerct dat scepenen voors. in gheene wijs toebehoorde ’t berecht t’hebbene van gronde van ervenisse of ontervenisse dar anclevende.

            Maer, waer ’t so dat de voorn. zijn wijf over har zelve ende haerer beeder kinde anden voors. grond, van ziere zijde commende, eernich recht vermeten wilde of empeschement doen in den voors. coop, quame daer hij soude haer ende elkeen verandworden alsoo’t behoren soude.

            Up ’t welke de voors. joncvrouw Jehane over haer selven ende haeren voors. kinde metgaders Janne Reynaers, scipman, haren procureur ende vader, dede segghen bij hueren ansprakene dat de voors. openinghe in gheenre manieren gheschien soude, want over II jaer tijts overleden of meer zo es bij den hove van Dornicke gheestelic ghescheet ghewijst tusschen haer ende den voorn. Janne Zoetaert, haren man, ende daer boven naderhand zo verre ghedaen bij scepenen ende voorsaten met haren openen lettren van plachate, ghesonden an de wet daer onder ’s voors. Jan Soetaerts goedinghen gheleghen waren, dat bij virtute van dien de selve wet ane Janne voornoemt verboden ende bevolen was hem in gheenre manieren te ontutene oft ontervene bij coope of andersins vanden selven zinen goede maer emmer toot ander stond dat zij verscheeden souden zijn van haren tiedelicken goede also men in ghelijken saken ghecos­tumeert hadde omme de bewaernesse van hen beeden ende vanden voors. kinde.

            Dus, ghemerct den selven lettren van plackaten ende specialic den verbo­de hem te meer stonden ghedaen, ghelijc voors. es, hoopte ende meende dat ’t voors. vercoopen belet soude wesen, andersins so soude zoe ende haerlieden voorn. kint jammerlic mesleet ende ontgoedt worden bij zinen soberen regimen­te ende grote sculden die hij voren ende naer ’t voors. ghescheet ghemaect hadde.

            Daer toe de voors. Jan Zoetaert repliquierde dat hij hem ghehelpen moeste met zijns selfs goede omme ghenouch te doene den ghuenen die hij tachter ende sculdich was in diverssche manieren ofte hij ware ghescepen daghelicx ghennayt ende vervolght te wordene te wette ende andersins t’zinen groten coste ende laste bij den welken hij pretendeerde omme te hebbene de voorsienicheede van den juge annopende den voors. renvoye, den voorn. Janne Reynere als procureur ende vader ghelijc voors. es sustinerende ter contrarie zonderlinghe mids den voorn. ghescheede ende de verbode van scepenen dicwijle ende te meer stonden ghedaen den voorn. Janne Soetaert dat emmer stede sculdich ware te houdene toot ander stond dat ’t werlic ghescheet gheschiet ware ende dan so mochte hem elc ghehelpen met dies hem toegheleyt ende behoren soude bijder selver ghescheede met meer woorden ende redenen daer toe gheproposeert bij partien an beede zijden.

            So waes ’t dat scepenen, naer ghehoort hebbende de voors. handelinghe ende daer up rijpelic gheledt, alsoo ’t behoorde, alvoren considererende dat an de voorn. zake ’s heeren coop cleefde ende dat dat bij noode de voorn. Jan Zoetaert den voorn. coop ghedaen hadde jeghen den voors. Lieven vander Pale, wijsden ende consenteerden de voors. openinghe van hove, behouden dien dat de voors. Lieven, coopere vanden voors. gronde, ghehouden wert te bringhene onder scepenen voornoemt de penninghe commende van den selven coope omme met dien in also verren alsser eenighe onbetaelde sculden zijn sonder fraude ghemaect voor ’t voors. ghescheet de sculdenaers te betaelen in ’t ghemeene, ende alse vanden overscote ende vanden remaniante vanden selven penninghen dat men die deelen soude in drien, te wetene den voors. Janne Zoetaert d’een derde, zinen voorn. wive d’ander derde ende haeren kinde t’derde derde t’ontfane, dat elc de sculden die hij ghemaect hadde naer ’t voors. gheestelic ghescheet betaelen ende ghelden soude alleenlic t’zinen laste zonder d’een den andren daer inne te betreckene in eenigher wijs also recht ende redene bewijsen.

            Ende alse vanden V lb. gr. ts ’iaers erfelic dat de voors. Jan Reynare sculdich is te bewijsene ziere dochter daer of questie gheweest hadde in de voors. handelinghe, dat ’t selve bewijs gheschien zoude alleenlic in baten ende ten proffijte vanden zelver ziere dochter ende haerer beeder kinde zonder den selven Zoetaert eenich voordeel daer af te hebbene, ghemerct dat hij andersins vele scorins goets vercocht ende verandert hadde in groten achterdele van zinen voors. wive ende kinde bij den welken men wel sculdich was daer inne te voorziene alsoo’t behoorde.

Actum Vta Decembris anno XLIIII [5 december 1444].

 

 

31

 

Daniël van Munte en jonkvrouw Jozijne van Halewin. 1451 – 1453.

 

Daniël van Munte en jonkvrouw Jozijne van Halewin. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

11 februari 1451 (n.st.).

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/41 (1), 1450-1451, f° 84 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etc. dat, omme te scuwene alle questien, ghedinghen, donckerheden ende ghescillen die rijsen mochten tusschen Daniele van Munte an d'een zijde ende joncvrouwe Jozijnen van Halewin an d'andre, ter causen van den ghescheede van haren tijdelijken goede t'andren tijden ghepasseert voor scepenen van der Kuere den vorsaten naer 't ghescheet alvoren tusschen hem beeden gheschiet ten spirituelen hove, so zijn de vors. partien commen voor scepenen van der Kuere in Ghend, kenden ende lijden dat zij, bij tusschensprekene ende ordonnancie van zekeren notablen persoenen, haerlieder maghen ende vrienden, vriendelic verap­pointiert, verscheeden ende verdeelt zijn van al hueren tijdelijken goede ende van al dies zij d'een den andren in toecommende tijden zouden moghen of weten te heesschene of an te sprekene in der manieren hier naer volghende:

            Eerst dat elc van den vors. Daniele ende joncvrouwe Jozijne hebben, behouden ende paysivel ghebruken zal alle de goedinghen, leenen ende heer­licheden, eerve, have, juweelen ende catteylen van elcx zijde commende ende die elc te hemwaerts heeft, met al sulken commere ende lasten als die becom­mert ende be­last zijn.

            Ende als van der bilevinghen of verschoeninghen van huwelijk, die de vors. joncvrouwe Jozijne in toecommenden tijden zoude moghen heesschen up 't goedt te Spieghele, dat de vors. Daniel voortijds vercochte Philips serSanders, of ooc up eenighe andre goedinghen, leenen, eerve of andre, die nu ter tijdt den vors. Daniele toebehoeren of achter hem bliven zullen, daer af ontlast ende ont­slaet de vors. joncvrouwe Jozijne alle de zelve goedinghen, de besitters van dien, 't hoyr ende naercommers van den vors. Daniele, ende allen andren dien 't an­gaen mach, belovende bij harer kerstelijker trauwen ende wijfwaerhede an de zelve goedinghen nemmermeer eenich recht van bilevinghe te heesschene, hael­ne of vermetene in eenigher manieren, mids der somme van 7 lb. gro. die zoe kent ghereet ontfaen hebbende bij der hand van Philips serSanders vor­noemd, ende schelter hem ende elken dies quitantie behouft af quyte.

            Insghelijck heeft de vors. Daniel van Munte belooft ende hem verbonden nemmermeer eenich recht van bilevinghe te heesschene of anderssins an sulke leenen, gronde van eerven of andre goedinghe als de vors. joncvrouwe nu ter tijd heeft of naermaels hebben zal, maer ontslaet als nu daer af de zelve goedinghe ende allen andren dien 't angaen mach, belovende insghelijcx bij zijner kerstelij­ker trauwen ende manwaerheden hem daer an in toecommenden tijden gheen recht te vermetene. Ende van al sulken sculde als de vors. Daniel t'andren tijden ghemaect heeft ende sculdich es of in toecommenden tijden maken of sculdich wezen mochte, daer af belooft hij der vors. joncvrouwe Jozijnen, haer hoyr ende naercommers, nu ende t'eeuwelicken daghen, wel ende duechdelic te ontlastene ende quite te houdene, costeloes ende al scadeloes.

            Ende insghelijcx belooft joncvrouwe Jozijne Daniele vornoemt, zijnen hoyr ende naercommeren, quyte te houdene van al sulker sculden ende commere als zoe nu sculdich es of naermaels wezen zal sonder hem daer inne eenichsins ghehouden te zijne.

            Waer 't ooc zoo dat de vors. Daniel onder hem hadde eenighe letteren van huwelijker voorwaerde of anderssins tusschen hem beeden t'andren tijden ghe­schiet, die belooft hij der selver joncvrouwen duechdelic over te legghene ende hem nemmermeer daer mede te ghehelpene of haer of yement van haren weghe daer mede eenighe moyte, heesch of ansprake te doene t'eenegher plaetsen, voor eenighe wet, spirituel of temporel, in eenigher manieren.

            Al 't welke de vors. partien hebben belooft, bekent ende versekert up hemlieden ende up al 't huere, ende voort es borghe over den voorn. Daniel van Munte Philips serSanders voors., ende mids dezen appointemente quyte ende te nieuten alle andre copien ende beloften voortijds ghepasseert ende ghemaect tusschen den voors. partien annopende den weerlijke ghescheede van huerlieder goede.

            Ende waer 't dat hemlieden eenich goed toequame bij versteerften, ghif­ten, conqueste of anderssins, dat zal elc hebben ende behouden zijner zijden volghende, zonder daer an of an elcx anders verschenen of toecommenden goe­dinghen eenich recht te hebbene of vermetene in eenigher manieren.

Actum XI Februarii anno L

 

32

 

Jan Sterrinc en Amelberghe Hillegheers. 1451.

 

Jan Sterrinc en Amelberghe Hillegheers. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

1 juli 1451.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/41 (1), 1450-1451, f° 169 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat up ende naer gheschiet, overleden ten spierituelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Janne Sterrinc an d'een zijde ende Amel­berghe Hillegheers, zijne wettelicke wive, an d'andre, zo zijn de vors. partyen eendrachtelic commen etc., kenden ende lijden dat zij van al haren tijdelike goede, dat hemlieden ons Heere verleent hadde, vriendelic verdeelt zijn in deser manieren dat de vors. Jan Sterrinc behoudt t'zijnen vryen propren goede al zulke cathielen als hij t'hemwaert heeft, ende vort twee huusen, d'een staende in de Nieuport dat ghecocht was jeghen Janne den Rop ende d'andre staende t'Sente Pieters up de Nieustrate, metten ghelaghen diere toebehooren ende met sulken commere alsser jaerlix ute gaet. Bet vort zal de vors. Jan jaerlix hebben, heffen ende ontfaen t'zinen propren goede de helt van allen den pachten commende van hueren gronde al zo langhe als hij left, waer de goedinghe gheleghen moghen zijn, ende inghelijx de helt van de bilevinghe, die zo houdt van hueren eersten man al zo langhe al zo leeft. Item zal de vors. Jan hebben, heffen ende ontfaen al de scult van baten die men hem beeden toten daghe van heden sculdich es. Dies moet hij ghelden ende betalen al den commere die zij beede te gadere ghe­maect hebben toten daghe van heden zonder der vors. Amelberghen cost of last. Ende hier jeghen behout de vors. Amelberghe t'hueren vryen proper goede al zulke gronden van erven als van harer zijden commen es, ende al zulke bile­vinghe al zo sculdich es te haudene van haren eersten man, altijts behouden van den vors. Janne de heltsceede van den bladinghe zo vors. es. Item 2 huusen staende in de Nieuport, d'een neven d'ander, metter persse daer toe behoorende zonder den vors. Janne daer an eenich recht te hebbene. Ende quame ter naermaels eenich van hemlieden goet toe bij versterften, ghiften, conquesten of andersins, dat zal hij hebben ende behouden t'zinen pro­pren goede sonder den anderen eenich recht daer an te hebbene in eenigher manieren. Ende hier up kennen hemlieden de vors. partyen an beede zijde van al hueren tijdelike goede van elc anderen wel verheffent, versceeden ende verdeelt wesende. Ende hebben d'een den anderen wel ende wettelic quite ghescolden nu ende t'eeuwelike daghen, het en waere dat hemlieden naermaels God gratie gave dat zij bij wille ende consente van elc anderen weder verliefden ende vergader­den. Ende omme dit wel ghehouden te zine, zo hebben partyen de vors. zake versekert etc. ende vort es borghe over hem Jan Storme, Lauwereins Rondeel ende uuter Amelberghen es borghe Gillis de Hont ende Jan Waterscoet.

Actum prima Julii anno LI.

 

33

 

Gillis Roose en Matte sMarteleeren. 1451.

 

Gillis Roose en Matte sMarteleeren. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

21 augustus 1451.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/41 (2), 1451-1452, f° 10 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etc. dat up ende naer 't ghescheet ghedaen ende overleden ten spirituelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Gillijse Roose over een zijde ende Matten sMarteleeren, zijnen wettelicken wive, over andre, de vorn. partien com­men zijn etc., kenden ende lijden dat zij, bij tusschensprekene van goeden lieden haerlieder maghen ende vrienden, van haerlieder tijdeliken goede vriendelic ver­accordeert, verdeelt ende verscheeden zijn in deser manieren dat de vors. Gillis hebben, behouden ende ghebruken sal een behuusde stede, groot 1 dachwant let­tel min of meer, gheleghen in de prochye van Oerdeghem met sulken huu­singhen alsser up zijn, welke behuusde stede ghecocht es binnen den huwelike van hem beeden met ghemeenen goede, item 1 dachwant lants gheleghen in de vors. prochye up den Wincle, van ziner zijde commende, item een oud alf buun­re lants gheleghen up Westrem coutre, leen zijnde, insghelijcx ghecocht met ghemeenen goede. Item sal de vors. Gillis hebben 9 s. gr. 's iaers zijn leven lanc ghedurende die de vors. Matte hem bewijst te heffene an haren grond hier onder ghescreven binnen der prochye van Oerdeghem, ende dat over al 't recht van bi­levinghen dat hij an haren grond soude moghen hebben of heesschen up dat hij de doet van haer ghebede. Ende voort sal hij hebben ende behouden sulke catheylen van huusallamme als hij ter tijt van nu onder hem heeft omme hem an de voorscreven percheelen stappans hand te slane ende die te ghebrukene ghelijc zinen propren goede. Ende als van den sculden van baten ende van commere, die sullen zij hebben ende vercrighen, te wetene de bate ende den commer ghel­den alf ende alf metgaders de costen van desen ghescheede, hier inne begrepen den pacht van Kerssavont eerstcommende [24 december 1451]. Ende de vors. Matte sal hebben, behouden, anverden ende paisivel ghebruken t' haren vryen propren goede al de erve die de vors. Gillis Roese an haer behuwede ende van harer zijde commen es bij versterften of andersins, sonder den vors. Gillis eenich recht van bilevinghen daer an te hebbene noch andersins, ende zoe sal behouden de bladinghen, baten ende proffijten van den vruchten die binnen deser jaer­schaere ghewassen zijn up de grond behorende ter vors. behuusder stede die Gil­lis toegheleyt es. Ende voort sal zoe behouden alle de cateylen die zoe ter tijdt van nu onder haer heeft.

            Ende mids desen hebben zij elc anderen quite ghescolden wettelic van al 't ghuent dat zij d'een den anderen zouden moghen weten te heesschene van allen voorledenen tijde toter daghe van heden. Ende al waer 't dat hemlieden of den eenen van hem beeden eenich goed toequame bij conqueste, ghiften, versterften of andersins, dat sal elc hebben, behouden ende ghebruken ziner zijde volghende sonder daer an oft an elcx anders toegheleyde goed eenich recht te hebbene, ofte en waere dat hemlieden naermaels God gratie gave dat zij, bij consente van mal­linc anderen, weder verliefden ende vergaderden.

Actum XXIa die Augusti anno LI.

 

34

 

Pieter van Kercvoorde en Mergriete van Mourkerke. 1454 – 1456.

 

34/1

 

Pieter van Kercvoorde en Mergriete van Mourkerke. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

15 oktober 1454.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/43 (1), 1454-1455, f° 20 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etc. dat up 't ghescheet, overleden ende ghedaen ten spirituelen hove van scotelen ende van bedden tusschen Pieter van Kercvoorde an d'een zijde ende Mergrieten van Mourkerke, zijnen wetteliken wive, an d'andre, so zijn de voor­noemde Pieter ende Mergriete eendrachtelic commen etc., kenden ende lijden dat zij van haren tijdelijken goede vriendelic vereffent, verscheeden ende verdeelt zijn in der manieren hier naer verclaert, te wetene dat de voors. Pieter van Kercvoorde ende Mergriete van Mourkerke bliven elc behoudende ende ghebrukende de erv­achtichede die elken van ziere zijde commen es also die ghestaen ende ghele­ghen es met zulken herliken renten, commere ende lasten alsser up zijn ende jaerlicx uutgaen, uutghedaen van drie ghemeten ende een alf bosch, lettel min of meer, die van der voors. Mergrieten zijde commen zijn, gheleghen in eenen bosch in de prochie van Sente Laureins onder 't heerscip van Maldeghem. Daer af zal de vornoemde Pieter van Kercvoorde hebben ende behouden d'een heeltscheede van der bladinghe zijn leven lanc duerende, met zulken lasten als daer toe dient ende behoort. Ende de selve Pieter ende Mergriete, zijn wijf, bliven staende elc in zijnen rechte omme de bladinghe van bijlevinghe te behoudene an 's gheents ervachtichede die van hem beeden deser weerelt eerst overlijden zal, naer 't sterfhuus ende de wet van der poort van Ghend. Item heeft de voornoemde Pieter van Kercvoorde gheconsentert dat de selve Mergriete zal moghen vercoopen up dat haer ghelieft een alf buunre erven van harer zijde commende, waer dat se ghele­ghen es, omme de penninghen daer af commende te hebbene ende ghebrukene t' haren proffijte, zonder den voors. Pieter, haren man, nemmermeer eenich recht daer an te hebbene, van bilevinghen of andersins, in eenigher manieren. Item alse van den huuse staende buten Cupen up 't watere bij den muere van der Bij­loke, tusschen Jan Nauts huuse an d'een zijde ende der weduwen Heyms an d'an­dre, met zulken land­cheinse ende commere alsser jaerlicx uutgaet, daer af d'een heelft, twalefste deel min, van den selven huuse den voors. Pieter ende Mergrie­ten, zinen wive, toebehorende es, blijft elc van den voornoemden Pieter ende Mergrie­ten daer inne behouden zijn deel omme elken met zinen deele te ghehelpene, het zij vercoopende of andersins, alsoo 't elken ghelieven zal. Item es te wetene dat de sculden van baten die men den voors. Pieter ende Mergrieten nu ter tijt scul­dich es bliven ghemeene, elken van hem beeden toebehorende d'een heelft om­me elken zijn heelft te innene ende ghebrukene t' zinen properen goede. Ende als van den sculden van commere die zij al nu t' achter ende sculdich zijn die de selve Pieter an Mergrieten behuwede, Mergriete heeft die gheel ende al an haer ghesleghen ende belooft die te betaelne zonder 's voors. Pieters cost of last. Voort zullen de voornoemde Pieter ende Mergriete elc van hemlieden hebben, behouden ende paisivel ghebruken al zulc havelic goedt, juweelen, inhaven ende catheylen als elc van hemlieden te hemwaerts heeft zonder den andren eenich recht an te hebbene.

            Bet voort zal elc van hem beeden hebben, behouden ende paisivel ghe­bruken al sulc goed als elken van hem beeden namaels toecommen mach, eis 't bij conqueste, versterften of andersins, dadt goedt toebehorende ende volghende elcx zijde dien 't toecomt, zonder den andren eenich deel of recht an te hebbene, haelne of heesschene in eenigher manieren.

            Ende hierup kenden hemlieden de voornoemde Pieter ende Mergriete mallinc van andren wel verheffent, verdeelt ende al wel verscheeden van al haerlieder tijdelijken goede, ende hebben daer af elc andren quite ghescolden, hebben voort belooft dit ghescheet, ordinance ende verdeelinghe wel te houdene goet, ghe­rechtich ende van weerden t'eeuweliken daghen, het en ware of hemlieden na­maels God gracie gave dat zij eendrachtelic, bij consente van mallinc andren, weder vergaderden.

Actum XVta Octobris anno LIIII.

 

34/2

 

Bijkomende regeling inzake de boedelverdeling tussen Pieter vander Keerc­voorde en Mergriete van Moorkerke (gescheiden echtpaar - oorspronkelijke boedelverdeling dateert van 15 oktober 1454, zie 34/1).

 

14 augustus 1456.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/43 (2), 1455-1456, f° 147 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat Pieter vander Keercvoorde ende Mergriete van Moorkerke eendrachtelic commen etca., kenden dat zij met mallinc anderen verheffent ende verappointiert zijn in deser manieren dat de voornoemde Pieter sal hebben, be­houden ende paysivel ghebruken t'zinen vryen propren goede alle de eerfach­tichede ende mersche van zijner zijde commende, ligghende in de prochie van Everghem ende Sleydinghe, zonder Mergrieten van Moerkeercke, haren hoire ofte naercommeren emmermeer eenich recht an t'hebbene, t'heesschene ende vermetene in eenigher manieren. Ende insghelijcx sal de voornoemde Mergriete hebben, behouden ende paysivel ghebruken t'haren vryen propren goede al de eerfachticheden van haerrer zijde commende, ligghende in de prochie van 's He­lichs Keerst ende eldere, zonder den voornoemden Pietren, zijnen hoire ende naercommers emmermeer eenich recht an te hebbene, heesschene of vermetene in eenigher manieren.

            Al 't welke de voornoemde Pieter ende Mergriete ende elc zonderlinghe belooft, bekent ende versekert hebben, elc up hare ende up al 't zine, waer 't ghe­staen of gheleghen es binnen Ghend ende daer buten.

Actum XIIII Augusti anno LVI°.

 

35

 

Arendt vanden Hende en Catheline sDievels. 1456- 1469.

 

35/1

 

Arendt vanden Hende en Catheline sDievels. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én gemeenschap van katelen.

 

5 november 1456.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/44 (1), 1456-1457, f° 21 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat achtervolghende den ghesceede, ghedaen ende overleden ten gheestelicken hove van Dornicke van tafelen ende van bedden tusschen Arende vanden Hende over een zijde ende Catheline sDievels, zijnen wive, over andre, so zijn commen etca. de voornoemde Arendt ende Catheline, kenden dat zij, bij ordonantien van vrienden ende maghen, van huerlieder tijdelicken goede vrinde­lic verheffent, verscheeden ende verdeelt zijn in deser manieren dat elc van hem beeden hebben ende behouden sal al sulke juweelen ende cateylen als elc t'hem­waerts heeft naer den uutwijsene van den ghescriften daer up ghemaect. Ende de voors. Catheline sal hebben, behouden ende paysivel ghebruken alle de erve, erflicke rente, bilevinghe ende andre goed dat zoe heeft ende van huerren waere commen es, ende insghelijcx een huus ende stede, gheheeten de Eenhoren, also die ghestaen ende gheleghen es an den Calanderberch met zulken renten ende commere alsser jaerlicx uutgaet, zonder den voornoemden Arend eenich recht daer an te hebbene, haelne of heesschene in eenigher manieren. Ende hier jeghen sal de voors. Arend behouden zekere percheelen van huusen daer af hij hem ghepayt houd. Voort zal de voors. Catheline betalen ende weeren de paymente die men van den voors. huuse, gheheeten den Eenhoorne, t'achter es, zonder Arende eenighsins daer inne belast te zijne.

            Ende mids desen kenden hemlieden de voors. partien mallinc van andren wel verheffent, verscheeden ende verdeelt van al den goede dat hemlieden God verleend heeft, ende hebben belooft an elc anders deel ende recht of ooc dat elc naermaels vercrighen mochte bij ghiften, versteerften of anderssins nemmer­meer eenich recht te heesschene, haelne of vermetene in eenigher manieren, het en waere dat hemlieden God naermaels gracie gave dat zij, bij consente van mal­linc andren, verliefden ende vergaderden.

Actum Vta Novembris anno LVI°.

 

 

 

 

35/2

 

Staat van goed van Catheline sDievels, echtgenote van Arendt vanden Hende. Catheline is 'bij der simpelheden van haren zinnen' in voogdij geplaatst. Haar bewindvoerder wordt Hendrik de Nul.

 

9 augustus 1457.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/44 (1), 1456-1457, f° 99 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat dit es den staet van goede, toebehoorende Cathelinen sDie­vels, Arends van den Hende wijf, die bij der simpelheden van haren zinnen in voghdien ghedaen es bij scepenen, mijn heeren van der Kuere in Ghend ende ghedivorsseert ende ghescheeden ten spirituelen ende temporeelen hoven van den vornoemden Arende van den Hende, haren man, haer toecommen bij der ver­deelinghen ghemaect, leden ende ghesciet van haerlieder tijdelicken goede tus­schen den vornoemden Arent ende huer, welc goed Heinric de Nul, als vooght van den vors. weezen, bringht voor onse heere scepenen vornoemt als over­vooghden van den zelven weezen, ghelijc dat hij 't verpaerct, verheffent ende verdeelt heeft jeghen den vors. Arend vanden Hende, der wezen man, ter pre­sentien ende bijsine van ghemeenen maghen ende vrienden van der vors. wezen, ten aller meesten oorbuere ende profijte van der vors. weeze, te wetene Jan Piroot, oem van der weezen, Daneel van Ronneke, Pieter Adriaenszone.

Eerst verclaerst hier de vornoemde vooght hoe datter es een goed, gheheeten 't goed ten Abeele, gheleghen ende streckende binnen der prochie van Sent Denijs, groot in 't gheele 40 bundre, lettel min of meer, behuust met eenen wuenhuuse, zekeren stallen, schueren ombegrepen, met zulken huusinghen, boomen ende cateylen alsser up zijn, toebehooren ende ancleven, met eener dreve van vooren ingaende ende met zulken commere ende cheinse alsser jaerlicx uute gaet. Ende van desen goede hebben de vors. weezen ende Adriaen Pieterszoons kindren evenghelijc vooren uute 8 bundre erven, dat's der weezen deel vier bundre ende der kindre Pieterszons ooc vier bundre, daer an dat hemlieden andre persoonen wat rechts vermeten willen, zegghende dat dese acht bundre eerven der weesen ende der kindre Pieterszoons niet gheel toebehoeren, ombegrepen also men al dat bevinden mach ende de vorn. weze daer af staende in haren goeden rechte. Ende in 't surpluus van den vors. goede, draghende 32 bundre, lettel min of meer, heeft de vornoemde weeze als erfvachtighe 't vierendeel duergaende, loo­pende acht bundre, met zulken rechte als der weesen in de vornoemde huusen, boomen ende cateilen daer up staende sculdich es te hebbene ende haer toebe­hoort ombegrepen al zoe men datte oec bevinden mach 't vornoemde goed in 't gheele nu ter tijt verpacht eenen terminen van 6 jaren lancghe duerende omme zes lib. gr. ts'iaers, danof den eersten pacht vallen zal te Kerssavonde in 't jaer XIIIIC ende LVII eerstcommende [24 december 1457].

Item de vornoemde wee­ze haers deels 10 s. gr. 's iaers erflic besedt ende verzekert up 't goed te Vaerne­wijc buuten der Waelpoorten, vallende te twee paymenten in elc jaer, d'een heelt telken Kerssavonde [24 december] ende d'ander heelt telken Sint Jansmesse [24 juni], ghelijc den wettelicken tsaertere diere af es inhoudt ende verclaert.

 

Item heeft de vornoemde weeze haers deels 20 gro. ende zes miten ts'iaers erflic, be­sedt up zekeren grond van eerven, gheleghen te Wettere alzoe den wettelicken tsaertere diere af es verclaerst.

Item heeft zoe noch haers deels 24 gr. 's iaers erf­lic, besedt up zekeren gront van erven, gheleghen in de prochie van Sente Denijs ghelijct dadt blijct bij den wettelicken tsaertere diere af es.

Item heeft de weeze de heelt van twee sticxkinne merschen, gheleghen ende streckende binnen der prochie van Eckerghem, rechts achter den kalchoven, daer de vornoemde vooght de grootte niet af en weet te verclaerne. Ende boven dien de heelt van eenen sticxkinne lants, gheleghen t'Sente Pieters buuten der Petercelle poorte daer de vornoemde vooght ooc de groodte niet af en weet ombegrepen, also groot als men de zelve drie parcheelen van meersche ende lande bevinden mach met zulken commere ende cheinse alsser jaerlicx uute gaet, de vornoemde heelt van desen drie percheelen van merssche ende lande verpacht ter tijt van nu 7 s. gr. ts'iaers.

Item heeft de vornoemde weeze de heelt van twee ghemeten merschen, lettel min of meer, gheleghen daer men 't heedt up de Rijdgracht in 't heer­scip van Sente Pieters bij Ghendt, in 't gheele verpacht nu ter tijt 6 s. gr. 's iaers. Comt der weezen heelt 3 s. gr. 's iaers met zulken commere alsser jaerlicx uut­gaet.

Item heeft de vornoemde weeze haers deels noch 13 gr. 's iaers erflic, val­lende ende besedt naer den uutwijsenne van den wettelicken chaertere diere af es rustende onder Pietren serSimoens.

Item heeft de vornoemde weeze 30 s. gr. ts'iaers lijfrenten te haren live also haer die voortijts gheordonneert ende toeghe­leit waren te hebbene, te heffene ende t'ontfane haer leven lanc gheduerende over al 't recht van bilevinghen dat zoe ghehouden ende sculdich was te hebbene van 't goed ende erfvachtichede daer Pieter van Gheldre, haer eerste man was, ervachtich uut verstaerf, vallende naer den verclaerse ende uutwijsenne van der wettelicker copie diere af es uut scepenen boucke van Ghedeele, ghedaen den XXIXsten dach van Laumaent in 't jaer XIIIIC LIIII lestleden [29 januari 1455 (n. st.).], in 't scependom her Clais vander Zickele, her Jans van Liedekercken ende haren ghesellen, f° XC, dat's te wetene telken alfmaerte [15 maart] ende telken alfougste [15 augustus] in elc jaer.

Item heeft de vornoemde weeze haer ooc toegheleit in de verdeelinghe, leden tusschen den vors. Arend vanden Hen­de, haren man, ende haer een huus ende stede, gheheeten den Eenhooren, ghe­staen ende gheleghen te Ghendt bij den Callandenberghe tusschen den huus en­de stede gheheeten de Balanche an d'een zijde ende den huus toebehoerende der weduwen ende hoyre van Janne vander Perre an d'ander zijde, met allen den ghelaghen ende aysementen, stallen, plaetsen ende aysementen diere toebehoo­ren van vooren tot achtre, alsoo 't ghestaen ende gheleghen es ende met vijf s. gr. ts'iaers erflic daer uute gaende te landcheinse diverschen landheeren zonder meer commers, nu ter tijt staende ledich ende onverhuert.

'T ghelt ende de juwee­len van zelvere der vornoemden weezen toebehoorende, haer toegheleit ende ghebuert in de vors. verdeelinghe:

eerst heeft de vornoemde weeze in ghereeden ghelde rustende onder den vornoemden vooght de somme van drie lib. 5 s. 6 d. gr.;

item zes zelveren scalen met vergulden boorden, weghende vier maerc 3 onssen ende acht Inghelsche Troysch ghewichte;

item drie selveren croesen we­ghende 13 onssen Troysch; item een gordele van den houden faetzoene ronds­omme besleghen met zelveren vergoudden beslaghe, weghende metten webbe 2 Troyssche maerc, lettel min of meer;

item een oude gordelle met buekels, ooc besleghen met zelverinne besalghe metter ketene ende webbe weghende ghewil­lich 6 een alf onssen Troysch;

item een blaeu zijdin webbe, een graeu zijdin webbe ende twee zwarte zijdin webben, alle drie besleghen met zelveren ver­goudden beslaghe; item noch een zwart zidin webbe, besleghen met zelvere, dat de weeze daghelicx draecht.

Item heeft de vornoemde weeze boven al desen haer ghehouden te haren oorbuere ende profijte al sulke juweelen ende cateilen van bedden, coetsen, lijnwade, temmerweercke, eerenwercke, yser­inweercke ende van diversschen houtweercke achter huuse als vier papieren rollekins diere af gheordeneert ende ghemaect zijn al in 't langhe bij goeden expresse inhouden ende verclaren, waer af d'een rustende es onder onse heeren scepenen den over­vooghden vornoemt, d'ander onder den vooght, terde onder Daneele van Ronne­ke ende 't vierde onder Pietren Adriaenszone.

Sculden van baten der vornoemden weeze alleene toebehoerende, haer ghebuert, gheordon­neert ende toegheleit in de vooren ghenooopte verdeelinghe, leden ende ghe­maect tusschen den vornoemden Arend, haren man was, ende hare, ende even verre dat men de selve sculden van baten namaels gheinnen ende ghecrighen mach, eis't al of zom, commende der vornoemden weezen gheel te baten, de vors. sculden van baten zom harde onghecrighelijc also de vornoemde vooght verstaen heeft: eerst heeft de vornoemde weeze haers deels de somme van twee pont tien s. gr., vallende bij paymenten, versekert up een huus ende stede, ende es eene specerie staende dweers jeghen overe der wevers huus bij der Wael­poorten also de copie in 't gheele ghewaghende van 20 lib. gr. die hier af ghe­maect es inhoudt ende verclaert; item esser eene copie van 12 lib. gr. dat de weduwe van Janne van Dickele t'achter ende sculdich es te betaelen bij paymen­ten also de copie diere af es verclaerst, ende hier af draecht haer andeel 30 s. gr.; item Jan Coieman te Biervliet haers deels 21 gr.; item Laureins Danckaert haers deels 7 s. 6 d. gr.; item Boudin den Dappere over haer andeel 5 s. gr.; item Arendt van Langheraect over haer portie ontrent 9 s. gr.; item Jacop van Iete­ghem over haer andeel 10 s. 6 d. gr.; item Jan Bilaus haers deels 2 s. 3 d. gr. Item es haer de vornoemde Arend, haer man, t'achter ende sculdich, alsoo 't bij maghen ende vrienden van der vors. weezen t'hoope ghesleghen ende gherekent es, de somme van acht ponden groten die haer de zelve Arend toelegghen, gheven ende betalen moet, alsoo 't bij maghen ende vrienden vors. gheordon­neert ende gheappointiert es.

Hier jeghen es de vornoemde weeze haers deels belast in de parcheelen van commere hier naer gheexpresseert ende verclaerst, ende even verre dat men daer af namaels zal moeten ghelden ende betalen, commen ten laste van der vors. weezen alsoo 't behoort: te wetene Janne van Reierschoet over de reste van den coope van den vors. huus gheheeten den Een­hoeren noch 20 lb. gr., danof de 10 lib. gr. vallen zullen te Kerssavonde in 't jaer LVII [24 december 1457] ende d'ander 10 lib. gr. te Kerssavont in 't jaer LVIII [24 december 1458], beede eerstcommende also de wettelicke copie diere af es uut scepenen boucke inhoudt ende verclaerst;

item moet de vornoemde weeze ghelden d'eene heeltscheede van den coste van eendre peregrimage te doen doe­ne t'Sente Jacops in Compostelle die de vors. Arendt, haer man, wijlen beloofde; item es zoe ghehouden in de heeltscheede van 30 s. gr. die men t'achter ende sculdich es eenen coopman uut Hollant.

Voort verclaert hier de vornoemde vooght dat hij de vors. weeze ghenomen heeft te houdenne van etenne ende drin­ckenne zonder meer, den termijn van eenen jare, dat inghinc den vierden daghe van novembre in 't jaer LVI [4 november 1456] omme de somme van drie lib. gr., daer up de vors. vooght in coorne ende anderssins kende ontfaen hebbende 30 s. gr., ende bovendien es hem bij maghen ende vrienden toegheleit over zine pine ende moyte die hij de selve jaerschare hebben zal ter caussen van deser vooghdien tien s. gr., comt te gadre drie lib. 10 s. gr.

 

Welke vornoemde houde­nesse der weezen ghereede ghelt, draghende drie lib. 5 s. 6 d. gr., 't selvere ende de cateilen hier vooren verclaerst, die alle rusten onder den vornoemden vooght, die de selve vooght bekent ende versekert heeft up hem ende up al 't sine.

Ende voort zijn borghen over hem ende elc over al Lievin van Overackere ende Joos vander Mare.

Actum nona Augusti in 't jaer XIIIIC zevenenvijftich, in 't scependom mer Claeis Triest, ruddre, her Jans van Sycleers ende hueren ghesellen etca. op patet per librum.

 

35/3

 

Arend vanden Hende en Catheline sDievels hebben zich na hun scheiding van tafel en bed verzoend en zijn herenigd.

 

14 februari 1459 (n. st.).

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/45 (1), 1458-1459, f° 73 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat Arendt vanden Hende ende Catheline sDievels ghescheeden hebben gheweest van scotelen ende van bedden ten gheesteliken ende weerlic­ken hoven ende dat de selve Catheline, mids haren zoberen regemente ende sim­pelheden van zinnen, bij haren consente bij scepenen van der Kuere, den voor­saten, in vooghdien ghestelt wert, danof dat vooght gheweest es Heinric de Mil, ende overmids dat de voors. Arendt ende Catheline, zijn wijf, bij consente van elc andren weder vergadert ende verlieft zijn daermede 't voors. ghescheet te nieuten es, so eis 't dat de voors. Arendt ende Catheline, zijn wijf, commen etca., kenden dat de voors. Heinric de Mil hemlieden goede duechdelicke rekeninghe, bewijs ende vulle betaelinghe ghedaen heeft van al den handelinghe, mayntee­nantie ende beleede die hij van den voors. Cathelinen ende haeren goede ghe­hadt heeft in ontfanghe, uutghevene ende anderssins, kennende haer wel ghere­giert zijnde in de voors. vooghdie, ende scolden hem daer af ende van al 't ghuent dat zij hem zouden weten t'heesschene van allen voorledenen tijden wet­telic quite, nu ende t'eeuwelicken daghen zonder mer verhalens.

Actum XIIII Februarii anno LVIII.

 

35/4

 

Gezamenlijk optreden van  Catheline sDievels en haar echtgenoot Arendt vanden Hende.

Uit de akte van 14 februari 1459 (zie 35/3) blijkt dat het echtpaar zich verzoend heeft en dus niet meer gescheiden is van tafel en bed.

 

28 februari 1459 (n. st.).

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/45 (1), 1458-1459, f° 71 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etc. dat alse van den deele ende rechte 't welke es een vierendeel duer­gaende dat joncvr. Katheline sDievels met Arende vanden Hende, haer wettelic­ken man, hebben, hemlieden toebehoort in de partchelen van eerflicke rente hier naer verclaerst, erst in sesse scelle gro. 's iaers euwelicker ende erflicke renten die Katheline van Ertbuer met Joosse Aechtenzoene sone, haer wettelike man, voortijts vercochten Janne Alin, vallende gheel telken Sinte Martinsmesse [11 november], ver­zekert ende gheassaingnert ende bewijst up zekere partchelen van erven ende goedinghe gheleghen binnen der prochie van Wettere naer den uut­wijsene van eener wettelicken zaertere ghepassert binnen der zelver prochie, in datte den XXIIsten dach van Decembre in 't jaer duust vierhondert ende XXIX [22 decem­ber 1429], d'beset ende zekere van welker rente Pieter serSimoens of zinen ste­houdere in de name van hem onlancx leden te wette vervolcht ende afghewon­nen heeft bij ghebreke van betalinghe van zinen andeele van dies hij van ouden tijden in de voors. chartere ende in de zes scelle gro. 's iaers daer inne behelst gherecht was ende vierendeel van acht gro. 's iaers eerflic, ooc vallende telken Kerssavonde [24 december] begrepen in wettelicken chaerter ghepassert voor scepenen mijns heeren van Dendremonde, in datten sondachs voor Sente Baven dach duust driehondert XLVII [30 september 1347], so zin commen etc. de voornoemde Katheline ende Arende vanden Hende, haer wettelic man, ken­den ende liden dat zij 't voors. deel ende recht van den twe paertchelen van eerflicke rente boven verclaert, dat's d'een vierendeel duergaende also voors. es, vercocht, wettelic upghedreghen ende overghegheven hebben ende bij virtuten van desen draghen wettelic up ende wettelic upghedreghen Pieter serSimoens voornoemt omme hem, zinen hoir ende naercommers 't selve huerlieder deel ende recht ende vierendeel van den voornoemden twee partchelen van eerflicke renten te hebbene, anverdene, behouden, paysivel te ghebrukene ende zinen vryen wille mede te doene ghelic zinen propren goede ende erflicke rente zonder de voor­noemde Katheline met Arende, haer man, huerlieder hoir ende naer­commers, enich recht daer an te hebbene, heffene, haelne of vermetene in eene­gher manie­ren. Desen coop es ghedaen omme eene zekere somme van pennin­ghe danof hemlieden de voornoemde joncvr. ende Harende, haer man, kenden zinde ver­noucht ende wel betaelt van den voornoemden Pieter serSymoens, ende hebben hem daer af wettelic quite ghescolden ende scelden quite t'euwelicken daghen, ende voort hebben belooft, hemlieden verbonden over hemlieden, haerlieder hoir ende naercommers dat zij den voornoemden Pieter serSymoens, zinen hoir ende naercommers van den voors. partchelen van eerflicke renten wettelic ter eerven doen zullen ten platsen daer 't behoort up dat 's nodt zij t'allen tijden als den voors. Pieter of cause van zinen weghe hebbende ghelieven sal.

Actum ultima Februarii anno LVIII.

 

35/5

 

Arend vanden Hende verkoopt Justaes Coets voor 33 ponden groten zijn eigen deel en het deel van zijn echtgenote, Catheline sDievels,  in het goed ten Habeele.

 

16 april 1459.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/45 (1), 1458-1459, f° 82 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic dat Justaes Coets commen es etc., kende sculdich zijnde Arende vanden Hende, willen hoedemakere, de somme van 33 lib. gr. goeder scult van den coo­pe van zinen deele ende zines wijfs deel dat zij hadden in 't goet ten Habeele metten huusinghen, boomen ende cateylen diere up zijn ende toebehooren, daer af dat Justaes ter erven commen es alsoo 't behoort, ende ditte omme de somme van drie ende dertich ponden gr. boven dat de selve Arent ghereet daer af ont­faen heeft, te betaelen bij paymenten, te wetene 3 lib. gr. t'alfmeye in 't jaer LX [15 mei 1460] ende van danne voort telken alfmeye daer naer volghende 3 lib. gr. gheldende toter vuller betalinghe, waer af d'achterste payment ende vulle be­talinghe vallen zal t'alfmeye als men scriven zal LXX [15 mei 1470], wel ver­staende altoos met zulken ghelde, versekert up hem ende up al 't zine.

Actum den XVIsten van Aprille anno XIIIIC LIX° etc.

 

35/6

 

Het echtpaar Arend vanden Hende en Catheline serPeeters alias sDievels (haar tweede huwelijk). De facto scheiding. Na geding en bemiddeling ‘civiele’ boedelverdeling. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door echtgenote. Beperkte gemeenschap van katelen.

 

21 maart 1469 (n. st.).

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/50 (1), 1468-1469, f° 74 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat alse van den gheschille ende questie als upstaende ghesijn heeft tusschen Arende vanden Hende over een zijde ende Cathelinen serPeeters alias sDievels, zijnen wettelicken wive, over andre, so eis 't dat de zelve partien eendrachtelic commen etca., kenden dat zij van al haren tijdelicken goede, bij tusschen sprekene van haer lieder ghemeene maghen ende vrienden, vriendelic veraccordert zijn, verscheeden ende verdeelt in deser manieren dat

de voors. Arendt hebben, behouden ende paisivel ghebruucken zal t'zijnen propren goede alle de catteylen die hij al nu kendt onder hem hebbende ende rustende, ende hier jeghen sal de voors. Catheline hebben, behouden ende paisivel ghebruucken t'haren properen goede al sulke erflike renten als haer toebehoren, ende oec de rente van bilevinghen commende van haren eersten man, ende een huus ende stede staende in de Heleghe Gheest strate, de weduwe van den Bogaerde ghe­huust an d'een zijde, ende voort al zulke catteylen als zoe van hem ontfaen heeft.

Ende waer 't bij also dat den voors. Arendt of Cathelinen naermaels eenich goet toequame bij conqueste, ghifte, versteerften of anderssins, dat elc dat zal behouden zijnder zijde volghende zonder daer af an elcx anders toegheleyt goet eenich recht te hebbene, haelne of heesschene in eenigher manieren, ende dat elc zijn scult betalen zal alleene die elc maken zal zonder meer.

Ende mids desen hebben elc andren daer af wettelic quite ghescolden, of het en ware dat zij, bij der gracien Gods ende bij consente van elc andren, weder verliefden ende vergaderden.

Actum XXI Marcii anno LXVIII°.

 

36

 

Hendrik vanden Upstalle en Mergriete sKeghels. 1458 – 1459.

 

Hendrik vanden Upstalle en Mergriete sKeghels. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenoot én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

13 augustus 1458.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/44 (2), 1457-1458, f° 122 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij allen lieden dat up ende naer 't ghescheet, ghedaen ende overleden ten gheestelicken hove van scotelen ende van bedden tusschen Heinderic vanden Upstalle an d'een zijde ende Mergriete sKeghels, zinen wettelicken wive, an d'andre, so zijn commen voor scepenen van der Kuere in Ghend de vors. Hein­deric ende Mergriete, kenden dat zij van al hueren tijdelicken goede dat hemlie­den God verleent heeft verheffent, verscheeden, verlijct ende al wel verdeelt zijn in der manieren hier naer verclaerst, te wetenne dat de vors. Heinderic hebben, aenverden ende paysivel ghebruken zal t'zinen vryen propren goede ende zijnder zijde volghende ende blivende alle de goedinghen van zijnder zijde commende in leenen, gronde van erven, erflicke renten, lijfrenten, bilevinghen, huusen, boomen, leeninghen, latinghen, hoedanich ende waer die ghestaen ende ghele­ghen zijn binnen Ghendt ende dar buten, ghelijc ende in der manieren dat hij die hadde ende hem toebehoorden voor 't huwelic van hem beeden ende nu ter tijt ghestaen ende gheleghen zijn, ende insghelijcx heffen ende behouden alle de achterstellen, baten ende proffijten die men hem ten occoysoene van dien of van andren sculden van baten t'achter ende sculdich es. Boven desen zal hij hebben ende ghebruken t'zinen propren goede vijftich roeden mersch, gheleghen te Bouckele, in Mackeghem mersch, die zij te gadre ghecocht hebben jeghen Per­rin vander Kercken zonder der zelver Mergrieten of haren hoire an de selve mersch of an yet dat boven verclaerst staet eenich recht t'hebbene, heesschenne of vermetenne in eenigher manieren. Dies zal hij ghelden, betalen ende weeren al den commere ende last die hij voor 't selve huwelic sculdich was of zijndert up hem selven ghemaect mach hebben zonder haer daer inne belast te zine. Ende hier jeghen zal de selve Mergriete behouden, hebben ende paisivel ghebruken 't huus daer zoe nu ter tijt inne woont ende 't huus staende in de Borchstrate, ende de goedinghen haren wincle anclevende ende daer de zelve wincle mede ghe­stoffeert es, ende insghelijcx 't huus te Lemberghen metter erven diere toebe­hoert, ende voort alle sculden van baten die men haer ten occoysoene van haer comanscepe ende neeringhe t'achter ende sculdich es. Dies zal zoe ghelden, weeren ende t'haren laste behouden alle de sculden ende commeren die zoe scul­dich es ende ghemaect heeft, alzo wel van borchtochten daer zoe haer inne ghe­steken mach hebben, hoe ende in wat manieren het zij voor 't huwelic van hem beeden of daer naer als andersins, zonder den vors. Heinderic eenighe bate of commere daer inne te gheldene in eenigher wijs. Ende alse van den andren ju­weelen, inhaven ende cateylen ende zelver weercke die zij te gadre hebben, die zullen zij deelen ende behouden elc half ende half, ende Heinderic zal der vors. Mergrieten ontheffen in 't gheestelicke hof van allen costen ende lasten desen ghescheede anclevende, zonder haer daer af inne te ghevenne, gheldenne of ghe­houden te zine. Ende hier up kenden hemlieden de vors. Heinderic ende Mergriete vrien­delic verheffent, verscheeden ende al wel verdeelt van al hueren tijdelicken goe­de in baten ende in commere, ende hebben belooft ende hemlieden verbonden an elc anders deel ende recht gheen recht te haelne, heesschenne of vermetenne in eenigher manieren, het en ware dat hemlieden naermaels God gracie gave dat zij <weder> met mallancandren verliefden ende vergaderden.

Actum XIII Augusti anno LVIII°.

 

 

37

 

Jan vanden Hecke en Katheline van Craywerve. 1458.

 

Jan vanden Hecke en Katheline van Craywerve. Patrimoniale onroerende goe­deren ingebracht zowel door de echtgenoot als de echtgenote én beperkte ge­meenschap van katelen.

 

[1-14 augustus 1458].

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/44 (2), 1457-1458, f° 129 r° én 130 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etc. dat ute dien dat Jan vanden Hecke ende Katheline van Craywerve, zin ghesel­lenede, zin ten spirituelen hove van scoetelen ende van bedden ghe­scheeden alsoo 't blijct bij den letteren van instrumenten diere af zin, so eys 't dat de voornoemde Jan vanden Hecke an d'een zijde ende de voornoemde Kateline van Craywerve, zin wijf, an d'andere, omme van al den tijdelicken goede, die hem­lie­den metgaders harer beeder kindere hier onder ghenoemt toebehoort, verhef­fent, verdeelt ende verscheeden te werdene, commen zin etc., kenden ende lij­den dat zij, bij rade ende advise van haerlieder maghen ende vrienden, van al den goede hemlieden toebehoorende ende anclevende in leenen, ervachticheden, renten, huusinghen, bomen, juwelen, inhaven ende catteylen, uutsculden, in­sculden ende anderssins in baten ende in commere veracordert, verheffent, ver­deelt, verhoersaedt zin in deser manieren dat de voornoemde Katheline hebben ende behouden sal t'haren vryen vry propren goede vier leenen van harer zijden commende, gheleghen ende streckende binnen der stede van Biervlyet ende daer omme trent, in welke vier leenen de voors. Katheline al noch ter erven staet met zulken baten ende proffyten als daer ancleven moeghen ende ooc met zulken commer ende laste als de voornoemde Jan haer voortijts der up ghemaect heeft in der manieren hier naer verclaerst, dat es dat hij alvoeren vercocht ende wette­lic up ghedreghen heeft Vincent Everaert de gheele bladinghe, baten ende prof­fijten die den eenen leene, dat men heed 'de meedt', metter muelne daer up staende ende toebehoorten ancleven moeghen ende daer vallen ende verschinen zullen tot den daghe dat d'een van den vier persoonen hier naer ghe­noemt, te wetene de voors. Jan vanden Hecke ende Katheline van Craywerve voornoemt, Vincent Everaert of Mergriete, zijn wijf  nu es, overleeden ende verscheeden sal zin van deser werrelt, ende tot dien tijt moet de voors. Vin­cent hebben ende mainteneeren ende ghebrucken 't voors. leen, gheheten 'de meedt', metter mulne ende andersins met allen zinen toebehoorten, zo wanneer dat d'een van den voors. persoonen overleeden zal zin van deser weerelt, dan zo sal de voornoemde Katheline van Craeywerven moeghen antslaen ende paysive­le behouden ende ghebrucken de properteyt van den voors. leenen met ale dat den bodeme van dien naer de rechten van den hove daer resortert ende te wette behoort, sculdich es te volghene ende niet breedere, midts dat de voornoemde Jan vanden Hecke de voors. muelne ende ale de catteylen up ende an 't voors. leen staende, evenverne dat zij den selven leenen niet sculdich en zin te volghene, vercocht ende wettelic up ghedreghen heeft de voornoemde Vin­cent Everaert vrij stappans hant daer an slaende ende ditte in gheheele te ghe­bruckene t'zinen propren goede, ende al datte metgaders de bladinghe van den voors. leenen voor eene zekere somme van ghelde daer haer hier onder andere ver­claers of ghedaen es, ooc wel verstaende, waer 't dat de voors. Vincent Everaert an 't voornoemde leen eeneghe costen ende reperratien dade ende uut leyde, die te zinen afscheedene den bodeme van den zelven leene sculdich ware te volghe­ne, zo moet men hem daer af, evenverre dat hij betaelt hadt dan 't was ten daghe van zinen, ducdelic recom­pencacie ende begrotinghe doen alsoo 't behooren sal.

Bet voort moet de voors. Vincent besidten, mainteneeren ende ghebrucken de keeten ende huusen die hij heeft staende up d'een van der voors. Kathelinen vier leenen boven ghenoemt, zonder daer af eeneghe pacht of huere te gheve, nochte ooc ghelande te werdene, de voors. sinen keeten ende huusen daer af te doene ende eldere te stellenne, also langhe als de voornoemde Jan vanden Hecke ende Katheline van Craywer­ve voors. leven zullen ende de lancst levende van hem beeden d'lijf ter werelt behouden sal ende niet langhere.

Dies belooft de voors. Vincent Everaert ter kennesse van scepenen vornoemt den voors. Janne zijn leven lanc te ghevene ende te sendene te Ghend een hont zouts zonder zijn cost of last, ende, naer zin overlijden, der voors. Kathelinen, zinen wive, te leverne ende doen hebbene in ghelicken een hont zouts d'leven lanc van haer gheduerende sonder haren cost.

Van welken voors. vier lenen met zulken baten ende proffijten alsser ancleven ende met zulken commere ende laste alser up es in der manieren hier vooren ver­claerst of andersins, niet uute ghesondert, de voornoemde Jan vanden Hecke gherenunciert ende afghegaen es al zins rechts, behouden der condicie boven ghenomt, ter voors. Katheline, zinen wive, behouf t'eeuwelicken daghen, ende belooft voort, bij zinder kerstelicke trauwe ende manwaereden, hem daer anne nemmermer rechts van bijlevinghen noch andersins te vermetene t'eenegher wet, spiritueel of temporeel, in eenegher manieren. Voort mer belooft de voors. Jan vanden Hecke de voornoemde Katheline, zinen wive, te ghevene ende wel te be­taelen 20 s. gr. 's iaers lijfrente also langhe als Jacop Gheeraerts te Biervliet d'lijf ter weerelt behouden sal ende niet langhere, ende datte in recompencasien in begrotinghe van der bijlevinghe die de voors. Jacop hadde an de voornoemde vier leenen ter cause van Mergriete Diedolfs, zine wive was, der voornoemden Katheline grootvrauwe, diere ervachtich uute verstaerf, houdende es waer af d'eerste jaerscare ende payment van den voors. lijfrenten vallen sal te Kerssavont in 't jaer achte ende vichtich eerstcommende [24 december 1458], van dan telken Kerssavont [24 december] 20 s. gr. gheldende d'leven lanc van den voors. Jacop ghedurende in zulken ghelde etc.

Ende hier jeghen sal de voor­noemde Jan vanden Hecke in gherechter partaergen, verhoersatinghe ende be­grotinghe hebben, behouden ende paysivel ghebrucken te zinen vrijen propren goede alle d'andere goet, den voornoemden Janne ende Katheline, zinen wive, nu ter tijt toebehoerende, in leenen, erfvachticheden, renten, huusinghen, bomen, juwelen, inhaven ende catteylen, uutsculden, insculden, in baten ende in comme­re, also wel de erve ende de rente van den voornoemden Kathelinen zijde com­mende, in 't ghelicx de leenen, ervachticheden ende renten van zinder zijde com­mende ende ooc bij hem gheconquestert, ghecocht ende ghecreghen binnen harer beeder huwelicke als andersins, niet uutghesteken noch ghesondert, sonder allenlic 't ghuent dat zoe in havelicken ende gherede goede al nu te haer waerts heeft ende ghebruckende es, zonder der voors. Katheline an de voors. goedin­ghe in der manieren boven verclaert eenich recht te hebbene of in den commere eenich last te draghene, uutghedaen dat zoe alleene blijft staende in laste van den commere ende sculden die zoe zelve, sonder consent van Janne vanden Hecke, ghemaect heeft binnen den vijf jaren leest verleeden sonder mer, ende in baten van deser heeft de voors. Katheline van al 't ghuent dies de voors. Jan hier voo­ren toegheleyt es in leenen, eervachticheden, renten ende andersins gherenun­ciert [f° 130 r°]  ende af ghegaen al haer rechts t' voors. Jans behouf t'euwelic­ken daghen, ende belooft voort, bij harer kerstelicke trauwe ende wijfwarede, haer der anne nemmermer rechts van bijlevinghe noch andersins te vermetene te eenegher wetten, spiritueel of temporeel, in eenegher wijs.

 

Dies heeft de voors. Jan vanden Hecke ooc belooft ende hem verbonden den drien kindere, hem ende der voors. Katheline, zinen wive, toebehoorende, te wetene Joskinne, Johankine ende Kallekine, te ghevene ende toe te legghene drie ponde gr. 's iaers lijfrenten haerlieder leven lanc ghedurende, dat es te elken live 20 s. gr. 's iaers, te betael­ne gheel telken Kerssavonde [24 december], danof dat d'eerste jaerscare vallen te Kerssavont anno LVIII voors. eerstcommende [24 december 1458], ende van dan voort telken Kerssavont elken van hueren drie kindere 20 s. gr. gheldende d'leven lanc van hemlieden gheduerende in zulken ghelde als hier boven ten lijfrenten van der kindere moedere gheseijt es, met welke baten ende bladinghen, jaerlicx commende van den voors. lijfrenten, de voornoemde Jan belooft heeft zinen voors. drie kindere te houdene van ate, drancke, causen ende scoens ende clederen, ende voort van alle andere sustinancie die hemlie­den behoven zullen redelicke ende thamelicke naer huerlieder staet, 't welke de voornoemde Jan belooft, bekent ende versekert heeft up hem, up al 't zine, ende belooft voort van den voors. drie ponde gr. 's iaers lijfrenten, zijnen voors. kin­dere toebehoorende, ende ooc van den voors. 20 s. gr. 's iaers lijfrenten der voor­noemden Katheline, zinen wive, hier vooren ghehordinert ende toegheleyt, sof­fisant besedt ende zekere te doene ter platsen daer zij ende elc bijsondere van haren lijfrenten wel ende duchdelicke bewaert ende verzekert zin zullen binnen drie jaren eerstcommende zonder eeneghe fraude of langher delay, ende heeft in merder verzekertheden ooc belooft gheen upheffen te nemene van der somme van zesse ende dertich ponden gro., die hem de voornoemde Vincent Everaert ter causen van den coope van den voors. muelne ende catteylen metgaders de bladinghen ende proffijten van den voors. leene te Biervliet, vallende te divers­sen paymenten, t'achter ende sculdich staet voor an der stont dat hij 't besedt van al den lijfrenten ghedaen ende vulcommen sal hebben. Maer heeft wel ghecon­sentert de voornoemde Vincent dat hij in minderinghe van der voors. somme gheven ende betaelen sal haer voors. 20 s. gr. 's iaers lijfrenten toter tijt dat 't besedt van harer lijfrenten vulcommen ende ghedaen sal zin, up dat haer de zelve Jan in ghebreke ware van der zelver lijfrenten jaerlicx te betaelen ende ghenouch te doene.

Ende hier up hebben de voornoemde Jan ende Katheline, zin wijf, van al 't ghuent dies zij d'een den anderen ter causen van haerlieder toe­gheleyde goedinghe of andersins van eeneghe occoysoene voorleden in wat ma­nieren dat ware, niet uutghesondert, toten daghe van heden zouden moeghen of weten te heesschene elc andere, generalic ende specialic, quite ghescolden ende scelden quite, sonder mer verhalens, nu ende t'eeuwelicken daghen.

Ende midts al desen zo sal elc van den voors. Jan ende Kathelinen, zinen wive, van nu voort moeghen hebben, behouden ende alleene ghebrucken al sulc goet ende baten als elc van ziner zijde toecommen ende versterven sal sonder daer ane den ghuenen van dies weghe dat zulc goet ende bate niet en comt ee­nich recht of voordeel te hebbene in eenegher wijs.

Actum [blanco].

 

38

 

Jan vanden Roesiere en jonkvrouw Lisbette Campions. 1460 -1465.

 

Jan vanden Roesiere en jonkvrouw Lisbette Campions. Patrimoniale onroeren­de goederen ingebracht door zowel echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

21 mei 1460.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/45 (2), 1459-1460, f° 99 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat up ghescheet, overleden ende ghedaen ten spirituelen hove van scotelen ende van bedde tusschen Janne vanden Roesiere an d'een zijde ende joncvr. Lisbette Campions, zijnen wettelicken wive, an d'andre zijde, so zijn de voornoemde Jan ende joncvrouw Lisbette commen etca., kenden dat zij van hae­ren tijdelicken goede vriendelic verheffent, verscheeden ende verdeelt zijn in de­ser manieren hiernaer volghende. Ten eersten ende al vooren zal de voors. Jan hebben ende behouden alle de goedinghen van zijnder zijde commende also die ghestaen ende gheleghen zijn, zonder der voors. joncvrouwen Lisbetten eenich recht daer anne te hebbene, uutghedaen dat zoe van dien blijft staende in harer rechte van harer douwarien ende bilevinghen naer 't verclaers van den tsaertren ende brieven die daere af ghemaect ende ghepasseert zijn voor heere ende wette daer ende alsoo 't behoort. Ende boven dien zal de voors. joncvr. Lisbette den selven Jan, haren man, ghelden ende betaelen zijn leven lanc duerende 10 lb. par. 'ts iaers Vlaemscher munten te 2 paymenten, waer af d'eerste payment, dra­ghende 5 lb. par., vallen zal te Kerssavont eerstcommende in 't jaer LX [24 december 1460], ende d'ander payment, insghelijcx draghende 5 lb. par., Sent Jansmesse daer naer volghende in 't jaer jaer LXI [24 juni 1461], ende also voort van jaere te jaere, telken Kerssavont [24 december] ende Sente Jansmesse [24 juni] 5 lb. par. gheldende 't leven lanc van den voors. Janne duerende, ende niet langhere. Al 't welke de voors. joncvr. Lisbette belooft, bekent etca. Ende hier jeghen zal de voors. joncvr. Lisbette Campions hebben ende behouden t' haren propren goede, zonder Jan vanden Rosieren eenich recht daer an te hebbene, al hare renten, huusinghen ende goedinghen van harer zijde commende met al den boomen ende catteylen also die ghestaen ende gheleghen zijn. Ende de sculden ende commere die elc ghemaect heeft toot den daghe van heden, daer af zal elc de zijne ghelden ende betaelen zonder elc anders cost of last. Ende up dat de voors. joncvr. Lisbette, ter causen van den sculden die de voors. Jan toot den daghe van heden ghemaect heeft, anghesproken woorde ende haer eenighen last daer af quame, dat heeft de voors. Jan belooft haer in te stane ende dat se dat zal moghen verhalen an de voors. 10 lb. par. 's iaers die de voors. Jan belooft in ver­sekertheden van dien niet te vercoopene, becommerne noch belastene binnen zijnen levene. Voort heeft de voors. joncvr. Lisbette belooft ende haer verbon­den de 4 kinderen die de voors. Jan ende zoe te gadere in huwelicke hebben, te wetene Hannekin, Heynkin, Boudekin ende Claerekin, te houdene van ate, dran­cke, cleederen, coussen, schoons ende voort van aller sustinantien hemlieden behouvende redelic ende tamelic naer haren staet, zonder den voors. Janne eenichsins inne belast te zijne, 't en waere bij zijnder ghelieften, 't welke zoe ver­sekert etca., wel verstaende dat de voors. Jan belooft ende gheconsenteert heeft, al waer 't dat de voors. joncvr. Lisbette voor hem overlede, dat hij te vreden wesen zal metter voors. 10 lb. par. 's iaers zijn leven lanc ghedurende, te haelne an 't goet achter haer bleven, zonder de voors. kinderen als hoir van harer moederen breeder te belastene in deele of anderssins in eenigher wijs.

            Ende als van den ghereeden goede als elc van hem beeden naermaels toe­commen mach bij conqueste, bij versteerften of anderssins, dat zal elc behouden ende zijnder zijde volghen zonder den andren eenich recht of deel an te hebbene.

            Ende hier up kenden hemlieden de voors. Jan vanden Roesiere ende joncvr. Lisbette Campioens, zijn wijf, elc van andren wel verheffent ende al verscheeden zijnde van haren tijdelicken goede, ende hebben elc andren wettelic quite ghescolden ende belooft dit ghescheet, ordonancie ende verdeelinghe wel te houdene goet gherechtich ende van werden t'eeuwelicken daghen, het en wae­re of hemlieden naermaels God gracie gave dat zij eendrachtelic, bij consente van mallinc andren, weder vergaderden.

Actum XXI May anno LX°.

 

 

39

 

Pieter vanden Ketulle en jonkvrouw Lijsbette Wulleponts. 1463 – 1469.

 

39/1

 

Pieter vanden Ketulle en jonkvrouw Lijsbette Wulleponts (weduwe van Hendrik uten Hove). Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed.  Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel de echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

17 september 1463.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/47 (2), 1463-1464, f° 3 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Allen den ghenen die dese presente lettren zullen zien oft hooren lesen scepenen ende raed van der stede van Ghend doen te wetenne dat up ende naer 't ghe­scheet, ghepasseert ende overleden ten gheestelicken hove van taflen ende van bedden tusschen Pietren vanden Ketulle over een zijde ende joncvr. Lijsbetten Wulleponts, zinen wive, over andre also datte ten passerne van desen vulcom­melic bleec bij den beseghelden lettren danof ghemaect in 't gheestelic hof van Dornicke, so zin eendrachtelic commen voor scepenen etc. de vornoemde Pieter ende joncvr. Lijsbette, kenden ende lijdden dat zij, bij tusschensprekene, mid­dele ende advise van zekeren notablen persoonen, hueren maghen ende vrien­den, van hueren tijdelicken goede vriendelic verheffent, verscheeden ende al wel verdeelt zijn in der manieren hiernaervolghende.

Eerst zal de vors. Pieter heb­ben, anverden, behouden ende paisivel ghebruken de percheelen van goedinghen hier naer verclaerst, ziendre zijde volghende, zonder der vors. joncvr. Lijsbette, hueren hoire oft naercommeren eenich recht daer anne te hebbenne, te wetenne

zinen poldre te Bouchout, gheldende 2 lib. gr. ts' iaers;

item 20 s. gr. ts' iaers lijf­renten begrepen in 3 lib. gr. ts' iaers lijfrenten up de stede van der Sluus;

item noch 2 lib. gr. ts' iaers lijfrenten up de selve stede;

item up Yseghem in bilevinghen vijf ponden 7 s. gr. ts' iaers, ende 24 s. 4 d. gr. ts' iaers in ervachtich­eden boven den commere daer uute gaende, gheleghen in diversschen perchee­len t'Sint Annen ter Muden ende daer omtrent, danof Boudin Weytiens in pachte hout omme 11 s. 8 d. gr. ts' iaers;

item Jacop Lambrechts 4 linen gheleghen te Houcke omme 3 s. 6 d. gr. ts' iaers; item 2 ghemete in den Moreel die in pacht ghehouden heeft Cornelis de Witte omme 7 s. gr. ts' iaers ende eene visscherie t' Sint Annen ter Muden, de welke Olivier Vastennavont in pachte houdt omme 5 s. gr. ts' iaers, ende van welken percheelen van goedinghen annopende den vors. 24 s. 4 d. gr. ts' iaers erflic, commende van der vors. joncvr. Lijsbetten zijde en­de den vornoemden Pieter bewaert te zine ende ter erven daer af te commenne aksii 't behooren sal, de selve joncvr. Lijsbette ghehouden wart consent, hant ende mont te doene sonder haer eeneghen cost oft last daer af te hebbenne in ee­nigher wijs.

Ende hier jeghen sal de vornoemde joncvr. Lijsbette hebben, anver­den, behouden ende paisivel ghebruken t'hueren propren goede ende huerer zijde volghende de percheelen van goedinghen hier naer verclaerst, zonder den vors. Pietren, zinen hoire ende naercommeren eenich recht daer anne te hebbene, haelne oft vermetene in eenegher wijs.

Eerst d'leen ter Sluus met zinen toebe­hoorten alsoo 't ghestaen ende gheleghen es, gheldende boven commere 3 lib. 18 s. 4 d. gr. ts' iaers;

item haer recht van bilevinghen up de goedinghen te Bottele ende te Pamele,

ende voort alle de juweelen, habijten, inhaven ende catteylen die zoe te haerwaerts heeft,

ende evenverre dat in toecommenden tijden bate ende profijt quame ter causen van den goede in Hollant, danof Pieter vors. 't ver­volgh soude moeten doen t'zijns selfs coste oft laste, haer daer af dan hebbende 3 lib. gr. ts' iaers lijfrenten t'haren live.

Item es voort gheordonneert ende over­eenghedreghen ende ghesloten dat men vercoopen sal de ervachtichede van den goede te Bottele daer zoe erfvachtich af es ende metten penninghen daer af com­mende betalen, ghelden ende weeren de percheelen van sculden hier naer ver­claerst, ende datte bij der hant van Pietren serSimoens, in wiens handen de pen­ninghen van den goede commen zullen naer de begheerte van hem beeden ghe­daen:

eerst Jacop Jacopszone, weert in den Haghe, 24 lib. gr.,

Janne Moens 10 lb. gr.,

Janne Ronsse gheseit Ronslen 8 lib. 12 s. gr.,

Jehanen den joncwive, van haer huere ende gheleenden ghelde daer 't ghescheet mede betaelt was 5 lib. 12 s. gr.,

Janne van Fourmelis 6 lib. gr.,

meester Janne Wielant vijf ponden gr.,

Fransen van den Ketulle 6 lib. gr.,

Oliviere Lambrechts 63 lib. gr.,

den huushee­re 6 lib. gr.,

den ontfanghere van der Sluus 4 lib. gr.,

den backere 12 s. gr.,

den brauwere 12 s. gr.,

den brauwere in den Hoorne 6 s. gr.,

Jacop de Zeelandre 22 s. gr.,

den procureur generael van Hollant 20 s. gr.,

den pipere van Sint Pieters 12 s. gr.,

her Pietren vander Haeghe 12 s. gr.,

Pieters joncvr. moudre 20 s. gr., ter causen van den goede te Bottele 9 s. gr.,

den cordewanier 12 s. gr.

Welke percheelen van sculden vorscreven ende alle andre, evenverre dat men meer sculden bevonde voor de date van desen ghemaect wesende de vors. Pieter al ghenomen heeft t'zinen laste ende commere. Ende bij also dat de vors. sculden meer ghedroughen dan 't vornoemde goet te Bottele sal moghen ghelden, danof sal Pieter der vornoemden joncvr. Lijsbetten ontheffen, ontlasten ende quite houdene also vors. es, versekert up hem ende up al 't zine, jeghewoordich ende toecommende. Ende heeft in meerdre versekertheden belooft zine boven ghe­noopte toegheleide goedinghen ende alle andre die hem meer toecommen moch­ten niet te vercoopenne, becommerne noch belastenne maer die daer inne te ver­bindenne ter stede ende plaetse daer 't behooren sal als men 's begheert.

Item sal de vornoemde joncvr. Lijsbette t'haren coste betalen ende weeren 6 lib. gr. die men Janne Meyfroit sculdich es ten occoysoene van den goede te Bottele daer zoe ervachtich af es, oft also vele als men hem t'achter zijn mach, haer in baten commende al 't ghuent dat men bevinden sal dat Jan Meyfroot hem kende t'ach­tre ende sculdich mach wesen, te wetenne van dat an de huusinghen up 't goet te Bottele gheleit ende te costen ghedaen es d'achterstellen van den renten ende den doot coop van den selven goede, haer handeel van den besten hecsele haer in testamente ghegheven bij meester Heinderic uuten Hove, haren eersten man was, ende van andren sculden van baten die men ten sterfhuuse van den selven meester Heinderic t'achter bleef in Hollant ende eldre.

 

An al welke sculden van baten ende proffijten de vors. Pieter bij deser ordenantie hem gheens rechts ver­meten mach, ende bij also dat in toecommenden tijden eenich ghevolgh ghedaen woorde ter causen van 27 lib. gr. die meester Jan vanden Driessche betaelt heeft up den coop van den huuse in de Veltstrate, welc huus bij ghebreke van betae­linghe van zekeren paymenten ende sommen van penninghen daer naer gheval­len ende verschenen ter causen van den selven coope bij pandinghen ende ey­ghendomme vervolght ende af ghewonnen es, welc ghevolgh, up dat zoe ghevie­le, de vors. Pieter soude moeten verweeren te wette t'zinen coste ende laste, so zoude van den ghewijsden Pieter betalen ende weeren de twendeel ende de vors. joncvr. 't derde deel.

            Up al welke ordonnancien ende verdeelinghen ende die stede houdende van weerden blivende ende vulcommende an d'een zijde ende an d'andre in der voormen ende manieren vorscreven de vors. Pieter ende joncvr. Lijsbette hem­lieden kenden wel verscheeden ende verdeelt zijnde van haren tijdelicken goede ende hebben elc andren daer af quyte ghescolden ende schelden quyte t'eeuwe­ghen daghen, ende hebben belooft an elc anders toegheleide goet nemmermeer eenich recht te heesschenne oft vermetene, het en ware dat hemlieden God naer­maels gratie gave dat zij, bij consente van elcandren, weder verliefden ende ver­gaderden.

Actum XVII Septembris anno LXIII°.

 

39/2

 

Proces tussen jonkvrw Lisbette Wulleponts en Symoen Bette over erkenning door Symoen Bette van de tussen hen afgesproken voorwaarden aangaande haar bijleving op het goed te Bottele in Balegem, met de bijhorende tiende (Lisbette Wulleponts is gescheiden van Pieter vanden Ketulle – boedelverdeling van 17 september 1463, zie 39/1).

 

3 oktober 1468.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/50 (1), 1468-1469, f° 8 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Alse van dat Pieter Clais als machtich over joncvr. Lisbetten Wulleponts, wette­licke gheselnede van Pietren vanden Keythulle, begheerde bedwonghen t'hebbe­ne Symoen Betten omme van hem t'hebbene wettelicke kennesse van den voor­waerden die hij, Symoen, jeghen haer ghedaen heeft oft andere uuter name van haer van harer bilevinghe van den goede te Bottele ende van der thiende den zel­ven goede toebehorende, belopende 's iaers 7 lb. 2 s. 6 d. gr., voort meer betalin­ghe t'hebbene van den pachte van der voors. bilevinghe van Kerssavont [24 december 1467] ende Sent Jansmesse lestleden [24 juni 1468], beloopende als vooren 7 lb. 2 s. 6 d. gr., ende voort van 17 s. 6 d. gr. van achterstellen van den jare LXVI [1466], ten welken de voornoemde Symoen dede verandwoorden, kennende ghenouch de voors. voorwaerde ende den pacht van den jaere LXVII [1467] ende wederlegghende de voors. achterstellen dat die niet zo vele en dra­ghen also die de voors. Pieter gheheescht heeft, dies hij hem wel ghedrouch in 's voors. Pieters handbouc dat hij an 't voors. goet ghedaen hadde doen zekere reparatien, beede nieuwe ende andre, waer of de voors. joncvr. behoorde naer 't rechte te betaelen haer handeel, te wetene 't vierde van den nieuwen ende de heelft van den houden,

so waes 't dat scepenen van der Kuere in Ghendt, ghehoort hebbende de voors. handelinghe, wijsden den voornoemden Symoen naer de kennesse die hij's dede van der voors. voorwaerden, dat hij der voors. Lisbetten de voors. voorwaerde wettelic kennen zal van den toecommenden jaren ende dat hij van der voors. gheheester schult gheven ende betalen zal der voors. joncvr. 2 lb. gr. binnen XIIIIne eerstcommende, 3 lb. binnen 6 weken ende 't sourplus binnen noch andre 6 weken

Actum III Octobris anno LXVIII°.

 

40

 

Jan van Formelis de Oude en jonkvrouw Margriete van Steenlant. 1464 – 1465.

 

Jan van Formelis de Oude en jonkvrouw Margriete van Steenlant, weduwe van Gayfier Walers. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel echt­genoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

14 mei 1464.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/48 (1), 1464-1465, f° 96 r°-v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etca. dat achtervolghende der divorcie ende ghescheede leden, ghepas­seert ende ghewijst bij den geesteliken hove van Doornike tuschen Janne van Formelis den hauden, poortere van der stede van Gend, over een zijde ende jonfr. Margrieten van Steelant, wilen wedewe van Gayfier Walers, siner wette­licken ghesellenede, over ander zijde, 't selve ghescheet blikende bij der letteren diere af es, beseghelt metten seghele uuthanghende van den voornoemden hove, ghegheven den XXVIIIsten dach van septembre in 't jaer M CCCC etca., so heeis't dat de voornoemde partien an beede zijden, omme in 't ghelike van elc anderen ghescheeden te sine ten weerliken hove van den tideliken goede dat hemlieden Ons Heere God verleent heeft, eendrachtelic commen zijn voer sce­pe­nen van der Kuere in Gend, kenden ende liden dat zij van allen goede dat zij je­ghenwoordelics hebben, hoe oft in wat manieren et zij, niets uutghesteken, ver­appointiert zijn in deser manieren,

dat de voornoemde Jan van Formelis van nu voert an hebben ende ghebruken sal alle sine goedinghen in 't geele van synder zijden commende, in leenen, eerfachticheeden, eerfeliken renten, lijfren­ten, huusinghen ende cateylen, also hij die goedinghen hadde ende ghebruucte al heer hij de voornoemde jonfr. Margriete in wettelicken huwelike begreep, ende also alle die goedinghen ghestaen ende gheleghen zijn met allen haerlieder toe­behoorten ende met al 't ghuent datter ancleeft, niet uutghesteken noch gheson­dert, sonder der voornoemden jonfr. Margrieten, haren hoere oft naercommeren emmermeer eenich recht daer an te hebbene van bilevinghen ofte andersins t' eenegher wet, spierituele of temporeele, in eenegher manieren.

Hier jeghen sal de voornoemde jonfr. Margriete van Steelant van nu voort an in 't ghelike heb­ben ende paysivel ghebruken alle hare goedinghen in 't geele van harer zijden commende, cateylen ende andre ghelijc dat so die goedinghe hadde ende haer toebehoorde al heer so den voornoemden Jan van Formelis begreep in wettelic­ken huwelike also alle die goedinghe ooc ghestaen ende gheleghen zijn binnen den lande van Vlaendren of daerbuten, met al haerlieder toebehoorten ende met al 't ghuent datter an cleeft, niet uteghesteken, sonder den voornoemden Janne ofte sinen hoere ende naercommeren emmermeer ooc eenich recht daer an te hebbene van bilevinghen oft andersins t'eenegher wet als voeren in eenegher manieren.

Ende hier up sal elc van den voornoemden partien an beede zijden moghen doen sinen vryen wille met sinen voors. goedinghen in coopene, ver­coepene, belastene, verhuerene, verpachtene ofte andersins t'siner ghelieften sonder elc anderen ter causen van dien eeneghe mollestacie enpetchement te doene in eenegher manieren,

behauden dien ende wel verstaende dat de voor­noemde Jan van Formelis van der voornoemden jonfr. ter causen van desen ghe­sceede hebben ende ontfaen sal den termijn van 12 jaren lanc gheduerende, in­gaende metter date van deser wettelicken coppien, de somme van 100 lb. parisis Vlaemscher munten, 20 gr. voer elc lb., elc 's iaers t'eenen paymente in elc jaer, danof dat d'eerste payment vallen sal te alf meye in 't jaer M CCCC ende LXVI eerstcommende [15 mei 1466], ende also voort van jaere te jaere telken alf meye, d'een naer d'andere achtervolghende 100 lb. parisis gheldende, de voor­noemde 12 jaren lanc gheduerende, ten claren verstane waer 't dat de voornoem­de Jan overlede deser weerelt eer de voornoemde 12 jaren gheexpiereert waren, dat de voornoemde jonfr., haer hoer ende naercommeren onghehauden sijn ende bliven souden van den voornoemden 100 lb. parisis 's iaers langher te ghevene dan tote den daghe van sinen overlidene ofte sinen hoere ende naercommeren eenich recht langhere daer an te hebbene. In 't ghelike es wel gheprotesteert ende besproken, waer 't of gheviel 't so dat de voornoemde jonfr. overlede der weerelt binnen den eersten jaere naer de date van deser wettelicken coppie, dat de voor­noemde Jan, sijn hoer ende naercommeren altemale niet hebben, heffen noch ontfaen sullen van den voornoemden 100 lb. parisis 's iaers noch eenich recht daer an hebben, so voors. es. Nemaer, ghebuerde 't dat de voors. jonfr. langher leefde dan d'eerste jaer naer de date van deser coppien, so sal de voornoemde Jan van Formelis heffen ende ontfaen de voornoemde 100 lb. parisis van haer ofte van haren hoere ende naercommeren, de voornoemde 12 jaren lanc ghedue­rende, ofte emmer te sinen overlidene sonder meer oft langher bate daer af te hebbene, ghelijc hier voeren wel gheseit es.

Item es noch gheordoneert ende gheappointeert dat elc van den vors. 2 partien an hem selven hebben ende hauden sal al sulke commere, financen ende sculden als elc van hem beeden ghemaect, ghefineert ende gheboorcht heeft voor de date van deser wettelicken coppie, ende die elc van hem beeden van nu voort an meer maken, fineeren ende boorghen sal, sonder in elc anders commere yet te gheldene ofte eenichsins be­last of beswaert te sine in eenegher manieren, maer sal elc van hem beeden sinen commere verandwoorden, ghelden ende betalen t' sinen besten ende scoonsten.

Item es in ghelike wel gheprotesteert ende besproken dat elc van den voornoem­den partien hebben ende ontfaen sal de pachten, renten, resten, achterstellen, baten ende profiten die men elken van den goedinghen van zijnder zijde com­mende t'achtere ende sculdich es van allen voorledenen tijden toet den daghe van heden,

ende in 't ghelike al sulc goed als elken van hem beeden naer de date van deser wettelicken coppie van besiden toecommen of versteerven mach in wat manie­ren et ware, niets uute ghesteken, sonder in elc anders goed ofte bate van dien yet te deelene oft eenich recht te hebbene in eenegher manieren.

Item als van den article ghecauseert in 't voornoemde ghesceet van den geesteliken hove, onder d'andere in substancien verclaerende aldus dat de voornoemde par­tien an beede zijden commen moeten ter plaetsen daer zij sekere ende vrij zijn omme niet jeghenstaende den selven ghesceede met mallicanderen te conver­seerne etca., so hebben de voornoemde partien an beede zijden ghecon­senteert ende bij desen presenten letteren consenteeren dat dat article, alsoo 't gheex­presseert staet in 't voornoemde ghescheet van den geesteliken hove, sij ghe­casseert, frustre ende te nieuten ende van geender weerden sonder hem lie­den an d'een zijde of an d'andere met den verclaerse van dien article met te mo­ghen ghehelpene ten laste van elc anderen in eenegher manieren ende sonder den voornoemden Jan bij virtute van den selven article de voornoemde jonfr. te mo­ghen bedwinghene t'eenegher plaetsen te commene omme conversacie met hem te hebbene, et en ware alleenlic bij haren vrijen danke ende wille ende con­sente.

            Ende mids desen hebben de voornoemde Jan van Formelis over een zijde ende jonfr. Margriete van Steelant over andere elc andren generalic ende speci­alic wel ende wettelic quite ghescolden sonder meer verhalens, nu ende t'eeweli­ken daghen, van gheel ende al den tijdeliken goede dat zij te gader ghehadt ende ghehuerbuert hebben, ende kenden hen lieden van al dien wel verheffent, ver­sceeden, verdeelt, ghepayt ende al ghenouch ghedaen, ende hebben belooft ende hemlieden verbonden bij haerlieder kersteliker trauwen, man ende wyf waerhe­den dat zij elc andren ter causen van desen noch ooc om eenich occusoen voer­leden tuschen hemlieden gheroert toet den daghe van heden, noch in 't ghelike omme yet diesser an cleven ofte uut spruten mochte, niets uut ghesteken noch ghesondert, nemmermeer eeneghe mollestacie, heesch, ansprake, callaenghe, moyte, cost of last doen en sullen t'eenegher wet, geestelic of weerelic, in eene­gher manieren up ghereputeert te sine eerloes ende trauweloes die de contrarie dade.

Ende de voornoemde jonfr. Margriete van Steelant heeft goeden soffisan­ten sekere ghedaen te betaelne de voors. 100 lb. par. 's iaers naer den uutwisene van eenre cedulle diere af es.

Voort hebben de voors. Jan an d'een zijde ende de voornoemde jonfr. Margriete an d'andere 't voornoemde appointement met al diesser an cleven mach bekent ende versekert, elc in also verre als 't hem aen gaet, up hem ende al 't sine. Ende toot al desen hebben zij als goede ghetrauwe edele lieden belooft ende hem verbonden 't voornoemde appointement wel ende ghetrauwelic t'achtervolghene, te haudene ende vulcommene in crachte ende in viguere in allen pointen ende in elc sonderlinghe, up de peine ende verbuerte van 1.000 guldin leewen te verbuerne up dat harer eenich der jeghen procedeer­de, seyde, dade of ghinghe in eenegher wijs naer de rechten ende costumen van der stede van Gend. Ende al worde de voors. peine bij eenich van hem beeden oft bij beeden verbuert ende ghegolden, eens of meer, nochtan so saude dit ap­pointement wel moeten vulcommen, stede hauden, van weerden bliven ende sor­teeren effect in allen pointen ende in elc sonderlinghe, sonder eenich jeghen segghen van hemlieden, haerlieder hoere of naercommeren in eenegher manie­ren, emmer wel verstaende dat dese belofte ende verbant van den peyne niet en strect in geener manieren up de betalinghe van den 100 lb. parisis 's iaers die den voornoemden Janne toegheleyt zijn 12 jaer lanc, ghelijc ende up de condicien voeren verclaert, maer staet de betalinghe van dien alleenlic up den sekere die de voors. jonfr. den voornoemden Jan daer af ghedaen heeft, ghelijc voeren ghe­noopt staet, sonder der selver jonfr. in eeneghe andre peine of verbuerte daer af te stane, al gheviel 't dat die niet betaelt en worden ten paymenten daer toe ghe­stelt.

Ende gheviel 't ooc so dat naermaels bij den geesteliken hove ghewijst ende bevonden worde dat tuschen den voors. Jan ende jonfr. Margrieten geen huwelic en ware sculdich te sine maer datte als niet bij maech sullen oft anders, nochtan saude de voors. Jan hebben ende ontfaen de voornoemde 100 lb. par. den tijt ende up de condicien voeren verclaert.

Actum XIIIIa May anno LXV.

 

41

 

Jan Wullebrant en jonkvrouw Lievine vander Linden. 1464.

 

Jan Wullebrant en jonkvrouw Lievine vander Linden. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

18 december 1464.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/48 (1), 1464-1465, f° 41 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etca. dat up ende naer 't ghesceet ghedaen ende overleden ten spiritueelen hove van bedden tuschen Janne Wullebrant over een zijde ende jonfr. Lievinen vander Linden, sinen wettelicken wive, over andere, so zijn de voors. Jan ende Lievine eendrachtelic commen voer scepenen van der Kuere in Gend, kenden ende liden dat zij van al haren tideliken goede al wel verscheeden, verdeelt ende verheffent zijn in der manieren hier naer volgende, te wetene dat

de voornoemde Jan hebben, behauden ende paysivel ghebruken sal t'sijnen vrijen propren goede te wetene alle de leenen, gront van eerven, eerfelike renten, lijfrenten ende hu­singhen die hij hadde ende hem toebehoerden ten daghe van den huwelike van hem beeden, ende inschelijcs al sulke goedinghen in eerfachticheden, renten, hu­singhen ende andere die zij oec ghecocht, ghecreghen ende gheconquesteert hebben binnen huerer beeder huwelike, waer die ghestaen of gheleghen zijn bin­nen Gend ende daer buten, met sulker renten, commere ende laste alser jarelics uutgaet ende up es. Item sal de selve Jan noch hebben ende behauwen 20 s. gr. 's iaers lijfrenten, staende ten liven van Philips den Wielmakere ende Machdalee­nen sGrevels, sinen wive, besedt ende versekert up grond van eerven binnen Wackene naer den inhaudene van den wettelicken chartere daer af wesende ende een huus ende stede ghestaen buten der Posteernen, gheheeten Stroedac, met sulken commere ende renten alser jarelics uut gaet, welke 20 s. gr. 's iaers lijfrenten ende huus buter Posteerne de voors. jonfr. Lievine, van wyens zijde die commen zijn, beloeft heeft den voors. Jan paysivel te doen ende laten ghebrukene jeghen haer kindere ende niet breedere up dat zij hem onghebruuc daer in doen wilden.

Ende hier jeghen sal de voors. jonfr. Lievine hebben, be­hauden ende ghebruken t'haren propren goede al sulke leenen, eerfachticheden, eerfeliken renten, lijfrenten, muelenen, bijlevinghe, huusen ende andre goedin­ghen als so hadde voor de date van den voors. huwelike met allen hueren toebe­hoerten ende met sulker rente ende commere alser jarelics uut gaet, hoedanich ende waer die ghestaen ende gheleghen zijn binnen Gend ende daer buten, huut­ghedaen 't huus buten der Posteernen ende de 20 s. gr. 's iaers lijfrenten van Phi­lips de Wielmakere etca., hier boven verclaerst ende toegheleit Janne voor­noemt. Ende als van den juweelen, inhaven ende cateylen, ghereeden ghelde, habiten ende andersins, daer af kennen sij hemlieden verdeelt ende verscheeden ende elc 't sine t'emwaert hebbende. Item sal de voors. jonfr. hebben ende be­hauden al sulke resten ende paymenten als Gillis de Muelemeestere t'achtere en­de sculdich es ter causen van den vercoopene van der stove buter Posteerne ende de 25 gr. 's iaers eerfelic die staen up de selve stove metgaders den achterstellen die men ter causen van dien af sculdich es, ende Jan sal gelden ende betalen son­der der voors. jonfr. cost al sulke sculde als hij sculdich was als zij in huwelike vergaderden ende hij sindert ghemaect mach hebben. Item sal de voornoemde jonfr. hebben ende ontfaen alle de sculden van baten die men haer ter voors. date van den huwelike sculdich was. Dies sal so ghelden ende weeren al den com­mere ende scult die so doe sculdich wesen mochte, ende oec die so binnen hu­welike ghemaect mach hebben zonder 't weten of consent van den voornoemden Jan; heeft oec beloeft ende haer verbonden den selven Jan costeloes ende scade­loes te ontheffene ende te quitene van dies men hem saude moghen heeschen ter causen van der handelinghe die hij als voocht ghehadt heeft van haren kinderen ende van Liefkine Sceppe in wat manieren et zij in ontfanghe ende uutghevene toten daghe van heden overmids dat so onder haer heeft 2 wettelicke coppien van weese ghelde van 's voors. Liefkins weghe bij den voornoemden Jan uutghe­gheven toter sommen van 15 lb. gr., emmer den selven kinderen staende in hue­ren rechte den selven Janne ansprake te doene te wette up dat men bevint dat hij hemlieden in versteerften of andersins mesleedt heeft. Boven desen heeft Jan de voornoemde jonfr. toegheleyt ende bekent sculdich zijnde de somme van 7 lb. 12 s. gr., te betalene 2 lb. 16 s. gr. te Bamesse in 't jaer LXV [1 oktober 1465], II lb. 16 s. gr. te Bamesse in 't jaer LXVI [1 oktober 1466] ende 2 lb. gr. over de vulle betalinghe te Bamesse in 't jaer LXVII [1 oktober 1467] al eerstcommende, den voornoemden Janne in sinen rechte staende jeghen der voors. Liefkene of sinen voochden van al 't ghuent dat hij betoghen sal voor der selven Liefkine be­taelt ende verleyt hebbende.

            Ende waer 't so dat eenich van hemlieden eenich goed verstoerve of toe­quame bij versteerften, ghiften, conqueste of andersins, dat sal hebben ende be­hauden den gonen die 't ghebuert synder zijde volghende, sonder den andren ee­nich recht daer an te hebbene in eenegher manieren, emmer wel verstaende dat de voors. jonfr. hebben sal t'haren profite de haudenesse van Liefkene Sceppe die vallen sal ontrent alf sporcle eerstcommende [15 februari 1465 (n. st.).], dra­gende 2 lb. 10 s. gr. Voort heeft de voors. Jan beloeft ende versekert up hem ende up al 't sine, waer 't dat der voors. jonfr. eeneghe ansprake ghedaen worde van 's voors. Jans sculden ende so die verandwoerden of betalen moeste, dat hij haer dat uplegghen, instaen ende goed doen sal. Ende mids desen so sullen den voornoemden Janne bliven ende toebehoeren alle de sculden van baten hoeda­nich die zijn, die in dit voors. ghescheet niet gheexpresseert noch verclaert en staen.

            Ende mids desen kenden zij hemlieden van elc andren wel verscheeden, verheffent ende verdeelt zijnde van al haren tideliken goede voorscreven ende hebben beloeft an elc anders deel negeen recht te vermetene, het en ware dat hemlieden God naermaels gracie gave dat zij, bij consente van mallic andren, weder verliefden ende vergaderden.

Actum XVIIIa Decembris anno LXIIII.

 

42

 

Jan Seys en Amelberghe vanden Aerde. 1465.

 

Jan Seys, weduwnaar van Magriete vander Pouke, en Amelberghe vanden Aerde. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door zowel echtgenoot als echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen en conquesten.

 

12 november 1465.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/48 (2), 1465-1466, f° 33 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etca. dat up ende naer 't ghesceedt, ghedaen ende overleden ten ghees­telicken hove van scotelen, taflen ende bedden tusschen Janne Seys over een zijde ende Amelberghen vanden Aerde, zijnen wettelicken wive, over andre, so zijn de zelve partien eendrachtelic commen etca., kenden dat zij van al den tideliken goede dat hemlieden God verleend heeft wel verpaerct, verdeelt ende versceeden zijn in der vormen ende manieren hier naer verclaert, te weten dat de voornoemde Jan Seys over hem, zijn hoir ende naercommeren hebben, behouden ende van nu voort an paysivel ghebruken sal te zijnen vryen propren goede t'eewelicken daghen eerst al sulc goet, erve ende huusen metten boemen ende cateylen als de zelve Jan ligghende ende rustende heeft binnen der prochie van Dronghene ende daer omtrent, van zijnder zijde commende, ende insghelijcs zulc goet ende erve als hij ende de voornoemde Amelberghe binnen huwelicke te gader ghecocht ende ghecreghen hebben, gheleghen binnen der voornoemden prochien van Dronghene, met allen zijnen toebehoorten, metgaders oec der bile­vinghen die de zelve Jan houdende es an zekere goet ende erven van Magrieten vander Pouke, zijnen eersten wive was, gheleghen in de zelve prochie; item 't vierendeel van eenen huuse ende stede alser ghestaen ende gheleghen es binnen Ghend, in de Hoolstrate, daer Joes vanden Noorthoute nu ter tijd inne woent met alle zijnen toebehoorten ende met zulken commere alser jaerlics uutgaet, d'welke hem toequam ende ghebuerde van der voornoemden Magrieten, zijnen wive was; item 10 s. g. 's iaers lijfrente, staende te liven van den voornoemden Janne ende Amelberghen, zijnen wive, besedt ende versekert up een huus ende stede staende in de Drapstrate daer nu ter tijd inne woent ende toebehoort Jacob van Melle f. Jans alsoe 't blijct bij den inhoudene van eender wettelicken copie diere af es, rustende onder den voornoemden Jan, zonder der voornoemden Amelberghen vanden Aerde, haren hoire ende naercommeren an eenich van den voors. percheelen van goedinghen eenich deel of recht te hebbe­ne voor de dood van den voornoemden Janne Seys oft daer naer in eenegher ma­nieren. Ende als van den besitte van eenen huuse ende stede alsoo 't ghestaen ende gheleghen es in de Biloke, dat de voornoemde Jan ende Amelberghe t'an­dren tijden te gader cochten omme hemlieden dat te bewoenenne ende ghebru­kene harer beeder leven lanc durende, so es gheordineert in dit ghesceedt dat de voornoemde Jan Seys 't selve huus ende stede gheheel ende al besitten, bewoo­nen ende ghebruken sal zijn leven lanc durende, sonder der voors. Amelberghen binnen den levene van den zelven Jan eenich recht daer an t'hebbene in eenegher wijs, maer, den voornoemden Jan overleden zijnde der weerelt, so sal de voors. Amelberghe up dat zoe 't ghebijdt dan te zijnen overlidene 't voors. huus ende stede besitten, bewoenen ende anverden haer leven lanc durende, sonder 't voors. Jans hoer eenich recht daer an t'hebbene. Ende boven desen sal de voornoemde Amelberghe vanden Aerde hebben, behouden ende van nu voort an paysivel ghebruken over haer, haer hoir ende naercommeren te haren vryen propren goede t'eewelicken daghen al sulc goed, erve, rente, huusen, boomen ende cateylen als zoe heeft van harer zijde commende, gheleghen ende streckende in de prochien van Wettre, Melle, Gonteroden, Scellebelle, Calkene ende daer omtrent met al 't ghuendt dat de voornoemde Jan ende zoe te gader binnen huwelicke ghecocht hebben, met allen zijnen toebehoorten, zonder den voor­noemden Janne Seys, zijnen hoire oft naercommeren an eenich van den voor­noemden percheelen van goedinghen of erven eenich recht t'hebbene voor 't overliden van der voornoemden Amelberghen vanden Aerde oft daer naer in ee­negher manieren, ute ghedaen alleenlic dat de voornoemde Jan Seys hebben ende behouden sal up der voors. Amelberghen ende up haere voors. goedinghen de somme van twee ponden gr. 's iaers lijfrenten te zijnen live, die de voornoem­de Amelberghe hem ghehouden es te betaelne, te weten 20 s. gr. te Kerssavont in dit jaer LXV eerstcommende [24 december 1465], 20 s. gr. t'Sent Jansmesse anno LXVI daer naer volghende [24 juni 1466] ende also voort, telken Kerssa­vont [24 december] ende Sent Jansmesse [24 juni] daer naer achter volghende 20 s. gr. gheldende also langhe als de voornoemde Jan d'lijf ter weerelt behou­den sal, ende niet langhere, altijds met zulken ghelde etc. Ende heeft de voor­noemde Amelberghe belooft den voors. Janne de voornoemde zijne 2 lb. gr. 's iaers lijfrente te besettene ende versekerne up 't voornoemde haer goet, erve ende rente binnen eenen jare eerstcommende, ende hem daer of te leverne ende doen hebbene wettelicke brieve, zulke alser toebehoren sullen naer de costume van der plaetse daer d'beset gheleghen sal zijn te zijnen coste. Ende toet an der stont dat zoe 't voors. beset vulcommen sal hebben, heeft zoe de voornoemde lijfrente versekert up haer ende up al 't hare. Ende als van den ghereeden ghelde ende sculden van baten die men den voors. Janne ende Amelberghen up den dach van heden t'achter ende sculdich es van pachte, renten, huushueren ende andersins, dat sal de zelve Jan Seys hebben, behouden ende ghebruken te zijnen propren goede ende prouffijte zonder der voors. Amelberghen eenich recht oft deel in t'hebbene in eenegher manieren, maer dies so sal de selve Jan ghehouden zijn ende heeft ghenomen t'zijnen laste te betaelne alle de sculden die hij ende Amelberghe ter date van desen ghesceede t'achter ende sculdich wesen mochten, evenverre dat die al nu te ziere kennesse commen zijn, ende der voors. Amel­berghen daer af ontlasten ende quiten jeghen elken. Ende boven desen heeft de voornoemde Jan Seys der voornoemden Amelberghen belooft te ghevene ende te betaelne de somme van 10 lb. gr. boven den 5 lb. gr., die zoe kent ontfaen hebbende, te weten 5 lb. gr. t'alfougste anno LXVI eerstcommende [15 augustus 1466] ende 5 lb. gr. t'alfougste anno LXVII daer naer volghende [15 augustus 1467], emmer eene maend naer elc payment onbegrepen, 't welke hij versekert heeft up hem ende up al 't zijne. Ende als van den andren juweelen, inhaven ende cateylen daer zij te gader huus mede ghehouden hebben, so kent elc van hem beeden daer af zijn heelftsceede daer af t'hemwaerts hebbende.

            Item gheviel 't zo dat eenich van hem beeden in toecommenden tijden ee­nich goed meer vercreghe bij conqueste, ghiften, versteerften of andersins, dat zal elc behouden ende ziere zijden volghen, zonder den andren eenich deel of recht daer an t'hebbene in eenegher manieren.

            Up al 't welke de voornoemde Jan ende Amelberghe, zijn wijf, kenden ter presentien van scepenen voornoemt, van allen haren tijdeliken goede wel ver­heffent, verpaert ende versceeden zijnde up de conditien voorscreven, ende heb­ben mids dien elc andren generalic ende specialic wel ende wettelic quite ghe­scolden ende scelden quite, nu ende t'eeweliken daghen, sonder d'een den andren ter causen van elcs toegheleiden goede eeneghe moeyte, heesch, ansprake, cost oft last te doene t'eenegher wet, gheestelic noch weerlic, in eenegher manieren, maer dit voors. ghesceedt wel ende dueghdelic te onderhoudene alsoo 't behoort, het en ware dat zij bij der gratien van Gode ende bij consente van elc andren, weder versaemden ende verliefden.

Actum XIIa Novembris anno LXV.

 

43

 

Gillis de Hudevettere en Lisbette van Wansele. 1467 – 1468.

 

43/1

 

Gillis de Hudevettere en Lisbette van Wansele. Boedelverdeling na scheiding van tafel en bed. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

16 november 1467.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/49 (2), 1467-1468, f° 29 r°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etca. dat up ende naer 't ghescheet, ghedaen ende overleden ten gheeste­licken hove van taflen ende van bedden tusschen Gillis de Hudevettere alias Bonte over een zijde ende Lisbette van Wansele, zijnen wettelicken wive, over andre also dat bleec ten passerne van desen bij den lettren daer af ghepasseert in 't gheestelic hof van Dornicke, so zijn commen etca. de voornoemde Gillis ende Lisbette, kenden ende lijden dat zij, bij tusschen sprekene ende appointemente van zekeren persoonen, van hueren tijdelicken goede verappointiert, verschee­den ende verdeelt zijn in deser manieren dat elc van hen beeden t'hemwaerts be­houdt al zulke juweelen als elc t'hemwaerts hadde.

Voort kent de zelve Gillis ghehadt hebbende d'een heelft van zulken juweelen ende catteylen als der voors. Lisbetten onlancx verstorven zijn bij den overlijdene van Christoffels Wansele, haren broeder.

Bet voort behoudt de voors. Gillis zijn recht in al zulke huusen ende renten ende ooc bilevinghe an zulke erfachtichede als haer bij den voors. Christoffels toecommen ende verstorven es.

Ende boven desen zal de voors. Lis­bette betalen Oliviere van Wijchuus de somme van 2 lb. gr. die de voornoemde Gillis den zelven Olivier t'achter ende sculdich es bij bewijse ende overghevene van Joose den Keysere alias de Kersmakere.

Ende anderssins zal elc van Gillis ende Lisbetten ghelden, betalen ende weeren al zulke scult van commere als elc ghemaect heeft ende sculdich es, ende ontfaen zulke scult van baten als men el­ken sculdich zijn mach.

Ende mids desen kenden hemlieden de voors. partien van elc andren wel verscheeden ende verdeelt zijnde, ende hebben belooft hem­lieden an elcx anders goet ende catteylen die hij nu heeft ende die elc naermaels zal moghen hebben, ghecrighen ende conquesteren bij versteerften of anders­sins, nemmermeer eenichs rechts te vermetene, haelne of heesschene, het en ware dat hemlieden God gracie gave dat zij naermaels, bij consente van elc an­dren, <weder> verliefden ende vergaderden.

Het zijn boorghen over den voors. Gillis omme 't boven ghescrevene ghescheet te onderhoudene ende zijn voorle­dene scult betaelt te werdene zonder Lisbetten cost Adriaen vander Veere ende Jacop de Vroede, ende elc voor al, ende over der voors. Lisbetten zijn insghe­lijcx boorghen Willem Wansele ende Jan Neerinc, ende elc voor al.

Actum XVI Novembris anno LXVII°.

 

43/2

 

Gillis de Hudevettere alias Bonte verkoopt aan Lisbette Wanseels, zijn echtge­note die ‘haer selfs wijf’ is (gescheiden – boedelverdeling van 16 november 1467.)

 

16 november 1468.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/50 (1), 1468-1469, f° 26 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic zij etca. dat Gillis de Hudevettere alias Bonte commen etca., kende dat hij vercocht heeft Lisbetten Wanseels, haers selfs wijf zijnde mids den ghe­scheede tusschen hem beeden gheschiet ten gheestelicken ende weerlicken hove, al zijn deel ende recht van bilevinghen dat hij heeft ende heesschen zoude mo­ghen an al zulken gront van erven als der zelver Lisbetten toecommen ende ver­storven es van Christoffels Wansele, haren broeder, gheleghen binnen Bavecho­ve ende Hulst ende heldere, waer 't zij, ende heeft belooft ende hem verbonden daer anne nemmermeer eenich recht van bilevinghe of anderssins te heesschene of vermetene in eenegher manieren.

Dese coop es ghedaen omme eene zekere somme van penninghen danof hem de voors. Gillis kende vernoucht ende wel betaelt ende scalt haer daer af quite.

Actum XVI Novembris anno LXVIII°.

 

44

 

Everdey van Muzee en Katheline vanden Dale. 1468 – 1471.

 

44/1

 

Everdey van Muzee en Katheline vanden Dale. Patrimoniale onroerende goederen ingebracht door de echtgenote én beperkte gemeenschap van katelen.

 

26 november 1468.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/50 (1), 1468-1469, f° 29 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Kenlic etc. dat naer ‘t ghesceedt, ghedaen ende overleden ten spirituelen hove tusschen Everdeye van Muzee over een zijde ende Katheline vanden Dale, zij­nen wijve, over andere ende omme, achtervolghende dien, den selven partien versceeden ende verdeelt te werdene van hueren tijdeliken goede, so hebben daer toe ghedeputeert gheweest eeneghe van scepenen van der Kuere uuten ghemeenen gheselscepe, ende naer ‘t recoort dat zij overbrocht hebben, so heb­ben scepenen van der Kuere in Ghend voornoemt daer up gheordineert in der manieren hier naer volghende, te wetene dat

de voors. Katheline te haerwaerts hebben, anverden ende behouden sal al ‘t goet dat hem beeden toebehoort, mueble ende andere, ende betalen ende weeren al den commere ende last van sculden die zij te zamen ghemaect hebben ende die al nu te harer beeder kennes­se commen es t’haren laste alleene, naer den uutwijsene van den ghescriften dat­ter af overghegheven es. Het en ware alleenlic dat de voornoemde Everdey eene­ghen commere ghemaect hadde daer af dat zo negheene kennesse ghehadt en hadde ende dien niet helpen maken, die zoude Everdey hebben t’zijnen laste alleene. Ware oec eeneghen commere bij huer verzweghen die zo nochtans van te vooren hadde helpen maken of daer af gheweten, dien sal zo alleene betalen. Dies sal de voornoemde Everdey jaerlijcx heffen ende ontfaen de hielft van 30 s. gr. ts’iaers die de voornoemde Katheline, zijn wijf, jaerlijcx te bijlevinghe hou­dende es an zekeren grond van erven, toebehoerende haren kinde, ende emmer naer advenant dat den selven gront in pachte ghelden sal. Ende sal de selve Ka­theline den voornoemden Everdey gheven in stofferinghe omme hem daer mede huus te houdene de weerde van 20 s. gr. binnen XIIIInachte eerstcommende, en­de hem boven dien betalen ende overlegghen over zekere verteerde costen die de selve Everdey heeft moeten doen, mids dat zoe hem niet houden en wilde, de somme van 14 s. gr., te wetene 4 s. gr. ghereedt ende 10 s. gr. binnen den vier kersdaghen [25-28 december 1468] oec eerstcommende, ende hem daer af goede zekere doen binnen drie maenden naestcommende.

Actum XXVIe van Novembre anno LXVIII.

 

44/2

 

Proces tussen Everdey van Musee en Catheline vanden Dale, zijn gescheiden echtgenote (boedelverdeling 26 november 1468), tevens als moeder en voogd van Liefkin Spingoen, zoon van Jan Spingoen (= Spillion), met wie Catheline voorheen gehuwd was. Everdey beklaagt zich over het gebrekkig innen van een vierde van de pachtopbrengsten uit de goedingen van Liefkin Spingoen (= Spillion).

 

18 april 1471.

 

A. ORIGINEEL: niet voorhanden.

B. AFSCHRIFT s. XV: Gent, Stadsarchief, 301/51 (1), 1470-1471, f° 88 v°.

 

NIET UITGEGEVEN.

 

Up den XVIIIen dach van aprille in 't jaer LXXI naer Paesschen, naer de hande­linghe gheweest vor scepenen etc. tusschen Everdey van Musee over een zijde ende Catheline vanden Dale, 's vors. Everdeys wettelic wijf was vor 't ghesceet overleden ten gheesteliken ende weerliken hove tusschen hem beeden ghesciet, over haer ende als moeder ende voocht van Liefkin Spingoen, haren kinde bij Janne Spingoen, haren man was, over ander zijde, ten occoysoene van den vieren­deele dat de vors. Everdey heeft, der vors. Cathelinen leven lanc gheduerende, an zekeren pachten, den vors. Liefkin toebehorende, ende dat ter causen van der bilevinghen die zoe haudt an 's vors. Liefkins goedinghen,

            appointeerden scepenen voornoemt dat de vors. Everdey heffen sal d'een vierendeel van al zulken penninghen als de pachter van 's vors. Liefkins goedin­ghen onder hem gheleit ende ghenanteseert heeft t'elcx rechte zonder meer.

            Ende omme dieswille dat de vornoemde Everdey hem beclaechde dat hij zijn vors. vierendeel van den pachte niet wel ghecrighen en conste van den vors. pachten, so appointeerden scepenen vort dat hij 't selve vierendeel van den pachte zal moghen heesschen ende halen an de pachters die 't vors. Liefkins goet in pachte houden, mids den consente bij der vornoemden Cathelinen daer inne ghedaen.

Actum ten daghe vorscreven.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[328] tekst stopt op halve regel, met ongeveer ruimte voor 10 regels. Geen datum: het stuk staat temidden van ‘november 1429’-stukken.