Bethune & fils: linnenhandel Kortrijk, 1735-1856. Voorbereidend onderzoek ter ontsluiting van het handelsarchief, bewaard op het kasteel De Bethune te Marke. (Annik Adriaenssens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

INLEIDING

 

Iemand die een studie aanvat over linnenhandel in de 18e – 19e eeuw en in beginsel niet thuis is in de materie, heeft twee mogelijkheden. Enerzijds: het te bestuderen archief induiken, alles opzoeken naarmate dingen onduidelijk zijn en proberen zo tot een beeld te komen. Een alternatieve mogelijkheid is op voorhand zoveel mogelijk werken lezen met betrekking tot allerlei toenmalige aspecten verbonden met linnen, handel en de combinatie van beide. Men begint dan de studie van het archiefmateriaal min of meer “goed voorbereid” op wat men vinden zal. Bovendien laat het systeem de onderzoeker toe relevante items te “(h)erkennen”: dingen die de bestaande kennis omtrent het onderwerp aanvullen, bevestigen, tegenspreken of nuanceren. Deze laatste methode is uiteraard tijdrovend, maar we opteerden ervoor in de overtuiging dat deze manier wellicht betere resultaten kon opleveren.

Eens deze uitgebreide studie achter de rug hadden we opnieuw twee mogelijkheden: ofwel hielden we die informatie in ons eigen achterhoofd en vermeldden we sporadisch, ter illustratie van onze bevindingen, wat in het kader pastte. Ofwel goten we het gros van de belangrijkste informatie in een eerste deel van onze verhandeling, zodat de lezer op de hoogte gebracht wordt van de parate kennis waarmee we het onderzoek aanpakten. We kozen voor de tweede mogelijkheid en verdeelden alle informatie in hoofdstukken om de zaken enigszins overzichtelijk te houden. Bij ieder item vertrokken we vanuit één of meerdere basisauteurs, die zich op dat onderwerp bijzonder hebben geconcentreerd. De compilaties die we hiervan maakten, vulden we aan met gegevens die we bij andere auteurs vonden: soms ter bevestiging van de aangehaalde stellingen, soms ook om ze te nuanceren.

Zo overlopen we achtereenvolgens het fenomeen “vlas”: wat het is en hoe het bewerkt wordt ; “lijnwaad”: hoe het geproduceerd wordt en welke soorten er zijn ; Kortrijk: hoe die stad betrokken was bij de vlasteelt en de linnennijverheid. We geven eveneens een zo compleet mogelijk beeld van de evolutie en het belang van de Belgische lijnwaadindustrie en zetten die af tegenover de algemene Belgische economie: vooral de in- en uitvoerhandel en de effecten daarop van de douanepolitiek zoals gedicteerd door onze eigen regeringen en die van onze handelspartners. Tenslotte bekijken we de linnenhandelaar: zijn methoden en zijn specifieke problemen. Het geheel hiervan dompelt de lezer in een heus “linnenbad”, waarin zowel de agrarische faze, de industriële als de commerciële aan bod komen. Zonder “volledigheid” te claimen schetsen we een sfeerbeeld, gaan dieper in op die aspecten terzake waarvan men zelden, beknopt, voldoende nuttige informatie bijeen vindt en zetten de verschillende meningen naast mekaar met betrekking tot de lopende “debatten”.

In een tweede deel proberen we, in een hooguit inleidende benadering, het handelsarchief van de familie De Béthune wat open te trekken voor verdere studie. We schetsen het profiel van de familie: wie waren die linnenhandelaars en wat was hun visie op zakendoen. We kregen hiervoor inzage in het manuscript dat Baron Emanuel de Béthune opstelt met betrekking tot zijn familiegeschiedenis: dit was voor ons zeer waardevol gezien over de figuren vóór Félix géén studies verschenen zijn. Verder doen we onze tribulaties uit de doeken bij het opstellen van een bruikbare inventaris met betrekking tot het handelsarchief, bewaard te Marke. Dit handelsarchief maakt deel uit van een omvangrijk bestand, aangelegd door E. de Béthune, die er een erezaak van maakte alle documenten met betrekking tot de verschillende familietakken op één plaats te verzamelen. Zijn “Orangerie” van het Kasteel te Marke, omgebouwd tot privé-bibliotheek, zit inmiddels volgepropt met deze collecties. Van het handelsbestand van de firma “Béthune & Fils” werd quasi de volledige boekhouding en documentatie bewaard, inclusief de tienduizenden brieven van de inkomende correspondentie. We hebben het niet nagemeten maar volgens de baron nemen die alléén reeds 25 m bibliotheekrekken in beslag! Uit het overzicht van deze briefwisseling konden we reeds enkele conclusies formuleren, die meteen de buitengewone waarde van dit archief duidelijk maken. We hebben immers te maken met dé linnenhandelaars uit het Kortrijkse in de scharnierperiode 1750-1850 ; het bestand is nagenoeg compleet en op het eerste gezicht blijkt reeds dat een doorgedreven studie enkele tendenzen zal bevestigen, zijnde: de extreme gerichtheid van de linnenhandel in Kortrijk op Frankrijk vóór Napoleon en de toenemende internationalisering daarna. Ook het stopzetten van het bedrijf na de economische crisis 1845-1848 ligt in de lijn van de verwachtingen, al moet één en ander worden genuanceerd in het licht van persoonlijke en familiale factoren.

Het lag in onze bedoeling verder op zoek te gaan naar het reilen en zeilen van het linnenbedrijf als dusdanig en te proberen dit te linken aan het algemene beeld, geschetst in het eerste deel van onze verhandeling. We dachten daar een extra “thesisjaar” voor uit te trekken. Ten volle beseffend dat een volledige doorgronding van de firma “Béthune & Fils”, binnen het tijdsbestek van een eindejaarsverhandeling, niet in de mogelijkheden lag en geplaagd door de verontrustende gedachte dat dit fragmentarisch “opengooien” misschien zou volstaan om een doorgedreven verder onderzoek te hypothekeren, hebben we tenslotte, in overleg met onze promotor, besloten onze verhandeling af te ronden en te beperken tot het “linnenbad”, de genealogie Bethune en co. én de eerste beoordelingen aan de hand van de herwerkte inventaris. We zijn echter zo vrij hierbij meteen een optie te nemen op het grondig uitpluizen van het handelsarchief “Béthune & Cie”, met de bedoeling dit met bekwame spoed in te leveren in de vorm van een doctoraatsverhandeling. Op die manier kunnen we degelijker en systematischer te werk gaan in de lijn van het voorbereidend werk dat we tot nog toe aan dit onderwerp besteedden. Basisvragen lijken ons o.m.:

1. Wat, hoeveel, hoe en aan wie verkocht men?

2. Bij wie kocht men? Deed men dat op bestelling, trad men op als fabrikant? Liet men bleken en bij wie?

3. Hebben we te maken met eigenhandelaars of met commissionairs? Regelden ze alles zelf of deden ze beroep op tussenschakels? Quid smokkel: kunnen we dat uitvissen en welk beeld levert dat op?

4. Wat vertelt ons de boekhouding? Welke omzetten realizeerde de firma en hoe positioneren die cijfers haar ten opzichte van tijdgenoten-collega’s? Hoe hield men de boeken bij en kunnen we daaruit, in combinatie met gegevens uit het privé-archief, achterhalen hoeveel winst men uit de transacties realizeerde?

Met de antwoorden op deze vragen hopen we een steentje te kunnen bijdragen tot een ruimer inzicht in de Vlaamse linnenhandel tussen 1750 en 1850 in het algemeen en specifiek in de Kortrijkse situatie.

 

Gezien de morele steun, de vele nuttige praktische tips en soms daadwerkelijke medewerking die we mochten genieten bij de realizatie van deze verhandeling, willen we enkele mensen bijzonder bedanken. Vooreerst onze promotor, Prof. Dr. C. VANDENBROEKE, die we steeds bereid vonden tijd uit te trekken om het goede verloop van zaken bij te schaven. Drs. J. PARMENTIER, die ons het onderwerp voorstelde en ons de kans gaf een quasi maagdelijk archief voor het eerst te onderzoeken. Prof. Dr. E. VANHAUTE, het buitenbeentje in het driemanschap als niet-modernist, bij wie we steeds terechtkonden voor verduidelijking van items buiten de Moderne Tijden. Heel in het bijzonder danken we Baron E. DE BETHUNE en zijn echtgenote. Zonder de vele faciliteiten die ze ons verleenden, hadden we deze verhandeling niet tot een goed einde kunnen brengen, inzonderheid wat betreft het opstellen van de inventaris. Nooit konden we misvragen ; steevast zetten ze de deuren van de Orangerie voor ons open en we kregen inzage in alles wat we wensten. We danken Baron de Béthune speciaal voor het vertrouwen dat hij stelde in onze competentie en integriteit. P. PEPERSTRAETE verdient een heel speciale vermelding, omdat hij als rechterhand van en bemiddelaar bij burgemeester de Béthune, steeds de tijd vond om ons op onze wenken te bedienen. Op de afdeling Moderne Tijden willen we I. DEVOS in de bloemetjes zetten: ondanks haar eigen drukke bezigheden liet zij nooit na allerhande informatie voor ons op te zoeken en ze liep zich de benen van het lijf wanneer we boeken van de afdeling wensten te consulteren. Bij beide laatst genoemden vonden wij in die mate vriendschap, dat zij een stevige steun vormden in moeilijker momenten. Ook E. DE BLIECK en de dames van de vakgroep-administratie op de afdelingen Middeleeuwen en Nieuwste Tijden danken we voor hun bereidwillige inzet.

Tenslotte gaat onze oprechte dank uit naar onze eigen familieleden, die de uitbarstingen van onze frustraties gelaten ondergingen en nimmer nalieten ons te steunen en aan te moedigen. Onze echtgenoot D. BRACKE hielp ons, als bankier, waar mogelijk bij financiële onduidelijkheden en las zeer kritisch onze tekst vanuit het leken-perspectief. Zo wisten we steeds of onze uitleg voldoende “verstaanbaar” was. De kinderen T. en S. BRACKE hielpen ons bij het opmaken van de inventaris, een monnikenwerkje dat méér dan zes maanden intens labeur vergde. Uren en dagenlang offerden zij welverdiende vakantie op om brieven te helpen herklasseren of gegevens op computer te zetten. Van N. DECOLVENAERE ontvingen we precieuze hulp bij het uitwerken van het Access-programma, bijzonder handig voor het opmaken van de inventaris. Zonder hun hulp waren we allicht nog bezig met inventariëren!

 

Tot slot willen we even de technische kant van onze verhandeling verduidelijken. Letterlijke citaten van auteurs hebben we steevast in cursief aangeduid. Daarnaast maakten we veelvuldig gebruik van “hangende paragrafen”. Op zich hebben die géén specifieke betekenis. Het was vooral onze bedoeling de doorlopende tekst wat te animeren. De paragrafen in kwestie kunnen zowel een bedenking formuleren, een nuancering aanvoeren als een verduidelijking geven. Evengoed kunnen ze slaan op een zogenaamde “parenthese”, een anekdote bijvoorbeeld om het sfeerbeeld te accentueren. Voor gegevens betreffende de herkomst van de illustraties verwijzen wij naar de eerste bladzijden van deze verhandeling ; bibliografische gegevens i.v.m. de geraadpleegde auteurs vindt de lezer eveneens vooraan, onmiddellijk na de inhoudsopgave. De inventaris van het handelsarchief “Béthune & Fils” wordt bijgevoegd in bijlage ; commentaren erop worden verwerkt in de tekst van het tweede deel. Een overzicht van de inkomende briefwisseling, alfabetisch geklasseerd op naam van de correspondent, sluit deze studie af. Om lezers de mogelijkheid te geven deze binnen- en buitenlandse handelaars op te zoeken per locatie van afzending of in een periodisch overzicht bijeen te vinden, sluiten we  het volledige “access”-bestand waarmee wij werkten in (zie bijlage III).

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende