Bethune & fils: linnenhandel Kortrijk, 1735-1856. Voorbereidend onderzoek ter ontsluiting van het handelsarchief, bewaard op het kasteel De Bethune te Marke. (Annik Adriaenssens) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
II. HET OPMAKEN VAN DE INVENTARIS.
Om op een ernstige manier te kunnen werken, leek het ons nuttig de bestaande inventaris van het archiefmateriaal met betrekking tot de firma “Bethune & Fils” te checken en nader te omschrijven.
1. Boekhouding.
Voor wat de boekhoudingsregisters betreft, kwam dit neer op een vervollediging: het type van register juist omschrijven, de periode verduidelijken en de opbouw karakteriseren. Volledigheidshalve hebben we het aantal folio’s vermeld en de afmetingen genoteerd, waarbij we waar nodig ook opmerkingen aangaande de inhoud inlasten. (Zie bijlage I).
Bij het opstellen van een overzicht van de bewaard gebleven boeken, bleek dat voldoende materiaal aanwezig is om de omzet van de firma te kunnen berekenen. (Zie hiervoor p. 300 *) Nochtans mankeren grootboeken en journaals van een aantal jaren, nl. 1767 – 1791 wat grootboeken betreft en de ganse periode vóór 1777 aan journaals. Vermits er voor diezelfde perioden wél aankoop- en/of verkoopboeken beschikbaar zijn denken we dat langs die weg de ontbrekende cijfers kunnen worden opgemaakt. Waarom die exemplaren ontbreken blijft vooralsnog een raadsel. Het is immers onwaarschijnlijk dat het gebruik van een journaal moedwillig achterwege gelaten werd vóór 1777, vermits we weten dat Béthune het systeem van de la Porte volgde. Aanneemlijker is het te veronderstellen dat deze journaals effectief verloren gegaan zijn. Deze hypothese wordt gesterkt door het feit dat de grootboeken ontbreken voor een periode van méér dan twintig jaar, terwijl ze voltallig aanwezig zijn voor de jaren vóór- en nádien. In dit geval gaat het, o.i., duidelijk om verlies. Wellicht is dat ook het geval voor de ontbrekende jaren verkoop- en aankoopboeken. De slechts sporadisch voorhanden zijnde memorialen hoeven niet op verlies te wijzen. Hierbij mag men veronderstellen dat dit “hulpboek” slechts tijdelijk werd opgestart, al blijft verlies uiteraard niet uit te sluiten. Kwijtschriften allerhande werden nagenoeg integraal bewaard: wellicht kunnen ze gebruikt worden als waardevolle aanvulling.
(klik om te vergroten)
2. Correspondentie.
Naast de registers met copieën van uitgaande briefwisseling, die we op dezelfde manier beschreven als de boekhoudingsregisters, werden we echter geconfronteerd met de inkomende briefwisseling, die geklasseerd was in perioden van tien jaar, per stad van herkomst en per afzender. In tegenstelling tot de journaals en grootboeken of tot de uitgaande correspondentie, die duidelijk niet volledig bewaard werden, leek dit bestand ons vrij compleet en dus bijzonder interessant.
Tijdens de zeventiger jaren was van dit zeer omvangrijk bestand een “inventaris” opgemaakt door de heer Jacques Vanhoutte, een gepensionneerd ambtenaar die aan het klasseren van al die brieven tien jaar van zijn welverdiende rust had gespendeerd. Hij had de brieven uitgesorteerd per correspondent, ze gebundeld in pakketjes volgens stad van herkomst en datum van afzending en vervolgens op een nogal eigenzinnige manier alfabetisch geklasseerd in filing-zakken. Tenslotte had hij lijsten uitgetikt met vermelding van de inhoud per zak. Een waar “monnikenwerk”, zoveel is zeker, waarvoor hij dan ook terecht alle lof verdient.
Overzichtelijk was zijn inventaris echter niet: er was weliswaar de uitgetikte lijst, maar vermits het klassement opgevat was per perioden van tien jaar, kwamen dezelfde namen al dan niet terug in opeenvolgende perioden, zonder dat er een eenvoudige manier voorhanden was om die correspondenten te detecteren. Met andere woorden: belangrijke correspondenten onderscheiden van eenmalige briefschrijvers en te weten komen of zij ook jaar na jaar schreven, kon niet uit dit soort inventaris worden opgemaakt.
In iedere zak brieven had de man wél een soort kladbriefjes gestopt, waarin hij een opsomming gaf van de inhoud van het pak, mét vermelding van de jaartallen waaruit de brieven dateerden. Die briefjes waren echter zo amateuristisch, slordig en onduidelijk dat ze gewoonweg onbruikbaar waren (zie copie van een exemplaar op p. 301 *).
Om iets zinnigs te kunnen distilleren uit de inkomende correspondentie, waren we genoodzaakt die bestaande inventaris te herzien. Aanvankelijk dachten we dat het zou volstaan de gegevens over te nemen vanop de pakketjes brieven en nieuwe lijsten op te maken met vermelding van de namen én de jaartallen waarin de brieven geschreven waren. Het was een werk van lange adem, maar eens deze gegevens op computer ingetikt, dachten we de klus te kunnen klaren.
Wishfull thinking, helaas, want toen we via het “access” programma waarmee we werkten enkele “queries” opmaakten om bijvoorbeeld de correspondenten alfabetisch onder de loep te nemen of het verloop van de plaats van afzending te checken, bleek pas ten volle hoeveel fouten er wel in dat oorspronkelijke klassement geslopen waren.
Een en ander heeft wellicht te maken met het feit dat Mr. Vanhoutte in zijn tijd niet over onze moderne middelen beschikte, maar bovendien bleek vrij snel dat de man de nodige paleografische basisregeltjes miste om de handtekeningen en de steden naar behoren te ontcijferen. Er bleef dus geen ander middel over dan de bestaande inventaris globaal, finaal en ten gronde herwerken.
Deze herwerking heeft tenslotte maanden tijd gevergd. In wezen waren er drie problemen:
(klik om te vergroten)
a. HET HERKLASSEREN VAN DE BRIEVEN.
Vrij vlug was ons opgevallen dat in de pakketjes brieven vaak specimen zaten die er niet thuishoorden: brieven verzonden uit andere steden, brieven van naamgenoten met verschillende voornamen, geassociëerd in een ander compagnieverband of met duidelijk uiteenlopende handschriften, of zelfs brieven van totaal andere correspondenten. Tienduizenden brieven zijn zo door onze handen gepasseerd en hebben nu hopelijk een vaste plaats gekregen. Hierbij hebben we het oorspronkelijk klassement in perioden van tien jaren behouden, maar elke reeks bevat nu een klassering per stad en per correspondent alfabetisch, zonder hernemingen middenin de reeks zoals dat voordien het geval was en mits samenvoeging van de steden van herkomst per land. Een voorbeeld: correspondent Blavoyer / Defoolz schrijft brieven vanaf 1829 tot 1843. Per periode, dus reeks, zijnde 1820/29, 1830/39 en 1840/49, zijn de brieven verzameld in pakketjes per land van herkomst en geklasseerd op de meest voorkomende stad. Zo vindt de onderzoeker de correspondent schrijvend vanuit Duitsland terug onder Leipzig, waarbij het pakketje ook de brieven bevat verstuurd uit Köln, Frankfurt en Dresden. We hebben voor dit systeem geopteerd om te vermijden dat een vorser die de brieven van Blavoyer / Defoolz wenst na te lezen verplicht zou zijn tientallen filing-zakken te openen om aan zijn gerief te komen. Vanuit Italië, bijvoorbeeld, schrijft hij vanuit twaalf verschillende lokaties. Vermits die man bovendien uit veertien differente landen schrijft, impliceert dit nu immers nog veertien te openen pakken! Maar er zitten géén brieven van Blavoyer / Defoolz meer bij zeg maar Achard & Antonietti, en een brief uit Moskou zit niet langer in het bundeltje Paris.
b. HET WEGWERKEN VAN FOUT – GESPELDE NAMEN.
Nogal wat brieven zaten verkeerd geklasseerd omdat de namen misspeld waren. Enkele voorbeelden: de correspondenten Deliouv en Belcour bleken dezelfde te zijn, evenals Germain, Serulain en Levrain. De meeste fouten waren echter geslopen in meer begrijpelijke onnauwkeurigheden: het was immers niet altijd evident een De Jagher te onderscheiden van die andere Dejaeghere, of zich te realiseren dat die meneer Guix, met voornaam Jacques, zichzelf na zijn vestiging in Spanje plots Jaime gaat noemen, maar in wezen dezelfde man blijft. Begrijpelijk was ook dat we de associatie Géruzet - Pierquin terugvonden onder de vermelding Pierquin, Malfait Lambert onder Lambert Malfait of de firma Madeline - Leleu bij Leleu Madeline. Courant was ook dat de diverse secretarissen van éénzelfde bedrijf soms onder de naam van hun opdrachtgever geklasseerd zaten, maar net zo goed voorkwamen onder hun eigen naam. Zo hebben we honderden dezelfde, in verschillende filing-zakken verspreid-zittende briefschrijvers bij mekaar kunnen voegen, zodat hun pakketje nu wellicht álle ontvangen / bewaarde brieven bevat.
Deze tweevoudige operatie stond ons toe het oorspronkelijk aantal “records” van 7.067 verschillende correspondenten te herleiden tot 6.210 en bovendien geeft de alfabetische lijst nu een duidelijk onderscheid tussen belangrijke correspondenten en mindere Goden en dat met één oogopslag.
c. HET LOKALISEREN VAN DE PLAATSEN VAN VERZENDING.
Een stad lokaliseren: hoe moeilijk kan dan nu zijn? Tot men eraan begint! Methodologisch bekeken zijn we begonnen met het opstellen van een tabel die een klassering per land en per stad weergeeft, waarbij we alle correspondenten die vanuit meerdere steden schreven opnieuw opgesplitst hebben per afzonderlijke stad. Een “querie” maakte het mogelijk het bestand verder uit te zuiveren en periodisch of in totaliteit te klasseren.
Dat Trèves in feite Trier is, Mayence staat voor Mainz, of Aix-la-Chapelle voor Aachen behoorde nog niet tot de onoverkomelijke problemen. Juliers echter, als verfransing van Jülich (Gullik) heeft ons eindeloos veel opzoekingswerk gevergd. We verkeerden immers in de overtuiging dat het om een Franse stad ging, vermits de brieven duidelijk “Juliers” afgestempeld waren. Slechts toen we in een topografisch woordenboek de locatie vermeld vonden met de omschrijving “ régence Aix-la-Chapelle” begon een belletje te rinkelen. [753] Verder opzoekingswerk leerde ons dat Gulik tussen 1801 en 1814 tijdelijk in Franse handen kwam, wat meteen de officiële verfransing verklaart. [754] Havre de Grâce dachten we te mogen vereenzelvigen met Le Havre, omdat er een “Côte de Grâce” in de onmiddellijke buurt ligt. We schreven hiervoor het Gemeentehuis van die stad aan ter bevestiging – een tactiek die we wel méér toepasten bij twijfel -. Een “conservateur” confirmeerde onze veronderstelling met verve: een ganse uitleg betreffende het feit dat Le Havre tijdens het Ancien Regime vaak in één adem genoemd werd met de stad Françoise de Grâce, zij het, wegens te lang, afgekort tot Le Havre de Grâce. Nadien vonden we toevallig zelf bevestiging in een 18e eeuwse atlas, toen we die kaart per kaart overliepen op zoek naar onvindbare sites. [755] Het “Vitruela” van Mr. Vanhoutte ontcijferden we als Orihuela, waarna situering in Spanje evident werd. Ettelijke kleine dorpjes in Frankrijk of België kregen een plaats dankzij de postcodelijsten. Plaatsnamen als “Obéron” of “Alzine” / “Alcire” bleken echter onvindbaar, tot we ze als Oloron en Alcira via het gebruik van een resem atlassen en gedetailleerde Michelinkaarten respectievelijk in Frankrijk en Spanje konden situeren. Dat Saint Philippe en San Felipe hetzelfde was hadden we reeds vlug door, maar zonder diezelfde Michelinkaarten en de vermelding op een brief uit San Felipe “de Jativa” hadden we het misschien wel in Venezuela gelokaliseerd. Moeilijker was het om uit te vissen of “L’Ecluse” nu verwees naar het dorp in België dan wel naar Sluis in Nederland. Quasi onoverkomelijke problemen rezen uit de vermeldingen: “Venise” en “Valence” ; het vereiste soms het meest waanzinnige speurwerk om te detecteren of het niet om Venezia en Valencia ging. Zo hebben we bijvoorbeeld de firma Roche / Leoni & cie in het Franse Venise gelokaliseerd, omdat de brief een stempel van Genève droeg en Genève vlakbij het Franse Venise ligt, terwijl het Italiaanse Venezia helemaal niet in de buurt ligt. De Frans – Italiaans gecombineerde namen “Roche” en “Leoni” hielpen ons immers niet sluitend op weg!? Tenslotte vonden we bij het manipuleren van de brieven verkeerd ontcijferde plaatsnamen terug, zoals Madrid voor Malta.
Fijner situeren dan per land, nl. per departement of per provincie, met het oog op het opstellen van overzichtskaartjes, was evenmin evident. Voor gemeenten in Vlaanderen was de “Gids voor Vlaanderen” handig ; voor juiste situering van gemeenten in Nederland gebruikten we de reisgids Dominicus. [756] Nogal wat gemeenten lagen duidelijk in Frankrijk, maar waren onvindbaar op oude kaarten, moderne atlassen of postcodelijsten. Gelukkig bestaat er zoiets als “Le Dictionnaire Topographique de la France”, al bracht ook dit uitgebreid werk niet altijd uitsluitsel omdat de reeks niet compleet voorhanden was. [757] Garriat bijvoorbeeld konden we slechts situeren in het Departement Charente-Maritime omdat enkele brieven afgestempeld waren in St. Genis of Pons, beide gemeenten van dit departement. Dat was ook het geval voor Monnougé. We vroegen bevestiging van onze geografische veronderstelling op basis van naburige stempels aan de Archives Municipales van La Rochelle. Uit hun antwoord blijkt dat Gariat (één “r”) als “écart” (= een afgelegen gehucht) administratief tot St. Grégoire d’Ardenne behoort en Mont-Nougé tot Mosnac. Beide gehuchten bevinden zich iets ten oosten van de as Pons - St. Genis-de-Saintange. Deze detectie bespaarde ons een trip naar de Archives Nationales van het Departement du Nord, waar de gegevens vermoedelijk terug te vinden zijn in de Dictionnaire Topographique van het Departement Charente-Maritime.
In Frankrijk heeft men de onhebbelijke gewoonte dezelfde namen te gebruiken voor steden of gemeenten in verschillende departementen. Er zijn o.a. wel vijftien diverse Verneuil’s en evenveel Mézières of Rochefort’s. Bovendien is er ook een Rochefort in België. De meeste van deze probleemgevallen konden we oplossen via poststempels van - opnieuw - vermoedelijk naburige gemeenten of uit vermeldingen in de brieven zelf. Marennes situeerden we in Charente-Maritime en niet in de omgeving van Lyon, omdat de schrijver zijn schoonbroer in Jonzac vermeldt (Charente-Maritime) en bestellingen doet via Dunkerque, wat verscheping van deze havenstad naar een andere op de Atlantische kust (- La Rochelle of Bordeaux -) doet vermoeden.
Voor Verdun opteerden we voor het departement Meuse omdat dit naast de regio van Reims ligt, waar de correspondent op de beurs kocht. Sommige situeringen vereisten nog een andere aanpak, zoals vergelijking met andere afzendplaatsen van dezelfde correspondenten. Dit laatste trukje lukte evenwel niet altijd, zodat we her en der wat berekend moesten gokken. Villefranche bijvoorbeeld interpreteerden we als sur-Saône
omdat deze stad een “Foire” had in de omgeving van Beaucaire en daarom waarschijnlijker was dan andere Villefranches. Echt wetenschappelijk is die werkwijze niet, maar de tijd ontbrak uiteraard om af te reizen naar al die steden en ter plekke in de archieven te duiken. Dit zou trouwens nog niet de aangewezen weg geweest zijn, vermits veel van die correspondenten voortdurend rondreisden en ook schreven uit steden waarin zij niet officiëel geregistreerd waren. Vooral omdat deze situeringen slechts bedoeld waren voor het opmaken van overzichtkaartjes die een “trend” moesten tonen en we in totaal slechts 13 twijfelgemeenten overhielden (- zijnde 66 records op een totaal van 3.549 Franse records = 1,8 % -), waren we van mening dat onze werkwijze “statistisch” aanvaardbaar was. [758] Het resultaat van dit opzoekingswerk vindt de lezer terug in een tabel, gekoppeld aan het aantal records afkomstig uit deze locatie, per periode (= Bijlage II).
Naast een overzicht van deze inkomende correspondentie per reeks en filing-zak, en één per correspondent alfabetisch, hadden we dus lijsten per land en stad, al dan niet periodisch, en een koppeling hiervan met de geografische situering. Wij vonden het echter niet opportuun de verschillende overzichten op te nemen in bijlage van onze thesis. In wezen gaat het immers om dezelfde gegevens, zij het anders geklasseerd. Het meest logisch leek ons de lijst met de namen van de correspondenten, alfabetisch, aan onze inventaris toe te voegen. (Bijlage III.) Vorsers, die het nuttig zouden vinden om het overzicht per land / stad – al dan niet periodisch - of de lijst van het exacte klassement van de brieven in het archief na te kijken, kunnen deze overzichten uiteraard consulteren ter plaatse, in Marke, waar we een uitgeprinte copie beschikbaar hebben gelegd, of ook de bij deze thesis gevoegde “discette” raadplegen, die de drie basistabellen en de vier klassementen (= queries) bevat.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[753] MARICHAL P. & MIROT L., Les Noms de lieu de la France, Paris, 1920
[754] GROTE WINKLER PRINS Encyclopedie, X, p. 525
[755] Atlas national portatif de la France, Paris, 1792, kaart 67
[756] VAN OVERSTRAETEN J., Gids voor Vlaanderen, Antwerpen, 1985 en HAAFKENS M. & anderen, Dominicus Nederland, Haarlem, 1994.
[757] De vakgroep Middeleeuwen bezit een twintigtal delen: COMITE DES TRAVAUX HISTORIQUES ET SCIENTIFIQUES, Dictionnaire Topographique de la France, Paris, verschillende
data naargelang het departement. De volledige reeksen zijn wellicht te vinden in de Universitaire bibliotheek of in de A.D.N. te Rijsel.
[758] Het betreft de gemeenten: Bailleul, Barsac, Charenton, Chatillon, Isigny, Laval, Mézières, Montauban, Montdidier, Moulins, Senlis, St. Claude, Villedieu.