Berlijn - Antwerpen. Economische en politieke aspiraties in Duitsland met betrekking tot de haven van Antwerpen (1886-1918). (Gijs Thooft) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
De vooroorlogse aanwezigheid van de Duitse inwijkelingen in Antwerpen is interessant omwille van een aantal aspecten. De groep van Duitse immigranten onderscheidde zich van de Nederlandse en Franse gemeenschap voornamelijk door hun organisatie en energieke optreden in het Antwerpse stadsleven. De bovenlaag van de Duitse kolonie – zo wordt de groep van Duitse kooplui-ondernemers in de wetenschappelijke literatuur genoemd – leunde sterk aan bij de Franstalige liberale bourgeoisie en had tegen het eind van de 19de eeuw respect en aanzien van menig tijdgenoot weten af te dwingen.
Succes is evenwel niet zelden een bron van ergernis en wrevel. De poppen gingen in het 19de-eeuwse Antwerpen aan het dansen als het om politieke aangelegenheden ging. De liberalisering van de wet op de naturalisatie begin jaren ’80 van de 19de eeuw deed de gemoederen in het politieke België verhitten. De aanwezigheid van de Duitse inwijkelingen zou ook in Frankrijk op de korrel worden genomen. Er gingen immers kritische stemmen op, nadat de Franse consul-generaal in Antwerpen een alarmerend rapport had opgesteld over de sterke economische opmars van de Duitse natie in de Antwerpse haven. Aan het begin van de 20ste eeuw werd in de Franse pers een anti-Duitse campagne opgestart waarvan de gensters gedeeltelijk op het Belgische grondgebied oversloegen.
De Duitse kolonie in Antwerpen heeft reeds voldoende stof geboden voor een reeks van wetenschappelijke studies. Professor Greta Devos, verbonden aan de universiteit van Antwerpen (UFSIA), heeft met een reeks bijdragen en artikels de zaak grondig in kaart gebracht, zonder hierbij de toenmalige tijdsgeest en de internationale machtsverhoudingen uit het oog te verliezen. Een bijdrage aan het debat leverden J. Stengers en F. Sartorius in studies betreffende de migratie in België, evenals de laatstejaarsstudenten E. Huhn, R. Joos en M. Verlinden door deelaspecten van de Duitse kolonie nader te belichten. Een recente publicatie van de Belgisch-Deutsche Gesellschaft Flandern – G. Pelckmans en J. Van Doorslaer – stelde de Duitse kolonie andermaal in de belangstelling, al betekent deze studie slechts een eerste kennismaking met de Duitse kolonie.
De kritiek waaraan de groep van Duitse inwijkelingen onderhevig was, moet gerelateerd worden aan de verschuivingen die zich aan het begin van de 20ste eeuw binnen de internationale machtsconstellatie voordeden. In Duitsland, eengemaakt sedert de Frans-Duitse oorlog van 1870/1871, tekende zich in de daaropvolgende decennia een spectaculaire economische ontwikkeling af, waardoor de commerciële dominantie van voornamelijk Frankrijk en Engeland in buitenlandse afzetmarkten in het gedrang kwam. Bovendien had Duitsland zich aan het eind van de 19de eeuw ingeschreven in de imperialistische wedren om het veroveren van overzeese afzetmarkten. De internationale machtsconstellatie kenmerkte zich in het begin van de 20ste eeuw door een manifest economisch nationalisme en toenemend protectionisme, die ook op het Belgische grondgebied om de hoek kwamen kijken.
Een grondige beschrijving van het speelveld van de zich wijzigende internationale machtsverhoudingen waarbinnen de vanuit Franse hoek gelanceerde anti-Duitse hetze gedijde, valt in de vernoemde literatuur veelal buiten de opzet van de auteur. De wetenschappelijke studies van Professor Greta Devos vormen in dit verband een uitzondering. In haar bijdrage van de studie van H. Soly en A. Thijs, getiteld Minderheden in westeuropese steden (16e-20e eeuw), wordt genuanceerd ingegaan op de inhoud van de anti-Duitse campagne in de Franse pers. Greta Devos stipt in het artikel kort de verklaringen voor de anti-Duitse campagne aan. Duitsland werd aan het begin van de 20ste eeuw ervan verdacht Antwerpen te hebben willen inlijven; de economische penetratie van het Antwerpse handelsleven vormde – aldus Franse sceptici – een eerste indicator. De gestage economische vooruitgang in Duitsland, de toename van het politieke prestige van het Duitse Rijk met een verscherping van het nationalisme en het pan-Germanisme hebben in Frankrijk, maar ook in Antwerpen, bepaalde groepen verontrust.
De omvang, de intensiteit en de draagwijdte van de herhaalde aantijgingen aan het Duitse adres hebben me, op instigatie van Professor Bruno de Wever en Frank Seberechts, aangezet tot het stellen van de vraag naar het waarheidsgehalte en de gegrondheid ervan. Waren de argumenten in hun bewijsvoering zomaar uit de lucht gegrepen of kon men terugvallen op enig compromitterend aktennalatenschap? Koesterden bepaalde Duitse milieus heimelijke aspiraties inzake de haven van Antwerpen? Bestaat er een correlatie tussen gesprekken en briefwisseling tussen diverse Duitse ministeries, economische en handelskringen, militaire leiding, marine, pan-Germanistische milieus en niet in het minst de Duitse kolonie te Antwerpen enerzijds, en de vermoedens aan Franse zijde anderzijds? Of waren de buitenlandse sceptici zelf het slachtoffer van hun loze imputaties, en waren hun bezwarende insinuaties slechts kinderen van hun tijd?
Een afdoend antwoord kan enkel bereikt worden door een afgewogen en onbevooroordeelde analyse van de interne werking en de externe contacten van het ministerieel wezen in Berlijn, en een kritische benadering van de perceptie op de Duitse aanwezigheid in Antwerpen in de Duitse pers. In het weergeven van het antwoord werd geopteerd voor een doorgaans chronologische benadering, daar ze de lezer enige structuur aanreikt binnen het complex kluwen van factoren, waarvan de contouren geregeld met elkaar in aanraking komen.
Het onderzoek neemt een aanvang met het opstarten van de stoomvaartlijnen van de Norddeutscher Lloyd via de haven van Antwerpen in het jaar 1886. De lijndienst van de rederij uit Bremen zou zich in de daaropvolgende decennia ontpoppen tot een waar succesverhaal, wat ertoe heeft geleid dat de dienst van de Norddeutscher Lloyd aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog geïdentificeerd zou worden met de gehele Duitse lijnstoomvaart in Antwerpen. Aan de inauguratie van de eerste lijn ging een hele discussie vooraf, waarin de keuze van de tussenhaven – Rotterdam, Vlissingen of Antwerpen – centraal stond. Interessant in dit verband is te peilen naar het waarom van de keuze van Antwerpen als intermediaire haven. Wat was het standpunt van de betrokken handelskringen? Hebben de demarches die vanuit Antwerpen werden ondernomen een grote rol gespeeld bij de uiteindelijke beslissing in Berlijn? En in welke mate dient het interveniërend optreden van koning Leopold II in de hele discussie getaxeerd te worden? Van cruciaal belang in het beantwoorden van de vragen vormt de correspondentie van de Duitse ondernemer te Antwerpen, Heinrich Albert von Bary, met respectievelijk de verantwoordelijken van de Lloyd in Bremen en destijds secretaris-generaal van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Brussel, Auguste Lambermont. Daarnaast werd een beroep gedaan op akten van de Handelspolitische Abteilung van het Berlijnse ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het debat omtrent de Duitse aanwezigheid in Antwerpen werd in grote mate ingegeven door het economische internationale belang van de haven. Het is in dit verband noodzakelijk het thema te verruimen door de algemene Duits-Belgisch commerciële betrekkingen, het internationale handelsklimaat en de rivaliserende interactie tussen Antwerpen en Rotterdam aan te halen. De gestadige opgang van de Antwerpse haventrafiek blijkt in grote mate te danken aan de destijds toenemende lijnstoomvaart van de Duitse vlag. Waarom was Antwerpen dermate aantrekkelijk als tussenhaven voor de stoomvaartlijnen? Hoe lag de verhouding tussen de Engelse en de Duitse vlag in het Antwerpse havenverkeer? En waaraan hadden de Duitse schepen hun begunstigde behandeling door de havenautoriteiten te danken? Het economische luik van de studie is in grote mate gebaseerd op het grondig onderzoek van Professor Karel Veraghtert en Reginald Loyen, en krantenknipsels uit Duitse dagbladen. Het archiefnalatenschap van het Bestuur van het Zeewezen – destijds ressorterend onder het ministerie van Verkeerswezen –, samen met het Modern Archief van het Stadsarchief Antwerpen (havenstatistieken), heb ik voor mijn onderzoek onberoerd gelaten, vermits deze archieven uitgebreid in de studies van Greta Devos aan bod komen.
Niet de commerciële bedrijvigheid van de Duitse inwijkelingen, maar eerder het socio-culturele en politieke optreden stootte menig tijdgenoot voor het hoofd. De Duitse kolonie kenmerkte zich aan de vooravond van de oorlog door een sterk uitgebouwd en wijd vertakt verenigingsleven, waarbij de bovenlaag van de gemeenschap ruchtbaarheid gaf aan het welvaren van de kolonie. Over hoeveel Duitse immigranten kan hier sprake zijn? Waarin onderscheidde de Duitse gemeenschap zich van de Nederlandse en de Franse groep inwijkelingen? Hoe keek de tijdgenoot tegen de Duitse aanwezigheid aan? In tweede instantie zal de Franse anti-Duitse perscampagne, op instigatie van de alarmerende rapporten van de Franse consul-generaal in Antwerpen, uit de doeken worden gedaan. Naar de Duitse kolonie werd – zoals reeds vermeld – uitgebreid onderzoek verricht waarop hier in ruime mate een beroep werd gedaan.
De toenemende kritiek op de Duitse aanwezigheid in Antwerpen aan het begin van de 20ste eeuw werd deels ingegeven door de schuivende internationale machtsverhoudingen, overtrokken door een toenemend wantrouwen tussen de Europese grootmachten. Het 19de-eeuwse machtsbestel van evenwicht verviel in een systeem van ententes en interstatelijke verbintenissen, waaraan het neutrale België niet leek te kunnen ontsnappen. Frankrijk en Duitsland afzonderlijk hebben getracht de Belgische publieke opinie langs verscheidene kanalen te beïnvloeden. Anderzijds was de door de Franse consul-generaal geïnspireerde campagne opgegaan in een breder dispuut omtrent de Duitse infiltratie in de Belgische samenleving tout court. Hoe werd in de Belgische regering omgegaan met de toenemende spanning? Wat was de ideologische gezindheid van de verschillende milieus in het neutrale België? In welk opzicht verschilde de herbronnen anti-Duitse campagne van deze van voorheen? Had de nieuwe anti-Duitse hetze gevolgen voor de diplomatieke betrekkingen met de respectieve mogendheden?
De vraag naar de houding en het beleid van verscheidene Duitse instanties en kringen aangaande de haven van Antwerpen hangt samen met een debat dat geleid heeft tot ware slag onder Duitse historici. De discussie omtrent de onderliggende oorzaken voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heeft al veel inkt doen vloeien en is onlosmakelijk verbonden met de vraag of Duitsland manifestere imperialistische aspiraties had dan de andere mogendheden (Fischer-controverse). Het innemen van een standpunt in het felle debat rond de ‘Kriegsschuldfrage’ valt buiten de opzet van deze studie; aan de orde is te peilen naar de intenties van Duitse kringen aangaande de Antwerpse haven, zonder de aard van het politieke bestel buiten beschouwing te laten. Hoe werd de Noordzeehaven in militaire kring getaxeerd? Vond de pan-Germanistische drukkingsgroep weerklank in de Duitse middens te Antwerpen? Hadden de Duitse regering en de handelskringen bijzondere desiderata? Hoe wensten de autoriteiten in Berlijn naar aanleiding van bepaalde aangelegenheden in het publiek op te treden? Welke rol hebben de Duitse gezanten in Brussel in dit verband vervuld? En op welke wijze heeft Berlijn getracht de Belgische publieke opinie te beïnvloeden zonder de sceptici tegen zich in het harnas te jagen? De meest interessante informatie leverden in dit opzicht de berichten van de Duitse gezanten in Brussel. Hiernaast kwam het archief van verscheidene ministeriële departementen (Buitenlandse en Binnenlandse Zaken, Economische Zaken en Justitie), net als deze van het Alldeutscher Verband, in aanmerking. Tot slot dient het archief van de marine en de militaire leiding vermeld te worden.
Het uitbreken van de ‘Groote Oorlog’ in augustus 1914 betekende het einde van de dominante commerciële bedrijvigheid van de Duitse kooplui-ondernemers in Antwerpen, en meteen het sluitstuk van het succesverhaal van de Duitse kolonie. Antwerpen werd in het begin van oktober door Duitse troepen bezet, waardoor de haventrafiek volledig stil kwam te liggen. De (activistische) houding van enkele kopstukken van de kolonie zal kort worden belicht; een uiteenzetting van de ‘Flamenpolitik’ valt buiten de opzet van dit onderzoek, vermits deze problematiek reeds door tal van auteurs nader werd onderzocht. Er zal eerder gepoogd worden een vernieuwende bijdrage te leveren aan de plaats van ‘België’ in de Duitse oorlogspolitiek. Hoe werden de Duitse oorlogsdoelstellingen beargumenteerd en welke strekkingen kan men hierin onderscheiden? Bieden de in het geheim neergeschreven verzuchtingen informatie over bepaalde vooroorlogse verhoudingen? En hoe zag men de toekomst van de haven van Antwerpen op het moment dat een totale overwinning onmogelijk leek? Gedurende de oorlog werden door zowel civiele als militaire instanties talloze memoranda opgesteld, waarin de oorlogsdoelstellingen vaak op een minutieuze wijze werden ontvouwd.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |