De Belgische Bedrijfspers 1950-1980. Een analyse van de opvattingen omtrent de Belgische bedrijfspers in de periode 1950 -1980. (Dries Van Avermaet)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding.

 

Probleemstelling en onderzoeksvragen.

 

Na de Tweede Wereldoorlog werd de definitieve aanzet gegeven voor de opbouw van de Belgische overlegeconomie. Het ontstaan van het Belgische sociaal-economische overleg was het gevolg van een lang historisch proces van machtsverhoudingen tussen de overheid, de vakbonden en de werkgevers. Uiteindelijk resulteerde dit in een complex geheel van instellingen die het juridisch kader vormden waarin het Fordistisch compromis zich kon ontwikkelen. Dit hield in dat de vakbonden en de werkgevers overeenkwamen om via het sociaal overleg de koopkracht van de werknemers stelselmatig op te voeren in ruil voor een stijging van de arbeidsproductiviteit. Verder aanvaardden de sociale partners dat het economische terrein voorbehouden bleef aan de werkgevers, terwijl de sociale materies door beide sociale partners -in samenspraak- geregeld zouden worden.[1]

 

Voor het welslagen van dit compromis was het noodzakelijk dat de productiviteit van de Belgische arbeiders en ondernemingen sterk opgedreven werd en dat de Belgische economie gemoderniseerd werd. In het kader van het Amerikaanse Marshallplan kwam er tijdens de naoorlogse periode dan ook een beweging in geheel West-Europa op gang om de verspreiding en de promotie van arbeidsorganisatorische en bedrijfskundige innovaties te bevorderen. Een belangrijk aspect volgens de aanhangers van deze vernieuwingen om tot productiviteitsverbeteringen te komen, was naast de technische en organisatorische elementen het voeren van een efficiënt informatie -en communicatiebeleid in de ondernemingen. Onder invloed van de Human Relations arbeidsorganisatorische theorieën was men er immers van overtuigd dat men ook de psychologische behoeften van de arbeiders moest bevredigen. Men moest de arbeider integreren in de onderneming om een zo hoog mogelijke productiviteit te verkrijgen.[2]

 

In het kader van deze evolutie wil ik in mijn onderzoek nagaan welke de opvattingen waren in verband met de rol die het bedrijfsblad in dit proces kon spelen. Sinds 1950 kende België een beroepsorganisatie van bedrijfsjournalisten, de Belgische Vereniging van de Bedrijfspers/Association Belge de la Presse d'Entreprise (BVB-ABPE). Ik wil onderzoeken hoe zij de bijdrage van het bedrijfsblad in het productiviteitsstreven zagen. Gebruikten zij bij de promotie van de bedrijfspers zuiver managementeconomische argumenten of haalde men meer politiek-ideologische redenen aan, zoals het recht van de mens op informatie? Focusten zij zich hierbij op bepaalde economische sectoren, of niet? Waren zij zich dan ook bewust van het politieke karakter van het probleem van informatie in de onderneming, of meer algemeen de economische democratisering van de onderneming, in het kader van de verhoudingen tussen vakbonden en werkgevers? Welke reacties hadden zij op de opvattingen van de vakbonden en de werkgevers omtrent deze materie? Op welke manier participeerden zij aan de discussies in verband met de democratisering van de onderneming?

 

Naast deze algemene vragen wil ik tevens dieper ingaan op de gevolgen die deze opvattingen hadden op het bedrijfsblad zelf. Met andere woorden, ik wil onderzoeken wat de aard van het informatieproject was dat voorgestaan werd door de bedrijfsjournalisten. Welke invloeden ondergingen deze opvattingen? Hoe evolueerden deze denkbeelden? Welke invloed hadden al deze theoretische vooronderstellingen in de praktijk? Met ander woorden, slaagden de bedrijfsjournalisten in hun opzet?

 

In mijn onderzoek heb ik de periode 1945-1980 behandeld. De redenen voor deze keuze zijn in de eerste plaats van praktische aard. Mijn oudste bronmateriaal dateert immers uit het begin van de jaren vijftig. Daarbij komt dat de BVB-ABPE opgericht is in 1950. De belangrijkste reden is echter het feit dat in de jaren vijftig het debat omtrent de productiviteit en de modernisering van de Belgische economie volop aan de gang was. Mijn keuze voor de einddatum 1980 is eveneens ingegeven omwille van zowel praktische als theoretische redenen. In de eerste plaats zorgde de economische crisis tijdens de jaren zeventig voor hevige discussie omtrent de democratisering van de onderneming en het probleem van informatie aan de werknemer. Dat dit grote impact had op de denkbeelden in verband met het gebruik van een bedrijfsblad is vrij evident. Daarnaast lagen ook enkele praktische redenen aan de basis van deze keuze. Zo eindigden de verzamelingen ledenbladen van de BVB-ABPE die ik heb teruggevonden in het begin van de jaren tachtig.

 

Niettegenstaande bij de start van mijn onderzoek het mijn bedoeling was om mij te concentreren op de rol van het bedrijfsblad in enkele bedrijfssectoren en in het bijzonder de metaalnijverheid, één van de progressieve sectoren bij de modernisering in België, heb ik mijn onderzoeksveld moeten verruimen. Er bleek immers eenvoudigweg niet voldoende relevant bronmateriaal te vinden om mijn oorspronkelijke opzet uit te voeren. Daarom richtte ik mij meer op de algemene denkbeelden die in België bestonden omtrent de bedrijfspers en de verhoudingen tussen de verschillende opvattingen van de actoren

 

 

Bronnen.

 

Ik ben mijn onderzoek begonnen met het opzoeken van vakliteratuur in verband met de bedrijfspers om een beter beeld te krijgen van mijn onderzoeksveld. Hierbij heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het werk, La communication dans les organisations industrielles: contributions à l'etude de la presse d'entreprise et essaie de bibliographie, van Dimiti Weisse uit 1971. Dit boek was een uitloper van zijn proefschrift over de communicatie in industriële organisaties en groepeerde 1 471 titels van alle mogelijke Franse en internationale uitgaven, zowel boeken, tijdschriftartikels, brochures, enz, in verband met de bedrijfspers. Op basis van dit boek kon ik de relevante en raadpleegbare werken uit de periode 1945-1970 selecteren. Vervolgens heb ik deze groep met meer recentere literatuur uit de periode na 1970 aangevuld.

 

Opvallend is dat de meeste werken nauw verweven zijn met elkaar. Dit is echter niet zo verwonderlijk. Het fenomeen bedrijfsblad is immers van recente datum. De bloei van de bedrijfspers situeerde zich pas na de Tweede Wereldoorlog. Het aantal personen die zich beroepshalve of onderzoeksmatig inlieten met de bedrijfspers en hierover publiceerden, alsook het beschikbare onderzoeksmateriaal is dan ook vrij beperkt, waardoor er een nauwe verwantschap bestaat tussen de verschillende werken.

 

Enerzijds heb je de auteurs die de bedoeling hadden om een praktische handleiding voor de bedrijfsjournalist te schrijven. Zij vermeldden weliswaar in beperkte mate een korte historiek, zowel nationaal als internationaal, van de bedrijfsbladen maar hun hoofdbetrachting was om een bruikbare handleiding te schrijven. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat deze auteurs zich beroepsmatig inlieten met de bedrijfspers en tevens actief waren in de verschillende nationale en internationale bedrijfspersverenigingen.

 

Anderzijds probeerden een aantal auteurs de achtergronden van de bedrijfspers te behandelen. Zij gingen ondermeer dieper in op het belang van informatie en communicatie in de bedrijfswereld en de plaats van het bedrijfsblad hierin. Naast een aantal praktijkmensen waren het vooral academici die deze onderzoeken uitvoerden.

 

Naast de vakliteratuur heb ik ook een aantal scripties die handelden over de bedrijfspers uit de periode 1950-1999 geraadpleegd. Deze werden geschreven door studenten uit economische, sociale en communicatieve opleidingen. Ik heb echter geen scripties van historici over de bedrijfspers teruggevonden. Het overgrote deel van deze onderzoeken bestaan uit enerzijds een statische, theoretische benadering van bedrijfscommunicatie en anderzijds een praktische toepassing aan de hand van een casestudy van een bepaald bedrijfsblad. Anderen onderzochten aan de hand van een enquête de toestand van de bedrijfsbladen in een bepaald geografische gebied. Ik heb dankbaar, maar kritisch gebruik gemaakt van het cijfermateriaal dat mijn voorgangers verzameld hadden.

 

Dankzij het overlopen van zowel de vakliteratuur als de verschillende scripties werd het mij duidelijk dat niemand het fenomeen bedrijfsblad in een historisch perspectief had onderzocht. Weliswaar gaven verschillende auteurs informatie over de eerste bedrijfsbladen en het ontstaan van de bedrijfspers, maar ik heb geen auteurs of onderzoekers teruggevonden die het bedrijfsblad in zijn historische omgeving plaatsen en het blad als een uiting van bepaalde opvattingen en ideologieën onderzochten. De moeilijkheden bij het vinden van voldoende geschikt bronmateriaal verklaren ongetwijfeld mede deze lacune in het historisch onderzoek.

 

Naast het opzoeken van vakliteratuur, ben ik begonnen met het opsporen van bruikbaar bronmateriaal, voornamelijk bedrijfsbladen. Hierbij heb ik mij in de eerste plaats geconcentreerd op een aantal instellingen omwille van een aantal redenen waarvan ik vermoedde dat zij het bewaren van bedrijfsbladen konden verantwoorden. Mocht ik op deze manier echter geen bruikbaar bronmateriaal terugvinden, dan kon ik mij nog steeds wenden tot individuele ondernemingen die een bedrijfsblad publiceerden. Vrij snel heb ik het bestaan ontdekt van de Belgische Vereniging van de Bedrijfspers/Association Belge de la Presse d'Etreprise (BVB-ABPE), een beroepsorganisatie voor mensen die te maken hebben met bedrijfsbladen.

 

Na contact met de voorzitter van de Nederlandstalige afdeling van de vereniging kwam ik te weten dat de verzameling bedrijfsbladen van de leden bewaard werd in het Mundaneum te Bergen. Aangezien ik reeds een groot aantal instellingen onderzocht had, besloot ik om deze speurtocht verder te zetten, en deze inventarisatie op te nemen in mijn scriptie.

 

Mijn overige bronmateriaal bestaat uit twee grote delen. In de eerste plaats heb ik artikels uit drie tijdschriftenreeksen geselecteerd. Ten eerste het tijdschrift Organisation Scientifique/Wetenschappelijke Organisatie. Dit blad werd uitgegeven door het Comité national belge de l'organisation scientifique. Deze organisatie had tot doel de wetenschappelijke bedrijfsorganisatie te promoten en richtte zich in hoofdzaak tot verantwoordelijken in de bedrijfswereld. Ik heb het tijdschrift, dat bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, nagekeken voor de periode 1950-1975.

 

Ten tweede heb ik enkele artikels in verband met informatie, communicatie en ondernemingen teruggevonden in het tijdschrift Maandelijkse documentatie van de Belgische Dienst Opvoering Productiviteit. Dit blad werd uitgegeven door de in oktober 1951 opgerichte Belgische Dienst voor de opvoering der Productiviteit. Deze dienst werd gesubsidieerd door de Amerikaanse administratie van het Marshallplan en financierde experimenten voor productiviteitsverhogingen en studiereizen naar de Verenigde Staten. Daarbij gaf men tevens een tijdschrift uit waarmee men de innovaties op het gebied van productiviteitsverhogingen propageerde. Ook dit blad wordt bewaard wordt in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel.

 

Tenslotte heb ik tevens de ledenbladen van de BVB-ABPE doorgenomen. Het eerste nummer van het Informatiebulletin verscheen in januari 1951. In het totaal werden er tot en met april 1972 van dit bulletin 130 nummers gepubliceerd. Dit tweemaandelijkse blad was bedoeld voor de leden en behandelde alle mogelijke aspecten van het bedrijfsblad, de relaties tussen informatie, communicatie en de bedrijfswereld en de werking van de vereniging. Ik heb van dit bulletin de jaargangen 1951 tot en met 1972 of de nummers 1 tot 130 onderzocht, met uitzondering van de periode november 1956 tot januari 1964 of de nummers 36 tot 78 dewelke ik nergens heb teruggevonden.

 

Door problemen met de publicatie van het Informatiebulletin en onder impuls van de Rondetafelconferenties in Antwerpen werd er voor de Nederlandstalige leden het blad Informatie BVOP uitgegeven. Van dit blad verschenen er drie nummers, waarna het met de splitsing van de vereniging in 1971 en de oprichting van de Belgische Vereniging voor Nederlandstalige Bedrijfsjournalisten het officiële blad werd van deze nieuwe vereniging onder de naam van Informatie voor Bedrijfsjournalisten.

 

In 1974 besloten de leden van de twee verenigingen om opnieuw samen te werken. Op 15 augustus 1974 werd de nieuwe nationale vereniging BVB-ABPE opgericht met twee regionale afdelingen, de Nederlandstalige BVB en de Franstalige ABPE. Deze afdelingen zouden elk een eigen ledenblad uitgeven. Voor de BVB bleef dit het blad Informatie voor Bedrijfsjournalisten. In 1984 kreeg het blad een grondige facelift en nieuwe titel, BVB-Nieuws. De Franstalige afdeling ABPE publiceerde eveneens vanaf december 1974 een eigen ledenblad, Bulletin d'informations pour journalistes d'entreprise. In 1988 werd de naam gewijzigd in Rédactuel. Beide bladen worden tot op de dag van vandaag uitgegeven.

 

Ik heb de bladen Informatie BVOP en Informatie voor Bedrijfsjournalisten met de nummers 1 tot en met 43 voor de periode 1970-1980 volledig onderzocht. Tenslotte heb ik ook het blad Bulletin d'informations pour journalistes d'entreprise voor de periode 1974 tot en met 1977 met de nummers 1 tot 9 doorgenomen. De bladen van 1978 tot 1980 heb ik echter niet teruggevonden.

 

Mijn tweede grote groep van bronmateriaal bestaat uit verschillende publicaties, brochures, congres- en seminarieverslagen die tot stand kwamen ter gelegenheid van activiteiten van de BVB-ABPE of door toedoen van leden van de vereniging. Dit bronmateriaal dateert uit de periode 1955- 1977. De ledenbladen en het overige bronmateriaal dat afkomstig is van de vereniging heb ik teruggevonden in het Mundaneum te Bergen en vooral in het privé-archief van de heer Rik Thomas, oud-voorzitter van de Nederlandstalige BVB.

 

Zoals uit deze bespreking blijkt heb ik in hoofdzaak een beroep gedaan op bronmateriaal afkomstig van de BVB-ABPE. De keuze is zowel praktisch als inhoudelijk te verantwoorden omwille van het feit dat deze vereniging sinds haar ontstaan in 1950 het overgrote deel van de personen groepeerde die zich bezighielden met de bedrijfspers in België. De BVB-ABPE vormde dus als het ware de spil waarrond de discussies omtrent de bedrijfspers zich afspeelden. Relatief gesproken is het aantal personen die zich inlieten met de bedrijfspers vrij beperkt. Dezelfde namen komen regelmatig terug en naast hun activiteiten voor de vereniging waren een aantal van deze personen tevens actief als auteur voor tijdschriften die niet verbonden zijn met de BVB-ABPE. Daarbij komt dat de opstellers van de ledenbladen van de vereniging artikels overnamen uit andere tijdschriften, welke zij relevant vonden voor hun lezers.

 

Ik kan dus stellen dat een onderzoek aan de hand van bronmateriaal, waarvan het grootste deel afkomstig is van de vereniging, een betrouwbaar en representatief beeld oplevert van de opvattingen omtrent de bedrijfspers in België tijdens de periode 1950-1980.

 

 

 Opbouw van mijn scriptie.

 

Het eerste deel van mijn scriptie bestaat uit een theoretische inleiding over de bedrijfspers. Hierin zal ik achtereenvolgens mijn begrippenapparaat verduidelijken, het ontstaan en de evolutie van de bedrijfspers in België en op Europees vlak beschrijven en tenslotte een viertal formele kenmerken van het bedrijfsblad behandelen. Voor dit deel heb ik vooral een beroep gedaan op de vakliteratuur en het cijfermateriaal uit de scripties en de tijdschriften.

 

Het tweede deel van mijn scriptie bestaat uit de contextualisering van de Belgische bedrijfspers. In dit deel bespreek ik drie evoluties die een grote invloed uitoefenden op de ontwikkeling van de Belgische bedrijfspers doorheen de twintigste eeuw. Ten eerste bespreek ik de diverse arbeidsorganisatorische theorieën en hun invloeden op de denkbeelden omtrent interne bedrijfscommunicatie. Ten tweede schets ik de sociaal-economische evolutie van België na de Tweede Wereldoorlog. Hierbij heb ik eveneens aandacht voor de democratisering van de Belgische ondernemingen. Ten derde behandel ik de ontwikkeling van de media doorheen de twintigste eeuw, waarin ik zowel aandacht besteed aan de structurele veranderingen van de nieuwsmedia, als aan de relatie tussen persvrijheid en de macht. Voor dit deel heb ik hoofdzakelijk gebruik gemaakt van de bestaande vakliteratuur.

Het derde deel bestaat uit mijn eigenlijke onderzoek. Eerst geef ik een kort overzicht van de geschiedenis van de Belgische Vereniging van de Bedrijfspers/Association Belge de la Presse d'Entreprise (BVB-ABPE). Hiervoor heb ik voornamelijk bronmateriaal van de vereniging zelf geraadpleegd. Daarnaast ben ik ook op zoek gegaan naar bronmateriaal dat niet afkomstig was van de vereniging en dit omwille van de objectiviteit van mijn onderzoek. Vandaar dat ik een klein personderzoek uitgevoerd heb in een viertal kranten om de berichtgeving over de vereniging na te gaan en om de eventuele impact na te gaan die de vereniging had op de Belgische naoorlogse maatschappij. Tenslotte heb ik ook de verschillende statuten van de vereniging opgezocht.

 

Hierna volgt mijn analyse van de verschillende opvattingen en denkbeelden omtrent de rol van de bedrijfspers in de naoorlogse Belgische economie. Aan de hand van mijn bronmateriaal zal ik proberen een antwoord te vinden op mijn onderzoeksvragen. De besluiten van mijn onderzoek sluiten dit derde deel af.

 

Het voorlaatste en vierde deel van deze scriptie bestaat uit de inhoudsanalyse van een individueel bedrijfsblad op basis van de onderzoeksbesluiten uit het vorige deel. Hiervoor heb ik de verzameling van het blad PANORAMA genomen. Dit bedrijfsblad werd uitgegeven door de ondernemingen CBR, ENCI en MIRON, die actief zijn in de cement- en bouwnijverheid. Deze collectie overspant de periode 1962 tot 1973 en wordt bewaard in het Mundaneum.

 

Het laatste deel van mijn scriptie tenslotte bestaat uit een overzicht van mijn inventarisatie van bedrijfsbladen. Naast de resultaten van mijn speurtocht vermeld ik hier tevens de verantwoording van mijn instellingenkeuze en de zoekmethodes die ik gebruikt heb.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] LUYTEN, D. Sociaal-economisch overleg in België sedert 1918. 1995, p. 8-10.

[2] DANCET, G., VANHAUTE, E. en WILLEKENS, F. Opbouw en afbraak van een groeispiraal. 1986, p. 55-99.

BUNTINX, H. Geëngageerd bedrijfsbeleid. 1970, p. 59-60.