Inleidende studie tot etniciteit in Afrika. Met een case study over etniciteit bij de Baluba. (Joris Neyens) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL 4: CASE STUDY: ETNICITEIT BIJ DE BALUBA[51]
In dit stuk willen we graag nagaan op wie of wat het etnoniem Luba nu precies slaat, en willen we nagaan hoe de betekenis van een etnoniem doorheen de tijd en omwille van allerlei omstandigheden veranderde of toch minstens een andere inhoud dekte. In de loop van het betoog zal duidelijk worden waarom we de Luba als een etnische categorie mogen beschouwen.
Deze gevalstudie zal grotendeels beperkt blijven tot de prekoloniale periode. De rol van etniciteit tijdens de koloniale en postkoloniale periode zal zeker eventjes aangeraakt worden, maar het is niet de bedoeling om te gaan bestuderen op welke manier etniciteit zich manifesteerde tijdens de koloniale en postkoloniale periode. Dit zou ons immers te ver leiden.
Hoewel pas in de loop van dit deel duidelijk zal worden dat de term Luba wel degelijk een benaming is die verwijst naar een bepaalde etnische groep, gaan we er nu toch al van uit dat het inderdaad een etnoniem is.
Zoals we reeds zagen wordt in de literatuur vaak geopperd dat vele etnoniemen pure koloniale uitvindingen zijn. In het stuk over etniciteit tijdens de koloniale periode hebben we uitgelegd dat het niet zozeer de etnische groepen zijn die uitgevonden werden door de koloniale overheid, maar wel de zogenaamde “stammen”. Case studies hebben volgens Pierre Petit uitgewezen dat de etnoniemen die geheel door de koloniale overheid verzonnen waren, grotendeels hun herkomst hebben in de staten met een zwakke politieke centralisatie. De Afrikaans staten die wel sterk gecentraliseerd waren, zijn meestal aan dit proces van uitvinden ontsnapt. Hun politiek gewicht was namelijk van die mate dat hun intense en herhaaldelijke contacten met hun buren de ontwikkeling van een stabiele identiteit bevorderde die hen van die buren onderscheidde. Binnen de zwakke samenlevingen daarentegen ontwikkelden zich etnoniemen die een veel kleinere reikwijdte hadden en die daarom vaak verloren gingen of door de koloniale overheden op een hele andere manier dan oorspronkelijk gebruikt werden.
In dit deel willen we hoofdzakelijk bewijzen dat de Luba-staat waartoe de Baluba behoren, duidelijk binnen de categorie van de sterke staten, waarin zich een stabiele identiteit ontwikkelde, valt. Zoals we dadelijk zullen zien was de Luba-staat vrij gecentraliseerd, met als centrum het hof van de vorst. Ze was ook georganiseerd via goed uitgebouwde cliëntelistische netwerken, en gelegitimeerd door een ideologie.
We mogen er daarom dus van uitgaan dat het etnoniem Luba uit de prekoloniale periode stamt. Het verwees in die periode ook al naar een bepaalde groep mensen. In de volgende paragrafen zullen we proberen na te gaan aan welke mensen het etnoniem nu precies refereerde.
De eerste kennismaking met het etnoniem Luba gebeurde hoogstwaarschijnlijk via de geschriften van de Portugese ontdekkingsreiziger Manuel Leitao. Leitao maakte er in 1756 gewag van in zijn verslag over zijn reis naar het Centraal Angolese koninkrijk Kasanje. De inwoners van het Kasanje-rijk vertelden hem namelijk dat de buren van hun buren – de Lunda – de “quiloubas” waren[52]. Verder geeft Leitao geen informatie, maar we mogen ervan uitgaan dat de inwoners van Kasanje wel degelijk de Baluba bedoelden die wij nu bestuderen.
Voor de eerste bronnen die rechtstreeks naar de Baluba verwijzen en die geschreven werden door mensen die met de Baluba zelf in contact zijn gekomen, moeten we wachten tot in de 19de eeuw. De Portugees Pedrosso Gamitto (in 1832) en David Livingstone (in 1868) schrijven over hun doortocht in de streek van de Baluba[53]. In de geschriften van de reizigers Tippo Tip en Cameron duikt de term Luba, weliswaar vertaald in het Swahili, ook op[54]. Vooral de geschriften van Cameron zijn verhelderend omdat hijzelf een aantal maanden in het gebied heeft verbleven.
Tippo Tip en Verney Cameron gebruikten de term Luba (of variaties erop) echter niet enkel als etnoniem, om dus naar een volk te verwijzen, maar ze hanteerden hem ook om een immens groot gebied aan te duiden. Volgens Tippo Tip strekt dit gebied zich uit tussen de vier volgende punten[55]:
de westelijke oever van de Luvua-rivier ter hoogte van Pweto.
Mtoa aan het Tanganyikameer.
de bronnen van de Lomami-rivier.
de oostelijke oever van de Lomami-rivier ter hoogte van de vijfde breedte graad, zuiderbreedte.
Figuur 1: het Luba-gebied volgens Tippo Tip.
(Bron: Pierre
Petit, "Au coeur du royaume. Réflexions sur l'ethnicité Luba.", p. 763)
Als we deze ruimte beschouwen, zien we dat ze in grote lijnen samenvalt met een politieke ruimte, met name met de ruimte die overeenkomt met de meest uitgebreide vorm van het Luba-koninkrijk zoals die gereconstrueerd werd door wetenschappers als onder andere Reefe en Womersley[56].
Dit is een interessant gegeven, maar eerst dienen we te onderzoeken hoe dit zo ver is kunnen komen. We zullen daarom een blik moeten werpen op de geschiedenis van wat in de literatuur het Luba-rijk wordt genoemd.
Maar vooraleer we dat doen, is het raadzaam stil te staan bij de manier waarop we deze geschiedenis hebben kunnen reconstrueren. Het is namelijk zo dat bij vele historici en andere menswetenschappers de overtuiging leeft dat het onmogelijk is om een Afrikaanse geschiedenis of de geschiedenis van een deel van Afrika te schrijven. Ze opperen dat met name het gebrek aan bronnen hier de grote verantwoordelijke voor is. Westerse historici zijn immers gewoon om te werken met geschreven bronnen, die in de Westerse geschiedwetenschap een bijna heilige status hebben verworven. Andere bronnen worden vaak als minderwaardig beschouwd.
Volgens Jan Vansina echter zijn er bij de studie van de Afrikaanse geschiedenis – en hiermee bedoelen we hoofdzakelijk de prekoloniale geschiedenis – vijf soorten bronnen die een voorname rol kunnen spelen in het onderzoeksproces[57]:
1. de geschreven documenten
2. de linguïstische bewijzen
3. de archeologische gegevens
4. de orale overleveringen
5. de relevante gegevens die verzameld werden via de culturele antropologie
Wanneer het de geschreven bonnen betreft, komt de historicus inderdaad in de problemen. Vrijwel alle geschreven bronnen zijn van de hand van buitenstaanders, en niet van Afrikanen. Ze bevatten dus veelal gebeurtenissen zoals die door de ogen van vreemdelingen zijn waargenomen, en niet hoe de Afrikanen zelf ze beleefd hebben. De meeste buitenstaanders beheersten vaak de lokale Afrikaanse talen niet, hetgeen alweer voor een bijkomend probleem zorgde. Daarenboven zijn de meeste geschreven bronnen die ons iets zouden kunnen bijbrengen over de geschiedenis van Afrika, of delen ervan, documenten die opgesteld zijn door officiële gezanten van de Westerse staten. Daardoor zeggen ze vaak meer over de Westerse staten zelf dan over de Afrikaanse samenlevingen: diplomaten loofden de grootsheid van het eigen rijk, missionarissen de goedheid van het eigen geloof, enzovoort.
Voeg bij deze argumenten ook nog eens het argument van schaarsheid van de geschreven bronnen, en het is niet moeilijk te erkennen dat de geschreven bronnen nogal moeilijk liggen wanneer het de studie van prekoloniaal Afrika betreft.
Op het gebied van de linguïstiek en de archeologie dient er in grote delen van Afrika nog heel wat onderzoek gedaan te worden. Deze twee wetenschappen kunnen, samen met de bevindingen van de antropologen, de geschiedwetenschap nog heel veel diensten bewijzen. Op antropologisch gebied moet er ook nog heel veel onderzocht worden. De huidige kennis is lacunair en werd vaak neergeschreven door antropologen die de koloniale overheden moesten dienen.
Dit heeft als gevolg dat de voornaamste bronnen voor het onderzoek naar de geschiedenis van Afrika de orale overleveringen zijn. Voor sommige historici zijn orale bronnen minderwaardig aan geschreven bronnen en bezitten ze niet dezelfde autoriteit. In het Westen is het misschien wel een beetje zo dat, sinds de inburgering van het schrift, de manier van onthouden veranderd is. In Afrika, waar er amper gebruik werd gemaakt van het schrift zoals wij het kennen, is het onthouden van de geschiedenis een belangrijke taak die wordt toegekend aan beroepshistorici die vaak aan het hof van een koning resideerden. Verhalen worden ook vandaag nog van vader op zoon doorgegeven. Daarom mogen we de orale bronnen toch ook een zekere autoriteit toeschrijven.
Een voordeel van de orale overleveringen – die weliswaar in deze eeuw vaak aan het papier zijn toevertrouwd – is dat ze rechtsreeks van de Afrikanen zelf komen.
Bronnen voor de geschiedenis van de Baluba.
In de vorige alinea’s hebben we een algemeen overzicht gegeven van de bronnen die gebruikt kunnen worden bij de historiografie van Afrika in het algemeen. Wanneer het de geschiedenis van de Baluba betreft, zijn we vooral aangewezen op de orale overleveringen. Er zijn weinig tot geen geschreven documenten en het linguïstisch onderzoek – zeker de studies die kunnen bijdragen tot de historiografie – staat nog in haar kinderschoenen. Werken uit de culturele antropologie zijn vaak wel bruikbaar. En ook op het vlak van de archeologie zijn, wat betreft het gebied van de Baluba, reeds goede resultaten geboekt die op zijn minst verhelderend genoemd kunnen worden. Graham Connah verklaart dat de archeologie in het Luba-gebied bewijzen heeft gevonden voor het bestaan van een Luba-staat[58]. Archeologische bewijzen tonen een culturele opvolging vanaf de 5de eeuw na het begin van onze jaartelling. Daarnaast laten ze ook de opkomst van een hiërarchische samenleving op het einde van het eerste millennium zien. Deze culturele continuïteit wordt bevestigd door meer dan veertig C14 dateringen. Deze archeologische onderzoeken vertellen ons volgens Connah minder over de graden van urbanisatie, maar ze zijn erg bruikbaar omdat ze ons veel leren over de sociale evolutie en de opkomst van een staat in dit gebied. Aan de hand van historische bewijzen kan men aannemen dat vanaf de veertiende eeuw een Luba-rijk tot stand kwam in een gebied waar de sociale stratificatie, politieke organisatie en de functionele specialisatie gradueel verhoogden.
Deze archeologische bewijzen treden de orale overleveringen bij. Zoals gezegd spelen orale overleveringen in de meeste Afrikaanse samenlevingen een vitale rol. Bij de Baluba is dit niet anders. Twee instanties staan bij de Baluba in voor de bewaring en de overlevering van het verleden: de mannen van het geheugen en de geschiedkundigen van het geheime genootschap dat Bambudye heet. Het genootschap was geheim in die zin dat de initiatierituelen die de leden moesten ondergaan en delen van hun kennis geheim waren, het lidmaatschap zelf was dit niet.
De mannen van het geheugen (letterlijke vertaling van wat Reefe “men of memory” noemt[59]) waren de geschiedenisspecialisten die meestal aan het koninklijk hof resideerden. Ze herdachten het verleden in termen van een ontstaansmythe en een dynastiek verhaal. Deze mannen waren echter meer dan zomaar vertellers van verhalen: ze hadden een ongelofelijke kennis van het verleden die ze overdroegen op hun opvolgers. Op die manier bleef het verleden verder leven in de verhalen.
Daarnaast bestond er dus ook nog een geheim genootschap dat een erg voorname rol speelde in het bewaren van het verleden, namelijk het genootschap van de Bambudye. Dit geheim genootschap was meer dan een instelling die voor de overlevering van de geschiedenis instond. Hoewel het op geschiedkundig vlak een voorname rol speelde, was het in feite een politiek-religieuze instelling die de spil was van de koninklijke macht. Enerzijds legitimeerde ze de macht van de koning aan de hand van een politiek charter in de vorm van een ontstaansmythe, en anderzijds was ze een tegenmacht voor de koning op wie ze controle uitoefende.
De Bambudye hadden hun eigen geschiedkundige deskundigen die ingewijd werden in het genootschap en haar geschiedenis door het ondergaan van een aantal rituelen.
Zowel de mannen van het geheugen als de geschiedkundigen van de Bambudye stonden dus in voor het vertellen, maar ook voor het doorgeven van de geschiedenis van de gemeenschap, en meer bepaald eigenlijk de geschiedenis van het koninklijk hof. Bij dit overleveren werden ze echter geholpen door een paar elementen die als geheugensteun dienen om dit verleden zo accuraat mogelijk weer te geven.
Een eerste hulpmiddel zijn de gezegden, die een voorname rol spelen in de Luba-cultuur. Deze gezegden zijn een belangrijke primaire bron. De twee voornaamste soorten gezegden slaan respectievelijk op plaatsen en mensen. De “plaatsgezegden” zijn beschrijvingen van de omgeving, vaak aangevuld met de voornaamste afstammingslijnen, dorpen en andere kenmerken van een bepaalde plaats. Bij de Baluba krijgt een belangrijke figuur vaak een eigen gezegde om hem te prijzen. Deze “lofgezegden” zijn erg informatief wanneer het om koningen gaat: vaak leren ze ons iets over de naam van de moeder van de koning, over de afstammingslijn, over de plaats van zijn hof, over zijn kwaliteiten, enzovoort[60].
Beide soorten gezegden hebben vaste ritmes en vaste tonale patronen. Op die manier zijn ze gemakkelijk te onthouden en kunnen ze op een accurate manier doorgegeven worden aan volgende generaties. Daarenboven kunnen ze – dankzij het feit dat de taal van de Baluba (het Kiluba) een toontaal is – gemakkelijk via trommels verteld worden.
Zowel de mannen van het geheugen als de Bambudye maken gebruik van zulke verzen.
Een tweede soort van geheugensteuntjes voor de historici zijn de speciale dansen en rituelen die het verleden helpen evoceren. Deze dansen en rituelen worden meestal uitgevoerd door de leden van het Bambudye-genootschap.
Ten derde spelen koninklijke heilige dorpen een erg belangrijke rol in het bewaren van de geschiedenis bij de Baluba[61]. Wanneer een koning stierf, werden zijn resten bewaard in een soort mand. Deze mand werd op haar beurt bewaard aan zijn hof, dat na zijn dood een heilig dorp werd. De geschiedkundigen onthielden de namen van de koningen door ze te associëren met de heilige dorpen die ze kenden. Daarenboven werden de heilige dorpen gerangschikt aan de hand van hun positie in de koninklijke dynastie. Wanneer de politieke leiders van deze dorpen dan bij elkaar kwamen, moesten ze gaan zitten volgens deze rangschikking. Op deze manier vormde zelfs de wijze waarop men gezeten was een hulpmiddel om de geschiedenis te herinneren.
De “lukasa” is misschien wel het belangrijkste hulpmiddel bij het bewaren en doorgeven van de geschiedenis van de Baluba. Het is een soort houten bord met inkervingen met afmetingen van ongeveer 25 cm lang en 10 cm breed. Het is versierd met parels en schelpen. Deze inkepingen, parels en schelpen informeren de lezers (en dit zijn enkel de leden van de Bambudye-genootschappen) over het landschap van de Baluba, de geschiedenis, de koningen, de structuur van het hof, enzovoort. Het is werkelijk een multifunctionele geheugensteun die honderden concepten, feiten, namen, plaatsen en verhalen bevat[62]. Het belangrijkste verhaal in de geschiedenis van de Baluba, de ontstaansmythe – die eigenlijk veel meer een ideologische rechtvaardiging voor de daden van de koningen is dan een historisch relaas –, wordt ook steeds verteld aan de hand van zo een lukasa.
Dit waren echter maar een paar voorbeelden van middelen die als geheugensteun kunnen dienen bij het vertellen van de overleveringen.
Vooraleer we ons nu richten op de eigenlijke geschiedenis van het Luba-rijk, moeten we er ons van bewust zijn dat de overleveringen waarop we ons baseren nooit letterlijk mogen geïnterpreteerd worden. Vaak zijn fictieve elementen opgenomen. Zo komt er op de lijst van de namen met koningen soms een naam voor van iemand die in feite nooit koning is geweest. Maar desalniettemin zijn deze overleveringen heel erg bruikbaar en verhelderend. Ze vertellen namelijk de grote lijnen van de geschiedenis van de Baluba: de voornaamste evoluties en gebeurtenissen. En dat is het toch waar in mijn ogen geschiedenis om draait, en niet om de kleine feitenkennis.
De geschiedenis van de Baluba.
In de vorige paragrafen hebben we gezien dat de belangrijkste bronnen voor de reconstructie van de geschiedenis van de Baluba voornamelijk de archeologische bewijzen en de orale overleveringen zijn. We hebben vastgesteld dat deze overleveringen voornamelijk geconserveerd worden door zowel de mannen van het geheugen als door de geschiedkundigen van het Bambudye-genootschap. Daarbij zijn we even blijven stilstaan bij het belang van de geheugensteuntjes die deze vertellers gebruiken, en bij het feit dat de overleveringen niet letterlijk geïnterpreteerd mogen worden. In de volgende paragrafen zal ik proberen de geschiedenis van de Baluba te reconstrueren. Het doel hiervan is om aan te tonen dat etnische labels, en dat van de Luba in het bijzonder, aan verandering onderhevig kunnen zijn. Daarnaast zullen we ook zien op welke manier de auteurs uit de vorige eeuw tot hun beschrijving van het Luba-gebied zijn gekomen.
Iedere geschiedenis van de Baluba begint met de stichting van het rijk. Deze wordt verteld aan de hand van de ontstaansmythe.
Rond 1500 na Christus is de regio die we daarstraks als de Luba-regio aanduidden, onderverdeeld in allemaal kleine politieke eenheden. Geen van deze kleine politieke entiteiten heeft echt overwicht op of macht over de andere.
Volgens de ontstaansmythe van de Baluba sticht Kongolo rond die tijd het eerste Luba-rijk. De hoofdstad ervan lag nabij het huidige Boya-meer. Kongolo (wat trouwens regenboog betekent) verwerft het gezag over enkele kleine politieke eenheden die nabij zijn grondgebied lagen, vandaar dat men in de literatuur al over een “rijk” praat.
De ontstaansmythe maakt daarna melding van een immigrant uit met oosten: Ilunga Mbidi (ook Mbidi Kiluwe genoemd), die jager was. Deze werd, samen met de groep krijgers die hem vergezelde, door Kongolo opgenomen aan het hof. Hij was een goede krijgsman die Kongolo hielp het rijk nog verder uit te breiden. Ilunga Mbidi trouwt met de twee halfzussen van Kongolo, en met één ervan, Bulanda, krijgt hij een zoon die Ilunga zal heten.
Na een dispuut met Kongolo keert Ilunga Mbidi terug naar zijn gebied van herkomst.
Ondertussen groeit Ilunga op tot een uitstekende krijger, hetgeen hem de titel Kalala (hoofd van de oorlog, generaal) oplevert. Kalala Ilunga helpt zijn oom om heel het zuidelijke gebied van het rijk te veroveren. Kongolo wordt echter jaloers op zijn neefje en probeert hem verscheidene malen te vermoorden. Dat mislukt telkens, en Kalala Ilunga ziet de kans te vluchten, zijn vader Mbidi Kiluwe achterna. Hij maakt plannen om terug te keren met een leger om zo zijn oom te kunnen vermoorden en op te volgen. Zijn oom Kongolo ziet evenwel niet af van zijn moordplannen en zet de achtervolging op Kalala Ilunga in. Kongolo’s halfzussen (waaronder dus de moeder van Kalala Ilunga) verdragen het niet dat hun broer Kalala Ilunga achterna zit en vermoorden Kongolo. Kongolo’s resten worden, zoals eerder beschreven, in een mand geplaatst en bewaard in het dorp waar hij zijn hof had.
Kalala Ilunga, de nieuwe vorst, sticht in Munza een nieuw hof en legt zo de basis voor het tweede Luba-rijk.
Dit verhaal is in feite een korte samenvatting van de ontstaansmythe van de Baluba. Het is zoals gezegd niet raadzaam om de feiten voor waar te nemen. De ontstaansmythe draagt waarschijnlijk een grond van waarheid in zich, maar het is toch voornamelijk een ideologische rechtvaardiging voor de daden van de verschillende koningen. Hoewel de verhalen vaak Shakespeariaanse vormen aannemen en dus aangenaam om te lezen zijn, moet we ze toch vooral op een symbolische manier begrijpen. Kongolo staat dan voor de koning die lokaal de touwtjes in handen had, Kalala Ilunga voor de koning die een nieuwe orde, gebaseerd op het heilige koningschap, vestigde. Het zou ons te ver leiden om alle episodes uit de ontstaansmythe te beschrijven. Vandaar dat we nu slechts een korte samenvatting weergaven.
Het vervolg van de orale overleveringen legt de expansie en de bloei van een groot rijk uit. Deze expansie zou plaatsvinden na 1700. Op haar hoogtepunt zou het rijk zich uitbreiden tot het gebied dat we daarnet beschreven hadden. Enkele decennia voor de komst van de Europeanen zou het rijk ten onder gaan aan oorlogen en veroveringen door andere groepen.
In de vorige alinea’s hadden we het over een rijk dat een expansie kenden. Zowel het element “rijk” als het element “expansie” verdienen evenwel een beetje genuanceerd te worden.
Wanneer wij als westerlingen aan het woord “rijk” denken, zien we meteen beelden voor ons van een grote, machtige gecentraliseerde staat die een groot gebied omvatte. Deze staat is dan tot stand gekomen via expansie. En wanneer wij aan “expansie” denken, gaat dit vaak gepaard met concepten zoals oorlog, overheersing via geweld, enzovoort.
Welnu, dit is waarschijnlijk ook wat de eerste kolonialen dachten die met de Baluba in contact kwamen. Toen de Europeanen in het gebied van de Baluba aankwamen en voor het eerst in aanraking kwamen met de ontstaansmythe en de andere legendes die de Luba-geschiedenis weergeven, waren zij niet in staat hun eigen bril van concepten waardoor ze keken af te zetten. De verhalen over de koningen en het koninkrijk die ze hoorden, namen ze letterlijk. Ze keken het naar verleden van Afrika zoals ze naar het verleden van Europa keken.
Zoals gezegd gebeurde dit allemaal in een tijd waarin het nationalistische ideeëngoed in Europa hoogtij vierde. De eerste Europeanen in het Luba-gebied zagen iets wat in hun ogen een grote natie was. Eén Luba-vorst heerste over één groot gebied, met één taal, één homogene cultuur enzovoort.
Maar dit beeld van een groot Luba-rijk is een waanidee. Het is niet zo dat er nooit iets heeft bestaan zoals het Luba-rijk, het is alleen fout om dit rijk te bekijken via onze westerse concepten van een rijk.
Hoe moeten we de geschiedenis van de Baluba dan wel begrijpen? En waarom wordt er dan zo vaak over een Luba-rijk gesproken terwijl er geen rijk was zoals wij het ons voorstellen?
Welnu, zoals gezegd is staatsvorming vaak afhankelijk van een grotere bevolkingsdichtheid dan elders. De nabijheid van natuurlijke rijkdommen is sterk gerelateerd aan dit fenomeen.
Het gebied dat het kernland was van het Luba-rijk, was zo een gebied met een grotere bevolkingsdichtheid dan elders. De Upemba-depressie is een gebied waar dankzij de vele moerassen en meren landbouw en visvangst voor voldoende voedsel konden zorgen. Daarenboven waren er in de omgeving van de eerste “hoofdsteden” ijzer- en zoutmijnen aanwezig. Archeologische bewijzen tonen aan dat de regio reeds honderden jaren bewoond was en dat er een graduele ontwikkeling van economie, politieke structuren enzovoort bestond.
Na een eeuwenlang proces ontwikkelde zich in één van de vele kleinere politieke eenheden een grotere vorm van centralisatie dan elders. Vaak wordt ook gezegd dat deze meer gecentraliseerde politieke eenheid ontstond door de fusie van verschillende eenheden[63]. Hierdoor is het inderdaad zo dat waarschijnlijk rond 1500 een politieke eenheid tot ontstaan was gekomen die, dankzij de rijkdom die ze via de handel had verkregen, in staat was om de gebieden uit haar omgeving te veroveren. Op die manier ontstond het Luba-kernland dat sterk gecontroleerd werd door het Luba-hof. Hoogstwaarschijnlijk gebeurde deze expansie wel via de militaire weg.
Dit kernland ontwikkelde zich verder en kon via een aantal methodes nog meer gebieden uit de omgeving aan zich binden.
Eén van deze methodes was het aan zich binden van de andere koninkrijkjes door middel van huwelijken. Het is namelijk zo dat de Baluba in tegenstelling tot de vele samenlevingen in haar omgeving patrilineair georganiseerd werd. Dit betekende dat wanneer een Luba-vrouw trouwde met een politiek hoofd van een andere – matrilineaire – samenleving, de kinderen uit dit huwelijk de afstammingslijn van de vrouw zou overnemen. Op die manier werd tegemoetgekomen aan de gebruiken van de maatschappij van de man, en werden de kinderen tegelijk deel van de patrilineaire clan van de Baluba (via de moeder). Op die manier ontstond er een alliantie tussen de politieke eenheid van het Luba-kernland, en een andere politieke eenheid.
Vaak kwamen allianties ook tot stand via het betalen van tributen aan de koning van het kernland. Het betalen van het tribuut was vaak niet - zoals de kolonialen het interpreteerden - bedoeld als teken van louter onderdanigheid, maar stond wel symbool als erkenning van de Luba-koning. De tributen waren eerder bedoeld om een alliantie te vestigen en daarna te bevestigen. Die alliantie met het Lubu-hof gaf de koning van een naburige politieke eenheid namelijk een legitimatie voor de eigen macht. Volgens Nooter en Roberts waren deze giften een erkenning van de hogere en oudere plaats van het Luba-koninkrijk in de rangorde, zowel op het vlak van afstamming als van autoriteit[64].
Dikwijls kwam het initiatief van incorporatie binnen het Luba-rijk ook van de andere samenlevingen zelf. Omdat het Luba-koninkrijk relatief oud en in verhouding tot de andere koninkrijken machtig was, had het een erg prestigieuze status. Om hun eigen macht te legitimeren zochten de koningen van naburige gebieden dan toenadering tot het koninklijk hof van het kernland van de Baluba. Ze kregen dan van de Luba-koning, in ruil voor erkenning en het afstaan van een deel van hun politieke macht, koninklijke symbolen. Deze symbolen waren gevarieerd van aard, maar stonden steeds voor de erkenning door de Luba-koning. Door het overnemen van de symbolen werden de koningen van de perifere gebieden op een symbolische manier opgenomen in de afstammingslijn van de Luba-koningen. Op die manier legitimeerden ze hun macht door te verwijzen naar de afstamming van het eigen koninkrijk van het Luba-koninkrijk. De eigen ontstaansmythes werden vaak aangepast, met de ontstaansmythe van de Baluba als nieuw voorbeeld. Zoals gezegd waren de koninklijke symbolen gevarieerd van aard: ceremoniële bijlen, speren, ijzeren bellen, koninklijke scepters, booghouders, etc. Eén van de belangrijkste symbolen was het koninklijk vuur. Dit vuur stond voor het sacrale karakter van het koningschap en werd naar de geïncorporeerde politieke eenheden gebracht als ultiem symbool van de Luba-koning. Daarnaast bestonden er nog heel wat andere symbolen. Het zou ons te ver leiden om deze allemaal op te sommen.
De rol van de Bambudye is niet te onderschatten in dit expansieproces. Zij gingen naar de geallieerde gebieden als gezanten van de Luba-koning en fungeerden er als een soort diplomaten. Ze inden ook de tributen en dienden als controlesysteem van de koningen die in de door de Baluba gecontroleerde gebieden resideerden.
Uit de vorige paragrafen kunnen we afleiden dat de expansie van het Luba-koninkrijk niet echt politiek van aard is en dus lang niet altijd langs militaire weg tot stand kwam. De incorporatie van perifere gebieden in het kernland is eerder een uitbreiding van de culturele invloedssfeer dan van de politieke ruimte. De politieke macht die de Luba-vorst op de andere koningen verkreeg was eerder beperkt en symbolisch van aard. Ze was gebaseerd op de erkenning van het prestige en de anciënniteit van het Luba-koninkrijk. In de volgende paragrafen zullen we een voorbeeld bekijken van hoe een bepaald gebied en een bepaalde etnische groep geïncorporeerd werd in het Luba-gebied. Daarna zullen we de etniciteit bij de Baluba proberen te plaatsen in dit breed kader dat we hierboven geschetst hebben.
Een voorbeeld van de manier waarop het Luba-koninkrijk expandeerde is de incorporatie van het Ekie-koninkrijk binnen de invloedssfeer van de Baluba. Dit voorbeeld is ontleend aan de inleiding die Igor Kopytoff in zijn boek schreef bij het werk van Nancy J. Fairley (Ideology and State Formation: The Ekie of Southern Zaïre)[65]. De Ekie hadden een goed uitgebalanceerde structuur vóór de komst van de Baluba. Deze gebalanceerde structuur werd echter geconfronteerd met de expansie van het Luba-rijk. Het Luba-rijk werd door de naburige samenleving gezien als de metropool van de regio. Zoals vele naburige samenlevingen beweerden de Ekie daarom een historische afstammeling van dit Luba-rijk te zijn, als legitimatie van de eigen macht.
Met de toestemming van de lokale machtshebbers begonnen de Baluba in het Ekie-gebied met het oprichten van een kleine jagers- en handelaarsenclave. Deze enclave ontwikkelde zich tot een kleine politieke gemeenschap die streefde naar de incorporatie van de naburige politieke eenheden via huwelijken. De hoofden van deze kleine gemeenschap maakten hierbij gebruik van hun connecties met de prestigieuze metropool, het kernland van de Baluba.
De gebieden die geïncorporeerd werden kregen als teken van incorporatie, zoals gezegd, symbolen van de koninklijke macht van de Baluba.
De bezieler van deze expansie, het politieke hoofd van de Luba-enclave, wordt door de Ekie gezien als de echte stichter en de eerste heerser van de nieuwe Ekie-staat. De heersers behielden dus een Luba-identiteit omwille van het prestige dat daarmee gepaard ging. Ook de Ekie zelf claimen afstammelingen te zijn van de Baluba.
Dit allemaal is een perfect voorbeeld van de expansiepolitiek van de Baluba en van de manier waarop de Luba-identiteit vaak overgenomen werd door leden van andere niet-Luba-samenlevingen.
Het Ekie-etnoniem bleef bestaan, net zoals de Ekie-identiteit. Tijdens interacties met naburige groepen is deze identiteit namelijk wel relevant, vermits hun buren ook de Luba-identiteit claimen. In contacten in grotere steden, weg van de Luba-invloedssfeer, is de meest relevante identiteit wél de Luba-identiteit.
Uit dit alles mogen we concluderen dat we het Luba-rijk niet mogen bekijken door een bril van westerse concepten.
Het is geen rijk met één dynastieke afstammingslijn, maar wel met meerdere afstammingslijnen. De Luba-koning was geen alleenheerser over een immens groot gebied, maar wel koning onder vele andere koningen. Hij was wel de voornaamste koning tussen al de andere, maar hij heerste niet over het hele gebied.
Het is geen rijk met één enkel machtscentrum, maar wel met meerdere machtscentra. Het is eerder een groot gebied waar de invloed van een bijna mythisch centrum een grote rol speelde. Perifere gebieden identificeerden zich met dit centrum omwille het prestige dat ervan afstraalde. Deze identificatie was tegelijk een middel om zichzelf te legitimeren.
Dit laatste is ten dele ook een antwoord op de vraag waarom de perifere gebieden zich zo gemakkelijk lieten incorporeren in het Luba-rijk. Een aanvullende verklaring is het feit dat in de meeste Centraal-Afrikaanse samenlevingen die macht vaak pas gelegitimeerd wordt wanneer ze van buiten de samenleving komt. Vandaar dus ook dat bij vele mythes de stichter van een rijk een zwerver is, of iemand die van elders komt.
Het Luba-rijk was dus geen rijk in de strikte zin van het woord. Het is eerder een gebied met een kernland en een periferie. In het kernland is de macht van hot Luba-hof vrij stikt en voelbaar.
De perifere gebieden vallen niet echt onder de strikte macht van het kernland, maar staan ongetwijfeld onder sterke invloed ervan. Het Luba-rijk is dus eerden een invloedsgebied dan een echt rijk.
Etniciteit bij de Baluba.
Deze structuur weerspiegelt zich ook in de manier waarop de mensen in het grote Luba-gebied zich identificeren.
Volgens Pierre Petit kan het etnonym Luba refereren aan vier verschillende dingen.
Ten eerste kan het slaan op de koning zelf. Ten tweede kan het verwijzen naar de hoofdstad van het Luba-rijk en de inwoners ervan. Ten derde refereert het aan het kernland van de Baluba en ten vierde slaat het op het grote gebied waar de Baluba een belangrijke invloed hadden.
Bij dit laatste geval horen zowel de gebieden die echt op één of andere manier gelieerd waren aan het Luba-kernland als de gebieden die een Luba-afkomst claimden. De reden voor het veelvuldige gebruik van het etnoniem ligt zoals we reeds eerder aantoonden bij het grote prestige van het Luba-rijk. Het voorbeeld dat Petit geeft, was bij het lezen van eerdere werken ook al bij me opgekomen: hij ziet het etnoniem Luba als een kwaliteitslabel dat gelijkstaat met hetgeen het label "Rome" betekende in Europa[66].
De vorige paragrafen slaan voornamelijk op de prekoloniale periode. Tijdens de koloniale periode werd de hele vierde categorie als Baluba beschouwd. Voor de koloniale administratie kwam de inhoud van deze hele groep overeen met een administratief gebied, dat op haar beurt zogezegd een weerspiegeling was van het “grote Luba-rijk”. De prekoloniale context waarin ook de eigen etnoniemen nog bleven voortleven bij deze groepen, werd dus sterk vereenvoudigd door de koloniale administratie. Desalniettemin bleven zulke etnoniemen bij de bevolking zelf voortleven. Ze werden echter niet meer als dusdanig erkend door de koloniale administratie.
De Luba-"stam" werd op die manier geboren. De reconstructies van een groot Luba-rijk in westerse termen door de kolonialen moest dit legitimeren.
De Baluba werden door de kolonialen als superieur aan de andere "Afrikaanse rassen" beschouwd. Het werd daarom een identiteit die in veel omstandigheden voordelen opleverde. Vandaar ook dat vele mensen uit de regio van de Baluba de Luba-identiteit claimden, terwijl ze eigenlijk tot een andere etnische groep behoorden.
Het zou ons te ver leiden om alle consequenties van het Luba-zijn tijdens de koloniale periode in beschouwing te nemen.
We mogen concluderen dat tijdens de koloniale periode een Luba-stam werd gecreëerd die grotendeels gebaseerd was op een foute interpretatie van de prekoloniale periode.
Tijdens de postkoloniale periode zou de situatie niet echt veranderen. Ook nu staat het etnoniem Luba nog voor een vrij brede categorie. Het kan zowel slaan op een groep van vijf duizend als op een groep van vijf miljoen mensen.
Hoe verder van het kernland verwijderd, hoe belangrijker het plaatselijke etnoniem blijft. Voor de mensen in het kernland is er vaak geen ander etnoniem voor handen, voor de mensen die verder van dit gebied af wonen wel.
Wanneer deze laatsten welk etnoniem gebruiken, en dus tot een bepaalde etnische groep beweren te horen, hangt af van de context waarin ze zich bevinden.
We mogen de Baluba dus niet zien als een discreet geheel zoals de "stammen" tijdens de koloniale periode, maar eerder als een etnische groep waarmee individuen zich naargelang de situatie kunnen identificeren. Zoals alle etnische identiteiten is dus ook de Luba-identiteit situationeel en contextueel.
In dit deel hebben een case study gedaan over etniciteit bij de Baluba. We zijn eerst nagegaan wanneer het etnoniem voor het eerst opdook in geschreven documenten. We zagen dat de term Luba in deze documenten niet enkel een etnoniem, maar ook een grondgebied aanduidde. Dit grondgebied kwam in grote mate overeen met de politieke ruimte van het Luba-rijk zoals die in de twintigste eeuw gereconstrueerd is geworden.
Daarna hebben we getracht om de manier waarop deze politieke ruimte tot stand kwam te reconstrueren. Maar vooraleer we dat deden zijn we stil blijven staan bij de bronnen die we bij deze reconstructie zouden gebruiken. De orale overleveringen bleken de voornaamste bron van informatie te zijn, en we zagen dat deze bij de Baluba door gespecialiseerde instanties geconserveerd en verteld werden. We hebben ook gezien welke hulpmiddelen er worden gebruikt om deze orale overleveringen zo accuraat mogelijk te bewaren, en we zagen ook dat we de orale overleveringen niet letterlijk mogen interpreteren.
Nadat we de geschiedenis van het Luba-gebied gereconstrueerd hadden, zagen we dat de idee van één groot macht Luba-rijk in de Westerse zin van het woord genuanceerd moest worden. We hebben bewezen dat het Luba-rijk eerder stond voor een voornamelijk culturele invloedssfeer, dan voor een grote politieke ruimte die beheerst werd door één dynastie.
We hebben vastgesteld dat het label “Luba” door de bevolking in het door ons beschreven gebied te vergelijken was met label “Romeins” in het Westen tijdens eerdere periodes. Tot slot hebben we beweerd dat we deze lijn ook konden doortrekken wanneer het gaat om etniciteit in het Luba-gebied: naast de Luba-identiteit bestonden en bestaan er in de regio nog vele andere etnische identiteiten. Wanneer welke identiteit aangenomen wordt hangt van de context en de situatie af.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[51] Luba is de algemene Nederlandse vorm die we in ons werk zullen voorbehouden voor Nederlandse samenstellingen of als we duiden op Luba als term of etnoniem. De term Baluba gebruiken we voor de mensen zelf, en de term Kiluba voor de taal die deze mensen spreken.
[52] T.Q. REEFE, The Rainbow and the Kings. A History of the Luba Empire to 1891, 1981, Berkeley, University of California Press, p. 8.
[53] Ibid., p. 14.
[54] P. PETIT, “Au Cœur du Royaume. Réflexions sur l’Ethnicité Luba”, Mededelingen der Zittingen van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, 1996, 42, 4, p. 762.
55 Ibid., p. 764.
[56] Ibid., p. 764.
[57] J. VANSINA, Les Anciens Royaumes de la Savane: les états des savanes méridionales de l'Afrique centrale des origines à l'occupation coloniale, 1965, Leopoldville, Ires, p. 9.
[58] G. CONNAH, African civilizations: Precolonial Cities and States in Tropical Africa: an Archaeological Perspective, Cambridge, Cambridge University Press, 1987, pp. 217-22.
[59] T.Q. REEFE, The Rainbow and the Kings. A History of the Luba Empire to 1891, 1981, Berkeley, University of California Press, p. 8.
[60] Ibid., p. 10.
[61] Ibid., p. 54.
[62] M.H. NOOTER, Fragments of Forsaken Glory: Luba Royal Culture Invented and Represented (1883-1992), In: E. BEUMERS, H.J. KOLOSS, Kings of Africa: Art and Authority in Africa, 1992, Maastricht, Foundation Kings of Africa, p. 84.
[63] I. NDAYWEL È NZIEM, Histoire Générale du Congo: de l'Héritage Ancien à la République Démocratique, Brussel, Duculot,1998, p. 135.
[64] M. NOOTER ROBERTS, A.F. ROBERTS, “Introduction: Audacities of Memory”, In: M. NOOTER ROBERTS, A.F. ROBERTS and S.T. CHILDS Memory: Luba Art and the Making of History, New York, Museum for African art, 1996, p 28.
[65] I. Kopytoff, The African Frontier: the Reproduction of Traditional African Societies, Bloomington, Indiana university press, 1987, p. 89.
[66] P. PETIT, “Au Cœur du Royaume. Réflexions sur l’Ethnicité Luba”, Mededelingen der Zittingen van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, 1996, 42, 4, pp. 764-766.