Sluikpers. Antwerpen, 1940-1944. (Gert De Prins)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemeen besluit

 

“Buiten de Geheime Pers, zijn er geen organen

met werkelijke meeningsdraagwijdte.”

(Hubert Pierlot, 21 juli 1943.)

 

“Haat tegenover de duitschers was zoo ingeworteld

dat ik bij de aanvang der vijandelijkheden en

inval der teutonische horden spontaan mij weder

ten dienste stelde van ’t vaderland.”

(Victor Vandecasteele, gevraagd naar

zijn motivatie tot verzet.)

 

De Antwerpse sluikpers bleek een onverwacht uitgestrekt domein van onderzoek. Deze studie was niet de eerste in die zin, en zou onmogelijk geeweest zij zonder wat eerder reeds werd gepubliceerd. Maar dit onderzoek kan zeker niet het laatste zijn.

 

De sluikpers is voor ons in zekere mate een venster op het laagste niveau van het verzet: het niveau waar het dagelijkse leven en de realiteit van de vreemde overheersing zich vermengden met de onwil deze overheersing te aanvaarden. Het was het moment waarop mensen een daad wilden stellen. Kleine pamfletjes werden achtergelaten op bussen en trams, men maakte grappen over de bezetter, men gaf een sluikkrantje door of kreeg er eentje. Over de resultaten die hiermee geboekt konden worden, maakten men zich geen illusies. Maar de daad was gesteld.

 

Daarmee was de sluikpers een erg laagdrempelige vorm van verzet die zich kon verspreiden in brede lagen van de bevolking. Het verzet werd op die manier als het ware doorgegeven. Wie een gegeven sluikblad of vlugschrift aanvaardde, bekende zich mentaal tot het verzet. Men nam niet slechts het blad aan, maar ook - en misschien vooral - de symbolische waarde ervan. De sluikpers benaderen vanuit deze invalshoek kan een interessante uitbreiding vormen van de traditioneel meer politiek geïnspireerde benadering.

 

De symbolische interpretatie van de sluikpers heeft haar begrenzingen. De bladen met de grootste oplagen waren immers afkomstig van clandestien werkende politieke partijen, zoals de communistische en socialistische partijen. Wanneer toenmalig minister Hubert Pierlot verwees naar de “organen met werkelijke meeningsdragwijdte” - een wat krukkige vertaling van “organes de l’opinion” - had hij onder meer deze kranten in gedachten. Bovendien werden de ideologische scheidingsmuren tussen de leden van verschillende partijen misschien wel verlaagd in de aanwezigheid van een gemeenschappelijke vijand, maar ze werden zeker niet doorbroken. Het communisme werd niet langer geïsoleerd door wat Gotovitch “la peur du rouge” noemde, maar van een verregaande integratie was zeker geen sprake.

 

Wat is dan de begrenzing van de politieke benadering? Gaf iemand die één exemplaar van De Werker of De Roode Vaan aan zijn buur of collega bezorgde daarmee zijn politieke overtuiging door, of was het een oproep de bezetting niet zonder meer te aanvaarden? De beide benaderingen hoeven elkaar niet uit te sluiten.

 

Het kan een pleidooi zijn voor een andere waardering van de sluikpers. Het spreekt voor zich dat eer de krijtlijnen van een dergelijke herinterpretatie uitgetekend kunnen worden, een vollediger studie noodzakelijk is. Dat betekent in de eerste plaats een historiek van die sluikpers die in dit werk onvoldoende aan bod kon komen, namelijk de sluikpers van de communistische partij en het Onafhankelijkheidsfront. Het zou daarbij ook interessant zijn verder na te gaan in welke mate de sluikpers overlapt met andere vormen van verzet. Hopelijk kan het lopende onderzoek van Jan Laplasse en Karolien Steen (SOMA) hierin voorzien.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende