Er waart een spook door Afrika. De perceptie van de Kongolese en Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd in De Rode Vaan. (Leen Vervaeke)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

HOOFDSTUK 4: DE PERCEPTIE IN DE RODE VAAN

 

Er was eens… een gewetenloze, op geld beluste Belgische regering, die samen met haar kapitalistische handlangers de arme, edelmoedige Kongolezen onderdrukte.  Gelukkig ging de KPB de strijd aan met het verfoeilijke kapitalisme en bevrijdde deze rechtschapen partij de uitgebuite Kongolezen van de tirannie.  De krachten van het kwade waren echter sterk, en de bittere strijd werd voortgezet…

 

Op de achterflap van de verzamelde artikels uit De Rode Vaan over de Kongolese onafhankelijkheidsstrijd zou deze korte inhoud niet misstaan.  De berichtgeving in De Rode Vaan, zowel over Kongo als over Algerije, vormde inderdaad geen objectief feitenrelaas of argumentatief vertoog.  Als we alle artikels na elkaar lezen, bekomen we een verhaal.  De aanwezigheid van verhalende elementen, zoals stereotiepe personages en klassieke thema's – strijd, overwinning, verraad en ontmaskering – betekenen allerminst dat het verhaal fictie is.  Reële gebeurtenissen vormden het vertrekpunt voor het verhaal, maar al deze feiten werden in een marxistisch-leninistische structuur geïntegreerd, zodat de personages en de verhaallijn  van de onafhankelijkheidsstrijd van Kongo en Algerije binnen het Groot Verhaal van het communisme gingen passen. 

 

Alle personages en hun handelingen werden door middel van stilistische technieken in een communistisch paradigma opgenomen.  De lezer van De Rode Vaan, die over het algemeen dezelfde ideologische overtuigingen deelde als zijn krant, absorbeerde de communistische typeringen van de personages min of meer onbewust.  Als historicus, vijftig jaar later, ervaren we het taalgebruik en de karakteriseringen van de personages in De Rode Vaan echter als grotesk.  Door intertekstuele analyse van de artikels kunnen we reconstrueren welke stijlfiguren werden toegepast om welk effect na te jagen, of aan welke strategische overweging bepaalde plotwendingen in het verhaal te wijten zijn.  Door onze kennis van het standpunt van de KPB en haar positie in België en in de wereld kunnen we achterhalen hoe en waarom de personages in het verhaal van De Rode Vaan getransformeerd werden.  Ten slotte kunnen we door een vergelijking van het Kongolese en het Algerijnse verhaal nagaan of De Rode Vaan de feiten in Kongo en in Algerije op een gedifferentieerde manier behandelde.  We willen kortom de perceptie in De Rode Vaan van de Kongolese en Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd beschrijven, vergelijken en verklaren.

 

De verhalen van de twee onafhankelijkheidsstrijden zijn niet eenvoudig.  Ze spelen zich af over een lange periode en op meerdere plaatsen.  We ontrafelen het verhaal en onderzoeken eerst de verhaallijn in de kolonies zelf, daarna die op het internationale niveau, en ten slotte die in de metropolen.

 

 

4.1. De protagonisten in de kolonies

 

De Rode Vaan liet zoals elke communistische krant weinig ruimte voor nuance.  Ze deelde de wereld op in een goed en een slecht kamp.  Een tussenpositie bestond in haar ogen niet.  Alle tegenstanders van het communisme waren door en door slecht, terwijl de bondgenoten onfeilbaar goed waren.  Met een dergelijke, manicheïstische opdeling in goed en kwaad wilde De Rode Vaan haar lezers duidelijk en ondubbelzinnig voorhouden hoe verfoeilijk het kapitalisme en hoe bewonderenswaardig het communisme was.   De lezers mochten niet aan het twijfelen gebracht worden door de minder positieve kantjes van een communist te onthullen, of door ingewikkelde politieke verhoudingen uit de doeken te doen.  De complexiteit en nuancering moesten plaatsmaken voor een gesimplifieerde zwart-wit-voorstelling, die door het Koude Oorlogsklimaat ten top gedreven werd.

 

Op Kongolese bodem bestond het goede kamp uit een snel inkrimpende groep Kongolese politici.  Aanvankelijk was De Rode Vaan vol lof over Patrice Lumumba, Joseph Kasavubu, Joseph Ileo en Jean Bolikango.  Geleidelijk vielen deze drie laatste politici echter uit de gratie.  Ook de inheemse bevolking werd tot het goede kamp gerekend, al speelde zij slechts een bescheiden rol, waardoor De Rode Vaan er weinig aandacht voor had.  In Algerije daarentegen was voor het volk een echte voortrekkersrol weggelegd.  Het feit dat de onafhankelijkheidsstrijd door het Algerijnse volk gedragen werd, beschouwden de communisten als een legitimatie van de strijd.  Naast het volk maakte het FLN deel uit van het goede kamp.  De bevrijdingsbeweging kreeg in de artikels van De Rode Vaan echter een zeer minieme plaats toegemeten, die zeker niet in verhouding was met haar werkelijke rol in de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd. 

 

Zowel in Kongo als in Algerije werd het slechte kamp gevormd door de legerleiding en de colons.  In Kongo kwamen daar nog de uit de gratie gevallen Kongolese politici bij en in Algerije de plaatselijke Franse machthebbers.  De Rode Vaan percipieerde de protagonisten van het vijandige kamp in Kongo als marionetten in de handen van de Belgische regering en trusts, terwijl de scene van de Algerijnse "ultra's" een onafhankelijk wereldje vormde ten opzichte van de Franse politiek.

 

4.1.1. Lumumba en de zijnen: het goede kamp in Kongo

 

Het goede kamp werd tijdens de Kongolese onafhankelijkheidsstrijd vooral gevormd door enkele idealistische politici.  Het Kongolese volk kwam in De Rode Vaan veel minder voor.  Als de krant dan toch over de bevolking schreef, hanteerde ze steeds vage termen als “de massa” of “de brede volkslagen”.  Soms had ze het dan over de gehele bevolking, andere keren enkel over de politiek bewuste Kongolezen die zich bij etnische bewegingen aansloten, of enkel over niet-évolués, die niet aanpapten met de Belgische kolonisatoren.[209]

 

Ondanks de beperkte rol van het volk, wees De Rode Vaan in elke fase van de onafhankelijkheidsstrijd op zijn steun.  Het manifest in Conscience Africaine gaf volgens de krant de mening van de Kongolese elite, maar ook van de grote massa weer.[210]  Tijdens de rellen van 4 januari 1959 liet de bevolking voor het eerst haar stem horen.[211]  De aanhang van Abako onder de bevolking was zeer groot en nam nog toe nadat de vereniging omwille van de rellen verboden werd.[212]  De Kongolese bevolking kwam vooral ter sprake in de berichtgeving over Lumumba.  De toespraak van Lumumba op de onafhankelijkheids-verklaring werd door de Kongolese bevolking erg gewaardeerd.[213]  Na de muiterij en de secessie bleef zelfs de Katangese bevolking Lumumba trouw, op straffe van wraakacties van Tshombe.[214]  Na het ontslag van Lumumba in september 1960 was de Kongolese bevolking woedend[215] en na de moord op hun geliefde leider protesteerde ze massaal.[216]

 

De aanhang van Lumumba onder de bevolking was een vaak terugkomend thema omdat dit een legitimatie voor de strijd betekende.  De lezer van De Rode Vaan kreeg de indruk dat de Kongolese bevrijdingsbeweging door het volk gedragen werd en dus een proletarische beweging was.  Op die manier suggereerde de krant impliciet dat de Kongolese onafhankelijkheidsstrijd een communistische strijd was.  Aangezien de communistische ideologie in Kongo eigenlijk helemaal geen voet aan grond had gekregen, beklemtoonde De Rode Vaan veel meer het imperialistische gehalte van de tegenstanders dan het revolutionair karakter van de Kongolese bevolking, die immers bezwaarlijk als rebels beschouwd kon worden.  Daardoor beperkten de artikels in de krant over het volk zich tot zinspelingen op de steun aan Lumumba, zonder daarover concrete feiten te vermelden.

 

Onder de Kongolese politici ging de heldenrol in De Rode Vaan globaal gezien naar Lumumba.  In tegenstelling tot de tegenstanders, die meestal door afstandelijke en vage metonymieën werden aangeduid – "het Westen", "de Belgen", "Parijs", ontstond rond Lumumba een ware personencultus.  In juli 1956, toen het manifest in Conscience Africaine verscheen, werd hij echter nog heel negatief voorgesteld.  Op dat moment begon Lumumba, postbeambte in Stanleystad, zich politiek te engageren.  Als lid van de Cercle Libéral en de vereniging van évolués Association du Personnel Indigène de la Colonie, was er van zijn latere nationalisme nog niet veel te merken.  Hij kon dus niet rekenen op de sympathie van De Rode Vaan.  Naar aanleiding van zijn arrestatie wegens het verduisteren van 100.000 Belgische frank, verscheen in De Rode Vaan een spottend artikel met de weinig respectueuze titel "Patrice".  Aangezien De Rode Vaan geregeld journalisten van andere kranten op de vingers tikte wanneer zij Kongolese politici bij de familienaam, zonder aanspreektitel, noemden, was deze titel zonder twijfel kleinerend bedoeld.  De Rode Vaan meldde vol leedvermaak dat Lumumba, de "mascotte van de Belgen", niet zuiver op de graat bleek.  Lumumba werd afgeschilderd als een "opportunist" en "anticommunist", die de kolonisten naar de mond praatte.  De redactie creëerde zelfs een neologisme om haar afkeer voor Lumumba te uiten: net als zijn Belgische vriendjes was hij volgens De Rode Vaan een adept van "langvingerij".[217]

 

In 1956 behoorde de latere held Lumumba dus nog tot het vijandige kamp.  Joseph Ileo daarentegen, de hoofdredacteur van het manifest in Conscience Africaine, kon op bijval rekenen.  Ook het radicalere manifest van Abako, waarin onmiddellijke onafhankelijkheid werd geëist, werd door De Rode Vaan positief onthaald.  De belangstelling van de communistische krant was echter beperkt en de loftuitingen bescheiden.  Het dagblad wijdde amper dertien kleine artikels aan het ontwaken van het nationale bewustzijn in Kongo, waarvan slechts één op de voorpagina.  Ileo en Abako werden wel positief beschreven, maar het neutrale taalgebruik van de redactie verraadde dat zij slechts matig geïnteresseerd was.  De manifesten werden immers veeleer als een intellectuele oefening beschouwd dan als een uiting van proletarische bewustwording.  Bovendien hadden de Belgische communisten andere katten te geselen.  Door de perikelen rond het Suezkanaal verscherpte het Koude Oorlogsklimaat en verloor de KPB alle hoop op een samenwerking met de socialisten.  Het binnenlandse isolement en de internationale spanningen drongen de Kongolese gebeurtenissen naar de achtergrond.[218]

 

Na de eerste geweldplegingen in Kongo in januari 1959, was de communistische belangstelling voor de Kongolese dekolonisatie gewekt.  Reeds op het twaalfde congres in 1957 had de KPB zich onder invloed van het escalerende geweld in Algerije voorgenomen de onafhankelijkheid van Kongo te promoten.  Doordat de KPB na de Suezcrisis en de Hongaarse inval een paria in de Belgische politiek was geworden en een samenwerking met de socialisten niet langer tot de opties behoorde, lieten de communisten de gebruikelijke voorzichtigheid achterwege en namen ze in De Rode Vaan geen blad voor de mond.  In de krant werd dan ook vrijuit partij gekozen voor de Kongolese politici, die door de Belgische regering verantwoordelijk geacht werden voor de rellen.[219]

 

Vooral over Joseph Kasavubu was De Rode Vaan laaiend enthousiast.  Hij was "de verpersoonlijking van de Kongolese strijd" en werd gekarakteriseerd als "idealistisch", "eenvoudig", "sober" en "moedig".  Hij werd door de Kongolese bevolking op handen gedragen en zou Kongo naar de vrijheid leiden.  Zijn "nationale beweging" Abako had bovendien al verschillende toenaderingspogingen tot de Belgische regering gedaan, die echter telkens waren afgesprongen door de slechte wil van de Belgen.  Naast Kasavubu werden ook Daniël Kanza, de ondervoorzitter van Abako, Arthur Pinzi, burgemeester van Kalamu, en Gaston Diomi, medeoprichter van het MNC, "vertegenwoordigers van het volk" genoemd.  Lumumba werd niet vermeld.[220]

 

Eén jaar later viel Kasavubu in ongenade bij De Rode Vaan.  De krant sprak haar verwondering uit over zijn vreemde gedrag op de Rondetafelconferentie in januari 1960.  Zodra Lumumba op de Rondetafelconferentie verscheen, woonde Kasavubu de conferentie niet langer bij.  Officieel trok hij zich terug wegens griep, maar volgens De Rode Vaan stapte hij op omdat hij met zijn federalistische ideeën geen gehoor kreeg.  Zijn uitspraken over de onafhankelijkheid van de provincie Beneden-Kongo zorgden niet alleen voor strubbelingen met Lumumba, maar zelfs de andere leden van Abako konden deze uitlatingen volgens De Rode Vaan niet appreciëren.  De "bruuske veranderingen" van Kasavubu waren volgens de krant te wijten aan de invloed van de Franse kolonialisten.  Kasavubu maakte de laatste tijd immers verdacht veel reisjes naar Parijs.[221]

 

Lumumba, wiens politieke ideeën ondertussen een aanzienlijke radicalisering en verlinksing hadden ondergaan, kreeg in De Rode Vaan vanaf de Rondetafelconferentie een glansrol.  Bij het begin van de conferentie zat Lumumba gevangen wegens zijn rol in de rellen in Stanleystad van oktober 1959.  Volgens De Rode Vaan was die veroordeling onterecht en hadden de Belgische administratie en politie de rellen uitgelokt, terwijl Lumumba net geprobeerd had de gemoederen te bedaren.  Ook de vroegere veroordeling voor schriftvervalsing, waar De Rode Vaan Lumumba in 1956 nog op afgerekend had, werd nu voorgesteld als een Belgische poging om Lumumba in diskrediet te brengen.  Het proces dat Lumumba in 1959 gekregen had, was daarenboven onder ontoelaatbare voorwaarden verlopen.  Lumumba werd "op brutaler wijze dan men met een dier pleegt te doen (…) gefolterd en bespot".[222] 

 

Tot grote vreugde van De Rode Vaan triomfeerde Lumumba op de Rondetafelconferentie.  Hij nam volgens de krant meteen na zijn aankomst de leiding van de Kongolese delegaties over en mocht in hun naam de datum van de onafhankelijkheid meedelen aan de Belgische bevolking, wat een symbolische overwinning voor de underdog Lumumba was.  De Rode Vaan stelde de conferentie voor volgens haar veelgebruikt David-en-Goliath-stramien: de zwakkere, door iedereen beklad maar eigenlijk de onschuld zelve, zegevierde op de onoverwinnelijk geachte boeman.  Ondanks de vernederende behandeling en valse beschuldigingen, toonde Lumumba zich na zijn triomf niet revanchistisch.   Hij garandeerde zelfs dat hij voor de veiligheid van de Belgen in Kongo zou instaan, wat De Rode Vaan aangreep als een bewijs van zijn grootmoedigheid.[223]

 

De Rode Vaan zag zowel Lumumba als Jean Bolikango, van de Parti de l'Unité Nationale (PUNA), als verzoeners.  Zij beseften immers dat de discussie tussen de federalistische en unitaristische politici een schijndebat was, omdat allen een verregaande autonomie voor de provincies wilden en het dus eigenlijk enkel om een benaming ging.  Ze slaagden erin de verschillende Kongolese strekkingen te verenigen.[224]  De ophemeling van Jean Bolikango was kortstondig.  Toen de leider van de PUNA enkele maanden later niet in de eerste Kongolese regering werd opgenomen, bekoelde de relatie tussen Bolikango en Lumumba.  De Rode Vaan koos in dit conflict Lumumba's zijde en stelde Bolikango van toen af negatief voor.  In september 1960 werd hij bijvoorbeeld "de wurger van de vrijheid" genoemd.[225]

 

Na de Rondetafelconferentie kon Lumumba in de ogen van De Rode Vaan niets verkeerd doen.  Zijn verkiezing tot premier schetste de krant als een overwinning voor Kongo en een nederlaag voor de Belgische regering.  Zeker toen de kersverse premier tijdens zijn toespraak op de onafhankelijkheidsverklaring demonstreerde dat Kongo niet naar de pijpen van de Belgen zou dansen, was De Rode Vaan enthousiast over haar poulain.  Zijn speech was volgens de krant volledig gerechtvaardigd en de Belgische "verwensingen aan de man die meer dan wie ook de eenheid van het Kongolese volk belichaamt" bewezen volgens haar des te meer dat Lumumba het bij het rechte eind had. Lumumba deed niets anders dan de waarheid verkondigen en de Kongolezen een hart onder de riem steken.  De Rode Vaan weigerde dan ook "kategoriek, met eender welke nuance het uitspreken van de waarheid te veroordelen".  Lumumba's rede toonde volgens de journalist Mark Thijs aan dat hij zijn opdracht goed begrepen had: het onafhankelijke Kongo beschermen tegen "de door de Belgische kolonialisten gesloten oorlogspakten en kapitalistische ekonomische bondgenootschappen".[226]

 

Lumumba hield op 30 juni 1960 een tweede toespraak, waarin hij zich verontschuldigde tegenover de Belgische koning en regering.  Deze speech, uitgesproken op een receptie, van de hand van de Belgische minister van buitenlandse zaken Pierre Wigny, was veel gematigder van toon.  Over deze rede repte De Rode Vaan evenwel niet.  Wel werd de radiotoespraak van Lumumba aan het Belgische volk besproken en zelfs integraal weergegeven.  Ook hier toonde Lumumba zich veel vriendelijker tegenover de Belgen, die hij een "bevriend volk" en een "zusternatie" noemde.  Hij betuigde zelfs zijn dankbaarheid voor de koloniale verwezenlijkingen: "de vliegvelden en de wegen, de havens en de bruggen, de ziekenhuizen en de scholen".  Over de tegenstrijdigheid van deze drie toespraken, die volgens Lumumba's tegenstanders aan opportunisme en hypocrisie te wijten waren, hulde De Rode Vaan zich in stilzwijgen.[227]

 

De muiterij van het Kongolese leger, die op 4 juli 1960 uitbrak, werd in De Rode Vaan van 8 juli niet verslaan.  Pas een week later, nadat de Belgen waren tussengekomen, schreeuwde de krant moord en brand.  Het is onduidelijk waarom De Rode Vaan het nieuws, dat in de andere Belgische kranten[228] vanaf 7 juli voorpaginanieuws was, niet vermeldde.  Gezien de gebrekkige bronnen en de trage communicatiemiddelen en druktechniek, is het niet onmogelijk dat de redactie te laat op de hoogte was om het nieuws in de krant van 8 juli te krijgen.  Het is echter waarschijnlijker dat het weekblad de uitbrekende muiterij bewust achterwege liet, omdat deze negatieve publiciteit voor Lumumba betekende.   Bovendien vreesde De Rode Vaan door artikels over de muiterij het beeld te voeden dat "de Kongolezen (…) niet rijp zijn om hun eigen potje te koken"[229].  Pas na de interventie, toen ze de schuld op de Belgen kon steken, gooide de krant het over een andere boeg en bracht ze het nieuws heel uitgebreid.

 

Toen de Rode Vaan eindelijk over de muiterij berichtte, deed zij dat meteen overvloedig.  In de zes artikels in de krant van 15 juli over de muiterij werd keer op keer herhaald dat niet Lumumba, maar wel de Belgische regering en generaal Janssens verantwoordelijk waren voor de muiterij.[230]  Deze hardnekkige herhaling was een techniek die de communistische pers vaak hanteerde om haar lezers te overtuigen.  Het eindeloos repeteren moest als het ware het effect van een hersenspoeling teweegbrengen.  Lumumba was niet alleen onschuldig, maar werd ook geportretteerd als rechtvaardig en vergevingsgezind.  Hij zou er immers voor zorgen dat de misdaden die Kongolezen tijdens de muiterij gepleegd hadden, bestraft zouden worden.  Hij nam de Belgen in Kongo daarenboven niets kwalijk en spande zich tot het uiterste in voor hun bescherming: "de eerste minister van de onafhankelijke Republiek (heeft) zijn krachten niet gespaard om zich te wijden aan het herstel van de rust, terwijl zijn regering (…) alles heeft gedaan, opdat de Belgen voorts in Kongo zouden kunnen leven en werken".[231]  De karikaturale tegenstelling tussen de goede Lumumba en de slechte Belgen werd in deze fase nog opgedreven.  Lumumba was nooit verantwoordelijk voor wat er slecht ging, de Belgen altijd.  Lumumba probeerde altijd de problemen op te lossen, de Belgen vergrootten ze alleen maar.[232]

 

Kasavubu, die ten tijde van de Rondetafelconferentie voor De Rode Vaan had afgedaan, werd in de artikels over de muiterij aanvankelijk weer in het goede kamp verwelkomd.  Aparte vermeldingen kreeg hij niet, maar de tandem Lumumba-Kasavubu werd verschillende malen positief beoordeeld.  Zijn opwaardering had eigenlijk weinig met Kasavubu zelf te maken, maar was vooral bedoeld om Lumumba's aanhang groter voor te stellen en hem daardoor extra legitimiteit te bezorgen.  De hele maand juli lanceerde De Rode Vaan het stereotiepe beeld van Lumumba en Kasavubu die de rust probeerden te herstellen, maar daarbij op alle mogelijke manieren werden gehinderd door de Belgen.  "Zij doen het uiterste om de gemoederen tot bedaren te brengen, maar de door de Belgische regering sedertdien genomen maatregelen (…) – het gaat om niets anders dan een militaire interventie – werken als provokaties op de Kongolese bevolking".[233] 

 

Het duo verzocht zelfs de USSR om hulp, wat in de westerse wereld geruchten over een communistisch complot op gang bracht.  Deze geruchten waren volgens De Rode Vaan klinkklare onzin, maar de krant voelde toch de noodzaak om Lumumba acceptabel te maken en ging daarin zover dat ze Lumumba's niet-communistische idealen benadrukte.  Het communistische partijblad noemde Lumumba herhaaldelijk een "pozitief neutralist" en zette zijn woorden "de kwestie der twee blokken interesseert ons niet" in de verf.[234]  De KPB beschouwde Lumumba niet als een communist, maar als een voorvechter van de idealen die ook het communistische kamp nastreefde.  Meestal ontweek De Rode Vaan de vraag of Lumumba al dan niet communistisch was.  De krant benadrukte liever de gezamenlijke strijd van Lumumba en de communisten, dan de discrepantie tussen beiden.  Af en toe echter ontkende ze de beweringen, die vaak in de andere Belgische kranten voorkwamen, expliciet omdat de communistische affiliatie Lumumba schaadde: "Omdat Loemoemba het recht aan zijn zijde heeft en omdat de kommunisten evenals de Afrikaanse landen Loemoemba steunen, zou de demokratie dus de nek mogen worden omgedraaid?"[235]

 

De appreciatie voor Kasavubu was van korte duur.  Nadat hij Lumumba op 5 september het premierschap ontnam, verhuisde Kasavubu definitief naar het vijandige kamp, wat hem tal van weinig originele scheldnamen opleverde, zoals "marionet van de Belgen", "wurger van de vrijheid", "komplotteur" en "koning Kasa".[236]  Zijn politieke actie werd een "machtsgreep", "staatsgreep", "machtsmisbruik", "samenzwering" en een "verraderlijke putsch-poging" genoemd.[237]  Deze woorden dekten in se niet de eigenlijke lading van het ontslag, maar werden veeleer om hun sterke negatieve connotatie dan om hun precieze betekenis gebruikt. 

 

Nu Lumumba het slachtoffer geworden was van een door het Westen geïnstigeerde "putsch", kende zijn ophemeling in De Rode Vaan geen grenzen.  De berichtgeving nam meer en meer de toon aan van een (weliswaar atheïstische) hagiografie, met Lumumba in de rol van martelaar.  Door zijn alerte reactie en zijn grote populariteit – de Kamer bleef achter hem staan, de "brede volkslagen" en de soldaten van het ANC steunden hem – "redde (hij) het land van een burgeroorlog".[238] Aanvankelijk beschreef De Rode Vaan Lumumba's reactie op zijn ontslag waarheidsgetrouw: Lumumba ontsloeg op zijn beurt Kasavubu en slaagde erin de meerderheid van het parlement achter deze beslissing te krijgen.  Twee weken later nam de krant echter een loopje met de waarheid toen ze Lumumba's reactie een verzoeningspoging noemde.  Volgens de krant waren er "pogingen tot verzoening van de zijde (…) van de heer Loemoemba geweest" maar had Kasavubu deze afgeslagen.  "Waaruit eens temeer blijkt, hoe Kasavoeboe zich als marionet laat gebruiken!" besloot De Rode Vaan.[239] 

 

In het artikel "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh" nam de goedheid van Lumumba mythische proporties aan.  Het artikel verhaalde hoe na het ontslag enkele soldaten van het ANC de opdracht kregen Lumumba te arresteren.  Kasavubu had allereerst geen enkele procureur bereid gevonden om het aanhoudingsbevel te ondertekenen en had er uiteindelijk iemand toe gedwongen.  De soldaten die Lumumba moesten oppakken, stelden de aanbeden Lumumba voor "de kliek rond Kasavoeboe" te arresteren.  Ook de soldaten van het legerkamp Leopold en de Kongolese bevolking stonden klaar om Lumumba met geweld te verdedigen.  Lumumba maakte geen gebruik van de volkswoede en kalmeerde hen met de woorden: "Ge moet het de anderen overlaten zich te vergissen".  Hij wilde een radiomededeling doen, "met de bedoeling (…) de gemoederen te bedaren", wat echter door de VN werd verhinderd.[240]  

 

De werkelijkheid was heel wat prozaïscher dan deze subjectieve berichtgeving, gebaseerd op een telefoongesprek van Lumumba met het Franse persagentschap AFP. De onvoorwaardelijke steun van het Kongolese leger en volk en de lijdzaamheid van Lumumba waren niet meer dan zinsbegoochelingen van De Rode Vaan.  Procureur René Rom, die het bevel tot medebrenging – geen aanhoudingsbevel – tekende, had dit inderdaad onder druk van Kasavubu gedaan.  Daarna was Lumumba door enkele soldaten gearresteerd en naar het legerkamp Leopold gebracht.  In het militaire kamp werd Lumumba bevrijd door enkele getrouwen onder leiding van generaal Lundula, die nog dezelfde dag werd ontslagen door Kasavubu.  Lumumba probeerde de militairen achter zich te scharen, maar niet alle soldaten waren hem genegen.  De Balubasoldaten uit Kasaï zagen hem immers als de opdrachtgever voor de bloedbaden in Zuid-Kasaï en bedreigden hem.  Geëscorteerd door vijftig soldaten, vertrok Lumumba uiteindelijk naar de Kongolese wijk, waar hij de massa toesprak maar de toegang tot het radiogebouw hem geweigerd werd door VN-troepen.[241] 

 

Op 30 september 1960 beging De Rode Vaan even een stijlbreuk, toen ze toegaf dat de regering van Lumumba niet onfeilbaar was.  De regering had twee fouten gemaakt, waardoor ze zelf mee aan de basis lag van haar val.  Eerst en vooral had de regering na het ontslag nagelaten een verklaring voor het volk af te leggen.  Aangezien in tientallen andere artikels de VN aangeklaagd werd omdat zij Lumumba belet had een radiotoespraak te houden, vormde deze opmerking in De Rode Vaan een opvallende paradox. Als tweede gebrek haalde de krant het tekort aan "degelijke revolutionaire ervaring" van de Kongolese leiders en massa aan.  Hieronder mocht de communistische lezer verstaan dat Lumumba zich beter had laten gidsen door de communistische partijen. Deze voorzichtige kritiek was eenmalig.  De grote schuldige aan Lumumba's ondergang was en bleef het wereldwijde imperialistische complot.[242]

 

Na de moord op Lumumba kende zijn verheerlijking in De Rode Vaan een absoluut hoogtepunt.  Op de voorpagina[243] prijkte zijn foto, met daaronder in grote, onderstreepte drukletters "Vermoord door de knechten van de Union Minière" en in rode druk "Ja, de Belgische regering draagt schuld!".  In een in memoriam werden de eerdere loftuitingen op een rijtje gezet en werd aangetoond hoe Lumumba van in zijn prille jeugd voorbestemd was tot grootse antikolonialistische daden.  Over de gevangenisstaf voor schriftvervalsing, die vóór Lumumba's politieke activiteiten plaatsvond, schreef de krant: "Hij werd zo lastig voor de koloniale bestuurders, dat zij hem – op beschuldiging van diefstal – voor twee jaar in de gevangenis stopten".  Vooral zijn rol op de rondetafelconferentie en zijn toespraak op de onafhankelijkheidsverklaring werden in het biografische artikel benadrukt.  Besloten werd dat Lumumba de grote held was, die het helaas moest afleggen tegen een complot van de Union Minière, de NATO, de Belgische regering, de VN en de Kongolese collaborateurs.

 

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

 

 

4.1.2. Geen rebellen maar een rebelse bevolking: het goede kamp in Algerije

 

Het goede kamp in Algerije bestond in de ogen van De Rode Vaan uit de rebellen van het FLN en het Algerijnse volk.  Voor het FLN had De Rode Vaan echter geen overmatig enthousiasme.  Integendeel, ze negeerde liefst het bestaan van de onafhankelijkheidsstrijders, die het geweld niet schuwden.  De vele aanslagen van het FLN werden bijvoorbeeld nooit vermeld in de communistische krant.  De reden hiervoor moeten we in de verhouding tussen de Franse en de Belgische communistische partij, en die tussen de Franse communistische partij en haar electoraat, zoeken. 

 

De PCF zat in haar minst reformistische periodes – na juli 1956 en vanaf eind 1958 – qua ideeëngoed wel op dezelfde golflengte als het FLN, maar paste er voor zich met de Algerijnse rebellen solidair te verklaren omdat ze de Franse arbeidersklasse, die niet te vinden was voor de gewelddadige methodes van het FLN, niet wilde bruuskeren.  De PCF wilde zich echter evenmin tegen het FLN uitspreken en probeerde daarom het onderwerp op de achtergrond te houden.  In navolging van de PCF zweeg De Rode Vaan liever over het FLN.  Het beleid van de Belgische communisten inzake Algerije bestond er namelijk uit zich geen vragen te stellen bij de Franse politieke lijn.

 

De daders van de meervoudige aanslag op 1 november 1954 werden in De Rode Vaan "fellagha's" genoemd.  "Fellagha" is het meervoud van "fellag", wat in het Noord-Afrikaanse Arabisch "struikrover" betekent.  Het woord is afkomstig van het klassiek Arabische fallāq, dat "bestrijder" wil zeggen.  Tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd werd "fells" of "fellagas" in Frankrijk de algemeen gebruikte naam voor de vrijheidsstrijders.  Voor de Belgische lezers was het een eerder onbekend begrip, dat een neutralere klank had dan "rebellen" of "terroristen".  Hoewel de aanslagen de geboorte van het FLN aankondigden, kwam deze organisatie in de artikels over "Rode Allerheiligen" geen enkele keer voor.  De Rode Vaan beweerde bovendien dat de fellagha's geen schuld trof.  De aanslagen waren uitgelokt door de hevige terreur en repressie van de Fransen.  De krant reduceerde de verantwoordelijkheid van de bevrijdingsstrijders en minimaliseerde de ernst van de aanslagen, maar betuigde geen solidariteit met de strijders en sprak zich niet positief uit over het gebruik van geweld.[244]

 

Op 22 oktober 1956 werd een Marokkaans staatsvliegtuig met vijf leden van het FLN door het Franse leger tot landen gedwongen.  De vijf rebellen werden gearresteerd.  In De Rode Vaan werd de daad veroordeeld als een "grove piratenstreek", een "machtsgreep", een "kaping", een "ontvoering" en ten slotte een "Franse schanddaad".  Dat het FLN dit keer wel uitgebreid aandacht kreeg, was omdat het FLN zich in dit geval in de positie van onschuldig en onrechtvaardig bejegend slachtoffer bevond, een comfortabele positie om de sympathie van de Belgische publieke opinie te winnen.  De vijf FLN-leden werden "gijzelaars" genoemd, wat hen een aura van onschuld gaf.[245]

 

Eind januari 1957 dook het FLN opnieuw even op in de krantenpagina's omdat het een oproep had verspreid tot een algemene staking van acht dagen, die volgens De Rode Vaan massaal werd opgevolgd.  De Algerijnen staakten zelfs verschillende weken na elkaar.  Deze berichten moesten de steun van het gewone volk voor het FLN aantonen en de verzetsorganisatie zodoende een legitimatie bezorgen.[246]    In werkelijkheid was de staking een flop, want de Algerijnen werden door het Franse leger gedwongen het werk te hervatten.  Bovendien sloeg de leiding van het FLN op de vlucht voor de zware repressie van de Fransen, wat de organisatie veel krediet kostte bij de Algerijnse bevolking.  Na deze pijnlijke episode zou het FLN er tot eind 1958 niet meer in slagen de moslimbevolking achter zich te scharen.  De staking een succes noemen, was dus een flagrante verdraaiing van de waarheid.[247]

 

Een maand later castte De Rode Vaan het FLN opnieuw in de slachtofferrol.  De krant beschreef de gruwelijke repressie van de Fransen tegen het FLN: de Franse "beulen" gebruikten technieken die de "nazi-metodes in beestachtigheid overtreffen": de vrijheidsstrijders werden gevangen, op onmenselijke wijze gefolterd – met stroomstoten op de geslachtsdelen en oren – en voor militaire rechtbanken gebracht.  15.000 Algerijnen werden in gevangenissen of concentratiekampen opgesloten en 260 doodvonnissen werden uitgevoerd, zonder dat de schuld ook maar enigszins bewezen was.  Anderen werden zonder reden neergeschoten of gelyncht.[248]  In januari en februari 1957 figureerde het FLN omwille van de staking en de Franse repressie iets vaker in De Rode Vaan dan gewoonlijk.  In diezelfde maanden pleegde het FLN 151 aanslagen.  Daarover zweeg de communistische krant echter in alle talen.[249]

 

Vanaf 1960 schaarde de PCF zich ondubbelzinnig achter de Algerijnse onafhankelijkheid en erkende de partij het FLN.  Ook de Franse en internationale publieke opinie hadden steeds meer begrip voor de onafhankelijkheidsstrijders.  De Rode Vaan kon zich daarom een minder verbloemende berichtgeving over het FLN veroorloven.  Toch werden de vele aanslagen en vooral het dodentol verzwegen.[250]  Het eerste ronduit ophemelende artikel over het FLN was het overzichtsartikel "Het leger der Algerijnse revolutionaire boeren eist dat Frankrijk tot rede komt en laat zich door geen list verschalken!" van 4 maart 1960.  Hierin werd het FLN als een volkse bevrijdingsbeweging voorgesteld.  De Algerijnse rebel was volgens De Rode Vaan kind van een boeren- of volksrevolutie.  Het weekblad meldde daarenboven dat het FLN over een uitstekende organisatie, een goede technische uitrusting en talrijke goed getrainde soldaten met een uitstekende discipline beschikte, zodat de Fransen de rebellen nooit zouden overwinnen.[251]

 

In de aanloop naar de onafhankelijkheid berichtte De Rode Vaan dat het FLN zich omgevormd had tot een politieke partij, die het geweld afzweerde en de rust wilde bewaren.  De doelstelling van het FLN was "een Algerijnse gemeenschap met respect voor haar Europese inwoners".  Het FLN nam volgens De Rode Vaan enkele programmapunten over van de communisten.  Zo wilde ze haar economie op niet-kapitalistische manier inrichten, een landbouwhervorming doorvoeren en de productiemiddelen ten dienste van het volk stellen.  Al haalde De Rode Vaan ook enkele problemen in haar artikels aan, zoals de botsende persoonlijke ambities van enkele leiders of de moeilijke kartelvorming van het FLN en de PCA, toch stelden de artikels het FLN heel ongenuanceerd positief voor.[252]

 

Niet het FLN, maar het volk was in De Rode Vaan de belangrijkste pijler van de onafhankelijkheidsstrijd.  Titels als "Kolonialistisch terreur stuit op volksverzet in Algerije" en "Het Algerijnse volk strijdt voor zijn onafhankelijkheid" waren daarvan een illustratie.[253]  Bij het losbarsten van het geweld in 1954 werd het FLN niet eens vermeld.  Volgens De Rode Vaan ging het verzet uit van het Algerijnse volk.[254]  Ook na de arrestatie van de vijf FLN-leden in oktober 1956 stond de reactie van het volk op het voorplan.  Met stakingen, betogingen en relletjes oefende de bevolking druk uit op de Franse regering.  Het protest breidde zich zelfs uit tot Marokko, Tunesië en de hele Arabische wereld.[255]

 

De kracht van het volk werd begin 1957 het voorwerp van lyrische verheerlijkingen in De Rode Vaan.  Wekenlang weerstonden de Algerijnen volgens het partijblad de zware repressie van de Fransen en staakten ze massaal, op aandringen van het FLN.  De politie en para's probeerden de staking te breken door alle gesloten winkels open te breken en de goederen over te laten aan blanke plunderaars.  Om druk uit te oefenen deelden Franse soldaten in de Kasbah, de Algerijnse wijk, snoep uit aan de kinderen.  Zodoende werden de kinderen gemanipuleerd met snoep dat uit de geplunderde winkels afkomstig was.  Ondanks de vele Franse provocaties nam de bevolking geen toevlucht tot geweld en hield ze de staking vol.[256]  Zoals eerder vermeld ging De Rode Vaan hier verder dan het simplifiëren of verkleuren van de waarheid.  Haar beschrijving was een regelrechte leugen.  De staking was allesbehalve een succes.  De bevolking bezweek voor de harde repressiemaatregelen en hernam het werk.  Bovendien verzeilde het FLN door de staking in een legitimiteitscrisis.[257]

 

Het Algerijnse volk werd in de communistische krant ook voorgesteld als het slachtoffer van de spiraal van geweld.  Hoewel de bevolking zelf geweld uit de weg ging, vielen bij militaire acties vele burgerdoden.  Zo schoot een FLN-partizaan eind februari 1957 op een Franse sergeant, waarop het leger het vuur opende op de toeschouwers, met vijf doden en 37 gewonden tot gevolg.[258]  Tijdens het weekend van 2 maart 1957 vielen volgens De Rode Vaan 121 doden en op 4 en 5 maart meer dan tweehonderd.[259]  Met het bombardement van Sakkiet Sidi Youssef bereikte het onschuldige-slachtoffer-thema een absolute apotheose.  De Rode Vaan had het over een "bloedbad", een "massamoord" en "terreurraid" en vergeleek Sakkiet Sidi Youssef met Guernica en Oradour-sur-Glane[260].   De vergelijking met deze twee martelaarsdorpen ging niet helemaal op.  In Sakkiet Sidi Youssef maakte De Rode Vaan aanvankelijk melding van 52 doden, waaronder twaalf schoolkinderen, en 87 gewonden.  Een dag later liep het dodental op tot 74, waaronder 22 schoolkinderen en elf vrouwen.  Het merendeel van de doden waren Algerijnse vluchtelingen.  Nog vier dagen later sprak De Rode Vaan van 69 doden.[261]  In ieder geval lag het aantal doden en gewonden, dat door standaardwerken op meer dan 70 en 150 geraamd wordt, een stuk lager dan de 1650 doden in Guernica en de 642 doden in Oradour.  Hoewel de gebeurtenissen gelijkaardig waren, liep de vergelijking mank door de verschillende schaalgrootte.[262]

 

Als reactie op de gebeurtenissen in Sakkiet Sidi Youssef besloot de bevolking van Tunesië en van Algerije te staken.  Er werden betogingen en massagebeden georganiseerd, maar het kwam niet tot uitbarstingen.  Daarmee benadrukte De Rode Vaan een ander positief kenmerk van de bevolking, dat een weerkerend thema was in haar artikels over het Algerijnse volk: haar geweldloosheid.[263]  Ook rond het referendum in januari 1961 werd vreedzame actie gevoerd: er kwamen manifestaties met groen-witte vlaggen, affiches werden van de muren getrokken in de moslimwijken en het referendum werd geboycot.[264]  Zelfs in de gevangenis bleven de Algerijnen protesteren tegen de kolonisatie.  In november 1961 begonnen maar liefst 15.000 Algerijnse gevangenen een hongerstaking om het statuut van politiek gevangene te bekomen.  Pas nadat de meeste van hun eisen waren ingewilligd, gingen de hongerstakers weer aan het eten.[265]

 

Dat het verzet van de Algerijnen niet zo groot was als De Rode Vaan wel beweerde, bleek duidelijk in mei 1958, toen ongeveer 60.000 Algerijnse moslims zich aansloten bij de enorme manifestaties van colons voor "l'Algérie française".  De Franse kolonisten beseften dat een gewijzigde houding tegenover de Algerijnse bevolking noodzakelijk was om Algerije in Franse handen te houden en nodigden de Algerijnen uit, soms onder militaire druk, om zich te verzoenen.  Ze konden vele Algerijnen, die niet meer in de strijd geloofden, overtuigen om de uitgestrekte hand te grijpen en mee te betogen.[266]    De Rode Vaan deed het bericht dat de Algerijnen en Fransen gezamenlijk achter de Gaulle stonden, af als een "mythe" en een "schertsvertoning".  Wie de drukmiddelen van de colons kende, zou volgens de krant nooit in dergelijke verzinsels geloven.  De verbroederingsscènes tijdens de manifestaties vonden volgens het communistische partijblad plaats onder bedreiging en waren opgezet spel.[267]

 

4.1.3. De Kongolese poppenkast: het slechte kamp in Kongo

 

Het Kongolese slechte kamp in De Rode Vaan breidde zich zienderogen uit.  Eén voor één werden de Kongolese politici vijanden van Lumumba en daarom vijanden van de rechtvaardigheid.  Zo verging het ondermeer Joseph Kasavubu, Jean Bolikango en Joseph Ileo.  Ook Joseph-Désiré Mobutu en de commissarissen van het College waren anti-lumumbistisch en behoorden daardoor tot het slechte kamp.  De secessionisten Albert Kalonji en bovenal Moïse Tshombe overtroffen alle andere politici in hun verdorvenheid.  De Rode Vaan verklaarde dat al deze politici per definitie waren misleid door de Belgische regering.  Het waren marionetten in een door Belgische handen geleid poppenspel.  Het muitende leger kon moeilijk als een positieve factor voor de onafhankelijkheid beschouwd worden, maar werd in De Rode Vaan toch niet tot meteen tot het slechte kamp gerekend.  De Kongolese soldaten muitten immers niet tegen Lumumba, maar tegen hun blanke oversten, die wel intrinsiek slecht en wreed waren.  De Rode Vaan had ten slotte weinig mededogen voor de Belgische colons, die door de gewelddaden op de vlucht sloegen.  Volgens de krant was de reactie van de Belgen overdreven en zonder veel onderscheid te maken tussen verschillende groepen kolonisten – grootindustriëlen, missionarissen, individuele avonturiers – deelde ze de Belgen in Kongo bij het vijandige kamp in.

 

De Rode Vaan stelde zich aanvankelijk welwillend op tegenover Joseph Kasavubu, die als voorzitter van Abako het Kongolese politieke bewustzijn kon stimuleren.  Tijdens de Rondetafelconferentie veranderde haar houding tegenover Kasavubu echter.  De krant verdacht hem ervan een geheime agenda te onderhouden en onder één hoedje te spelen met een groep Franse kolonialisten.  Zijn toespraak op de onafhankelijkheidsverklaring vond de communistische krant nogal laf.  Ze waarschuwde Lumumba op zijn hoede te zijn voor "rechtse krachten" zoals Kasavubu.  Zijn samenwerking met Lumumba om de muiterij te beteugelen, krikte het imago van Kasavubu even op, maar na het ontslag van Lumumba op 5 september had de Kongolese president voor de communistische krant helemaal afgedaan.  Toen Kasavubu ten slotte Lumumba naar Katanga liet overbrengen, wat het einde van Lumumba betekende, beschuldigde De Rode Vaan de president van medeplichtigheid aan de moord.[268]

 

Als drijfveren voor Kasavubu's "verraderlijke putsch-poging" zag De Rode Vaan jaloezie en geld.  Kasavubu en Lumumba waren sinds voor de onafhankelijkheid al politieke tegenstanders.  Door de grote populariteit van Lumumba kwam "koning Kasa" niet meer aan zijn trekken.  Het Westen maakte gebruik van die jaloezie en betaalde Kasavubu om Lumumba af te zetten.  Lumumba probeerde Kasavubu nog te overhalen, maar met deze "komplotteur" viel niet te praten.  Hij was immers een "marionet" in de handen van de Belgen, de VN en de katholieke clerus.[269]  Het scheldwoord "marionet" of "stroman" viel vele Kongolese politici in De Rode Vaan te beurt.  De bedoeling van de krant was niet de verantwoordelijkheid van de Kongolezen af te wimpelen, maar wel de negatieve rol van het Westen te beklemtonen.

 

Jean Bolikango, die op de Rondetafelconferentie nog een verzoener werd genoemd, ruilde zijn positieve beoordeling na de breuk met Lumumba in juli 1960 in voor de scheldnaam "wurger van de vrijheid".  In augustus 1960 kwam Bolikango even ter sprake toen zijn plannen om de Evenaarsprovincie af te scheuren de krant ter ore kwamen.  Aangezien zich op dat moment belangrijker gebeurtenissen voordeden in Katanga, vermeldde De Rode Vaan het plan slechts terloops en zonder enig commentaar.  Na het ontslag van Lumumba waren het echter Bolikango's mannen die Lumumba arresteerden, waardoor De Rode Vaan het ontslag ook wel de "mislukte staatsgreep van Bolikango" noemde.  Na het ontslag werd Bolikango minister van voorlichting gemaakt, waardoor hij verantwoordelijk was voor het nationale radioverkeer en bijgevolg voor het verhinderen van de radiotoespraak van Lumumba.[270]

 

Ook de regering Ileo – de "schijnregering" – en het College der Commissarissen – de "marionetten", die "zich lenen tot de verkrachting der onafhankelijkheid, het herstel van de heerschappij der kolonialisten en het wurgen van de wettelijke regeringsmacht en het parlement" – werden met heel negatief geladen metaforen voorgesteld.  De Rode Vaan schreef zelfs dat "er in het programma van het nieuwe bewind (van het College) een semi-fascistische strekking (was)".  Dergelijke lasterlijke vergelijkingen waren in de communistische krant normaal voorbehouden aan het westerse kamp.  De Rode Vaan voegde er evenwel aan toe: "het is dezelfde strekking die ook in België (…) de democratie om zeep helpt".  De krant pakte ook enkele commissarissen individueel aan.  De commissaris voor nationale opvoeding, Mario Cardoso, kreeg het verwijt anticommunistisch te zijn.  Net zoals de commissaris van justitie, Marcel Lihau, en van financiën, Albert Ndele, had Cardoso aan de universiteit van Leuven gestudeerd.  "Om daartoe als Kongolees de kans te krijgen moet er meestal wel iets bijzonders aan de hand zijn", insinueerde De Rode Vaan.  De krant beschreef deze commissarissen verder op neutrale toon.  Alleen de voorzitter van het College, Justin Bomboko, werd op scherpe bewoordingen getrakteerd.  Zijn voorzitterschap – "het schoonste gedeelte van zijn karrière" – had hij niet te danken aan zijn talenten, maar was "opgebouwd op verraad en intrige".[271]

 

Na het ontslag van Lumumba neutraliseerde kolonel Joseph-Désiré Mobutu op 14 september de regering en stelde hij het bewind van het College der Commissarissen aan.  Hij nam bovendien de functie van opperbevelhebber van het leger over van de MNC'er Victor Lundula, wat een bijkomende reden was voor De Rode Vaan om hem in het vijandige kamp te plaatsen.  De actie van Mobutu was volgens de krant een militaire staatsgreep, een complot dat door de Belgische imperialisten op het getouw was gezet.  Dit reduceerde Mobutu, zoals zovele andere Kongolezen, tot een "marionet" van de Belgen, van de Verenigde Staten en van de VN.  De pogingen om Lumumba uit te schakelen verliepen echter minder voorspoedig dan verwacht.  Mobutu vertoonde zich volgens de krant van 30 september 1960 nog amper in de stad, en de troepen werden met het geld van de VN uitbetaald maar werden desondanks alsmaar ontevredener.[272]  Dat de VN bijkomende voorwaarden had gesteld aan die betaling en vooral trachtte te vermijden dat de onbetaalde soldaten in kleine rivaliserende en plunderende bendes zouden uiteenvallen, liet De Rode Vaan onvermeld.[273]

 

Op 12 augustus 1960 deed Albert Kalonji, die vier dagen eerder de onafhankelijkheid van Zuid-Kasaï had uitgeroepen, zijn intrede in De Rode Vaan.  Veel aandacht kreeg Kalonji in de communistische krant niet.  In artikels die over de Katangese secessie handelden, werden soms enkele regels aan de Mulopwe gewijd.  De journalisten zagen hem als een "medewerker van Tshombe" en de "knecht van de Forminière", de koloniale maatschappij in de Kasaï-provincie, en ze beschuldigden hem ervan met Tshombe, de holdings, de Belgische kolonisten, de regering Eyskens "en konsoorten" samen te spannen.  De "onafhankelijke mijnstaat" was geen lang leven beschoren.  Op 2 september meldde De Rode Vaan dat de troepen van de centrale regering Zuid-Kasaï heroverd hadden.  Over het bloedbad dat het ANC daarbij aanrichtte, kwamen de communistische lezers in hun krant niets te weten.  Nieuws dat Lumumba in een slecht daglicht plaatste, moffelde De Rode Vaan immers liever weg.  In dezelfde krant verscheen trouwens het tegenstrijdige nieuws dat Kalonji met behulp van Belgische huurlingen enkele steden in Kasaï had heroverd op de regeringstroepen.  Hoewel Zuid-Kasaï uiteindelijk pas in juli 1961 opnieuw tot de Kongolese republiek zou toetreden, viel het nieuws over Kalonji na deze berichten stil.[274]

 

De aartsvijand van de onafhankelijkheidsstrijd was voor De Rode Vaan Moïse Kapenda Tshombe, de instigator van de Katangese afscheuring.  Net zoals Lumumba de verpersoonlijking was van al het goede, was Tshombe dat van al het kwade.  De entourage van Tshombe werd, op een enkele keer na, niet vernoemd in De Rode Vaan.  Door het vijandige kamp een gezicht te geven, kon De Rode Vaan haar lezers beter betrekken bij de Kongolese crisis en drong haar boodschap – Lumumba moet gesteund worden, de Katangese secessie bestreden – gemakkelijker door. 

 

Scheldnamen voor Tshombe had De Rode Vaan te over.  Hoe negatiever de connotatie, hoe effectiever de belediging.  Het ging van het traditionele "marionet in de handen van de kolonialisten", "knechtje", "stroman" of "stropop" van de Union Minière over "een veertigjarige avonturier" tot "één van die creaturen, waarvan in de Belgische hogere kringen een flink aantal equivalenten rondlopen".  Origineel was de benaming "Moïse Kasregister", een vertaling van Tshombes bijnaam "Monsieur Caisse-Tiroir", waarmee de krant insinueerde dat geld zijn voornaamste beweegreden was.  Tshombe werd ook meermaals als "reactionair" afgedaan.  Met dit woord sprong De Rode Vaan kwistig om om haar tegenstanders aan te duiden.  De krant had het vaak over de "Reactie", waarin alle grote dictatoren en machtspotentaten werden ingelijfd.  Ook de nazi's werden tot de Reactie gerekend, wat de negatieve lading van het woord nog versterkte.  Tshombe werd verder als "een weinig aanbevelenswaardig, geen interessant en laag personage" beschreven.  Hij probeerde eerst als handelaar aan de bak te komen, draaide er zijn volledige fortuin door, en ging, nadat hij met behulp van de Union Minière een nieuw kapitaal verzameld had, kwistig om met geld.  Hij was "lichtzinnig", "verachtelijk" en "corrupt".  Zijn partij, de Conakat, was een "marionet", "een manoeuvreermassa der geldmachten" en "het politieke instrument der Belgische kolonialisten".  Deze negatieve typering werden keer op keer herhaald, zonder concrete feiten aan te brengen.  De Rode Vaan leek haar lezers liever door middel van herhaling te overtuigen dan met argumenten.[275]

 

Tussen al de scheldtirades door besteedde De Rode Vaan weinig aandacht aan de feiten waarop deze negatieve typering gebaseerd was.   De voornaamste beschuldiging aan het adres van Tshombe was dat hij de Belgische bevelen blindelings gehoorzaamde.  Hij werd gezien als een passieve factor in de Katangese afscheuring, die lijdzaam had toegekeken en zwijggeld had geïncasseerd.  Hij was wel de uitvoerder van de secessie maar België zat achter de beslissing.  De regering steunde de afscheuring om financieel-economische redenen, hoewel ze er volgens De Rode Vaan de levens van alle Belgen in de rest van Kongo mee in gevaar bracht.  De Union Minière financierde de secessie.  Deze onderneming had Tshombe aan de macht gebracht en van hem de rijkste zwarte van Kongo gemaakt.  Zodoende beschikte hij over aandelen in mijnen, hotels, warenhuizen en bedrijven, waardoor zijn persoonlijke belangen verstrengeld waren met de Belgische.  Tshombes politiek werd dan ook gedirigeerd door de Belgische trusts.  Ook premier Eyskens had via kolonel Weber, de persoonlijke raadgever van Tshombe, een grote invloed op de politicus.  De ware verantwoordelijke voor de afscheuring was België, dat zelfs wapens en soldaten leverde aan Tshombes troepen.  Deze waren zogezegd bestemd voor de bescherming van de Union Minière, maar dit bedrijf was zo verbonden met Tshombe dat het voor De Rode Vaan duidelijk was waar de wapens zouden terechtkomen.[276]

 

Ook al was België het brein achter de Katangese secessie, toch bleef Tshombe voor De Rode Vaan de uitvoerder van deze doodsteek voor het onafhankelijke Kongo.  Bovendien kende de Katangese politicus geen medelijden en liet hij mannen, vrouwen en kinderen neermaaien om zijn zaak te verdedigen.[277]  Dit was voor De Rode Vaan voldoende om Tshombe met Syngman Rhee en Nobusuke Kishi[278] te vergelijken.  Deze twee machtspotentaten waren in de jaren 1950 en 1960 wereldwijd gekende en gevreesde demagogen.  Net zoals Tshombe waren ze sterk anticommunistisch gezind en lieten ze zich dirigeren door het westerse kamp, maar de gewekte suggestie dat Tshombe net als Rhee en Kishi zijn politieke tegenstanders uit de weg ruimde, kon De Rode Vaan op dat moment, eind juli 1960, niet hard maken.[279]

 

Een half jaar later zou de vergelijking al meer opgegaan zijn.  Tshombe stemde immers toe, niet zonder externe druk, om Lumumba in Katanga te ontvangen en liet hem dezelfde dag, op 17 januari 1961, samen met zijn medestanders Maurice Mpolo en Joseph Okito vermoorden.  De dood van Lumumba werd pas op 10 februari bekendgemaakt.  Op 27 januari 1960 bracht De Rode Vaan het foutieve nieuws dat Lumumba nog leefde, maar dat Mpolo door de soldaten van Tshombe in de gevangenis was doodgeranseld.  Waar de krant deze informatie haalde, is niet geweten.[280]

 

In haar eerste editie na de bekendmaking van de dood van Lumumba, die van 17 februari 1961, ging De Rode Vaan flink tekeer tegen Tshombe.  De Belgische regering mocht dan wel de opdrachtgever geweest zijn voor de moord, Tshombe was als dader even schuldig.  Tshombes verklaring over Lumumba's zogenaamde ontsnapping, waarna hij door een vijandige stam zou zijn omgebracht, deed de krant spottend af als verzinsels.  Voor haar was het duidelijk dat Tshombe de verantwoordelijke was.  Ze uitte daarenboven het vermoeden dat Godfroid Munongo de misdaad persoonlijk leidde, waarmee de krant het bij het juiste eind had.[281]  Ook de cartoon[282] die een week later in De Rode Vaan verscheen, liet niets aan de verbeelding over.[283]

 

Naast de zwarte politici, die met de blanken samenwerkten, behoorden ook de blanken in Kongo tot het slechte kamp.  Voor de onafhankelijkheid had De Rode Vaan het meestal over "de Europeanen" of "de blanken"; daarna sprak ze meer over "de Belgen".  Na de rellen van januari 1959 klaagde De Rode Vaan de "wilde repressie" van de Europeanen aan.  Zo richtten ze gewapende burgerwachten op en droegen steeds meer blanken in het openbaar wapens, waardoor ze de Kongolezen provoceerden.  Een foto illustreerde dat de Belgen in Kongo letterlijk en figuurlijk voor "matière explosive" zorgden.[284]  De krant waarschuwde dat de Europeanen zich in Kongo als "ultra's" begonnen te gedragen en dat ze zich beter intoomden als ze niet in Algerijnse situaties wilden terechtkomen.[285]  Het woord "ultra" werd vooral in Algerijnse context gebruikt.  Het was afgeleid van "ultrakolonialist" en sloeg op een extreem aanhanger van het kolonialisme, die tot alles bereid was om de onafhankelijkheid tegen te houden.[286]

 

De blanken in Kongo stonden vooral in de kijker toen na de muiterij van het Kongolese leger paniek uitbrak onder de colons en een ware exodus op gang kwam.  Wereldwijd was er in de pers een grote aandacht voor de wrede mishandelingen en verkrachtingen van blanken in Kongo.  De Rode Vaan gaf toe dat er officiersvrouwen waren verkracht, maar relativeerde dit en stak de schuld op de Belgische regering.  De muiterij was immers uitgelokt door Belgische officieren.  Bovendien verhitte de interventie van Belgische soldaten, en later de medewerking aan de Katangese secessie, de Kongolese gemoederen en zette de Belgische regering daardoor moedwillig de levens van de Belgen op het spel.  Zo bracht het bombardement van Matadi een heropflakkering van de muiterij teweeg.  De Rode Vaan vond bovendien dat de gevluchte Belgen het al bij al niet zo slecht hadden.  Deze "geteisterden" van Kongo, zoals de krant ze honend noemde, hadden immers jarenlang een luxeleventje geleid, en nu werden voor hen hulpacties georganiseerd en kregen ze allerhande betrekkingen aangeboden.  De levensomstandigheden van de vluchtelingen overtroffen zelfs deze van vele Belgische arbeiders.[287]

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

 

In tegenstelling tot de perceptie van het Algerijnse leger, dat De Rode Vaan voorstelde als exclusief uit Franse soldaten samengesteld en dat daarom ondubbelzinnig tot het slechte kamp gerekend werd, maakte De Rode Vaan inzake het Kongolese leger een onderscheid tussen de Kongolese soldaten en de Belgische officieren.  De muitende Kongolese soldaten werden allerminst als een drijvende kracht achter de onafhankelijkheidsstrijd voorgesteld, maar ze behoorden volgens De Rode Vaan evenmin tot het vijandige kamp.  Hun muiterij was niet tegen Lumumba gericht, maar tegen de Belgische officieren.  Door de jarenlange kleinering door de Belgische officieren hadden de soldaten een hevige haat tegenover de blanken ontwikkeld, die ze nu gewelddadig uitten.  De Rode Vaan praatte deze wreedheid niet goed, maar veroordeelde ze evenmin.  Zo probeerde De Rode Vaan de verantwoordelijkheid van Lumumba te maskeren.[288]   Zijn aarzelingen om het leger te afrikaniseren hadden namelijk eveneens voor een escalatie van de muiterij gezorgd.[289]

 

De Belgische officieren werden onomwonden in het slechte kamp ondergebracht.  Ze werden vergeleken met "fascisten" en met "ultra's", hun Algerijnse "rotgenoten".  Vooral generaal Janssens was kop van jut.  De Rode Vaan noemde hem een Kongolese versie van generaal Massu, de "slachter van Algerije".  Generaal Janssens saboteerde volgens het communistische partijblad de afrikanisering van het leger en lag daardoor aan de basis van de muiterij.[290]

 

4.1.4. Een eigen Algerijnse "scene": het slechte kamp in Algerije

 

In Algerije bestond het vijandige kamp uit de Franse militaire leiders, de Franse politici in Algerije (zoals de gouverneur-generaal, de minister-resident, de prefecten…) en de Franse colons.  Inheemse tegenstanders van de onafhankelijkheid, zoals in Kongo, waren er in Algerije niet.  De politici werden in De Rode Vaan gepercipieerd als kleurloze figuren, die gedirigeerd werden door de generaals van het leger.  De legertop had in Algerije alle touwtjes in handen.  Haar radicale houding was het voornaamste struikelblok voor de onafhankelijkheid.  De Fransen kolonisten werden door het partijblad van de KPB zonder uitzondering over dezelfde vijandige kam gescheerd.  Ze waren allen actieve medewerkers van het kolonialisme.  Dikwijls had de krant het echter over "de Fransen", "de ultra's" of "de kolonialisten", zonder te specificeren of ze daarmee het leger, de politici, de colons of misschien de Franse regering bedoelde.  Aangezien die volgens de krant toch allemaal in hetzelfde complot betrokken waren, maakte ze het onderscheid vaak niet.  Dit illustreert dat het doel van De Rode Vaan niet berichtgeving maar propaganda en opiniëring was.  De precieze personages waren onbelangrijk, als de lezer maar wist tot welk kamp ze hoorden.

 

Robert Lacoste was de enige koloniale politicus die in De Rode Vaan regelmatig werd besproken.  Deze socialist was vanaf begin 1956 tot 10 mei 1958 minister-resident van Algerije.  De communistische krant noemde Lacoste een "pseudo-socialist", omdat hij meer naar de "ultra's" dan naar de socialistische partij luisterde.  Ze verweet hem dat hij door het leger gedirigeerd werd en dat hij de kapitalistische belangen diende van "een handvol brandkastridders".  De krant schoof ook de gebeurtenissen in Sakkiet Sidi Youssef in zijn schoenen.  Lacoste had immers een dag tevoren aan journalisten verklaard dat hij het probleem van de Algerijnse invallen vanuit Tunesië spoedig zou oplossen.  Deze uitspraak bewees volgens De Rode Vaan dat het bombardement geen ondoordachte maar een geplande daad was, waarvoor Lacoste onder druk van het leger het licht op groen gezet had.[291]  Het was inderdaad zo dat Lacoste op basis van de bijzondere volmachten een quasi-dictatoriale macht bezat, en dat de militaire manoeuvres in Algerije zonder zijn toestemming niet konden plaatsvinden.  Veeleer dan een willoos instrument in de handen van de generaals, zoals De Rode Vaan beweerde, was hij echter een repressief politicus, die op gelijke voet en misschien zelfs boven de generaals stond.  Het is vreemd dat De Rode Vaan deze duidelijke tegenstander niet met scheldwoorden overlaadde maar daarentegen zijn verantwoordelijkheid op het leger afwimpelde.  De hoop op een links samenwerkingsverband in de Belgische politiek was waarschijnlijk de reden waarom de communistische krant zich inhield en de socialistische politicus enigszins ontzag.[292]

 

Het leger was het belangrijkste onderdeel van het vijandige kamp.  Voor de Algerijnse soldaten binnen het koloniale leger had De Rode Vaan geen oog.  De Franse soldaten kwamen sporadisch aan bod, vooral wanneer ze tegen hun oversten ingingen.  De echte boosdoeners waren de generaals, waaronder generaal Massu, "de slachter van Algerije", generaal Salan, de "complotterende fascistische generaal", generaal Challe en brigade-generaal Martin, de "fascistische onruststokers", en generaal Jouhaud.[293]  De Rode Vaan wekte globaal de indruk dat de legertop carte blanche gekregen had van de Franse regering en autonoom kon beslissen welke maatregelen ze nam.  Dit was geenszins een correcte perceptie, aangezien het leger in Algerije door de bijzondere volmachten niet langer een bevoegdheid van het parlement was, maar aangevoerd werd door de regering.  Op verschillende momenten, zoals bij de arrestatie van vijf FLN-leden in oktober 1958, tijdens de opstanden rond 13 mei 1958 en tijdens de putsch in april 1961, was de regering echter de controle over het leger kwijt en gingen de generaals hun eigen gang, wat de perceptie van een autonoom beslissende generale staf kan verklaren.

 

De Rode Vaan veroordeelde de generaals krachtig, a fortiori wanneer ze op eigen houtje acties ondernamen.  De arrestatie van Ben Bella en zijn vier medepassagiers, die buiten de regering om gebeurde, vond de krant een "piratenstreek", een "kaping" en een "machtsgreep", die een hypotheek legde op de onderhandelingen van Frankrijk met Marokko en Tunesië.[294]  De gebeurtenissen in mei 1958 noemde De Rode Vaan een "fascistisch complot".  Begin mei 1958 kwam de socialistische premier René Pflimlin aan de macht.  Hij toonde zich bereid tot toegevingen aan de Algerijnen.  In Algerije brak na Pflimins verkiezing een golf van protest uit.  De colons betoogden tegen de onafhankelijkheid van Algerije.  Volgens De Rode Vaan weigerde het leger de rust te herstellen, zoals de regering haar had bevolen.  Integendeel, de krant berichtte hoe de generaals Salan en Massu meeliepen in de manifestaties en toegejuicht werden.[295] 

 

De "rebellie van de legergeneraals" escaleerde tot een ware "militaire staatsgreep".  Toen Pflimlins investituur tegen de verwachtingen in toch werd gesteund door het Franse parlement, vreesden de generaals voor represailles van de premier voor hun ongehoorzaamheid.  Het leger richtte daarop verschillende heilcomités op, zoals het Comité de Salut Public, en deed een oproep aan generaal de Gaulle om de macht over te nemen.  De "rebellengeneraals" bezetten Algiers en trachtten de oorlog uit te breiden naar Corsica.  Via een staatsgreep, die De Rode Vaan als een "pronunciamento" betitelde, kwam de Gaulle uiteindelijk aan de macht.  De krant gebruikte hier trouwens niet zonder reden het Spaanse woord voor "opstand".  "Pronunciamento" verwees naar de fascistische staatsgreep van Franco in 1936.[296]

 

Generaal Salan had in deze affaire dubbelspel gespeeld.  Enerzijds keurde hij de heilcomités goed en had hij contacten met de Gaulle, maar anderzijds probeerde hij de regering Pflimlin te vriend te blijven, zodat de regering hem de bijzondere volmachten die op 21 mei werden goedgekeurd, toekende.  De Rode Vaan waarschuwde ettelijke malen dat de "laaghartige intriges" van generaal Salan een "fascistisch gevaar" vormden en dat de volmachten niet aan hem mochten gegeven worden.  De communistische krant nam daarmee een gedurfd standpunt in.  Ze verdedigde haar principes in plaats van – zoals gewoonlijk – de lijn van de PCF te volgen.   De Franse communisten gaven immers hun fiat aan de bijzondere volmachten hoewel ze wisten dat generaal Salan de begunstigde was.  Het was wel paradoxaal dat De Rode Vaan, terwijl ze de bijzondere volmachten aanviel, tegelijk de handelswijze van haar Franse zusterpartij trachtte te vergoelijken en excuses zocht voor haar stemgedrag.[297]

 

Ook de militaire putsch in april 1961 werd door De Rode Vaan sterk veroordeeld.  Precieze informatie over de putsch verschafte de krant niet.   Zo begon de coup volgens één artikel op 18 april en in een ander artikel in dezelfde krant op 22 april.  De antikolonialistische en antimilitaristische aanklacht was toch belangrijker dan correcte informatie.  De krant legde de nadruk op de onmacht van de regering en de eigengereidheid van de "militaire fascisten".  De putsch werd beëindigd na de oproep van de Gaulle aan de gewone soldaten om niet aan hun muitende oversten te gehoorzamen.  De Rode Vaan verheerlijkte daarop het "volksleger", dat "uit de arbeidersmassa (was) gerekruteerd", en dat door samenwerking en solidariteit de putsch had verijdeld.[298]

 

De acties die de generaals op eigen houtje ondernamen, werden zwaar aangepakt in De Rode Vaan, maar ook wanneer het leger wel aan de regering gehoorzaamde, vond de krant zijn gedrag laakbaar.  De Rode Vaan veroordeelde de militaire handelingen sterk en gebruikte krachtige formules om het leger aan te klagen: de "ultra's deinzen voor geen enkele schurkenstreek terug", ze gebruikten "metodes (…) die herinneren aan het nazi-procédé" en de "beulen" "overtreffen de nazi-metodes in beestachtigheid".  Het leger bestond volgens de krant uit "allerhande slag van avonturiers, reactionairen en fascisten", die "hun eervolle vermelding liever op kosten van Algerijnse vrouwen en kinderen (haalden) dan tegen het OAS in actie te komen". 

 

De Rode Vaan haalde uitvoerig de militaire acties aan, die dergelijke scheldwoorden rechtvaardigden.  Ze beschreef hoe het leger klopjachten hield in de Kasbah, de volkswijk van Algiers.  Er werden massaal huiszoekingen en arrestaties verricht en wie poogde te vluchten, werd eenvoudigweg neergeschoten.  Na de oproep tot staking in januari 1957 brak het leger de Algerijnse winkels open om ze over te laten aan blanke plunderaars, en zette ze de stakers manu militari terug aan het werk.  Ze maakten – zoals eerder al aangehaald – zelfs gebruik van psychologische oorlogsvoering door in de Kasbah snoep, afkomstig uit de geplunderde winkels, aan de Algerijnse kinderen uit te delen en de Algerijnen zo te manipuleren.  De Rode Vaan maakte ook verschillende keren melding van de wrede folterpraktijken in Algerije.  Hierbij maakte ze de bedenking dat de Belgen in Kongo veel te verwijten viel, maar dat de Belgische houding in vergelijking met de Franse "slachtingen in Algerië" best acceptabel was.  Het Franse leger hield duizenden Algerijnen in concentratiekampen gevangen, waar ze met onmenselijk wrede technieken gemarteld werden.  De militairen rechtbanken veroordeelden mensen ter dood zonder enig bewijs en leger maakte zich meermaals schuldig aan "het om de hals brengen van gijzelaars als vergeldingsmaatregelen".[299]

 

Het meest flagrante voorbeeld van de wreedheid van het leger was het bombardement in Sakkiet Sidi Youssef, dat meer dan 70 burgerdoden maakte.  Ondanks de getuigen en de foto's bleef generaal Salan cynisch beweren dat er geen enkel burgerlijk doelwit geraakt was en dat de piloten geen Rode Kruiswagens gezien hadden in het dorp.  Het leger noemde het bombardement bovendien een daad van zelfverdediging.  De Rode Vaan besteedde twee pagina's van haar weekendeditie aan foto's[300] van vernielde Rode Kruiswagens, verminkte kinderen, lange rijen lijken en een in puin geschoten schooltje om Salans uitspraken te weerleggen.[301]

 

De perceptie van de colons in Kongo en in Algerije verschilde in De Rode Vaan dag en nacht.  De situatie van de kolonisten in de vestigingskolonie Algerije en in de exploitatiekolonie Kongo was dan ook niet te vergelijken.  Terwijl de Belgen in Kongo op de vlucht sloegen bij het eerste geweld, werkten de Fransen in Algerije actief mee met het leger om de dekolonisatie tegen te houden.  Zo plunderden ze tijdens de staking in januari 1957 de inlandse winkels die het leger openbrak.  De colons richtten gewapende commando's op, die onder bescherming van het leger stonden, en namen deel aan organisatie als het Comité pour la Renaissance Française, dat De Rode Vaan een "terroristische organisatie" noemde.[302]  De Franse bevolking in Algerije maakte zich inderdaad schuldig aan geweldpleging jegens de Algerijnen, maar De Rode Vaan stelde dit overdreven voor.   De kleinste incidenten werden opgeblazen om de Fransen in een slecht daglicht te plaatsen, terwijl de Algerijnse agressie amper aan bod kwam.

 

In mei 1958 protesteerden de Fransen in Algerije met grote betogingen tegen Pflimlins politiek.  In Algiers en Oran namen respectievelijk 30.000 en 80.000 mensen deel aan de manifestaties, waarop de generaals Salan en Massu werden toegejuicht.  De betogers maakten slechts een negende uit van de 984.000 Franse kolonisten.  Toch bestempelde De Rode Vaan de gehele Franse bevolking in Algerije zonder onderscheid als "ultra's" en "fascisten".[303]  De negatieve perceptie van de colons in De Rode Vaan was dus gebaseerd op een bestaande radicaal-kolonialistische strekking onder de Franse inwoners van Algerije, maar die strekking vormde slechts een minderheidsgroep.  De perceptie van álle colons als ultra's was dus een veralgemening.

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

 

 

 

4.2. De internationale actoren

 

De internationale politieke constellatie vormt een onontbeerlijke achtergrond om de perceptie in De Rode Vaan te begrijpen.  De twee grootmachten lijfden de onafhankelijkheidsoorlogen in de Koude Oorlog in en hadden daardoor een niet onbelangrijke impact op de dekolonisatie.  In de internationale krachtmeting koos De Rode Vaan vanzelfsprekend partij voor de USSR.  De communistische redactie, die alle actoren van de onafhankelijkheidsstrijd in functie van de spanningen tussen de twee machtsblokken typeerde, hemelde het oostelijke kamp op en kampte zich tegen de westerse landen en organisaties.  Toch moet in deze tweedeling enige nuance aangebracht worden.  De perceptie in het communistische partijblad van de Verenigde Staten of van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) was inderdaad niet positief, maar tegen de verwachtingen in klonk het oordeel van De Rode Vaan slechts gematigd negatief.  Haar taalgebruik in de artikels over de Verenigde Staten (VS) had niets gemeen met de sterk geconnoteerde metaforen en eindeloze herhalingen van vernietigende typeringen, waarmee De Rode Vaan de tegenstanders in de kolonie had afgeschilderd.  De Verenigde Naties (VN) werden aanvankelijk zelfs als een nuttige kracht beschouwd.  Pas halverwege augustus 1960, toen Lumumba compleet in de verdrukking zat, sloeg de toon in De Rode Vaan om en bejegende de krant haar internationale tegenstanders met haar gebruikelijke vitriool.

 

In de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd kwam de bedaarde houding van De Rode Vaan het best tot uiting.  In de berichtgeving omtrent de Algerijnse kwestie was de internationale constellatie slechts een marginaal onderwerp.  De krant besteedde al haar aandacht aan de Franse en Algerijnse actoren.  Van de 98 onderzochte artikels hadden er slechts tien oog voor het internationale aspect.  Deze tien artikels handelden alle over één incident, het bombardement op Sakkiet Sidi Youssef op 8 februari 1958, dat eigenlijk niet eens tot de geschiedenis van de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd, maar tot de geschiedenis van Tunesië behoorde.

 

De Rode Vaan berichtte dat Tunesië twee klachten had ingediend bij de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, waarvan één tegen de gebeurtenissen in Sakkiet Sidi Youssef en een tweede tegen de herhaaldelijke schendingen van de integriteit van het Tunesische grondgebied door het Franse leger.  Frankrijk klaagde omwille van de Tunesische hulp aan de Algerijnse opstandelingen op zijn beurt Tunesië aan bij de Veiligheidsraad. De Rode Vaan beschreef objectief de procedures van de VN, zonder daarbij een standpunt voor of tegen de VN in te nemen.[304]  Nochtans was de werking van de VN bepaald door de vijandigheid tussen Oost en West.  De vredesorganisatie was tijdens de Koude Oorlog de enige gelegenheid voor de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie om potentiële conflicten te vermijden, maar werd door de USSR vaak als een instrument in handen van het Westen gezien, omdat de communistische staten er altijd in de minderheid waren.  Naast de eventuele steun van enkele neutrale staten kon de USSR van 1954 tot 1962 enkel op de stem rekenen van Joegoslavië in 1956, Polen in 1960 en Roemenië in 1962.  Bovendien probeerde de VS het vetorecht van de USSR te omzeilen en de westerse dominantie uit te spelen.  De aversie van de communisten tegenover de VN was bijgevolg groot en zij rekenden de VN duidelijk tot het westerse kamp.[305]

 

Toch liet De Rode Vaan in haar artikels geen waardeoordeel over de VN blijken.  Dat de VN het bij een zwakke morele veroordeling van de Franse actie hield, werd niet bekritiseerd; het werd zelfs niet vernoemd.  De krant beperkte zich tot een opsomming van de feiten: de Tunesische VN-ambassadeur Mongo Slim zond secretaris-generaal Dag Hammerskjöld eerst een brief, waarna de twee een onderhoud hadden.  Tunesië diende twee klachten in bij de Veiligheidsraad waarop Frankrijk riposteerde met een eigen klacht, en ten slotte werd het debat, enkele dagen nadat het van start gegaan was, verdaagd om de bemiddeling van derden tussen Frankrijk en Tunesië toe te laten.[306] 

 

De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO), die als tegenhanger van het Warschaupact bij uitstek tot het niet-communistische blok behoorde, werd negatiever gepercipieerd, maar bleef evenzeer gespaard van zware uitvallen.  De NAVO kwam vooral ter sprake wanneer de legerbasis Bizerta ter discussie stond.  Na de onafhankelijkheid van Tunesië in 1956 was deze vlootbasis in Franse handen gebleven.  Voor de Tunesiërs was Bizerta "een steen des aanstoots", voor de Fransen een strategische uitvalsbasis voor de oorlog in Algerije.  Nadat het bombardement van Sakkiet Sidi Youssef de Frans-Tunesische relaties sterk bekoeld had, duldde de Tunesische regering de Franse militaire aanwezigheid niet langer.  President Bourguiba eiste de onmiddellijke terugtrekking van de Fransen.[307]

 

Volgens De Rode Vaan was de Tunesische eis gerechtvaardigd, maar maakte de Tunesische president een grote vergissing door bij wijze van tegemoetkoming NAVO-troepen op Bizerta toe te laten in de plaats van de Franse soldaten.  Volgens de krant was de kans immers groot dat de NAVO haar lidstaat Frankrijk zou belasten met Bizerta, waardoor opnieuw Franse soldaten, ditmaal onder internationale vlag, in Tunesië zouden legeren.  Ondanks dit punt van kritiek legde De Rode Vaan geen hostiliteit aan de dag tegenover de NAVO en bleef haar taalgebruik heel neutraal.  De waarschuwing in De Rode Vaan was trouwens geheel terecht.  Onder het mom van een NAVO-missie bleven de Franse militairen nog jaren heer en meester in Bizerta.[308]

 

Van de internationale protagonisten beschuldigde De Rode Vaan alleen de Verenigde Staten van medeplichtigheid aan de gebeurtenissen in Sakkiet Sidi Youssef.  De VS had deze "koelberekende massamoord" gefinancierd en ze had ook de vliegtuigen ter beschikking gesteld.  De Rode Vaan gaf verder geen bewijzen voor deze beschuldigingen, die, gezien de uitstekende relaties tussen Tunesië en Amerika, nogal onwaarschijnlijk klonken.  Een week later temperde het communistische partijblad haar combattieve houding tegenover de VS.  De Brit Harold Beeley en de Amerikaan Robert Murphy waren als bemiddelaars in het Frans-Tunesische conflict aangesteld en toonden zich ontvankelijk voor de Tunesische klachten.  De Rode Vaan schakelde daarop van een bijtende naar een neutrale toon over om de Amerikaanse bemiddeling te beschrijven.[309]

 

Ook in de artikels over de Kongolese onafhankelijkheidsstrijd was er aanvankelijk van de Koude Oorlog weinig te merken.  Zo scherp als De Rode Vaan zich uitliet over de Kongolese en Belgische kolonialistische krachten, zo beheerst klonk de krant in haar houding ten opzichte van de internationale tegenstanders.  De krant rekende na het uitbreken van de muiterij en de interventie van de Belgen zelfs op de VN om de Kongolese situatie op te lossen.  De Veiligheidsraad keurde immers herhaaldelijk – op 14 en 28 juli en op 10 augustus 1960 – resoluties goed, die de terugtrekking van de Belgen eisten.  Daarenboven was de VN bereid blauwhelmen naar Kongo te sturen om het vertrek van de Belgische soldaten te bespoedigen.  De VN veroordeelde ten slotte de afscheuring van Katanga en wilde Kongo in haar rangen opnemen, maar dan wel als één geheel.  In De Rode Vaan verscheen bijgevolg geen slecht woord over de VN.[310]

 

De houding van De Rode Vaan tegenover de NAVO en de VS was aanvankelijk nogal ambigu.  De krant beschouwde de muiterij en de Belgische interventie als "Amerikaanse manoeuvres".  De interventie heette immers te gebeuren in het kader van de NAVO, op vraag van Engeland, Frankrijk en de VS.  Volgens de krant stonden bovendien Amerikaanse troepen klaar om in te grijpen in Kongo zodra zij daarvoor toestemming kregen van de VN.  Toen de VS en de NAVO zich echter tegen de bezetting van Katanga uitspraken, beschreef De Rode Vaan hen positief.[311]

 

Tot hier toe was de perceptie van de internationale actoren in De Rode Vaan gematigd positief, zowel in de Kongolese als de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd.  De redactie hanteerde een objectief taalgebruik en integreerde de internationale partijen niet in een ideologische zwart-wit-tegenstelling.  De artikels bevatten opiniërende analyses maar geen gratuite propaganda, wat de kwaliteit van De Rode Vaan zeker ten goede kwam.

 

Voor deze beheerste perceptie kunnen verschillende verklaringen aangehaald worden.  Enerzijds was de toenmalige détente in de Koude Oorlog een mogelijke reden.  De Koude Oorlog kende verschillende momenten van verstrakking en ontspanning.  In juli en oktober 1956, met de Suezcrisis en de inval in Hongarije, en in oktober 1962, met de Cubacrisis, stonden de twee wereldmachten als kemphanen tegenover elkaar.  Tussenin bleven dergelijke incidenten uit en kwam er een ontdooiing van de internationale relaties.  Toen de internationale dimensie van de Kongolese en Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd in De Rode Vaan aan bod kwam, in februari 1958 en juli 1960, stonden het westerse en oosterse kamp bijgevolg op iets minder gespannen voet met elkaar.  Anderzijds en bovenal kan de gematigde houding als onverschilligheid uitgelegd worden.  De lezers van De Rode Vaan hadden weinig boodschap aan fulminerende berichten over het internationale gekrakeel.  Om propagandistische uitwerking te genereren, de voornaamste functie van De Rode Vaan, moesten haar artikels betrekking hebben op de leefwereld van de lezers.  De eigen regering bestoken of de band tussen de arbeiders en de koloniale onafhankelijkheidsstrijders romantiseren was veel effectiever dan artikels over abstracte, moeilijk te personaliseren organisaties of grootmachten waarmee de lezers geen voeling hadden.  Het volstond dan ook het belangrijkste internationale nieuws te melden, zonder daar veel commentaar bij te geven.

 

Vanaf half augustus 1960 liet De Rode Vaan deze neutrale toon varen en kregen de westerse organisaties en landen een aura van pure verdorvenheid toegedicht.  Op 19 augustus 1960 verscheen het eerste negatieve bericht over de VN, de voorbode van een lange reeks kritische artikels.  De VN-interventie legde al langer weinig zoden aan de dijk, maar toen de Kongolese regering haar vertrouwen in de VN opzegde en eiste dat alle blanke blauwhelmen het Kongolese grondgebied zouden verlaten, volgde De Rode Vaan het oordeel van de Kongolese regering en verketterde ze de VN.  Volgens De Rode Vaan werd de internationale organisatie gemanipuleerd door de VS, zodat de VN betrokken werd in "een soort collectief kolonialisme".  Zeker na het ontslag van Lumumba kwam de ware aard van de VN aan de oppervlakte.  De vredesorganisatie maakte namelijk alle luchtverkeer van de wettelijke regering onmogelijk en bezette het radiogebouw, zodat Lumumba het volk niet kon toespreken.  De VN mocht zich volgens artikel 7 van haar handvest niet mengen in de interne Kongolese politiek, maar volgens De Rode Vaan gebruikte de organisatie deze regel als excuus en koos de VN de facto partij voor Kasavubu en Thombe.  Zo vocht de VN onder het mom van artikel 7 het ontslag en de arrestatie van Lumumba niet aan.  De krant typeerde de VN omwille van deze handelswijze als "schijnheilige smoelentrekkers", die "niets onverlet (laten) om deze regering te muilbanden, te knevelen en te vernederen".[312]

 

Hoe langer de Kongolese crisis bleef duren, hoe meer zich in De Rode Vaan een manicheïstische visie ontspon, waarbij de USSR het als enige opnam voor Lumumba en tegen een groot complot van de kolonialisten, bestaande uit de Belgische regering, de trusts en de katholieke clerus, Kasavubu, Tshombe en Mobutu en op internationaal niveau de VN, de NAVO en de VS.  De redenen voor het complot tegen Lumumba waren vooral economisch en financieel, maar bij de VN en de VS lag volgens De Rode Vaan ook een fanatiek anticommunisme aan de basis van hun houding: de VN en VS werkten Lumumba tegen omdat deze geweigerd had zich van de communisten te distantiëren.[313]

 

Naargelang het De Rode Vaan uitkwam, legde ze de nadruk op één of meerdere aspecten van het zogenaamde complot, zonder echter ooit bewijzen op tafel te leggen of het gehele kluwen van het complot te ontwarren.  Dat het ontslag van Lumumba kort voor de opening van de zitting van de Veiligheidsraad plaatsvond, bewees volgens de krant dat de VN achter "de putsch" zat.  Op die zitting wilde de organisatie Kongo namelijk onder het beheer van de VN plaatsen, maar door de verwarde toestand in Kongo tijdens de zitting was ze uiteindelijk niet in haar opzet geslaagd.  In een artikel wees De Rode Vaan erop dat de VN Mobutu voor een staatsgreep had uitverkoren, omdat Mobutu's programma met dat van de VN overeenkwam.  In een ander bericht beweerde de krant dat Kasavubu via zijn raadsman Jef Van Bilsen orders van de VN kreeg.  Wat later schreef De Rode Vaan dat de VN slechts een dekmantel was voor de VS, die de echte opdrachtgever van Mobutu's en Kasavubu's acties tegen Lumumba was.  Door via de tussenschakel van de VN te opereren, wilde de VS de publieke opinie om de tuin leiden.  Het hele complot kon volgens De Rode Vaan dus op conto van de malicieuze Amerikaanse imperialisten geschreven worden.[314]

 

Na de moord op Lumumba kende de minachting van De Rode Vaan voor de VN en de VS geen grenzen.  Binnen de VN werd nu vooral secretaris-generaal Hammerskjöld geviseerd.  Hij was "een miserabele lakei van de kolonialisten" en een "medeplichtige aan en organisator van de moord op Lumumba".  De VN had immers door haar steun aan de Katangese afscheuring de dood van Lumumba mogelijk gemaakt.  Het was volgens De Rode Vaan ook de VN die Lumumba's ontsnappingspoging had doen mislukken.  Bovendien was de VN niet tussengekomen toen Lumumba onwettig gevangen gezet en zwaar mishandeld werd.  De Rode Vaan besloot daaruit dat de VN verraad had gepleegd tegenover Lumumba.  In scherpe bewoordingen klaagde ze Hammerskjölds verantwoordelijkheid aan.  "Hij draagt het valse masker van onpartijdigheid" en "aan zijn handen kleeft het bloed van Lumumba".  Daarom "verdient (hij) de verachting van alle mensen".[315]

 

Na de gematigde opstelling van De Rode Vaan tegenover de internationale tegenstanders, verviel de krant dus toch in haar klassieke dualistische visie en Koude Oorlogsthematiek.  Tegenover de verwerpelijke VN, NAVO en VS, werd het smetteloze blazoen van de USSR geplaatst.  In de artikels over de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd kwamen de Sovjets geen enkele keer aan bod, maar in de berichtgeving over de Kongolese onafhankelijkheidsstrijd had De Rode Vaan regelmatig aandacht voor de tussenkomsten van de USSR.  Na het uitbreken van de muiterij en de interventie van de Belgen klaagde de USSR de gebeurtenissen in Kongo aan bij de NAVO-landen, die ze verantwoordelijk achtte voor de Belgische interventie.  Toen Lumumba en Kasavubu drie dagen later een verzoek om hulp zonden aan de USSR, beloofde Chroesjtsjov meteen maatregelen te nemen.  Daarvoor was hij bereid samen te werken met de andere VN-lidstaten.[316]

 

Aanvankelijk werd de goede wil en de bereidheid tot internationale samenwerking van de USSR benadrukt, maar al gauw werd de toon wranger.  De hulp van de USSR werd door het westerse kamp immers aangegrepen om van een communistisch complot te gewagen.  De Sovjets boden echter economische en technische hulp zonder enige "politieke, militaire of andere voorwaarde" aan, zodat die beschuldigingen "geraaskal" waren.  De "weerstand tegen de verdrukking en tegen de oorlog, die de kapitalisten de volkeren opdringen" maakte eenvoudigweg deel uit van de politiek van vreedzame coëxistentie van de USSR.  De lovende formules waarmee De Rode Vaan de USSR beschreef, moesten de onberispelijke houding van de Sovjets benadrukken.  De USSR "richt zich tegen degenen die de opdracht der VN verraden", was "bereid om alle mogelijke bijstand aan het Kongolese volk en zijn regering te geven".  Er was kortom een "onoverwinnelijke solidariteit van de socialistische staten (…) met de Kongolese bevrijdingsstrijd".[317]  Met deze axiologische formules en subjectieve concepten was de perceptie van De Rode Vaan van de internationale actoren uiteindelijk ook, net als de perceptie van de koloniale protagonisten, een voorstelling ten dienste van de ideologie.

 

 

4.3. De protagonisten in de metropolen

 

Meer dan de koloniale en internationale gebeurtenissen, kwamen in De Rode Vaan de Belgische en Franse verhaallijnen aan bod.  Dit bleek ook uit de kwantitatieve analyse: voor de Kongolese en Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd hadden respectievelijk 72 van de 135 en 63 van de 98 artikels betrekking op de rol van de Belgische of Franse regering, de Belgische trusts of de Belgische of Franse communistische partij en arbeidersmassa.  Enerzijds was de louter pragmatische reden daarvoor dat de krant niet over correspondenten beschikte in Kongo en Algerije en dat het nieuws aan het thuisfront bijgevolg meer beschikbaar was.  Anderzijds was De Rode Vaan het partijblad van de KPB en was haar prioriteit dus de oppositievoering tegen de gevestigde machten in eigen land.

 

In het leeuwendeel van de artikels beschimpte De Rode Vaan de regeringen, die alle communistische pogingen om de rechtvaardigheid te doen zegevieren in de kiem smoorden en die zich omwille van hun kolonialistische of neokoloniale aspiraties schuldig maakten aan ongehoorde en ongelegitimeerde acties in de kolonies.  De regeringen werden gepercipieerd als de hoofdschuldigen voor de bloedige onafhankelijkheidsoorlogen, al legde de krant in het geval van de Belgische regering de nadruk op de betrokkenheid van het koninklijk hof, de katholieke clerus en vooral de koloniale trusts.  De artikels over de regeringsdaden bevatten weinig concrete feiten, maar vormden een zich eindeloos herhalend mantra van beledigingen en kritiek. 

 

De perceptie van De Rode Vaan van de socialisten kende een breuk in 1958, toen de socialisten zowel in België als in Frankrijk in de oppositie terechtkwamen.  In België werd de paarse regering van Achilles Van Acker na een kortstondige CVP-minderheidsregering uiteindelijk vervangen door de CVP-liberale regering Eyskens-Lilar.  In Frankrijk gingen vier jaar socialistische of radicaal-socialistische regeringen mee ten onder met de Vierde Republiek, om plaats te maken voor de gaullistische regeringen van Charles de Gaulle, Michel Debré en Georges Pompidou.[318]  Terwijl de socialisten voor 1958, vooral in Frankrijk, in de zware kritiek van De Rode Vaan op de regering deelden, veranderde de krant na 1958 haar houding tegenover de socialisten.  Er kwam wel nog kritiek, maar die werd voorzichtiger en vooral meer belerend geformuleerd.  Meermaals verschenen in het communistische partijblad oproepen om gezamenlijk oppositie te voeren.  De Rode Vaan stelde echter telkens teleurgesteld vast dat de Belgische socialisten laf en besluiteloos en de Franse socialisten hopeloos verdeeld waren.

 

De perceptie van de arbeidersmassa in België was niet te vergelijken met die van de Franse arbeidsklasse.  Omdat de Belgische arbeiders niet geïnteresseerd waren in het drama dat zich in hun kolonie afspeelde, hamerde De Rode Vaan eindeloos op de gezamenlijke belangen van de Kongolese bevolking en de Belgische arbeiders.  In Frankrijk daarentegen werd massaal gestaakt en betoogd tegen de Algerijnse oorlog.  De Rode Vaan berichtte uitgebreid over het protest van de Franse arbeiders, al was het maar om haar Belgische lezers tot actie aan te zetten.

 

4.3.1. De regering der monopolies: de Belgische politiek

 

De kritiek op de Belgische regering in De Rode Vaan begon na de rellen van januari 1959.  Bij het verschijnen van het manifest in Conscience Africaine in 1956 hadden de communisten, getroebleerd door de moeilijkheden in eigen rangen, weinig oog voor de Kongolese eisen.  De krant spoorde de regering aan de onafhankelijkheid binnen een termijn van dertig jaar toe te kennen en waarschuwde, haar woorden wikkend en wegend, dat het beloofde "zelfstandig beheer van hun belangen" onvoldoende was en tot onlusten zou leiden.[319]  Toen de krant drie jaar later haar voorspelling tijdens de bloederige rellen in Leopoldstad zag uitkomen, rekende ze scherp af met de Belgische regering.  Verschillende keren herhaalde ze dat niet Lumumba maar wel de Belgische beleidsvoerders voor de rellen verantwoordelijk waren.  Zij hadden namelijk de tegenstelling tussen blank en zwart in stand gehouden, het recht op onafhankelijkheid miskend, ernstige onderhandelingen afgewimpeld, een klimaat van ontevredenheid gecreëerd en dit alles door middel van een "goed geoliede propagandamachine" verborgen.  Die "propagandamachine" censureerde bovendien de ware impact van de rellen.  Volgens De Rode Vaan had de regering veel meer levens op haar geweten dan het officiële cijfer van 175 doden.  De krant blokletterde dan ook "Hoeveel hebt gij er te Leopoldstad vermoord?".[320]  Of het werkelijke dodental hoger lag dan het officiële, is overigens niet bewezen.  Opvallend was wel dat De Rode Vaan 175 als het geminimaliseerde officiële cijfer citeerde, terwijl de overheid het op 42 doden hield.[321]

 

Toen de regering in haar regeringsverklaring van 13 januari 1959 een nieuwe koloniale politiek proclameerde en de onafhankelijkheid in het vooruitzicht stelde, noemde De Rode Vaan de beloftes schamper "schone woorden en harde daden" en een "schandalig voorbeeld van volksverlakkerij".  De krant karakteriseerde de "kolonialisten allerhande pluimage in de regering" met de kenmerken "schijnheiligheid", "dubbelhartigheid", "onbeschaamdheid" en een "dubbele tong".  Minister Van Hemelrijck, de minister van koloniën, werd ook persoonlijk aangepakt.  Hij was onoprecht, opportunistisch en had geen voeling met de Kongolezen.  De Rode Vaan voegde er en passant aan toe dat zijn verstandhouding met de Vlamingen al even slecht was als met de Kongolezen.[322]

 

Het communistische partijblad bekritiseerde verder dat de regering in het vage bleef over een precieze datum voor de onafhankelijkheid en dat ze de toekomst van Kongo bepaalde zonder de Kongolezen te raadplegen.  Ze kende de onafhankelijkheid toe als een "Diktat", niet toevallig een woord dat aan het nazisme refereerde.  Een foto moest het verwijt extra kracht bijzetten.[323]  Bovendien verklaarden de ministers dat ze eerst een Kongolese elite tot stand wilden brengen vooraleer Kongo de onafhankelijkheid toe te kennen.  Ze negeerden dat er met Abako al een politieke elite aanwezig was.  Erger nog, ze ontbonden de leidinggevende groepering zelfs.  De reactie van de regering op de rellen was volgens De Rode Vaan kortom een politiek van tijd winnen, wat de krant ten zeerste verontrustte, want "de tijd dringt!".[324]

 

 

De KPB werd in haar partijblad voorgesteld als de enige partij die het goed voorhad met de Kongolezen.  De BSP zat ook in de oppositie, maar werd gedomineerd door enkele rechtse leiders en heulde mee met de regering.  De communistische partij zette zich volgens De Rode Vaan in voor de onafhankelijkheid van de kolonie, maar stond volledig geïsoleerd in het Belgische politieke landschap en was daardoor machteloos.  De KPB diende bijvoorbeeld een parlementaire motie in, waarin zij de vrijlating van de politieke gevangenen, een onderzoek naar de verantwoordelijkheid voor de rellen en onderhandelingen over de onafhankelijkheid eiste, maar de motie vond in het parlement geen gehoor.  De andere parlementsleden negeerden de toespraken van de communistische volksvertegenwoordigers, wat "een onwaardig spektakel" opleverde.[325]  De perceptie in De Rode Vaan vertolkte perfect, hoewel het "schandelijk gehuil"[326] in het parlement enigszins werd gedramatiseerd, de werkelijke gang van zaken.  Opgeschrikt door de rellen deed de regering inderdaad enkele toegevingen, maar behalve de KPB, die als paria in de politiek bitter weinig invloed had, zagen noch de regeringspartijen, noch de socialistische oppositie de Kongolese onafhankelijkheid als een dringende noodzaak.

 

Toen de Rondetafelconferentie in januari 1960 van start ging, klonken de eerste berichten in De Rode Vaan heel sceptisch.  De krant waarschuwde dat minister De Schryver, de minister van koloniën, "de Rondetafelconferentie tot een karikatuur (wilde) maken!".  Hij ontnam de KPB haar recht op deelname en probeerde de agenda van de conferentie zodanig te manipuleren dat het onderwerp van onmiddellijke onafhankelijkheid werd vermeden.  Daarnaast noemde De Rode Vaan zijn voorstellen in verband met de overgangsperiode tussen de conferentie en de onafhankelijkheid "bedroevend", "ontgoochelend" en "ontoereikend".  Naast "de kuiperijen van de heer De Schrijver" verontrustte ook het gedrag van eerste minister Gaston Eyskens de communistische krant.  Eyskens toonde zich heel "bezadigd" en verklaarde zich volledig akkoord met noodzaak van de onmiddellijke onafhankelijkheid, maar werkte achter de rug van de Kongolezen plannen uit om de Kongolese economie te laten aansluiten bij de Europese markteconomie, om zo te blijven profiteren van de Kongolese natuurlijke rijkdommen.[327]

 

Eens de definitieve conferentietekst goedgekeurd was, besloot De Rode Vaan tevreden dat de meeste van de communistische eisen ingewilligd waren.  Voor alle discussiepunten, ook voor de overgangsfase, was een akkoord gevonden.  De toekomstige betrekkingen tussen België en Kongo op economisch en financieel vlak zou men in een economische conferentie, die op 15 april 1960 was gepland en waarvan de agenda al was vastgelegd, bespreken.  Toch bleef de krant zuinig met haar lof.  Ze bracht te berde dat "de Belgische leidinggevende groepen" nog steeds de Kongolese economie hoopten te dirigeren.  Kongo moest dus ook na de Rondetafelconferentie blijven oppassen voor deze "kapitalistische vrijbuiters", die het "mensonterend regime van dwang, uitbuiting en afstomping" in Kongo wilden herstellen.[328]

 

De Rode Vaan toonde zich ook in de artikels over de Rondetafelconferentie teleurgesteld in de BSP.  De socialisten bedoelde het volgens de krant wel goed, maar waren niet erg moedig.  Zo reageerde de BSP kritisch op de uitsluiting van de KPB van de Rondetafelconferentie, maar durfde ze geen actie te ondernemen.  De communistische krant reserveerde haar scheldtirades en scherpe uitdrukkingen voor de regeringspartijen, maar was evenmin mals in haar kritiek op de BSP.  Toen Nguvulu, de leider van het Kongolese kartel op de conferentie, de BSP voor haar steun bedankte, wees de krant er dan ook op dat de KPB eigenlijk meer recht had op dit woord van dank.[329]

 

Zoals eerder vermeld verscheen er in De Rode Vaan aanvankelijk geen nieuws over de muiterij van de Force Publique.  Na de interventie van de Belgische troepen schreef de krant plots wel over het gebeuren, en stond ze zelfs boordevol zware beschuldigingen aan het adres van de Belgische regering.  Het regende complottheorieën, waarin de regering, en dan vooral premier Gaston Eyskens, minister van Afrikaanse zaken Walter Ganshof Van der Meersch en minister van landsverdediging Arthur Gilson, als hoofdschuldigen werden aangeklaagd.  Daarnaast waren op Belgische bodem ook bepaalde groepen aan het koninklijk hof, de liberale partijvoorzitter Roger Motz, de voormalige minister van Afrikaanse zaken August De Schryver en de financiële trusts betrokken in het neokoloniale complot.  Verontwaardigd door het optreden van de regering scherpte De Rode Vaan haar pen.  De regering werd een "politiek van listen" en "intriges" verweten, werd vergeleken met de Algerijnse "ultra's" en kreeg het verwijt een "camarilla" te zijn.[330]  Dit Spaanse woord verwees oorspronkelijk naar het kamertje waar onder Ferdinand VII van Spanje (1784-1833) intriges werden gesmeed en betekende letterlijk "hofkliek".  Door het suggestieve "camarilla", dat een connectie tussen de Belgische regering en het fascistische regime van Franco deed vermoeden, wilde De Rode Vaan de Belgische politici nog zwaarder in diskrediet brengen.[331]

 

De Rode Vaan legde uit dat België na de muiterij troepen zond naar Kongo om de rust te herstellen, wat volgens haar niet alleen onwettig maar vooral contraproductief was, aangezien de Belgische aanwezigheid een bijkomende bron van spanning was voor de Kongolezen.  Bovendien waren de werkelijke motieven van de Belgen minder legitiem dan het officiële doel van de interventie – de bescherming van de Belgische inwoners en bezittingen – deed vermoeden.  De echte reden voor de interventie was volgens De Rode Vaan namelijk het vrijwaren van de belangen van de Union Minière.  Door de macht van Lumumba te verzwakken en een netwerk van volgzame Kongolezen op poten te zetten, wilden de Belgen hun macht in Kongo consolideren en zo de toekomst van hun trusts verzekeren.[332]

 

Opnieuw zag De Rode Vaan de KPB als enige partij die de Kongolese belangen verdedigde.  De BSP hield zich op de vlakte, ondanks de aansporingen van de communisten om het zwijgen te verbreken en in discussie te gaan met de regering.  Als mikpunt van de gevestigde machten in België kon de KPB op haar eentje echter niets uithalen.  De regering had volgens De Rode Vaan zelfs een bewuste strategie om de communisten de wind uit de zeilen te halen.   Zo was de kieswet aangepast om het de KPB moeilijker te maken.  Daarnaast gebruikte Eyskens de zogezegde communistische dreiging in Kongo als excuus voor de interventie.  De krant schreef dat "de heer Eyskens een communistisch complot (had) uitgevonden om de aandacht af te leiden van het werkelijke complot, dat zijn regering (…) op touw heeft gezet en bezig is uit te voeren tegen de (…) Kongolese onafhankelijkheid".  De Rode Vaan deed die complottheorie, gebaseerd op het verzoek om hulp van Lumumba en Kasavubu van 14 juli 1960 aan Chroesjtsjov, af als "geraaskal" en een "uiting van redeloze woede over de machtige solidariteit der socialistische landen met de rechtvaardige zaak van het Kongolese volk".  Het uitschelden van de communisten om ongestraft zelf misdaden te begaan, was volgens De Rode Vaan een "fascistische" tactiek.  De krant maakte zelfs een gewaagde vergelijking tussen premier Eyskens en Hermann Göring, de nazistische luchtwachtcommandant.[333]

 

De Katangese secessie versterkte de venijnige aanvallen van De Rode Vaan op de regering.  Die werd verketterd als een "ongehoord voorbeeld van huichelachtigheid en perfidie" en een "regering der monopolies".  "Oneerlijkheid", "walgelijk", "een campagne van haat en chauvinisme", "een zwendel", een "grove inbreuk op het volkerenrecht" en "ultrareactionaire kopstukken" waren maar enkele van de bitsige formules die de krant aan de regering wijdde.  De regering had volgens de redactie met haar laatste actie de altijd gevreesde Algerijnse toestand geëvenaard: "de waanzin der ultra's heeft zich van Eyskens en konsoorten meester gemaakt".[334]

 

Waar in De Rode Vaan argumenten en bewijzen gewoonlijk van ondergeschikt belang waren, werden in haar artikels over Katanga de verschillende Kongolese connecties van de Belgische regering en hun individuele belangen en ambities uit de doeken gedaan.  Er werd geenszins op overzichtelijke manier bewezen dat de regering achter de afscheuring zat, zoals de these van de krant luidde, maar De Rode Vaan legde wel verschillende deelaspecten van het zogenaamde complot uit.  Zo verklaarde de krant de Belgische invloed op Tshombe door de connecties van majoor Weber, de commandant van de Belgische parachutisten, op een rijtje te zetten.  Het communistische partijblad hield ook vol dat de Belgische regering wapens, munitie, vliegtuigen en vrijwilligers leverde aan het Katangese leger.[335]  Zonder bronvermelding bleef het voor de toenmalige lezer gissen naar de juistheid van die laatste bewering, maar tegenwoordig is het bewezen dat De Rode Vaan het bij het juiste eind had.[336]  Tussen de concrete feiten door herhaalde De Rode Vaan keer op keer de hoofdboodschap: om de belangen van de Union Minière veilig te stellen, had de regering "de zaak Katanga ineengestoken".  "Dat de afscheuring van Katanga grondig was voorbereid en de Belgische regering ook ten overstaan daarvan de handen niet in onschuld kan wassen" was met andere woorden "voor niemand een geheim".[337]

 

De Katangese secessie was zo'n flagrante schending van de mensenrechten dat de KPB zich in haar verzet tegen het neokolonialisme geruggensteund voelde door de VN en zelfs even door de VS.  De Rode Vaan schreef dat de regering haar doodvonnis getekend had en dat zij door de VN voortdurend op de vingers werd getikt.  Haar optimisme kelderde echter snel toen bleek dat België de resoluties niet opvolgde maar pogingen bleef ondernemen om Katanga en zijn rijkdommen te behouden.  De enige hoop lag volgens De Rode Vaan in een nieuwe regering, die de troepen uit Kongo zou weghalen, het herstel van de schade aan de trusts zou toewijzen en naar een onafhankelijke unitaire Kongolese staat zou streven.  Die regering moest er één van arbeiders en democraten zijn.  De BSP, die besluiteloos was, moest haar stem laten horen en een "front", een "Gemeenschappelijke Actie" van communisten, socialisten en andere democraten vormen.  De Rode Vaan riep niet langer op tot samenwerking tussen de KPB en BSP binnen de oppositie, maar maande de socialistische partij aan samen met de KPB een regering te vormen.  Een eerste positieve stap zag De Rode Vaan in een resolutie van de BSP, waarin de partij erkende dat de dekolonisatie in de lijn van de geschiedenis lag, dat de regering de troepen terug moest trekken en dat de afscheuring van Katanga onwettelijk was.  De socialisten weigerden echter het gedrag van de Belgische regering als een "agressie" te bestempelen, wat aan De Rode Vaan de opmerking ontlokte dat er bij de BSP "nog een lange weg af te leggen" was.  De krant vond het de hoogste tijd dat de BSP verder ging dan verbale verklaringen, haar anti-Sovjetisme afzweerde en zich bij de KPB aansloot.[338]

 

Op 3 september 1960, twee dagen voor het ontslag van Lumumba, werd Harold d'Aspremont-Lynden de nieuwe minister van koloniën.  Zijn aanstelling was volgens De Rode Vaan een officiële stellingname van de Belgische regering ten voordele van het Katangese separatisme.  D'Aspremont-Lynden zette het complot verder en keerde zich volledig tegen Lumumba.  Het ontslag van Lumumba was dan ook meer dan een "putsch van Kasavubu".  Kasavubu had het ontslag uitgesproken maar de Belgische regering had het georganiseerd.  Sterker nog, Eyskens had het ontslag eigenlijk al aangekondigd, wat volgens De Rode Vaan bewees dat de Belgische regering er de hand in had.  Welke uitspraak van Eyskens ze als voorspelling van het ontslag beschouwde, liet De Rode Vaan echter in het midden.[339]

 

De moord op Lumumba beschouwde De Rode Vaan als het directe gevolg van de regeringspolitiek, die gericht was op het veiligstellen van de financiële belangen.  Niet alleen de regering was schuldig.  Ook de socialistische leiders hadden aan hun plicht om de crisis in Kongo te voorkomen verzaakt.  Binnen de regering werden Eyskens en d'Aspremont-Lynden als opdrachtgevers voor de moord aangeduid.  Meer uitleg of bewijzen gaf De Rode Vaan daar niet voor.  Ze suggereerde enkel dat d'Aspremont-Lynden over geheime fondsen beschikte, die hij misschien had aangewend voor de moord op Lumumba.  Tot afgrijzen van De Rode Vaan bleef de Belgische regering na de moord vasthouden aan haar starre politiek.  De ministers wilden immers de moord op Lumumba niet veroordelen tot vaststond dat het om een politieke moord ging.  Terecht hekelde De Rode Vaan dit als het toppunt van schijnheiligheid.[340]

 

De perceptie van de Belgische regering in De Rode Vaan was niet uit de lucht gegrepen.  De Belgische bewindslieden hadden inderdaad een groot aandeel in de aanhoudende muiterij, in de Katangese secessie en in het ontslag van en de uiteindelijke moord op Lumumba.[341]  Door het Koude Oorlogsklimaat en het anticommunisme van de regering versterkte de aversie van de krant tegenover de Belgische beleidsvoerders echter en verwerd de perceptie van de regering tot een ongenuanceerde en overdreven verkettering.  De regering was volgens De Rode Vaan dé schuldige, het brein achter de hele Kongolese crisis, die ze zorgvuldig en met voorbedachte rade had uitgewerkt, en alle andere actoren waren slechts radertjes in het complot van de regering.  Interessant was de perceptie van de socialistische partij, waar voor het eerst een intermediaire positie tussen goed en slecht opdook.  De krant keurde het gebrek aan verzet van de BPS af, maar kon de partij in de hoop op een samenwerkingsverband niet te hard aanpakken.  Ze stelde de socialisten daarom voor als besluiteloos, een beetje laf.

 

4.3.2. Een rechtse regering en "rechtse socialisten": de Franse politiek

 

Na de bloedige aanslag op 1 november 1954 stelde De Rode Vaan de Franse regering, die ze meestal met "Parijs", "de Fransen" of met de naam van de premier aanduidde, verantwoordelijk voor het geweld.  Het was voor de krant duidelijk dat de regering niets geleerd had uit Vietnam, Tunesië of Marokko.  Ze bleef immers troepen zenden naar Algerije en kende Algerije enkel het statuut van Frans departement toe, in de hoop dat de onafhankelijkheidsstrijders daarmee genoegen zouden nemen.  De aanslagen waren volgens De Rode Vaan door die onverzettelijke houding uitgelokt.[342]

 

In de artikels over de Algerijnse kwestie, veel meer dan in die over België en Kongo, kwamen lange episodes over de partijpolitiek in de metropool voor.  De Rode Vaan had veel aandacht voor de houding van de Franse communisten en socialisten in de parlementaire debatten over de bijzondere volmachten, waarbij de standpunten en belangen van en de onderlinge verhoudingen tussen de partijen haarfijn uit de doeken werden gedaan.  De eerste vraag naar bijzondere volmachten kwam van de socialistische premier Guy Mollet in maart 1956.  De Rode Vaan verduidelijkte dat de PCF principieel tegen deze volmachten was, omdat deze een moordende spiraal van geweld in beweging zouden zetten.  Met "zij zal haar houding echter bepalen in het licht van alle gegevens van de politieke toestand", kondigde de krant al aan dat de Franse communisten hun principes opzij zouden schuiven.  Volgens De Rode Vaan was dit niet tegenstrijdig met de communistische idealen.  De PCF had immers voor de regering gestemd om "de manoeuvres van de reactie te verijdelen".  Het vormen van een "arbeiderseenheid" tussen socialisten en communisten was namelijk de enige manier om het streven naar geweld van de christen-democraten en vooral van de poujadisten tegen te houden.[343]

 

De poujadisten waren de leden van de Union de Défense des Commerçants et Artisans (UDCA), een antiparlementaire, antisemitische, nationalistische en vooral populistische partij onder leiding van Pierre Poujade, die het corporatisme wilde herinvoeren en de politiek wilde bevolken met handelaars en ambachtslieden.  Tijdens de verkiezingen van januari 1956 behaalde de UDCA haar eerste en enige succes, zodat tijdens de regeerperiode van Mollet een vijftigtal poujadistische verkozenen in het parlement zetelden.[344]  Volgens De Rode Vaan waren de poujadisten "fascisten van het eerste uur".  De poujadisten hadden tijdens het parlementaire debat beweerd dat ze meer vertrouwen hadden in voormalig SS-generaal Heinrich Rancke dan in Mollet, waarop de communisten en socialisten de zaal hadden verlaten.  De krant vergrootte dit incident sterk uit om de poujadisten verder in diskrediet te brengen.[345]  Voor één keer was de vergelijking met de fascisten niet geheel onterecht.  Het poujadisme vertoonde inderdaad enkele fascistoïde trekken en haar succes was dan ook van korte duur.[346]

 

De Rode Vaan liet zich niet alleen positief uit over de communisten, voor wie de volmachten een noodzakelijk kwaad waren, maar ook over de Franse socialisten, die vragende partij waren voor bijzondere volmachten.  Premier Mollet had immers verklaard "de Indochinese oplossing te verwerpen".  Hij zou de volmachten dus niet voor een harde repressie aanwenden.  Bovendien had de socialistische minister van buitenlandse zaken Christian Pineau voor een toenadering van zijn partij tot de PCF geijverd.[347]  Dit alles moest het stemgedrag rechtvaardigen van de PCF, die volgens De Rode Vaan haar mening over de "tekortkomingen" van de regering Mollet niet onder stoelen of banken gestoken had.  De Rode Vaan zou deze "tekortkomingen" echter snel door vinniger begrippen vervangen.[348]   Toen het leger een half jaar later vijf FLN-rebellen arresteerde, schreef de krant bijvoorbeeld dat de socialistische regering, hoewel die zich van de "ontvoering" en van het leger distantieerde, voor eeuwig ten schande zou blijven.[349] 

                                

In juli 1957 vroeg de nieuwe, radicaal-socialistische premier Maurice Bourgès-Maunoury de hernieuwing van de pouvoirs spéciaux.  De regering wilde de bijzondere volmachten nu zelfs uitbreiden tot Frankrijk, wat betekende dat zowel in Frankrijk als in Algerije verdachten voor onbepaalde tijd vastgehouden konden worden, huiszoekingen zonder gerechtelijke toestemming uitgevoerd en veroordeelde personen in vaste verblijfplaatsen ondergebracht.  Die laatste maatregel interpreteerde De Rode Vaan als de oprichting van "interneringscentra en concentratiekampen".  De krant concludeerde dat "er niet veel meer nodig (was) om van Frankrijk een politiestaat te maken".  Gelukkig dienden de communistische volksvertegenwoordigers een amendement in, dat dergelijke centra in Frankrijk verbood, en werd dit amendement goedgekeurd.[350]

 

Het amendement was maar één van de initiatieven van de PCF om de bijzondere volmachten tegen te houden.  Volgens De Rode Vaan deed de partij, die als enige partij rechtvaardigheid hoog in haar vaandel voerde, haar uiterste best.  De partijsecretaris Jacques Duclos sprak bijvoorbeeld een striemende rede uit tegen deze "fascistische maatregelen, die al wat reactionair is in de handen doet wrijven".  Het woord werd hem echter ontnomen door het "geroep en getier van ultrareactionaire kolonialisten".[351]  Premier Bourgès-Maunoury speelde het spel hard.  Hij zette de stemming onder druk door de bijzondere volmachten aan een vertrouwenskwestie te verbinden.  Dit noemde De Rode Vaan "pure chantage" en een "kaakslag voor de democratie".  De krant linkte Bourgès-Maunoury zelfs aan het nazisme, toen ze schreef dat deze strategie "maar al te goed herinnert aan de jaren, dat we hier in groen geklede apen hoorden brullen".  Uiteindelijk kreeg de premier zijn volmachten met 280 stemmen tegen 183 en 29 onthoudingen.  De Rode Vaan betreurde vooral dat de meerderheid van de socialisten voor de volmachten, dus voor "de dictatuur", had gestemd.  Dat een aantal socialisten zich niet akkoord verklaarden met de partijlijn en niet aan de stemming deelnamen, vond de krant nog enigszins hoopgevend.[352] 

 

Dat De Rode Vaan de Franse socialisten een stuk harder aanpakte dan tijdens het eerdere debat in maart 1956, liep parallel met de veranderde verhouding tussen de PCF en de socialisten.  Onder invloed van de Suezcrisis en de inval in Hongarije was een communistisch-socialistische samenwerking niet langer een optie.  Bovendien escaleerde het geweld in Algerije tijdens de regering Bourgès-Maunoury tot een ware Bataille d'Alger, waarvoor De Rode Vaan de regering, de socialisten incluis, verantwoordelijk hield.  Volgens de communistische krant beschermden de autoriteiten het leger en de politie in Algerije, die op grote schaal folterden.  De krant vulde de artikels over de Bataille d'Alger vooral met het ontkrachten van de mededelingen van de regering.  Op de verklaring van minister van buitenlandse zaken Pineau dat de Bataille een reactie op het geweld van het FLN was, repliceerde De Rode Vaan bijvoorbeeld dat de interventie van het Franse leger enkel diende om de Franse belangen te beschermen.  Bovendien ageerde ze tegen het officiële dodental, dat in werkelijkheid tien keer hoger zou geweest zijn, en tegen de benaming "pacificatie".  De Franse militaire actie in Algerije was volgens de krant niets minder dan een "bloedige oorlog", een "staat van beleg".[353]

 

De volgende regering, die onder leiding van de sociaal-democratische premier Félix Gaillard stond, maakte zich in De Rode Vaan evenmin geliefd met haar reactie op het bombardement van Sakkiet Sidi Youssef.  Door de uitspraak van minister van oorlog Jacques Chaban-Delmas dat de Fransen in Sakkiet Sidi Youssef "een nest van rebellen en moordenaars uitgeroeid hadden", de weigering om de Franse consulaten in Tunesië te sluiten en de aanhoudende bezetting van de basis van Bizerta werd de Franse regering in De Rode Vaan eenzijdig negatief gepercipieerd.[354]

 

Tijdens de korte regering van de christen-democraat René Pflimlin, die op 8 mei 1958 aantrad, opende De Rode Vaan een nieuw hoofdstuk over de bijzondere volmachten.  Nog voor zijn investituur gestemd was, barstten in Algerije grote onlusten los tegen zijn regering, omwille van de aangekondigde onafhankelijkheidspolitiek.  Pflimlin trok daarop zijn voornemen om Algerije los te laten in, maar de schade was onherstelbaar.  De ultra's in Algerije bleven zich tegen Pflimlin verzetten en riepen generaal de Gaulle op om de macht over te nemen.[355]

 

Voor De Rode Vaan was de terugkeer van de Gaulle onaanvaardbaar.  Ze noemden zijn kandidaatstelling een "fascistische dreiging voor Parijs".  "De bedoeling is, openlijk, in Parijs de staatsgreep voort te zetten en (…) de oorlog tot het uiterste door te zetten, de armoede der werkers te verergeren."  De krant was van mening dat de onlusten in Algerije een zorgvuldig geplande staatsgreep op initiatief van de Gaulle waren.  Hij werd dan ook weinig flatterend omschreven als de "coördinator en aanstoker van de putsch" en "de aspirant-dictator".[356]

 

Om het gaullistische gevaar af te wenden onthield de PCF zich bij de investituur van Pflimlin en steunde de partij de bijzondere volmachten.  Hoewel de christen-democratische premier van plan was de bijzondere volmachten toe te kennen aan generaal Salan, die volgens De Rode Vaan een medewerker van de Gaulle was, zag de krant geen bezwaren voor de handelswijze van de PCF.  De stemming van de volmachten was naar haar mening noodzakelijk om het complot tegen de Republiek te ontzenuwen.  Ook de socialisten steunden Pflimlins regering, waardoor ze in De Rode Vaan even hun stigma kwijt raakten.  De krant hernam haar oproepen voor de vorming van een "antifascistisch front", een "eenheid van arbeiders en verdedigers van de democratie" om de Republiek te verdedigen.[357]

 

De communistische steun aan Pflimlin was tevergeefs.  Nadat de onlusten in Algiers uitbreiding namen naar Corsica, werd de toestand onhoudbaar.  Pflimlin werd op 1 juni 1958 door Charles de Gaulle vervangen.  De Gaulle kreeg absolute volmachten voor een periode van zes maanden en bijzondere volmachten in Algerije.  Hij kondigde een grondwetsherziening aan, waarover hij een referendum zou organiseren.[358]  De Rode Vaan was niet te spreken over de aanstelling van de Gaulle, die de oorlog in Algerije, de "vuile oorlog die de werkende klasse doet betalen", zou voortzetten.  Voor de krant was de Gaulle een "militair dictator", die door een complot met de muitende generaals aan de macht was gekomen.  "Frankrijk zal in een avontuur gestort worden", waarschuwde De Rode Vaan. 

 

Dat de Gaulle afstand nam van de generaals in Algiers, herstelde zijn imago in de communistische krant niet.  De Rode Vaan beschouwde dit immers als een tactiek om de "rechtse socialisten", waaronder Guy Mollet, een alibi te verschaffen om de Gaulle te steunen.    Mollet had voorgoed afgedaan voor de communistische krant.  Hij was één van de regeringsleden die Pflimlin onder druk hadden gezet om af te treden, wat van hem volgens de krant een rechtstreekse handlanger van de gaullisten maakte.  Mollet zou bovendien deel gaan uitmaken van de regering de Gaulle, wat De Rode Vaan deed besluiten dat "de wil van de arbeidersklasse binnen SFIO (moest) onderdoen voor het verraad van de rechtse leiders".[359]  De vijandigheid in De Rode Vaan tegenover de Gaulle was niet onterecht, maar dat ze hem als de aanstoker van de putsch in Algerije voorstelden, was een buitensporige verdraaiing van de waarheid.  De perceptie van Mollet daarentegen sloot perfect aan bij de werkelijkheid.  Ook niet-communistische analisten waren het eens met het oordeel De Rode Vaan over Mollet: "Homme de Gauche, il a fait une politique de Droite."[360]

 

De perceptie van de socialisten in De Rode Vaan was evenwel niet eenzijdig negatief.  Toen president Coty zijn keuze voor de Gaulle bekendmaakte, hadden de communisten immers samen met de socialisten geprotesteerd door de Marseillaise te zingen.  De socialisten deden dit echter niet met veel bravoure, zodat de krant vreesde dat de partij onder invloed van Mollet minder overtuigd verzet zou voeren tegen de Gaulle.  De Rode Vaan was wel onder de indruk van de "moedige stelling-name van Mendès-France".  Samen met de communisten Jacques Duclos en Maurice Thorez had de radicaal-socialist geweigerd zich op het Élysée aan te bieden om zich door de president "de voorwaarden van de dictator (de Gaulle) te laten dicteren".  Mendès-France had ook, zoals de communisten en 49 van de 91 socialisten, de investituur van de Gaulle niet gestemd.  De Rode Vaan hoopte dat alle socialisten zich aan de linkerzijde zouden scharen en zich samen met de PCF tegen de Gaulle zouden verzetten.[361]

 

Op 8 januari organiseerde de Gaulle, die ondertussen president was, een referendum over de Algerijnse onafhankelijkheid.  De Rode Vaan vond de vraag op het referendum dubbelzinnig.  Volgens de krant moest de kiezer antwoorden op de vraag of Algerije zelfbeschikking en tegelijkertijd het tegengestelde moest krijgen.  De Gaulle had inderdaad van het referendum een erezaak gemaakt en zijn eigen lot aan dat van Algerije verbonden.  Als de zelfbeschikking geen meerderheid achter zich kreeg, zou de president aftreden.  Voor de communistische krant, die het aanblijven van de Gaulle als een hindernis voor de onafhankelijkheid beschouwde, was een dergelijke vraagstelling paradoxaal. [362]  Deze opmerking over het referendum toonde eens te meer aan hoe De Rode Vaan stelselmatig de feiten negeerde en de Gaulle hardnekkig als een negatieve factor in de onafhankelijkheidsstrijd bleef percipiëren.

 

Hoewel de Gaulle de meerderheid van de kiezers achter zich kreeg, probeerde De Rode Vaan, in navolging van de PCF, het referendum krampachtig voor te stellen als een nederlaag voor de Gaulle.  De krant titelde dat de president 2,5 miljoen minder ja-stemmen kreeg dan bij zijn referendum in 1958 over de grondwetswijziging.[363]  De gegevens in De Rode Vaan waren correct maar misleidend.  De 2,5 miljoen ja-stemmen uit 1958 waren immers geen nee-stemmen maar onthoudingen geworden.[364]  Voor de Algerijnse stemming gaf De Rode Vaan geen concrete cijfers.  Ze deelde enkel mee dat er een boycot van het referendum had plaatsgevonden en noemde het daarom een "zwendelreferendum".[365]  In Algerije had een aanzienlijk deel van de kiezers (42 %) zich inderdaad onthouden.  Dat van de Algerijnen die wel naar de stembus trokken 68 % zich achter de Gaulle schaarde, verzweeg De Rode Vaan zorgvuldig.[366]

 

De Gaulles politiek, die in De Rode Vaan consequent als een "oorlogspolitiek" werd bestempeld, bestond uit schoorvoetende pogingen om met het FLN en de GPRA te onderhandelen.  Toen officiële onderhandelingen in april 1961 werden aangekondigd, grepen in Algiers enkele generaals in.  Om het onderhandelingsproces te hypothekeren namen ze in de nacht van 21 april de macht in Algiers en verschillende andere Algerijnse steden over.  De Franse regering werd in De Rode Vaan als machteloos voorgesteld tegenover de putsch.  De Gaulle ondernam volgens de krant drie dagen lang geen enkele actie.  Integendeel, democratische rechten zoals het recht op betogen, werden beperkt.  Pas op 25 april deed de Gaulle zijn oproep aan de Franse militairen om hun oversten niet langer te gehoorzamen.  Dat dit zo lang duurde, weet de communistische krant aan de Gaulles sympathie voor de generaals.[367]  Met de aanhoudende kritiek op de Gaulle, zijn vorderingen in de Algerijns-Franse onderhandelingen onderwijl negerend, volgde De Rode Vaan de starre visie van de PCF.  De Belgische communisten hadden zich er immers toe verbonden de politieke lijn van hun Franse zusterpartij te respecteren.[368]

 

Na de mislukking van de putsch namen de aanslagen van de OAS sterk toe in frequentie.  De pieds noirs grepen wanhopig naar geweld als laatste redmiddel voor hun kolonie.  Eén van de vele betogingen tegen de OAS vond plaats op 17 oktober 1961.  Deze vreedzame manifestatie kende een rampzalige afloop.  Meer dan honderd Algerijnen werden door de Franse politie in de straten van Parijs gedood.[369]  De Rode Vaan wijdde slechts een korte paragraaf aan de wrede gebeurtenis en sprak over twee doden.  Het is duidelijk dat De Rode Vaan niet van de ware feiten op de hoogte was, anders zou zij de gebeurtenis zeker aangegrepen hebben om de Franse regering aan te klagen.  Nu maakte zij zich echter drukker over de weigering van de Franse socialisten om samen met de PCF betogingen te organiseren, dan over de "twee" dode Algerijnen.[370]

 

Hoe meer de Algerijnse onafhankelijkheid in zicht kwam, hoe minder de Franse regering in De Rode Vaan aan bod kwam.  De gelegenheden om de Gaulle negatief af te schilderen werden immers schaarser.  Toen het uiteindelijke referendum op 1 juli 1962 met een grote meerderheid ja-stemmen triomfantelijk de onafhankelijkheid van Algerije inluidde, vermeldde de communistische krant dan ook amper de rol van de regering.  De krant zag de  uitslag van het referendum als een evidentie – daarvan getuigde haar voorpagina[371] al een week vóór het referendum – die niet aan de Gaulle te danken was, maar door het Algerijnse volk was afgedwongen.  De Rode Vaan merkte alleen nog op dat Frankrijk haar kolonie niet zonder slag of stoot zou laten gaan en zich zou trachten te mengen in de Algerijnse economie.[372]

 

4.3.3. De trusts, de katholieke clerus en het koninklijk hof in België

 

Hoewel de Belgische regering als hoofdschuldige voor de Kongolese crisis werd beschouwd, opereerde zij volgens De Rode Vaan niet alleen.  In de eerste plaats waren de Belgische bemoeienissen bedoeld om de belangen van de Belgische koloniale ondernemingen, die zelf eveneens de Kongolese gang van zaken probeerden te beïnvloeden, veilig te stellen.  Ook de katholieke clerus en het koninklijk hof waren volgens de krant in het complot betrokken.  De twee laatste partijen werden slechts heel sporadisch vernoemd, zonder concrete feiten op tafel te leggen.[373]  De Belgische ondernemingen daarentegen kwamen in De Rode Vaan in elke fase van de onafhankelijkheidsstrijd aan bod.

 

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

Klik op de afbeelding om ze te vergroten

 

Soms schreef De Rode Vaan expliciet dat "de Belgische politieke en economische elite"  allebei hoopten de Kongolese economie te blijven dirigeren.  Meestal specificeerde ze niet en had ze het gewoon over "de Belgische leidinggevende groepen" of de "kapitalistische vrijbuiters".  De Rode Vaan vond het niet nodig het onderscheid duidelijk aan te geven omdat volgens haar de Belgische koloniale politiek volledig beheerst werd door de maatschappijen.  Omgekeerd hadden heel wat politici persoonlijke belangen in de ondernemingen.  Om dit te bewijzen gaf De Rode Vaan begin augustus 1960 een overzicht van de politici in de beheerraden van de trusts.  Minister van buitenlandse zaken Pierre Wigny was beheerraadslid van Cominière en de verzekeringsmaatschappij La Concorde, minister van financiën en economie Raymond Scheyven van Cominière, Sogelec en Sogefor, minister van landbouw August De Vleesschauwer van Compagnie de l'Hévéa, Asahan Cultuurmaatschappij en Cobéga en minister van justitie Albert Lilar had belangen in de Ateliers de Léopoldville.[374]  Voor zover we konden achterhalen, klopte die informatie inderdaad.[375]  Bovendien bezat de overheid de meerderheid van de aandelen van de Société Générale de Belgique, zodat er een grote financiële verstrengeling bestond tussen de overheid en de drie sleutelondernemingen in de koloniale economie, de Union Minière, de Forminière en de Compagnie du Chemin de Fer.  Wel had Asahan Cultuurmaatschappij, waar De Vleesschauwer in de beheerrraad zetelde, geen belangen in Kongo maar in de Nederlandse kolonies, zodat deze rubberonderneming in de opsomming niet echt terzake deed.[376]

 

Bij ongeveer elke etappe in de Kongolese onafhankelijkheidsstrijd wees De Rode Vaan op de nefaste rol van de economische holdings.  Na de rellen in 1959 schoof ze de schuld deels in hun schoenen.  Dat de KPB niet vertegenwoordigd was op de Rondetafelconferentie kwam volgens haar doordat de "koloniale monopolies" macht uitoefenden op de politiek.  De Belgische interventie na de muiterij in juli 1960 diende om te waken over de belangen van de koloniale maatschappijen, die de Kongolese uitvoer volledig in handen hadden.  Vooral in de afscheuring van Katanga zag De Rode Vaan de hand van de Union Minière.[377]  Katanga, met zijn rijke ondergrond, leverde immers drie vierden van de Kongolese mijnproductie, goed voor een jaarlijks bedrag van 15 miljard Belgische frank volgens een artikel van 22 juli, of 12,5 miljard Belgische frank in een artikel van 29 juli 1960.  Om die immense inkomsten te behouden "betaalde de Union Minière sedert jaren een campagne voor het afscheuren van Katanga".  Ze kocht Tshombe en zijn partij Conakat om en liet hen een secessie doorvoeren. De Rode Vaan noemde Tshombe dan ook "de knecht van Union Minière" en Katanga "het hol van de Union Minière" en concludeerde dat "een mensenleven in Katanga minder zwaar weegt dan de aandelen van de Union Minière".[378]  "De knecht van Forminière" was dan weer Albert Kalonji, die de afscheuring van Zuid-Kasaï voltrok.  De Rode Vaan verklaarde deze beschuldiging nader.  Na de onafhankelijkheid was de koloniale maatschappij Forminière, voluit de Société Générale Forestière et Minière de Congo, een Kongolese onderneming geworden.  Het beheer van de Forminière werd echter overgedragen aan een nieuwe maatschappij, Interfor, waarvan de raad van bestuur enkel uit Belgen bestond, zodat de Kongolese eigendommen onder Belgische controle bleven.  Volgens De Rode Vaan was het geen toeval dat Kalonji enkele dagen na de oprichting van Interfor de onafhankelijkheid van Zuid-Kasaï, waar de hoofdzetel van de onderneming zich bevond, uitriep.  Ook hier lagen de Belgische ondernemingen aan de basis van de afscheuring.[379]

 

4.3.4. De passieve arbeidsklasse in België

 

In De Rode Vaan werd tot in het oneindige herhaald dat de Belgische arbeiders de natuurlijke bondgenoten van de Kongolese onafhankelijkheidsstrijders waren en zich daarom solidair moesten opstellen met de Kongolezen.  In lichtjes variërende formuleringen identificeerde de krant de strijd van de Kongolezen tegen de kolonialisten telkens weer met de strijd van de Belgische werkers tegen hun uitbuiters: "De gemeenschappelijke strijd van Kongolezen en Belgische arbeiders zal hun mores leren!", of nog, de arbeidersklasse moest "aan de zijde staan van de autentieke vertegenwoordigers van het Kongolese volk tegen de vertegenwoordigers van de monopolies der uitbuiters".[380]  Het valt op dat De Rode Vaan geen internationalistische boodschap verkondigde, maar zich expliciet tot de Belgische werknemers richtte.  Ongetwijfeld sprak dit haar lezerspubliek meer aan.

 

De krant expliciteerde de redenen waarom de Belgische arbeiders de Kongolese aspiratie naar onafhankelijkheid moesten steunen.  Als de situatie in Kongo zou escaleren, zouden "de zonen van het Belgische werkende volk (…) ingezet worden tegen een volk dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid wil!".  De Rode Vaan legde sterk de nadruk op deze dreiging en hanteerde hiervoor een dramatische woordkeuze.  "Oorlog voeren met het bloed der arbeiderszonen" en "jeugdige Belgische soldaten (gaan) de dood opzoeken in de jungle" waren daarvan slechts enkele voorbeelden.[381]  Met dergelijk taalgebruik trachtte De Rode Vaan onmiskenbaar de emoties van haar lezers te manipuleren. 

 

Daarnaast verkondigde De Rode Vaan dat het Kongobeleid van de regering een zware druk op de begroting betekende, waardoor de sociale eisen van de Belgische arbeiders op de lange baan geschoven werden.  De krant berekende op 17 februari 1961 dat een tiende van de vermindering van de oorlogskosten die de KPB vroeg, al voldoende was om in België voldoende bescherming tegen overstromingen te bouwen.[382]  Twee weken na de zware overstromingen in de vallei van Samber en Maas, waarbij duizenden mensen werden geëvacueerd, viel deze strategische opmerking bij haar lezers wellicht niet in dovemansoren.  De grote militaire kosten en de verwaarlozing van de Belgische arbeiders zorgden volgens De Rode Vaan bovendien voor een toename van de werkloosheid.  De krant fulmineerde dat het kolonialisme, of het kapitalisme in het algemeen, verantwoordelijk was voor de 300.000 werklozen, en meteen ook voor de gebeurtenissen in Grâce-Berleur en Marcinelle[383].  Door deze tragische gebeurtenissen – ietwat gekunsteld – aan het kolonialisme te linken, zette de krant haar lastercampagne tegenover de regering kracht bij.[384] 

 

Ondanks de frequente berichten in De Rode Vaan over de verbondenheid van de Belgische arbeiders met de Kongolezen, bestond er in België geen solidaire arbeidersmassa.  Dat de arbeiders zich in feite amper mobiliseerden rond het thema, was waarschijnlijk net de reden waarom De Rode Vaan het er zo vaak over had.  Door onophoudelijk de "gemeenschappelijke strijd" te verheerlijken, wilde de krant de Belgische werknemers tot actie aanzetten.  Vandaar ook dat de boodschap over de solidariteit vaak in de vorm van een oproep, aanmoediging of zelfs bevel werd weergegeven: "aan onze Belgische werkers de taak de komplotteurs van de Union Minière, die ook het levenspeil van  ons volk en de democratie in ons land bedreigen, te verslaan!".[385]

 

Hoe de arbeiders zich precies konden engageren, maakte De Rode Vaan niet echt duidelijk.  De arbeidersklasse moest zich distantiëren van de Belgische regering, blijven strijden tegen een verdeling van de wereld in rijke en proletarische naties, waken dat zij niet in de invloedssfeer van de Fransen kwamen, die immers verantwoordelijk waren voor het Algerijnse drama, ervoor zorgen dat de USSR niet langer het voorwerp was van een haatcampagne en het imago van België in de internationale publieke opinie herstellen.  Behalve al deze abstracte taken gaf De Rode Vaan haar lezers in februari 1961, enkele maanden voor de verkiezingen, één concrete opdracht: de arbeiders moesten de komende verkiezingen voor de communisten en tegen de kapitalisten stemmen.[386]

 

4.3.5. De actieve arbeidsklasse in Frankrijk

 

De artikels over de houding van de Franse arbeidsklasse tegen de Algerijnse oorlog bestonden, in tegenstelling tot de berichten over de Belgische arbeidsklasse, meer uit feiten dan uit oproepen tot actie.  Er was in Frankrijk immers wel degelijk protest van de arbeiders tegen de gebeurtenissen in Algerije.  Dit bleek ook uit de meer zakelijke toon en de inhoud van de artikels.  De Rode Vaan schreef bijvoorbeeld dat "de arbeiders zich tot nu toe (hebben) verzet en zich zullen blijven verzetten".[387]

 

Er waren verschillende concrete vormen van weerstand tegen de kolonialistische regering.  Naast het oprichten van comités en het sturen van protestbrieven naar de president, besprak De Rode Vaan vooral de vele stakingen en betogingen die de Franse arbeidsklasse ondernam.  Naar aanleiding van het debat over de bijzondere volmachten in maart 1956 betoogden de Algerijnse gastarbeiders in Parijs.  Begin 1958 was er in De Rode Vaan voor het eerst sprake van een betoging van Franse arbeiders, die ingericht was om sympathie te betuigen met de slachtoffers van het bombardement op Sakkiet Sidi Youssef.  Na een oproep in de Franse communistische krant L'Humanité in de woelige meimaand van 1958 om elke "fascistische betoging" met een tegenmanifestatie te beantwoorden, hielden de arbeiders in heel Frankrijk grote protestacties tegen de Gaulle en tegen de generaals in Algiers.  Het openbare vervoer lag stil, zeventig procent van de arbeiders in de Parijse voorsteden legde het werk neer en er vonden enorme betogingen plaats.[388]

 

Vanaf april 1961, toen de putsch van de generaals een golf van massamanifestaties veroorzaakte, ging De Rode Vaan met cijfers schermen.  Ze berichtte dat op 24 april 1961 twaalf miljoen arbeiders – een  onwaarschijnlijk getal – ondanks het verbod op betogen een protestmanifestatie hielden, die het einde van de putsch volgens de krant zeker bespoedigd had.  Op 18 november namen naar de mening van De Rode Vaan 20.000 arbeiders en studenten deel aan een verboden betoging.  De communistische krant betwistte het cijfer – 8.000 – dat de westerse kranten noemden.  Maar liefst 46.000 arbeiders betoogden op 6 december op initiatief van de PCF en 20.000 arbeiders legden die dag het werk neer.  Op 19 december verbood de Gaulle opnieuw een manifestatie tegen de terreur van de OAS.  Honderdduizenden mensen kwamen desondanks toch op straat.  Alleen al in Parijs telde De Rode Vaan meer dan 100.000 betogers.  Op 6 januari 1962 organiseerde de PCF een betoging, waarover De Rode Vaan beweerde dat er minstens 50.000 betogers waren en dat de optocht een groot succes was.  De krant deed de  reguliere pers, die berichtte dat de betoging slechts 5.000 arbeiders op de been bracht, af als leugenachtig.[389]  De culminatie van de manifestaties vond plaats op 13 februari 1962.  Een miljoen Parijzenaars betoogde naar aanleiding van de aanslag op de minister van cultuur André Malraux, waarbij het vierjarige dochtertje van de conciërge blind werd, en om de acht doden te herdenken die tijdens een eerdere betoging waren gevallen.  De Rode Vaan noemde de massale opkomst een "overwinning voor het Franse volk".  De journalist schreef emotioneel dat hij "door de tranen en de woede heen (…) het ware gezicht van de Franse arbeidersklasse (had) gezien".  "Dan ligt niets ons nauwer aan het hart dan de toekomst van de democratie en de Franse arbeidersbeweging," besloot het artikel.[390]

 

Een vergelijking met de berichtgeving in Le Monde leert ons dat de cijfers in De Rode Vaan aan de hoge kant lagen.  Terwijl Le Monde altijd de cijfers van de politie, van de observatoren en van de organisatoren weergaf, gebruikte De Rode Vaan telkens het hoogste getal, dat van de organisatoren.  Meestal was dit ook het cijfer dat de PCF verspreidde.  Op de manifestatie van 19 december 1961, die De Rode Vaan 100.000 deelnemers toedichtte, waren bijvoorbeeld volgens de politie 15.000, volgens de waarnemers 25.000 en volgens de organisatoren, in casu de PCF, 100.000 betogers.  Het onvoorstelbare getal van twaalf miljoen arbeiders, voor de actie van 24 april 1961, werd in Le Monde, die het over "des millions de travailleurs" en "la quasi-totalité des travailleurs" had, niet meteen weerlegd.  Wat De Rode Vaan echter niet vermeld had, was dat het om een staking van één uur ging, waaraan alle Franse politieke partijen, van de communisten tot de gaullisten, hun steun hadden toegezegd.  Ook Le Monde was ten slotte onder de indruk van de massale opkomst op 13 februari 1962.  Zij had het echter niet over één miljoen, maar, net als de historici Bernard Droz en Évelyne Lever, over meerdere honderdduizenden betogers.[391]

 

Zelfs in de berichtgeving over de arbeidsklasse was de partijpolitiek nooit veraf.  In mei 1958 beklemtoonde De Rode Vaan dat de communisten en socialisten zich gezamenlijk achter de leuze "Vive la République" schaarden.  Tijdens de nacht van 23 op 24 april 1960 hielden burgers de wacht over strategische punten in Parijs, uit vrees dat de putsch in Algiers naar Frankrijk zou overslaan.  De Rode Vaan klaagde dat enkel de leden van de Union pour la Nouvelle République (UNR), de gaullistische partij, wapens kregen.  De gewone arbeiders kregen geen wapens omdat er zich te veel communisten onder de arbeiders bevonden.  De krant vond het ongehoord dat de Gaulle zich zelfs in zo'n ernstige situatie liet leiden door zijn anticommunisme.[392]

 

Eén keer maakte De Rode Vaan de vergelijking tussen de Franse en Belgische arbeidsklasse.  Op 29 mei 1958, kort voor de Belgische verkiezingen, schreef ze dat de houding van de PCF en de Franse arbeiders een les moest zijn voor de Belgen.  De krant hoopte dat haar lezers zich in het stemhokje zouden herinneren dat zowel in grote complotten als in de strijd van elke dag, alleen de communisten trouw bleven aan de arbeiders.  De acties van de Franse arbeiders werden dus ingeschakeld in de eigen propaganda.[393]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[208] Sommige artikels handelen over meer dan één deelaspect.  Deze artikels zijn meerdere keren meegeteld.  Sommige artikels handelen over een aspect dat niet in de tabel voorkomt.  Deze artikels zijn weggelaten.

[209] "Groep Kongolezen eist oprichting van politieke partijen!", De Rode Vaan (29 augustus 1956) 3; "Harde feiten over Kongo", De Rode Vaan (16 januari 1959) 4.

[210] "Kongolese elite neemt stelling in: opzienbarend manifest", De Rode Vaan (5 juli 1956) 1-2.

[211] DE SMET, "Tegenover chaos en moord", De Rode Vaan (9 januari 1959) 3.

[212] "Harde feiten over Kongo", De Rode Vaan (16 januari 1959) 4.

[213] THIJS, "Die rede van Loemoemba…", De Rode Vaan (8 juli 1960) 11.

[214] "Olie en azijn: 'Schildwacht'-hysterie", De Rode Vaan (19 augustus 1960) 2; "Buitenlandse zaken: Kongo zegt Hammerskjöld vertrouwen op", De Rode Vaan (19 augustus 1960) 4; "Gendarmen van Tshombé roeien bevolking uit in Noord-Katanga!", De Rode Vaan (23 september 1960) 4.

[215] "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (16 september 1960) 4.

[216] "Protesten tegen de moord op Lumumba", De Rode Vaan (24 februari 1961) 5.

[217] "Kroniek van Reinaert: Patrice", De Rode Vaan (12 juli 1956) 2; HEINZ en DONNAY, Lumumba Patrice, 10; GONDOLA, The history of Congo, 106.

[218] "Kongolese elite neemt stelling in: opzienbarend manifest", De Rode Vaan (5 juli 1956) 1-2; DE CONINCK, "Na het Kongo-congres van de BSP: Waarom wij duidelijkheid wensen", De Rode Vaan Weekeind (7-8 juli 1956) 7; "Groep Kongolezen eist oprichting van politieke partijen!", De Rode Vaan (29 augustus 1956) 3; "Olie en azijn: Abako", De Rode Vaan Weekeind (1-2 september 1956) 2; PEIREN, De Kommunistische partij van België tussen 1958 en 1965, 47-52.

[219] PEIREN, De Kommunistische partij van België tussen 1958 en 1965, 178-180; Thesissen goedgekeurd door het XIIe Kongres, 4-6, 39-40, 46; Thesissen goedgekeurd door het XIIe Kongres, 43-44. 

[220] "Kommentaar: Léopoldstad", De Rode Vaan (9 januari 1959) 3; "Figuur van de week: Kasavoeboe", De Rode Vaan (16 januari 1959) 2; "Harde feiten over Kongo", De Rode Vaan (16 januari 1959) 4; DEBROUWERE, "Afrika komt in beweging", De Rode Vaan (23 januari 1959) 10-11

[221] "Onafhankelijkheid wordt afgekondigd op 30 juni!", De Rode Vaan (29 januari 1960) 6.

[222] "De weg naar onafhankelijkheid zoals de MNC het ziet", De Rode Vaan (29 januari 1960) 7; "Onafhankelijkheid wordt afgekondigd op 30 juni!", De Rode Vaan (29 januari 1960) 6.

[223] "De weg naar onafhankelijkheid zoals de MNC het ziet", De Rode Vaan (29 januari 1960) 7.

[224] "Langverwachte voorstellen van De Schrijver ontgoochelend", De Rode Vaan (5 februari 1960) 6.

[225] "Buitenlandse zaken: Kongo en de Belgische democraten", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; ETAMBALA, Congo '55-'65, 145-147.

[226] THIJS, "Die rede van Loemoemba…", De Rode Vaan (8 juli 1960) 11.

[227] ETAMBALA, Congo '55-'65, 155-160; "Tans samenwerking op voet van gelijkheid", De Rode Vaan (8 juli 1960) 11. 

[228] "Muiterij in Kongolese Weermacht", Nieuwsblad; "Muiterij ontreddert Kongolese Weermacht", De Standaard; "Troubles graves au Congo", Le Soir; "Muiterij in Congolese Weermacht te Leopoldstad en Thysstad", Het Laatste Nieuws; "Kongolese eenheden aan het muiten", Gazet van Antwerpen; "Mutineries dans la Force Publique à Léopoldville et à Thysville", La Libre Belgique.

[229] "Wij dragen als Belgen verantwoordelijkheid, wanneer in Kongo de democratie door de samenzweerders wordt genekt!", De Rode Vaan (16 september 1960) 3.

[230] "Figuur van de week: Victor Loendoela", De Rode Vaan (15 juli 1960) 1; THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; BURNELLE, "De enige weg om de moeilijkheden", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Resoluties van het Politiek Bureau der KPB over de Kongolese gebeurtenissen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4; "Halt aan de interventie", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4; MOULIN, "Waar zijn de verantwoordelijken?", De Rode Vaan (15 juli 1960) 5.

[231] "Halt aan de interventie", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4.

[232] "Halt aan de interventie", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4; "Olie en azijn: Zij die oorlog willen", De Rode Vaan (22 juli 1960) 2.

[233] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Waarom dat gehuil over een 'kommunistisch komplot?' ", De Rode Vaan (22 juli 1960) 3-4; "Het bombardement van Matadi", De Rode Vaan (29 juli 1960) 4.

[234] "Waarom dat gehuil over een 'kommunistisch komplot?' ", De Rode Vaan (22 juli 1960) 3-4; "Buitenlandse zaken: Loemoemba te New York", De Rode Vaan (29 juli 1960) 4.

[235] "Wij dragen als Belgen verantwoordelijkheid, wanneer in Kongo de democratie door de samenzweerders wordt genekt!", De Rode Vaan (16 september 1960) 3.

[236] "De regering Eyskens en de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (9 september 1960) 6; "Buitenlandse zaken: Kongo en de Belgische democraten", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (16 september 1960) 4.

[237] "Het komplot tegen Kongo", De Rode Vaan (9 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: Kongo en de Belgische democraten", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: de derde machtsgreep", De Rode Vaan (16 september 1960) 4.

[238] "Het komplot tegen Kongo", De Rode Vaan (9 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: Kongo en de Belgische democraten", De Rode Vaan (16 september 1960) 4

[239] "Het komplot tegen Kongo", De Rode Vaan (9 september 1960) 4; "De kommissarissen der kolonialisten", De Rode Vaan (23 september 1960) 4.

[240] "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (16 september 1960) 4.

[241] HEINZ en DONNAY, Lumumba Patrice: les cinquante derniers jours de sa vie, 32-34.

[242] "De septembercrisis in Kongo", De Rode Vaan (30 september 1960) 4-5.

[243] Cf. p 94.

[244] VAN VEEN en VAN DER SIJS, ed. Etymologische woordenboek, 288; "Golf van kolonialistische terreur in Algerië", De Rode Vaan (3 november 1954) 1; "Algerië: CRS reeds zondag verstuurd!", De Rode Vaan (4 november 1954) 4.

[245] "Franse schanddaad in Noord-Afrika", De Rode Vaan (24 oktober 1956) 1, 4; "Arabische solidariteit met Algerië", De Rode Vaan (25 oktober 1956) 4; "Heel-Arabische actie voor Algerië", De Rode Vaan (26 oktober 1956) 3.

[246] "Heden begint de algemene staking van acht dagen in Algerië", De Rode Vaan (28 januari 1957) 1; "Ondanks de uitzonderlijke repressiemaatregelen: staking te Algiers algemeen", De Rode Vaan (29 januari 1957) 1; "Algemene staking in Algerië duurt onverminderd voort", De Rode Vaan (31 januari 1957) 1; "Gans Algerië heeft een week gestaakt", De Rode Vaan Weekeind (2-3 februari 1957) 3; "Frankrijk ontkent bevoegdheid van VN inzake Algerië", De Rode Vaan (5 februari 1957) 1.

[247] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 130-131.

[248] "Oorlog in Algerië moet stopgezet worden", De Rode Vaan (12 februari 1957) 1; "Het ontwaken van een natie", De Rode Vaan Weekeind (16-17 februari 1957) 8, 13; " 'De pacificatie' gezien van de kant der mitrailletten", De Rode Vaan (27 februari 1957) 4.

[249] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 130.

[250] JOLY, The French Communist party and the Algerian war, 51,71; DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 318.

[251] "Het leger der Algerijnse revolutionaire boeren eist dat Frankrijk tot rede komt en laat zich door geen list verschalken!", De Rode Vaan (4 maart 1960) 10-11.

[252] “Algerië: voorbereiding van het referendum”, De Rode Vaan (15 juni 1962) 16; “Algerië: Ben Khedda ontmaskert pogingen van OAS om Algerië te verdelen” , De Rode Vaan (22 juni 1962) 16; “Deze zondag: uitslag van Algerijns referendum aan geen twijfel onderhevig”, De Rode Vaan (29 juni 1962) 16; “Algerië is onafhankelijk”, De Rode Vaan (6 juli 1962) 16.

[253] "Kolonialistische terreur stuit op volksverzet in Algerië", De Rode Vaan (5 november 1954) 4; "Het Algerijnse volk strijdt voor zijn onafhankelijkheid", De Rode Vaan Weekeind (16-17 februari 1957) 8,13.

[254] "Kolonialistische terreur stuit op volksverzet in Algerië", De Rode Vaan (5 november 1954) 4.

[255] "Arabische solidariteit met Algerië", De Rode Vaan (25 oktober 1956) 4; "Heel-Arabische actie voor Algerië", De Rode Vaan (26 oktober 1956) 3.

[256] "Heden begint de algemene staking van acht dagen in Algerië", De Rode Vaan (28 januari 1957) 1; "Ondanks de uitzonderlijke repressiemaatregelen: staking te Algiers algemeen", De Rode Vaan (29 januari 1957) 1; "Algemene staking neemt uitbreiding in Algerië en in Frankrijk", De Rode Vaan (30 januari 1957) 1; "Gans Algerië heeft een week gestaakt", De Rode Vaan Weekeind (2-3 februari 1957) 3; "Frankrijk ontkent bevoegdheid van VN inzake Algerië", De Rode Vaan (5 februari 1957) 1.

[257] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 130.

[258] "Vuurgevecht in de Kasbah van Algiers", De Rode Vaan (28 februari 1957) 4.

[259] "Slachtingen in Algerië", De Rode Vaan (4 maart 1957) 3; "Franse overheden maken terrorisme der 'ultra's' officieel", De Rode Vaan (5 maart 1957) 1.

[260] Guernica, de culturele hoofstad van Baskenland, werd tijdens de Spaanse burgeroorlog verwoest om de Baskische nationalisten het zwijgen op te leggen.  Duitse bommenwerpers – Franco en Hitler waren bondgenoten – vernielden op 26 april 1937 drie vierde van het stadje.  Aangezien het marktdag was en er heel veel volk op straat was, werden 1650 burgers, of één derde van de totale bevolking, gedood en 900 gewond.

Oradour-sur-Glane is een Frans dorp in de Bordeauxstreek.  In juni 1944 doodde de Waffen-SS er 642 burgers.  De mannen werden geëxecuteerd, terwijl de vrouwen en kinderen in een kerk werden opgesloten die daarna tot ontploffing werd gebracht.  Door verbranding van de lijken maakte men de identificatie van de lijken onmogelijk.

[261] "Bloedbad in Tunesië", De Rode Vaan (10 februari 1958) 1, 3; "Openbare mening veroordeelt verantwoordelijken van de massamoord van Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan (11 februari 1958) 1, 4; "De terreurraid van Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan (12 februari 1958) 1, 4; "Het Guernica van 1958 heet Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan Weekeind (15-16 februari 1958) 10-11; " 'Eerst ontruimen, dan onderhandelen' verklaart president Bourguiba", De Rode Vaan (14 februari 1958) 1, 4.

[262] WINOCK, La France politique, 455.

[263] "Bloedbad in Tunesië", De Rode Vaan (10 februari 1958) 1, 3; "De terreurraid van Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan (12 februari 1958) 1, 4; "Nieuwe Tunesische klacht bij de Veiligheidsraad", De Rode Vaan (17 februari 1958) 1.

[264] “De Gaulle’s referendum”, De Rode Vaan (7 januari 1961) 9; "Twee en een half miljoen minder stemmen voor de Gaulle”, De Rode Vaan (14 januari 1961) 16.

[265] “Algerijnse gevangenen behaalden overwinning”, De Rode Vaan (24 november 1961) 16.

[266] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 177-178.

[267] JEUNIAUX, "Het fascistisch gevaar blijft Frankrijk bedreigen", De Rode Vaan Weekeind (24-25 mei 1958) 3, 4; "Het ware aangezicht van de 'Frans-Muzulmaanse verbroedering' ", De Rode Vaan (29 mei 1958) 4.

[268] "Groep Kongolezen eist oprichting van politieke partijen!", De Rode Vaan (29 augustus 1956) 3; "Onafhankelijkheid wordt afgekondigd op 30 juni!", De Rode Vaan (29 januari 1960) 6; THIJS, "Die rede van Loemoemba…", De Rode Vaan (8 juli 1960) 11; THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Waarom dat gehuil over een 'kommunistisch komplot?' ", De Rode Vaan (22 juli 1960) 3-4; "Het bombardement van Matadi", De Rode Vaan (29 juli 1960) 4; THYS, "Aan de schandpaal", De Rode Vaan (9 september 1960) 3; "Het komplot tegen Kongo", De Rode Vaan (9 september 1960) 4;  “Lumumba werd onder de ogen van Tshombé vermoord!”, De Rode Vaan (17 november 1961) 16.

[269] "Buitenlandse zaken: Kongo en de Belgische democraten", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; DE SMET, "Wij dragen als Belgen verantwoordelijkheid, wanneer in Kongo de democratie door de samenzweerders wordt genekt!", De Rode Vaan (16 september 1960) 3; "De kommissarissen der kolonialisten", De Rode Vaan (23 september 1960) 4.

[270] "Langverwachte voorstellen van De Schrijver ontgoochelend", De Rode Vaan (5 februari 1960) 6; "Buitenlandse zaken: Elisabethstad verwacht de troepen van de OVN", De Rode Vaan (12 augustus 1960) 4;

"Buitenlandse zaken: Kongo en de Belgische democraten", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: de derde machtsgreep", De Rode Vaan (16 september 1960) 4.

[271] "Imperialisten hebben moeilijkheden in Kongo!", De Rode Vaan (30 september 1960) 4; "De kommissarissen der kolonialisten", De Rode Vaan (23 september 1960) 4.

[272] DE SMET, "Wij dragen als Belgen verantwoordelijkheid, wanneer in Kongo de democratie door de samenzweerders wordt genekt!", De Rode Vaan (16 september 1960) 3; "Imperialisten hebben moeilijkheden in Kongo!", De Rode Vaan (30 september 1960) 4.

[273] ETAMBALA, Congo '55-'65, 221-222; PACKHAM, Success or failure, 60. 

[274] "Groeiend verzet tegen Tshombé", De Rode Vaan (26 augustus 1960) 3; "Nieuwe manoeuvres tegen Kongolese patrimonium", De Rode Vaan (2 september 1960) 4; DE SMET, "Niet afwachten, maar mobilizeren", De Rode Vaan (2 september 1960) 3; "Met Tshombé wordt afgerekend", De Rode Vaan (2 september 1960) 4.

[275] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Resoluties van het Politiek Bureau der KPB over de Kongolese gebeurtenissen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4; MOULIN, "Waar zijn de verantwoordelijken?", De Rode Vaan (15 juli 1960) 5; "Katanga.  De Union Minière wil de rijkste provincie van de Kongolese republiek losscheuren!", De Rode Vaan (22 juli 1960) 10-11; "Buitenlandse zaken: Aan de bondgenoten kent men… Eyskens", De Rode Vaan (22 juli 1960) 4; "Figuur van de week: M.-K. Tshombé", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 2; DE SMET, "Voor België en voor Kongo: Stopt de onheilsregering!", De Rode Vaan (12 augustus 1960) 3; "Groeiend verzet tegen Tshombé", De Rode Vaan (26 augustus 1960) 3.

[276] "Olie en azijn: Zij die oorlog willen", De Rode Vaan (22 juli 1960) 2; "Katanga.  De Union Minière wil de rijkste provincie van de Kongolese republiek losscheuren!", De Rode Vaan (22 juli 1960) 10-11; "Tien vragen over Kongo en de onafhankelijkheid", De Rode Vaan (29 juli 1960) 10-11; DE SMET, "Voor België en voor Kongo: Stopt de onheilsregering!", De Rode Vaan (12 augustus 1960) 3; "Het komplot tegen Kongo", De Rode Vaan (9 september 1960) 4; DE SMET, "Wij dragen als Belgen verantwoordelijkheid, wanneer in Kongo de democratie door de samenzweerders wordt genekt!", De Rode Vaan (16 september 1960) 3.

[277] "Gendarmen van Tshombé roeien bevolking uit in Noord-Katanga!", De Rode Vaan (23 september 1960) 4.

[278] Syngman Rhee (1875-1965) was van 1948 tot 1960 president van Zuid-Korea.  Hij was door de Verenigde Staten van Amerika aan de macht gebracht, waardoor zijn politiek grotendeels door de Amerikanen bepaald werd.  Hij ontpopte zich als een tiran en liet duizenden politieke tegenstanders, onder wie vooral communisten, vermoorden.

Nobusuke Kishi richtte in 1955 in Japan de Liberale Democratische Partij, een conservatieve coalitie, op.  Als premier zocht hij toenadering tot de USA.  Toen hij een bilateraal veiligheidsverdrag met president Eisenhower wilde ondertekenen, botste hij op grote weerstand, vooral van de socialisten en communisten.  Het verdrag werd uiteindelijk op onwettelijke manier toch gesloten.

[279] "Buitenlandse zaken: Aan de bondgenoten kent men… Eyskens", De Rode Vaan (22 juli 1960) 4.

[280] "20.000 frank per maand voor Tshombe-legionairs!", De Rode Vaan (27 januari 1961) 15.

[281] Kamer, 342-350, 374, 378-381; DE SMET, “Editoriaal: rukt de blinddoek af!”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 3; "Scherpe protesten tegen moord op Lumumba en zijn lotgenoten",  De Rode Vaan (17 februari 1961) 5; “Het wereldgeweten klaagt de moord op Lumumba aan”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 20.

[282] Cf. p 108.

[283] “Eyskens-Wigny zetten katastrofale Kongo-politiek voort!”, De Rode Vaan (24 februari 1961) 15.

[284] Cf. p 108.

[285] "Kommentaar: Léopoldstad", De Rode Vaan (9 januari 1959) 3; "Kommentaar: Matadi, Léo … en Brussel", De Rode Vaan (30 januari 1959) 3.

[286] WILCZYNSKI, An encyclopedic dictionary of Marxism, 615.

[287] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; THIJS, "Tussen vrijheid en kolonialisme", De Rode Vaan (29 juli 1960) 3; "Het bombardement van Matadi", De Rode Vaan (29 juli 1960) 4; "Thijsstad: de opstand der weermacht", De Rode Vaan (29 juli 1960) 4.

[288] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Olie en azijn: De Belgische blunders", De Rode Vaan (29 juli 1960) 2;

[289] ETAMBALA, Congo '55-'65, 165-166.

[290] "Figuur van de week: Victor Loendoela", De Rode Vaan (15 juli 1960) 1; MOULIN, "Waar zijn de verantwoordelijken?", De Rode Vaan (15 juli 1960) 5.

[291] VAN SAARLOOS, "Frankrijk op glad ijs", De Rode Vaan (19 juli 1957) 1; "Frankrijk op hellend vlak", De Rode Vaan Weekeind (20-21 juli 1957) 6; "Bloedbad in Tunesië", De Rode Vaan (10 februari 1958) 1, 3; "De terreurraid van Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan (12 februari 1958) 1, 4; "Het Guernica van 1958 heet Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan Weekeind (15-16 februari 1958) 10-11.

[292] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 90-99, 171.

[293] "Figuur van de week: Victor Loendoela", De Rode Vaan (15 juli 1960) 1; “Figuur van de week: generaal Salan”, De Rode Vaan (28 april 1961) 2; "Pflimlin neemt maatregelen tegen medeplichtigen der ministers", De Rode Vaan (19 mei 1958) 3.

[294] "Franse schanddaad in Noord-Afrika", De Rode Vaan (24 oktober 1956) 1, 4.

[295] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 168-180; "Fascistische onlusten barsten los te Algiers", De Rode Vaan (14 mei 1958) 1; "De Gaulle stelt zich kandidaat voor de militaire dictatuur", De Rode Vaan (16 mei 1958) 1, 3; "Jules Moch bevestigt de wil van de regering de republikeinse instellingen te verdedigen", De Rode Vaan (19 mei 1958) 1, 3; "Pflimlin neemt maatregelen tegen medeplichtigen der ministers", De Rode Vaan (19 mei 1958) 3.

[296] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 168-180; "Mendès-France veroordeelt de Gaulle die muiters beaamt", De Rode Vaan (21 mei 1958) 1, 4; "De Franse arbeidersklasse roept op tegen het fascisme", De Rode Vaan (27 mei 1958) 1, 3; "Alle Franse Republikeinen vormen blok tegen de dictatuur van de Gaulle", De Rode Vaan (28 mei 1958) 1, 4; JEUNIAUX, "6 februari 1958 bereidde 13 mei 1958 voor", De Rode Vaan (31 mei 1958) 3-4.

[297] "Mendès-France veroordeelt de Gaulle die muiters beaamt", De Rode Vaan (21 mei 1958) 1, 4; "De communisten hebben gestemd voor de wettige regering van de republiek", De Rode Vaan (22 mei 1958) 1, 4.

[298] “Figuur van de week: generaal Salan”, De Rode Vaan (28 april 1961) 2; “Het Franse volk versloeg de militaire fascisten”, De Rode Vaan (28 april 1961) 16.

[299] "Voor het debat in de OVN over de Algerijnse kwestie", De Rode Vaan (10 januari 1957) 1; "Heden begint de algemene staking van acht dagen in Algerië", De Rode Vaan (28 januari 1957) 1; "Algemene staking in Algerië duurt onverminderd voort", De Rode Vaan (31 januari 1957) 1; "Oorlog in Algerië moet stopgezet worden", De Rode Vaan (12 februari 1957) 1; "Het ontwaken van een natie", De Rode Vaan Weekeind (16-17 februari 1957) 8, 13; " 'De pacificatie' gezien van de kant der mitrailletten", De Rode Vaan (27 februari 1957) 4; "Slachtingen in Algerië", De Rode Vaan (4 maart 1957) 3; VAN SAARLOOS, "Frankrijk op glad ijs", De Rode Vaan (19 juli 1957) 1.

[300] Cf. p 115-116.

[301] "Bloedbad in Tunesië", De Rode Vaan (10 februari 1958) 1, 3; "Openbare mening veroordeelt verantwoordelijken van de massamoord van Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan (11 februari 1958) 1, 4; "Het Guernica van 1958 heet Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan Weekeind (15-16 februari 1958) 10-11.

[302] "Heden begint de algemene staking van acht dagen in Algerië", De Rode Vaan (28 januari 1957) 1; "Het ontwaken van een natie", De Rode Vaan Weekeind (16-17 februari 1957) 8, 13; "Franse overheden maken terrorisme der 'ultra's' officieel", De Rode Vaan (5 maart 1957) 1.

[303] "Fascistische onlusten barsten los te Algiers", De Rode Vaan (14 mei 1958) 1; "Jules Moch bevestigt de wil van de regering de republikeinse instellingen te verdedigen", De Rode Vaan (19 mei 1958) 1, 3.

[304] "Nieuwe Tunesische klacht bij de Veiligheidsraad", De Rode Vaan (17 februari 1958) 1.

[305] LUARD, The United Nations, 3, 6; BARROS, ed. The United Nations, 4-5; BOYD, Fifteen Men on a Powder Keg, 102-103.

[306] "Bloedbad in Tunesië", De Rode Vaan (10 februari 1958) 1, 3; "De terreurraid van Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan (12 februari 1958) 1, 4; "Nieuwe Tunesische klacht bij de Veiligheidsraad", De Rode Vaan (17 februari 1958) 1; "Bizerta blijft Franse haven", De Rode Vaan (20 februari 1958) 1.

[307] HUISMAN, Bourguiba, 73-76.

[308] " 'Eerst ontruimen, dan onderhandelen' verklaart president Bourguiba", De Rode Vaan (14 februari 1958) 1, 4; "Frankrijk en Tunesië aanvaarden 'goede diensten' van de USA en Groot-Brittanië", De Rode Vaan (18 februari 1958) 1, 4.

[309] "Frankrijk en Tunesië aanvaarden 'goede diensten' van de USA en Groot-Brittanië", De Rode Vaan (18 februari 1958) 1, 4; "De oorlog in Algerië is oorzaak van al onze moeilijkheden", De Rode Vaan (19 februari 1958) 1; "Bizerta blijft Franse haven", De Rode Vaan (20 februari 1958) 1; HUISMAN, Bourguiba, 63.

[310] "Halt aan de interventie", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4; "De resolutie van de Veiligheidsraad", De Rode Vaan (29 juli 1960) 4; DE SMET, "Voor België en voor Kongo: Stopt de onheilsregering!", De Rode Vaan (12 augustus 1960) 3; "Buitenlandse zaken: Elisabethstad verwacht de troepen van de OVN", De Rode Vaan (12 augustus 1960) 4.

[311] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; THIJS, "Tussen vrijheid en kolonialisme", De Rode Vaan (29 juli 1960) 3.

[312] HEINZ en DONNAY, Lumumba Patrice, 174; "Olie en azijn: 'Schildwacht'-hysterie", De Rode Vaan (19 augustus 1960) 2; DE SMET, "Het Kongo-kamerdebat: wie is verantwoordelijk?", De Rode Vaan (19 augustus 1960) 3; "Buitenlandse zaken: Kongo zegt Hammerskjöld vertrouwen op", De Rode Vaan (19 augustus 1960) 4; THYS, "Aan de schandpaal", De Rode Vaan (9 september 1960) 3; DE SMET, "Wij dragen als Belgen verantwoordelijkheid, wanneer in Kongo de democratie door de samenzweerders wordt genekt!", De Rode Vaan (16 september 1960) 3.

[313] "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "De septembercrisis in Kongo", De Rode Vaan (30 september 1960) 4-5.

[314] "Buitenlandse zaken: de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "Buitenlandse zaken: de derde machtsgreep", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "De kommissarissen der kolonialisten", De Rode Vaan (23 september 1960) 4; "De septembercrisis in Kongo", De Rode Vaan (30 september 1960) 4-5;

[315] “U.S.A. verdedigen Hammarskjöld in Veiligheidsraad”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 15; “Lumumba – een heldenleven. ”De wereld kende hem nauwelijks een jaar!”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 17.

[316] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Waarom dat gehuil over een 'kommunistisch komplot?' ", De Rode Vaan (22 juli 1960) 3-4.

[317] THIJS, "Tussen vrijheid en kolonialisme", De Rode Vaan (29 juli 1960) 3; THIJS, "De Sovjet-Unie en Kongo.  Wie is voor, wie tegen de vreedzame co-existentie?", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 4; “U.S.A. verdedigen Hammarskjöld in Veiligheidsraad”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 15.

[318] ARNÉ, Le président du Conseil des Ministres, 411-426; LUYKX, Politieke geschiedenis van België, 432, 438-439, 443.

[319] "Kongolese elite neemt stelling in: opzienbarend manifest", De Rode Vaan (5 juli 1956) 1-2;

DE CONINCK, "Na het Kongo-congres van de BSP: Waarom wij duidelijkheid wensen", De Rode Vaan Weekeind (7-8 juli 1956) 7.

[320] DE CONINCK, "Na de tragische gebeurtenissen te Leopoldstad", De Rode Vaan (9 januari 1959) 5; "Kongo: 175 doden?", De Rode Vaan (16 januari 1959) 3.

[321] SCHALBROECK, De aanloop tot de Kongolese onafhankelijkheid, 123-124.

[322] VAN MOERKERKE, "Na de regeringsverklaring over Kongo.  Niet schieten, maar praten!", De Rode Vaan (16 januari 1959) 3; "Demokratie, uit HUN handen?", De Rode Vaan (16 januari 1959) 5; "Figuur van de week: M. Van Hemelrijck", De Rode Vaan (23 januari 1959) 2; DEBROUWERE, "Gesprekspartners moeten vrij", De Rode Vaan (23 januari 1959) 10-11.

[323] Cf. p 127.

[324] VAN MOERKERKE, "Na de regeringsverklaring over Kongo.  Niet schieten, maar praten!", De Rode Vaan (16 januari 1959) 3; DEBROUWERE, "Gesprekspartners moeten vrij", De Rode Vaan (23 januari 1959) 10-11; DE SMET, "Het is in Kongo één voor twaalf!", De Rode Vaan (30 januari 1959) 3.

[325] "Kongo 1959.  België op gevaarlijke wegen", De Rode Vaan (16 januari 1959) 1; "Demokratie, uit HUN handen?", De Rode Vaan (16 januari 1959) 5.

[326] "Demokratie, uit HUN handen?", De Rode Vaan (16 januari 1959) 5.

[327] "Minister De Schrijver wil de Ronde-Tafelconferentie tot een karikatuur maken!", De Rode Vaan (15 januari 1960) 6; DE CONINCK, "Gemeenschappelijk front van alle Kongolese afvaardigingen", De Rode Vaan (22 januari 1960) 8; DE CONINCK, " Economische problemen", De Rode Vaan (22 januari 1960) 8; "Langverwachte voorstellen van De Schrijver ontgoochelend", De Rode Vaan (5 februari 1960) 6.

[328] LEWIN, "Ronde-Tafelconferentie in beslissende fase getreden", De Rode Vaan (12 februari 1960) 6; VERDOODT, "Ronde-Tafelconferentie: akkoord over hoofdproblemen", De Rode Vaan (19 februari 1960) 6.

[329] "Minister De Schrijver wil de Ronde-Tafelconferentie tot een karikatuur maken!", De Rode Vaan (15 januari 1960) 6; VERDOODT, "Ronde-Tafelconferentie: akkoord over hoofdproblemen", De Rode Vaan (19 februari 1960) 6.

[330] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; BURNELLE, "De enige weg om de moeilijkheden in Kongo op te lossen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Resoluties van het Politiek Bureau der KPB over de Kongolese gebeurtenissen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4.

[331] VAN VEEN en VAN DER SIJS, ed. Etymologische woordenboek, 136.

[332] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; MOULIN, "Waar zijn de verantwoordelijken?", De Rode Vaan (15 juli 1960) 5.

[333] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Waarom dat gehuil over een 'kommunistisch komplot?' ", De Rode Vaan (22 juli 1960) 3-4; "Binnenlandse zaken: geen perscensuur", De Rode Vaan (22 juli 1960) 6.

[334] "Katanga.  De Union Minière wil de rijkste provincie van de Kongolese republiek losscheuren!", De Rode Vaan (22 juli 1960) 10-11; THIJS, "Tussen vrijheid en kolonialisme", De Rode Vaan (29 juli 1960) 3; THIJS, "De Sovjet-Unie en Kongo.  Wie is voor, wie tegen de vreedzame co-existentie?", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 4.

[335] THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Gij zijt knechten van het imperialisme!", De Rode Vaan (26 augustus 1960) 10-11; DE SMET, "Wij dragen als Belgen verantwoordelijkheid, wanneer in Kongo de democratie door de samenzweerders wordt genekt!", De Rode Vaan (16 september 1960) 3.

[336] ETAMBALA, Congo '55-'65, 189-191.

[337] "Tien vragen over Kongo en de onafhankelijkheid", De Rode Vaan (29 juli 1960) 10-11; THIJS, "De Sovjet-Unie en Kongo.  Wie is voor, wie tegen de vreedzame co-existentie?", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 4.

[338] "Resoluties van het Politiek Bureau der KPB over de Kongolese gebeurtenissen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 4; "Olie en azijn: Zij die oorlog willen", De Rode Vaan (22 juli 1960) 2; BLUME, "De Belgische socialisten moeten zich herpakken!", De Rode Vaan (22 juli 1960) 3; "Katanga.  De Union Minière wil de rijkste provincie van de Kongolese republiek losscheuren!", De Rode Vaan (22 juli 1960) 10-11; "Een einde maken aan het avontuur!" , De Rode Vaan (22 juli 1960) 11; "Om uit de knoei te geraken", De Rode Vaan (29 juli 1960) 5; DE SMET, "Geen geschipper meer!", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 3; "Buitenlandse zaken: Elisabethstad verwacht de troepen van de OVN", De Rode Vaan (12 augustus 1960) 4.

[339] THYS, "Aan de schandpaal", De Rode Vaan (9 september 1960) 3; "Olie en Azijn: tegenaanval kwam te laat", De Rode Vaan (9 september 1960) 2; "De regering Eyskens en de Kasavubu-putsh", De Rode Vaan (9 september 1960) 6.

[340] DE SMET, “Editoriaal: rukt de blinddoek af!”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 3; "Scherpe protesten tegen moord op Lumumba en zijn lotgenoten",  De Rode Vaan (17 februari 1961) 5; “Het wereldgeweten klaagt de moord op Lumumba aan”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 20.

[341] Kamer, 342-350, 374, 378-381; ETAMBALA, Congo '55-'65, 189-190; HEINZ en DONNAY, Lumumba Patrice, 113, 116.

[342] "Golf van kolonialistische terreur in Algerië", De Rode Vaan (3 november 1954) 1; "Kolonialistische terreur stuit op volksverzet in Algerië", De Rode Vaan (5 november 1954) 4.

[343] "Algerijns debat voor Franse Assemblée", De Rode Vaan (9 maart 1956) 1; VAN DAM, "De Algerijnse realiteit", De Rode Vaan Weekeind (10-11 maart 1956) 5; "Kommunisten stemmen vertrouwenskwesties in Assemblée", De Rode Vaan (13 maart 1956) 1; VAN DAM, "Algerië en wij", De Rode Vaan (14 maart 1956) 1; DE SMET, "Waarheidsvolle woorden…", De Rode Vaan (15 maart 1956) 1.

[344] WINOCK, La France politique, 216-217.

[345] "Heden stemming over volmachten in Algerije", De Rode Vaan (12 maart 1956) 1.

[346] WINOCK, La France politique, 216-217.

[347] "Heden stemming over volmachten in Algerije", De Rode Vaan (12 maart 1956) 1; "Kommunisten stemmen vertrouwenskwesties in Assemblée", De Rode Vaan (13 maart 1956) 1.

[348] DE SMET, "Waarheidsvolle woorden…", De Rode Vaan (15 maart 1956) 1.

[349] "Franse schanddaad in Noord-Afrika", De Rode Vaan (24 oktober 1956) 1, 4.

[350] VAN SAARLOOS, "Frankrijk op glad ijs", De Rode Vaan (19 juli 1957) 1; "De 'speciale' volmachten tegen de Algerijnen", De Rode Vaan (19 juli 1957) 3; "Frankrijk op hellend vlak", De Rode Vaan Weekeind (20-21 juli 1957) 6.

[351] "Lacoste: nog meer troepen naar Algerië", De Rode Vaan (18 juli 1957) 1,3; "De 'speciale' volmachten tegen de Algerijnen", De Rode Vaan (19 juli 1957) 3.

[352] VAN SAARLOOS, "Frankrijk op glad ijs", De Rode Vaan (19 juli 1957) 1; "Frankrijk op hellend vlak", De Rode Vaan Weekeind (20-21 juli 1957) 6; "Bourges kreeg 'zijn' volmacht", De Rode Vaan (22 juli 1957) 3; VAN SAARLOOS, "Wet der willekeur", De Rode Vaan (23 juli 1957) 1; "Hellend vlak", De Rode Vaan Weekeind (27-28 juli 1957) 4; "Positieve verdeeldheid", De Rode Vaan Weekeind (27-28 juli 1957) 4.

[353] "Frankrijk ontkent bevoegdheid van VN inzake Algerië", De Rode Vaan (5 februari 1957) 1; "Het ontwaken van een natie", De Rode Vaan Weekeind (16-17 februari 1957) 8, 13; " 'De pacificatie' gezien van de kant der mitrailletten", De Rode Vaan (27 februari 1957) 4.

[354] "Spanning in Tunesië neemt toe", De Rode Vaan (13 februari 1958) 1, 4; "Het Guernica van 1958 heet Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan Weekeind (15-16 februari 1958) 10-11; "De oorlog in Algerië is oorzaak van al onze moeilijkheden", De Rode Vaan (19 februari 1958) 1.

[355] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 33, 168-174.

[356] "Eenheid tegen de Gaulle en de muitende generaals", De Rode Vaan Weekeind (17-18 mei 1958) 3; "Pinay gaat met de Gaulle praten", De Rode Vaan (23 mei 1958) 1, 4; JEUNIAUX, "Het fascistisch gevaar blijft Frankrijk bedreigen", De Rode Vaan Weekeind (24-25 mei 1958) 3, 4.

[357] "De Gaulle stelt zich kandidaat voor de militaire dictatuur", De Rode Vaan (16 mei 1958) 1, 3; "Geen alibi", De Rode Vaan (19 mei 1958) 1; "Pinay gaat met de Gaulle praten", De Rode Vaan (23 mei 1958) 1, 4; "De Franse arbeidersklasse roept op tegen het fascisme", De Rode Vaan (27 mei 1958) 1, 3.

[358] WINOCK, La France politique, 492-499.

[359] "300.000 Republikeinen betogen tegen fascisme en militaire dictatuur", De Rode Vaan (29 mei 1958) 1, 4; "De les van Frankrijk", De Rode Vaan (29 mei 1958) 1-2; JEUNIAUX, "6 februari 1958 bereidde 13 mei 1958 voor", De Rode Vaan (31 mei 1958) 3-4; DE SMET, "De stempel van het verraad!", De Rode Vaan (2 juni 1958) 1, 3.

[360] ARNÉ, Le président du Conseil des Ministres sous la IVe République, 420-426; WINOCK, La France politique, 499-501.

[361] JEUNIAUX, "Het fascistisch gevaar blijft Frankrijk bedreigen", De Rode Vaan Weekeind (24-25 mei 1958) 3-4; "Coty biedt de Gaulle het bewind aan", De Rode Vaan (30 mei 1958) 1, 4; DE SMET, "Historische ogenblikken", De Rode Vaan (30 mei 1958) 1-2; JEUNIAUX, "6 februari 1958 bereidde 13 mei 1958 voor", De Rode Vaan (31 mei 1958) 3-4; "De Assemblée stemt de volmachten voor de Gaulle evenals de bijzondere volmachten in Algerië", De Rode Vaan (3 juni 1958) 1, 4.

[362] “De Gaulle’s referendum”, De Rode Vaan (7 januari 1961) 9; DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 262-264.

[363] "Twee en een half miljoen minder stemmen voor de Gaulle”, De Rode Vaan (14 januari 1961) 16.

[364] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 262-264; WINOCK, La France politique, 493; EYRIGNOUX, Le PCF et la question algérienne, 110-11.

[365] "Twee en een half miljoen minder stemmen voor de Gaulle”, De Rode Vaan (14 januari 1961) 16.

[366] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 262-264.

[367] “Figuur van de week: generaal Salan”, De Rode Vaan (28 april 1961) 2; “Het Franse volk versloeg de militaire fascisten”, De Rode Vaan (28 april 1961) 16; DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 298-299, 302-304.

[368] JOLY, The French Communist party and the Algerian war, 49-50; ROBRIEUX, Histoire interne du parti communiste, 102.

[369] DROZ en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 314, 319.

[370] "In enkele lijnen: Algerijnse betogingen te Parijs met kogels beantwoord", De Rode Vaan (20 oktober 1961) 17; “Miljoenen Franse werkers staakten tegen het fascisme”, De Rode Vaan (22 december 1961) 16.

[371] Cf. p 142.

[372] “Deze zondag: uitslag van Algerijns referendum aan geen twijfel onderhevig”, De Rode Vaan (29 juni 1962) 16; “Algerië is onafhankelijk”, De Rode Vaan (6 juli 1962) 16.

[373] BURNELLE, "De enige weg om de moeilijkheden in Kongo op te lossen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2; "Buitenlandse zaken: Kongo en de Belgische democraten", De Rode Vaan (16 september 1960) 4; "De kommissarissen der kolonialisten", De Rode Vaan (23 september 1960) 4.

[374] DE SMET, "Tegenover chaos en moord", De Rode Vaan (9 januari 1959) 3; "Demokratie, uit HUN handen?", De Rode Vaan (16 januari 1959) 5; THIJS, "Bij de blijde geboorte van de Kongolese republiek", De Rode Vaan (1 juli 1960) 10; "Zo'n regering!  De Kongolese belangen van de ministers Wigny, Scheyven, De Vleeschauwer en Lilar", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 3.

[375] BOLLE, en DUMONT, Cominière, 175.

[376] VANTHEMSCHE, "Radioscopie van een kolonie", 11-13. 

[377] DE SMET, "Tegenover chaos en moord", De Rode Vaan (9 januari 1959) 3; DE CONINCK, "De Ronde-Tafelconferentie is begonnen!", De Rode Vaan (22 januari 1960) 8; THIJS, "Ernstige dagen", De Rode Vaan (15 juli 1960) 2.

[378] MOULIN, "Waar zijn de verantwoordelijken?", De Rode Vaan (15 juli 1960) 5; "Katanga.  De Union Minière wil de rijkste provincie van de Kongolese republiek losscheuren!", De Rode Vaan (22 juli 1960) 10-11; "Tien vragen over Kongo en de onafhankelijkheid", De Rode Vaan (29 juli 1960) 10-11; "Figuur van de week: M.-K. Tshombé", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 2; "Nieuwe manoeuvres tegen Kongolese patrimonium", De Rode Vaan (2 september 1960) 4; “Lumumba – een heldenleven. ”De wereld kende hem nauwelijks een jaar!”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 17.

[379] "Nieuwe manoeuvres tegen Kongolese patrimonium", De Rode Vaan (2 september 1960) 4.

[380] DE CONINCK, "Na het Kongo-congres van de BSP: Waarom wij duidelijkheid wensen", De Rode Vaan Weekeind (7-8 juli 1956) 7; DE CONINCK, "Na de tragische gebeurtenissen te Leopoldstad", De Rode Vaan (9 januari 1959) 5; VAN MOERKERKE, "Na de regeringsverklaring over Kongo.  Niet schieten, maar praten!", De Rode Vaan (16 januari 1959) 3; "Minister De Schrijver wil de Ronde-Tafelconferentie tot een karikatuur maken!", De Rode Vaan (15 januari 1960) 6.

[381] "Harde feiten over Kongo", De Rode Vaan (16 januari 1959) 4; KLAAS, "Van 14 tot 21: Sterven voor Kongo?", De Rode Vaan (23 januari 1959) 6; "Zo'n regering!  De Kongolese belangen van de ministers Wigny, Scheyven, De Vleeschauwer en Lilar", De Rode Vaan (5 augustus 1960) 3.

[382] "Een einde maken aan het avontuur!", De Rode Vaan (22 juli 1960) 11; "Om uit de knoei te geraken", De Rode Vaan (29 juli 1960) 5; DE SMET, “Editoriaal: rukt de blinddoek af!”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 3.

[383] In Grâce-Berleur bij Luik vielen op 30 juli 1950 vier doden tijdens de betogingen tegen de terugkeer van Leopold III.  De KPB kantte zich in de Koningskwestie tegen de koning en zag de hele zaak als een strijd tegen de kapitalisten van de CVP.

In Marcinelle vond op 8 augustus 1956 de ergste mijnramp uit de Belgische geschiedenis plaats.  Slechts dertien mijnwerkers komen heelhuids uit de ingestorte mijn.  Hun 262 collega's, waaronder 156 Italiaanse gastarbeiders, overleefden de tragedie niet.

[384] DEBROUWERE, "Gesprekspartners moeten vrij", De Rode Vaan (23 januari 1959) 10-11; "Om uit de knoei te geraken", De Rode Vaan (29 juli 1960) 5.

[385] VAN MOERKERKE, "Na de regeringsverklaring over Kongo.  Niet schieten, maar praten!", De Rode Vaan (16 januari 1959) 3; "Een einde maken aan het avontuur!" , De Rode Vaan (22 juli 1960) 11.

[386] DE CONINCK, "Na de tragische gebeurtenissen te Leopoldstad", De Rode Vaan (9 januari 1959) 5; "Boodschap aan de Belgische arbeidersklasse", De Rode Vaan (4 maart 1960) 6; DE SMET, “Editoriaal: rukt de blinddoek af!”, De Rode Vaan (17 februari 1961) 3.

[387] "De Gaulle eist opnieuw het bewind op en solidariseert zich met de muiters", De Rode Vaan (20 mei 1958) 1, 4; JEUNIAUX, "Het fascistisch gevaar blijft Frankrijk bedreigen", De Rode Vaan Weekeind (24-25 mei 1958) 3, 4; JEUNIAUX, "6 februari 1958 bereidde 13 mei 1958 voor", De Rode Vaan (31 mei 1958) 3-4.

[388] "Openbare mening veroordeelt verantwoordelijken van de massamoord van Sakiet Sidi Joessef", De Rode Vaan (11 februari 1958) 1, 4; "Eenheid tegen de Gaulle en de muitende generaals", De Rode Vaan Weekeind (17-18 mei 1958) 3; "De Gaulle eist opnieuw het bewind op en solidariseert zich met de muiters", De Rode Vaan (20 mei 1958) 1, 4; JEUNIAUX, "Het fascistisch gevaar blijft Frankrijk bedreigen", De Rode Vaan Weekeind (24-25 mei 1958) 3, 4.

[389] JEUNIAUX, "Het fascistisch gevaar blijft Frankrijk bedreigen", De Rode Vaan Weekeind (24-25 mei 1958) 3, 4; “Het Franse volk versloeg de militaire fascisten”, De Rode Vaan (28 april 1961) 16; “Algerijnse gevangenen behaalden overwinning”, De Rode Vaan (24 november 1961) 16; “Machtige volksactie in Frankrijk”, De Rode Vaan (8 december 1961) 16; “Miljoenen Franse werkers staakten tegen het fascisme”, De Rode Vaan (22 december 1961) 16; “OAS kreeg 50.000 antwoorden in Parijs”, De Rode Vaan (12 januari 1962) 20.

[390] BLUME, “Het ware Frankrijk en wij”, De Rode Vaan (16 februari 1962) 3.

[391] "Des communisten à l'UNR", Le Monde (25 april 1961) 5; "La grève générale contre le coup de force d'Alger a été suivie par des millions de travailleurs", Le Monde (26 april 1961) 5; "Huit à dix milles gens ont manifesté samedi à Paris pour la paix en Algérie", Le Monde (21 november 1961) 3; "Les manifestations contre l'activisme s'amplifient à Paris et en Province", Le Monde (8 december 1961) 1; "Plusieurs dizaines de milliers de personnes ont manifestés mercredi à Paris et en province", Le Monde (8 december 1961) 5; "La journée d'action contre l'OAS", Le Monde (21 december 1961) 1; "Les manifestations communistes se sont déroulées sans incident", Le Monde (9 januari 1962) 4; "L'Hommage populaire aux morts du 8 février et les manifestations organisées contre l'OAS", Le Monde (15 februari 1962) 2; DROZ, en LEVER, Histoire de la guerre d'Algérie, 327.

[392] "300.000 Republikeinen betogen tegen fascisme en militaire dictatuur", De Rode Vaan (29 mei 1958) 1, 4; “Het Franse volk versloeg de militaire fascisten”, De Rode Vaan (28 april 1961) 16.

[393] "De les van Frankrijk", De Rode Vaan (29 mei 1958) 1-2.

[394] DE CONINCK, S. "Bijlage. De bestanden van de Nationale Congressen en Conferenties, het CC, het PB en het NS".  in: Inventaris van het Dacob. DACOB, Onuitgegeven werkdocument.