Abu Mina: de opkomst en de ondergang van een koptisch bedevaartsoord. (Inne Hermans) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
6 Verspreiding, verdwijnen en herleving van de cultus van Apa Menas
De cultus van Apa Menas heeft zich snel verspreid binnen in Egypte en daarbuiten[492]. Dit gebeurde na de dood van Eusebius (337) want anders zou hij Apa Menas wel opgenomen hebben in zijn opsomming van martelaren.
Aan de hand van gebouwen die aan hem gewijd zijn, tekstfragmenten met zijn naam en vindplaatsen van Menas-ampullen, wordt het verspreidingsgebied van de cultus onder de loep genomen. Dit strekt zich uit van Frankrijk tot Klein-Azië en van Duitsland tot Ethiopië. Eerst wordt zijn thuisland Egypte besproken, dan het Oosten en het Westen en tenslotte Afrika.
Na de Arabische verovering kwam er een eind aan de bloeiperiode van de cultus, met de neergang van Abū Mīnā en het omringend gebied tot gevolg. Voor de bespreking van deze gebeurtenissen baseren we ons op literaire bronnen, aangevuld met archeologische observaties. Tenslotte wordt de heropleving van de cultus uiteengezet. We bekijken wie de cultus nieuw leven heeft ingeblazen en hoe Apa Menas uiteindelijk over de hele wereld bekend is geworden.
6.2 Verspreiding van de cultus
6.2.1 Egypte
In de vijfde en de zesde eeuw was Apa Menas de populairste martelaar[493]. Dit is ondermeer te zien aan de verspreiding van de duizenden Menas-ampullen doorheen het Middellandse Zeegebied[494]. Het graf van Apa Menas in Abū Mīnā heeft zich toen ontwikkeld tot een groot pelgrimscentrum. Apa Menas groeide zelfs uit tot een patroonheilige van Neder-Egypte[495]. Er waren zelfs kerken en kloosters aan hem gewijd tot op het eiland Elefantine[496]. Zijn invloed blijkt uit het veelvuldig voorkomen van zijn naam bij kerkelijke personen en gewone mensen. Bij de Alexandrijnse patriarchen, bij de metropolieten van Abessinië en in verschillende diocesen van het patriarchaat van Antiochië was de naam Menas al vroeg één van de meest gebruikte doopnamen.
Er was in Oud-Cairo een klooster aan hem gewijd[497]. Elk jaar werd de feestdag van Apa Menas gevierd in zijn kerk en het klooster van Schakalkil. Ook in Tura was er een kerk voor Apa Menas. Verscheidene aan hem gewijde kerken bevonden zich in de Fajoem. Voor de verfraaiing van zijn basilica in Taha, noordelijk van Minje, werd ten tijde van de Umayyaden veel geld uitgetrokken. Een heiligdom en kerk voor Apa Menas zijn ook teruggevonden in het district van Iftih, ten noorden van Assioet. Koes, in de provincie Kena, bezat een gebouw dat aan Menas gewijd was, niet ver van een bron. Verder waren er eveneens kerken voor hem in Luxor, Esna, Assoean en in de Wadi Gazal.
In Baouit is een deurbalk uit de 6de of 7de eeuw gevonden met een inscriptie met de naam van Apa Menas samen met die van andere heiligen die daar aanbeden werden[498]. Ook inscripties op verschillende grafstenen bewijzen dat Apa Menas vaak voorkomt onder de heiligen die in Egypte werden aangeroepen[499]. In Baouit zijn nog verschillende inscripties gevonden die betrekking hebben op Apa Menas, dus daar schijnt de verering van Apa Menas groot te zijn geweest[500]. Zo vinden we boven de deur van een kapel met bijbelse voorstelling in grote letters mhna. In het klooster voor Apollo te Baouit is Menas afgebeeld als een ruiterheilige[501].
In de tempel van Medinet Habu, die in de zevende eeuw door christenen werd gebruikt, zijn vier inschriften te lezen met zijn naam[502].
1) mhna doylos ihsoys xristos
2) o agios apa mhnas
3) oy agios menas
4) oy agios apa mh(nas)
De laatste drie inschriften zijn in rode kleur en bevinden zich in de annex rechts van het heiligdom. Het eerste inschrift kan echter ook naar een tempelbezoeker verwijzen. In de oy van het derde en het vierde inschrift is de Koptische uitspraak van het Griekse artikel voor ‘ons’ te herkennen.
Op de wand van de zuidelijke sacristie van een kerk te Faras in Nubië is eveneens een inscriptie gevonden met de naam Menas[503]. Daar in de buurt kwam bovendien een ostracon aan het licht met zijn naam. Zijn naam is ook vermeld op een ostracon uit het klooster te Deir-al-Bahari.
Zelfs later werden er nog kerken opgericht die aan Apa Menas gewijd waren[504]. Zo is er in 1620 één opgericht te Bisioen in de provincie al-Garbiyya en in 1862 één in Nichila in de provincie Assioet. Beide zijn vandaag nog in gebruik. In 1882 is nog een kerk voor hem gesticht in Bayt Challaf in de provincie Sohag.
Vreemd genoeg zijn er bijna geen Menas-ampullen gevonden in de opgravingen van grote Koptische sites zoals Baouit en Saqqara en ook niet in de recentere, zorgvuldige opgravingen van de kluizenaarswoningen van Esna of Kellia[505]. Hieruit is af te leiden dat de pelgrimstochten en de productie van ampullen eerder waren gericht naar gebieden buiten Egypte en dus een sterke medewerking van de haven van Alexandrië genoten. De overvloedige vondsten in Kôm el-Dikka bevestigen zo’n pelgrimsweg. De meest gebruikelijke route van Alexandrië naar Scetis passeerde voorbij Abū Mīnā en dikwijls wordt van heiligen die naar Scetis gingen gezegd dat ze het schrijn van Apa Menas bezochten op hun weg[506].
6.2.2 Het Oosten
In Constantinopel werd op 11 november het feest van Menas gevierd en de wijding van de kerk werd herdacht op 21 september[507]. Die kerk was dicht bij de zee gelegen op de plaats van een vroegere tempel van Poseidon volgens Hesychius of van een tempel van Jupiter volgens pseudo-Codinus. Het zou kunnen dat Constantijn de kerk voor Apa Menas liet bouwen, maar in ieder geval wijdde hij de heidense tempel aan Apa Menas. Pulcheria en Marcius zouden aan het heiligdom zijn definitieve vorm gegeven hebben. In 532, toen het klooster van de Olympiade in brand stond, trokken de gelovigen zich tijdelijk terug in de kerk van Apa Menas, die gelegen was aan de voet van de Acropolis[508]. Dit was de enige kerk in Constantinopel die gewijd was aan Apa Menas. Hier zijn eveneens Menas-ampullen gevonden.
Te Anazarbus in Cilicië is een metrische inscriptie aangetroffen op kalksteen, opgesteld in dactylische hexameters[509]. De tekst is zo goed als intact en maakt melding van een kerk waarin een afbeelding, waarschijnlijk een mozaïek, van Apa Menas aanwezig was[510]. Deze kerk was waarschijnlijk aan hem gewijd.
Palestina bezat een martelaarsschrijn voor Apa Menas, gebouwd door de keizerin Eudocia[511]. In Jeruzalem werden eveneens Menas-ampullen teruggevonden[512]. In Smyrna, in het huidige Turkije en in Kertsj aan de Zwarte Zee, zijn ook ampullen teruggevonden. In Abū Mīnā vond men bovendien een grafitti van iemand van Smyrna. Er was ook een graffiti van een Cyprioot en op Cyprus zelf werd er een kapel aan hem gewijd[513]. In de bloeiperiode van Abū Mīnā is er ook keramiek uit Cyprus geïmporteerd[514]. In Bulgarije werd een tekstfragment uit de 14de eeuw teruggevonden met het eerste mirakel van Apa Menas[515].
In Roemenië zijn er drie kerken aan Apa Menas gewijd[516]. Deze drie plaatsen zijn Bârlad, Focsani en Camena. Het is wel opvallend dat er in Boekarest geen kerk voor Apa Menas is, hoewel er een straat naar hem is genoemd. Waarschijnlijk was Menas wel de tweede patroon van een kerk die niet ver van zijn straat was gelegen[517]. Bovendien zijn er wel meer kerken in Boekarest waarin een afbeelding van Apa Menas aanwezig is. Doorheen Roemenië zijn er nog ikonen van Menas te vinden, wat erop wijst dat hij daar een bijzondere verering genoot.
Ook in het zuiden van Servië was er een kleine kerk aan Apa Menas gewijd[518]. Deze bevond zich in de stad Štava bij Kuršumlija en dateert uit de 17e eeuw. Apa Menas was de patroonheilige van de kerk en het gebouw bevat dan ook vijf composities die de legende over het leven en de mirakels van Apa Menas illustreren. De eerste voorstelling toont Apa Menas die zijn christelijk geloof verdedigt tegenover de keizer en de andere afbeeldingen zijn afkomstig uit zijn mirakels: de eerste over de man die hij deed herleven, de tweede over de zilveren beker en de laatste twee over de christen die een valse eed aflegde tegen een jood.
In Dalmatië zijn er eveneens sporen van een cultus van Apa Menas. In een begraafplaats van Salona is een marmeren gebroken tablet gevonden met de Griekse inscriptie: o agios mhnas, die ongeveer dateert uit de zesde eeuw. Het feest van de Menas van Cotyaeum wordt in Alexandrië, het centrum van zijn cultus, gevierd op 11 november[519]. Waarschijnlijk gaat het hier om de Menas van Phrygië en niet om Apa Menas uit de Koptische verhalen. In Spalato was er ook een heiligdom voor deze Menas. Het is wel vreemd dat een Dalmatiër deze typisch Egyptische naam draagt en dat de inscriptie in het Grieks is, terwijl alle andere inschriften die betrekking hebben op heiligen in het Latijn zijn. Bovendien is er ook een echte Menas-ampul gevonden is Dalmatië, wat er weer op wijst dat we toch met de Egyptische Menas zouden te maken hebben, tenzij dit is voortgevloeid uit de verwarring tussen beide heiligen.
6.2.3 Het Westen
Mogelijk is de plaatsing van de apsissen in de kerk te Clermont, in Auvergne, gebouwd in 450, gebaseerd op die van de basilica van Apa Menas in Abū Mīnā[520]. In het vroegere Gallië zijn er heel wat ampullen aangetroffen. Ze zijn onder te verdelen in verschillende regionale ensembles[521]. Het ensemble van Parijs is samengesteld uit ampullen van Parijs, Argenteuil, Saint-Denis, Thorigny-sur-Marne en Montereau-fault-Yonne. Dat van Aquitanië bevat de ampullen van Montauban, Périgueux en Bordeaux en dat van de Provence bestaat uit de 5 ampullen van Arles, de 5 van Marseille en die van Aix-en-Provence. In Arles was er bovendien een kapel ter ere van Apa Menas. Het Zwitsers ensemble bevat de ampullen van Genève, Lausanne en Sion[522]. Het ensemble van de Bourgogne telt de ampullen van Autun en Entrains-sur-Nohain. Het ensemble van Franche-Comté is samengesteld uit drie ampullen van Besançon en de onuitgegeven ampullen van Chassey-lès-Montbozon. Het ensemble van Normandië en Picardië bestaat uit een ampul van Fécamp, die van de Marquise en twee van de musea in Amiens. Het Belgisch ensemble bestaat uit die van Brussel en die van Louvain-la-Neuve. Het Duits ensemble bevat exemplaren van Trier en van Bonn.
Al deze ensembles zijn met elkaar verbonden door een netwerk van antieke wegen (afb. 47). De weg van Agrippa loopt van Lyon naar Boulogne-sur-Mer. Deze verbindt dus de ensembles van Picardië, Parijs en de Bourgogne met elkaar. Het ensemble van de Provence heeft waarschijnlijk een maritieme oorsprong. Het ensemble van Aquitanië is te danken aan een reisweg van Bordeaux, die in verbinding stond met het Oosten. Deze reisweg heeft een aftakking over de Alpen, die aan de oorsprong ligt van het Zwitsers ensemble. Trier werd bereikt door een weg die kwam van Lyon en passeerde langs Chalon-sur-Saône, Langres en Metz. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Athanasius de Grote gezorgd voor de invoering van de cultus van Apa Menas in Duitsland, ten tijde van zijn verbanning naar Trier[523]. Het is niet geweten of aan hem ook de oprichting van een heiligdom voor Apa Menas aan de Rijn toe te schrijven is. Capellen, bij Koblenz, bezit vandaag nog een kerk die aan Apa Menas is gewijd. België werd misschien bereikt door een antieke weg van Bavay (Noorden) naar Nijmegen[524]. Besançon in Franche-Comté was een belangrijke antieke stad en kon makkelijk bereikt worden.
Afb. 47: Kaartje van de verspreiding van de ampullen in Gallië.
Ook in Athene is een Menas-ampul teruggevonden[525]. In Italië zijn Menas-ampullen ontdekt en in Rome bezat hij een heiligdom gelegen op de weg van Ostia, dicht bij de brug over de Almone en niet ver van de plaats waar hij uitkomt in de Tiber[526]. Er is een zeer slechte kopie gevonden van een stichtingsoorkonde die deze kerk plaatst onder de paus Pelagus II. Een inscriptie uit het jaar 589 vermeldt dat toen een Alexandrijnse vereniging te Rome onder het patronaat van Menas stond[527].
Bovendien is er ook nu nog een kerk in Manchester in Groot-Britannië gewijd aan de heilige Maria en aan Apa Menas[528].
6.2.4 Afrika
Er zijn drie Menas-ampullen gevonden in Hippone in Afrika[529]. Het meest zuidelijke punt waar een Menas-ampul boven water gekomen is, is Dongola in Soedan[530]. Toch bereikte zijn cultus ook Ethiopië. Hierop wijzen de Ethiopische versies van zijn legenden en mirakels.
De voorstelling van Apa Menas tussen twee kamelen komt ook voor op lampen van Carthago, die misschien probeerden de Menas-ampullen na te bootsen. Daar zijn bovendien ook twee echte ampullen teruggevonden[531]. In Henchir Fellous, in het huidige Tunesië, heeft men fragmenten ontdekt van een altaartafel. Het droeg de inscriptie: ME(n)SA M[artyrum] op de voorkant en op de bovenkant een uitgebreider Latijns inschrift uit de Byzantijnse tijd[532]. Hierin staat geschreven:
(Hic) benerande relyquie beat(orum) mart(y)r(u)m Moen[ae]
et Sebastiani, d(e)p(o)s(i)t(e) in pace sub die III id(uum)
n[ovem]brium. ind(i)ct(ione) III, per manus b(ea)t(i)s(si)m(i)
Reb[ocati] ant[is]titis Julian[us pr(e)sb(y)t(e)r?]
et Victor mon(a)c(u)s b[ot]um D(e)o bo[verunt].
Vertaling:
Hier hebben de priester Julianus en de monnik Victor tegenover God een gelofte ingelost voor het eerbiedwaardige relikwie van de gezegende martelaren Menas en Sebastianus, in vrede neergelegd op 11 november, bij de 3e indictie, door de hand van de allerzaligste bisschop Revocatus.
Op het eind van de eerste regel leest men ‘Moen’ en het feest van deze heilige viel op 11 november. Dit is dus Apa Menas.
Ook in Algerije zijn er aanwijzingen voor een cultus van Apa Menas. In de kerk ‘capsella argentea’ van Aïn Zirare, regio van Aïn Beïda, tussen Constantine en Tebessa, vinden we de naam van Menas terug in een opsomming van overblijfselen die bewaard werden in de kerk[533]. In Kherbet-el-Ma-el-Abiod, tussen Constantine en Setif, is een grote rechthoekige steen gevonden met een inschrift uit het jaar 435 in de Mauretaanse tijdrekening, het jaar 740 in onze tijdrekening. Dit inschrift luidt[534]:
IN HOC LOCO SUNT MEMO
RIE SANC(torum) MARTIRUM
LAURENTI IPPOLITI
EUFIMIE MINNE
ET DE CRUCE D(omi)NI
DEPOSITE DIE III NO
NAS FEBR(U)ARIAS A(NNO) P(ROVINCIE)
CCCCXXXV
Vertaling:
In deze plaats zijn de herinneringen van de heilige martelaars, Laurentius, Hippolytus, Eufemia, Menas en van het kruis van de Heer, afgelegd op 3 februari in het jaar van de provincie 435.
Op de vierde regel is er sprake van Minna of Minnas. Er is voorgesteld om hierin de Egyptische Menas te zien, maar de identificatie is niet zeker, want identieke of gelijkaardige namen zijn te lezen in andere inscripties van het land.
6.3 De neergang van Abū Mīnā en het omringend gebied
De voornaamste bron over de periode na de Arabische verovering in 642 is de History of the Patriarchs of Alexandria van Severus Ibn al-Muqaffa’, een bisschop van Ashmouneïn, die iets na 987 gestorven is[535]. Deze bron laat het einde van de cultus in het duister. Om ons de neergang van het heiligdom te kunnen voorstellen, moet zijn verhaal aangevuld worden met andere bronnen.
Al in de zesde eeuw had het hele land geleden onder verschrikkelijke pestplagen en aardbevingen, waardoor veel mensen omkwamen en veel gebouwen in de Mareotis werden verwoest[536]. In het begin van de zevende eeuw waren er drie invallen in het land binnen 34 jaar, die van Nicetas in 609, die van Khusrau rond 619 en die van Amr Ibn al-Asi in 643. De Mareotis was van streek, maar toch bleven deze gebieden goed bevolkt en bewerkt voor nog drie eeuwen nadat ze onder Arabische heerschappij vielen. Maar toch moet gedurende deze drie eeuwen de neergang al ingezet zijn, want met de Arabieren kwamen de wilde bedoeïnen. Het land zal meer en meer geleden hebben onder het anarchisme van de bedoeïnen. Wanneer de veiligheid steeds minder gegarandeerd was, werden boerderijen en steden verlaten en bronnen en cisternen verwaarloosd[537].
Hoewel tijdens deze Perzische invasie in de 7de eeuw veel kloosters in de omgeving van Alexandrië ten onder gingen, gingen ze aan het heiligdom van Apa Menas voorbij[538]. Makrizi getuigt dat de laatste restauratie van de kerk van Abū Mīnā plaatsvond onder patriarch Theodorus in 730[539]. Ze ontkwamen ternauwernood aan de brutale vervolging van het jaar 743[540]. In de 8ste eeuw werd er gestreden om het bezit van het heiligdom tussen Jacobieten en Melkieten in de tijd van de Jacobitische patriarch Michael I[541]. Voordien was het schrijn in handen van Jacobieten. In de tijd van de Ummayadische kalief Marwan II (744-750), wanneer Abd al-Malik gouverneur van Egypte was, was Cosmas patriarch van de Melkieten. Vrienden van Cosmas klaagden bij Marwan dat ze geen kerk meer hadden in Egypte sinds het vertrek van de Romeinen. Ze smeekten dat de kerk van Apa Menas in de Mareotis aan hen werd overgedragen omdat ze bekend was door mirakels en eigendommen had op veel plaatsen[542]. De rechter liet de kerk echter in handen van de Jacobieten[543]. Onder het patriarchaat van Michael I werd de Martelaarskerk voor de laatste keer herbouwd.
Ten tijde van patriarch Jacobus kwamen er weer plunderingen en hongersnood voor in Alexandrië[544]. De patriarch had niets meer over en kon dus aan de kerken ook niet geven wat hen toebehoorde. De bezoeken aan de kerk van Apa Menas van gelovigen van overal, waarmee de patriarch gewoonlijk handel voerde, werden onderbroken. De oorzaak hiervan was de strijd in Alexandrië tussen de Egyptenaren en de Madlajieten en de Spanjaarden. De patriarch moest belastingen betalen, maar dat kon hij niet door de armoede van de kerk. Die armoede kwam voort uit de stopzetting van de pelgrimstochten naar Abū Mīnā wegens de voortdurende oorlogen[545]. De Abbasiedische kalief al-Muta’sim (833-842) gaf de opdracht om alle zuilen en marmer dat hij nodig had, weg te nemen uit de kerk van Abū Mīnā[546]. Ondanks tegenkantingen van patriarch Jozef werden alle zuilen en marmer van Abū Mīnā meegenomen. De patriarch probeerde de schade nog te herstellen, maar Abū Mīnā kwam deze slag niet meer te boven.
Vlak na de wijding van patriarch Cosmas in het jaar 852 gebeurde het volgende: op de dag van het feest van Apa Menas, wanneer veel mensen aan zijn heiligdom waren samengekomen, gebeurde daar een moord[547]. Patriarch Cosmas werd hiervoor gestraft en moest alle giften van de pelgrims die hij die dag had ontvangen, betalen aan de amir van Alexandrië[548].
De genadeslag aan het heiligdom werd waarschijnlijk toegediend ten tijde van het patriarchaat van Shenouda. Een groep bedoeïnen nam bezit van de kerk van Apa Menas in Abū Mīnā en het schrijn werd door hen geplunderd[549]. Niemand kon de kerk in die tijd bereiken omdat er een belegering was rond Alexandrië door de Madalğah, de bedoeïnen en andere plunderaars. Er is geen sprake van een vernietiging van het schrijn, maar ze namen wel bezit van de akkers en alle eigendommen van de kerk van Apa Menas. Het gebied van de kerk werd een woestijn.
Gedurende de Abbasiedische regering in Egypte won de eerste Fatimiedische kalief al-Mahdi aan macht in Qairuwān en zijn invloed was voelbaar tot aan de grenzen van Egypte[550]. Drie expedities werden naar Egypte gezonden in 913, 914 en 918 en deze dwongen de mensen van de Mareotis zich terug te trekken in Alexandrië. Maar zelfs Alexandrië was niet veilig, want enkele jaren later werd het ingenomen door Abu ‘l Qasim, de zoon van de Mahdi. Hij werd wel verdreven door de broer van de Ikhsjidiedische heerser en onderging waarschijnlijk ergens in de Mareotis een verpletterende nederlaag gedurende zijn terugtrekking.
Dan volgde de laatste invasie van Egypte door de Fatimiedische kalief al-Mu’izz (952-975), die twee jaar samen met zijn generaal zorgvuldige voorbereidingen had getroffen door bronnen te graven en rustplaatsen te bouwen op de weg naar Egypte. Na vijf maanden eindigde deze opmars in Giza op 6 juli 969. Fustat werd ingenomen en Cairo werd gesticht op die dag[551].
Ondertussen was Abū Mīnā waarschijnlijk al permanent verlaten. Yūsāb beschreef in zijn geschiedenis van de patriarchen talrijke wonderen die in Abū Mīnā plaatsvonden ten tijde van patriarch Christodoulus[552]. Al-Bakri beschreef de stad in de elfde eeuw met haar grote kerk van Apa Menas waarin de lampen dag en nacht bleven branden[553]. Hij beschreef ook de afbeeldingen van Apa Menas. Toch is hij zelf niet op de site geweest[554]. Hij haalde zijn informatie uit oudere literatuur, dus het schrijn kan toen al in verval geweest zijn. De kerk van Apa Menas stond nog recht tot de 12de eeuw, maar de stad errond lag in puin[555]. De bedoeïnen gebruikten deze ruïnes als schuilplaatsen waarin ze lagen te wachten om reizigers te plunderen. Toch bleven tot in de 12de eeuw pelgrims naar Abū Mīnā komen, vooral op het feest van Apa Menas, 11 november[556].
Plunderaars van het Westen bleven de streek van de Mareotis onveilig maken. Andere oorzaken die bijdroegen tot de ondergang waren aardbevingen en nog belangrijker, het dichtslibben van de Canopische Nijlarm in de 12de eeuw zodat het Mareotismeer niet meer kon bevoorraad worden door de westelijke arm[557]. Dit leidde tot de uitdroging van het meer, waardoor het aanzienlijk in omvang verminderde. De laatste verwijzing naar het heiligdom van Abū Mīnā is van Abu Salih[558]. Hij getuigt dat de kerk nog bestond in de 13de eeuw en dat ze nog steeds het lichaam van de heilige bevatte. Maar in het midden van de 14de eeuw lag het lichaam zeker in de kerk van Apa Menas te Cairo. Waarschijnlijk was het gedurende deze periode dat het heiligdom in Abū Mīnā uiteindelijk bezweek aan religieuze vervolgingen, de algemene neergang van de Koptische kerk, de ontvolking van het gebied van de Mareotis en de invasies van de bedoeïnen. Zo’n 100 jaar later waren zijn overblijfselen in zijn kerk in Cairo ook al weer in de vergetelheid geraakt[559].
De allerlaatste slag aan de bevolking in de Mareotis kwam zeker in de 16de eeuw, toen Alexandrië een kleine stad werd onder Turkse heerschappij en bijna alle bebouwing in het gebied van de Mareotis stopte[560]. Ongetwijfeld werden stenen weggenomen door de lokale bevolking wanneer de kerk was verlaten[561]. Ze verkochten ze of gebruikten ze voor andere doeleinden. Uiteindelijk werd de plaats bedekt met stuifzand totdat Kaufmann in 1905 de site onderzocht en er een plan van opstelde[562].
Ongeveer 90 jaar geleden was er nog wel een oude karavaanroute naar Abū Mīnā, die zo’n 1200 jaar is gebruikt[563]. Het gaat om één van de grootste karavaanroutes, de Darb el Haj, die tussen Algerijë en Mekka liep. In de Mareotis splitste een deel van de Darb el Haj zich af via Abū Mīnā naar Tarrana en de oorspronkelijke weg liep verder tot in Mekka via Cairo.
Nu wordt de Mareotis bewoond door de Aulad Ali stam, deze zijn met meer dan 10.000 aanwezig in de westelijke woestijn[564]. De bedoeïnen hebben een reputatie van plunderaars. Vóór de Eerste Wereldoorlog moest de stadspolitie van Alexandrië gewaarschuwd worden als men Abū Mīnā wenste te bezoeken[565]. De politiepost in Bahîg werd vervolgens geïnformeerd en voorzagen een escorte indien nodig. De bedoeïnen leiden hier nu een gewoon leven[566]. Ze ploegen en zaaien eens per jaar, oogsten hun gerst en hoeden hun kuddes.
6.4 De herleving van de cultus van Menas
Na de opgraving van Abū Mīnā door C.M. Kaufmann herleefde Apa Menas in het bewustzijn van de christenen en werden voor hem drie nieuwe kerken in Egypte gebouwd[567]. In 1938 werd in Alexandrië een kerk voor hem opgericht en in 1942 in Cairo. In Oud-Cairo werd in 1947 een klooster van Apa Menas gebouwd. In 1948 werd in Alexandrië een volgende kerk voor hem opgericht, die één van de mooiste van de stad was.
De definitieve heropbloei van zijn cultus heeft te maken met Azir Yusuf Ata[568]. Hij was de zoon van een welvarende familie uit de Delta. Toen hij vijfentwintig was, besloot hij monnik te worden. Hij ging naar Deir al-Baramous en hier werd hij in 1931 tot priester en monnik gewijd. Hij kreeg de naam Mina, naar de martelaar Apa Menas. Daarna is hij een tijd kluizenaar geweest. Tijdens deze periode stichtte hij in Oud-Cairo een kerk met een studentenhuis gewijd aan Apa Menas[569]. Hij kreeg echter geen toestemming om een eigen klooster te stichten bij het graf van zijn patroonheilige Menas in Noord-Egypte. In 1944 werd hij abt van het verpauperde Samuel-klooster in Midden-Egypte en ook hierna was hij in staat om vanuit de kerk in Oud-Cairo, waarin hij leefde, zijn denkbeelden te propageren. In 1959 werd Mina tot patriarch gekozen onder de naam Cyrillus VI, wat zijn populariteit nog deed toenemen[570]. Onder zijn patriarchaat maakten zowel de kerk als de kloosters vernieuwing en hervorming door.
Eén van de eerste dingen die hij deed als patriarch was zijn lang gekoesterde plan ten uitvoer brengen en een klooster stichten gewijd aan Apa Menas. Dit gebeurde op 27 november 1959[571]. Aanvankelijk wilde hij dat doen op de plaats waar in de vierde eeuw de heilige was begraven en nadien een groot pelgrimsoord was uitgegroeid, maar uiteindelijk is het opgericht op ruim een kilometer van deze archeologische vindplaats[572]. Op 15 februari 1962 zorgde Cyrillus VI dat een deel van de overblijfselen van Apa Menas plechtig werd overgebracht van zijn kerk in Cairo naar de nieuw opgerichte kerk in Abū Mīnā[573]. Op het eerste gezicht leek deze stichting van ondergeschikt belang, maar met Menas als een van Egyptes bekendste heiligen en nadat Cyrillus er na zijn dood zelf was bijgezet, werd Deir Mari Mina één van de grootste kloosters in Egypte. Men geloofde dat Cyrillus VI mirakels uitvoerde met de hulp van Apa Menas[574].
Dat de verering van Apa Menas weer sterk is heropgeleefd, vindt een bevestiging in moderne kerken die aan hem gewijd zijn op andere continenten[575]. In Australië is er een Koptische orthodoxe kerk van de heilige Maria en Apa Menas in Sydney. In Southport, in Queensland, is er een Koptische orthodoxe kerk van Apa Menas en de heilige Antonius. Een kerk die gewijd is aan hem en aan de heilige Marina is opgericht in Victoria. In Canada vinden we een Koptische orthodoxe kerk die aan hem is gewijd in Halifax, in de staat Nova Scotia, een volgende in Hamilton, in de staat Ontario en een derde in Calgary, in de staat Alberta. In de USA zijn er verschillende Koptische orthodoxe kerken die aan Apa Menas zijn gewijd. Er zijn kerken, die gewijd zijn aan de heilige Maria en aan hem, te vinden in Clearwater, in de staat Florida, een andere in Rhode Island en een volgende in Concord, in de staat California. Een kerk gewijd aan de aartsengel Michael en aan Apa Menas is te opgericht in Staten Island, in de staat New York. In Palmdale, in California is er een kerk die gewijd is aan de aartsengel Raphael en aan hem. Verder staan er twee kerken voor hem in de staat New Jersey, één in Holmdel en één in Ratherford. Een kerk gewijd aan hem en de heilige Apa Anoub bevindt zich in Miamisburg, in de staat Ohio. Er is ook een kerk voor hem te vinden in Nashville, in de staat Tennessee.
De cultus van Apa Menas is ontstaan in Neder-Egypte. Hij verkreeg al snel grote populariteit en breidde zich uit over heel Egypte tot in Nubië. Alexandrië en Oud-Cairo dienen een speciale vermelding te krijgen als vereringsplaatsen.
Via talrijke pelgrims is zijn cultus verspreid naar het Oosten en Westen. Hij raakte eerst bekend in de gebieden rond de Middellandse Zee en van hieruit is zijn cultus verder landinwaarts getrokken. Van de oostelijke gebieden is Constantinopel het belangrijkste. Hier heeft zijn cultus zelfs aanleiding gegeven tot het ontstaan van een tweede Menas die vereerd werd op 10 december[576]. Via de vindplaatsen van de ampullen is het mogelijk om in het Westen de antieke weg te reconstrueren die de pelgrims gebruikt hebben. Zijn cultus is zelfs tot in Duitsland geraakt. Ook in Afrika reikte zijn bekendheid verder dan Egypte. Dit blijft echter beperkt tot de noordelijke gebieden, met Ethiopië als het meest zuidelijke punt.
Na de Arabische verovering is zijn cultus stilaan beginnen uitsterven. Enkele decennia eerder begonnen de bedoeïnen het gebied reeds te teisteren, maar toch bleef het heiligdom van Apa Menas stand houden. In de eerste helft van de 9de eeuw werden de pelgrimstochten stopgezet wegens de aanhoudende gevechten in het gebied. In deze tijd kende het heiligdom een periode van armoede en verval. De genadeslag kwam waarschijnlijk op het eind van de 9de eeuw. De kerk werd geplunderd door bedoeïnen, zonder ze echter te vernietigen. Dan werd Abū Mīnā permanent verlaten. Tot in de 12de eeuw bleven evenwel pelgrims op 11 november naar Abū Mīnā komen. In de 14de eeuw werd zijn lichaam overgebracht naar zijn kerk in Oud-Cairo.
De grote bekendheid die Apa Menas nu heeft, is te danken aan patriarch Cyrillus VI. Hij stichtte ondermeer een klooster vlak bij het heiligdom in Abū Mīnā. Heden ten dage zijn er kerken aan hem gewijd tot in Australië en Amerika toe.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[492] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 8.
[493] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 196.
[494] Grossmann, Pilgrimage Center of Abū Mīnā, p. 281-282.
[495] De Lacy O’Leary D.D., op. cit., p. 196.
[496] Miedema R., op. cit., p. 8.
[497] Kaufmann, Ikonographie, p. 13.
[498] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 34.
[499] Ibidem, p. 35.
[500] Ibidem, p. 38.
[501] Kaufmann, Ikonographie, p. 145.
[502] Ibidem, p. 162.
[503] Miedema R., op. cit., p. 39.
[504] Jaritz, arabischen Quellen, p. 24.
[505] Kiss, Ampoules de Saint Ménas, p. 12.
[506] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 196.
[507] DACL 11, deel 1, p. 385.
[508] Delehaye H., L’Invention des Reliques de Saint Ménas à Constantinople, in: AnBoll 29 (1910), p. 120.
[509] Halkin F., L’Inscription Métrique d’Anazarbe en l’honneur de Saint Ménas, in: Byzantion 23 (1953), p. 239.
[510] Ibidem, p. 241.
[511] DACL 11, deel 1, p. 385.
[512] Kaufmann, Ikonographie, p. 14.
[513] Ibidem, p. 13-14.
[514] Engemann J., Das Ende der Wallfahrten nach Abu Mina und die Datierung früher islamischer glasierten Keramik in Ägypten (JAC 32), Münster 1989, p. 162.
[515] Jagic V., Ein mittelbulgarisches Bruchstück des ersten Wunders des Großmärtyrers Menas (aus dem XIV. Jahrh.), in: ArSPh 30 (1909), p. 392.
[516] Netzhammer R., Die Verehrung des heiligen Menas bei den Rumänen, Boekarest 1922, p. 7.
[517] Ibidem, p. 9.
[518] Petkovic S., The Legend of St. Menas in a Serbian Church of the XVII Century, in: Starinar 4,20 (1969), p. 288.
[519] DACL 11, deel 1, p. 394.
[520] Delahaye G.R., La Diffusion des Ampoules de Saint-Menas en Gaule, in: Le Monde Copte 27-28 (1997), p. 160.
[521] Ibidem, p. 162.
[522] Ibidem, p. 163.
[523] Miedema R., De Heilige Menas, Rotterdam 1913, p. 39.
[524] Delahaye G.R., La Diffusion des Ampoules de Saint-Menas en Gaule, in: Le Monde Copte 27-28 (1997), p. 163-164.
[525] Kaufmann, Ikonographie, p. 14.
[526] DACL 11, deel 1, p. 387.
[527] Miedema R., op. cit., p. 39.
[528] “St. Mina Coptic Orthodox Churches Around the World”
http://www.stmina-monastery.org/cochurches.htm
[529] DACL 11, deel 1, p. 388.
[530] Kaufmann, Ikonographie, p. 14.
[531] DACL 11, deel 1, p. 389-390.
[532] Ibidem, p. 391.
[533] DACL 11, deel 1, p. 392.
[534] Ibidem, p. 393.
[535] Cannuyer, Saint Mina aux Chameaux, p. 140.
[536] De Cosson A., Mareotis. Being a Short Account of the History and Ancient Monuments of the North-Western Desert of Egypt and of Lake Mareotis, Londen 1935, p. 59.
[537] Ibidem, p. 60.
[538] Kaufmann, Ikonographie, p. 15.
[539] DACL 11, deel 1, p. 358.
[540] Kaufmann, Ikonographie, p. 15.
[541] Drescher, Apa Mena, p. XXIII.
[542] Ibidem, p. XXIV.
[543] Ibidem, p. XXV.
[544] Evetts B. (ed.), History of the Patriarchs of the Coptic Church of Alexandria IV. Mennas I to Joseph (849) (PatrOr 10/5), Parijs 1959, p. 451.
[545] Evetts B. (ed.), History of the Patriarchs of the Coptic Church of Alexandria IV. Mennas I to Joseph (849) (PatrOr 10/5), Parijs 1959, p. 469.
[546] Perkins W.J.B., The Shrine of St. Menas in the Maryût, in: PBSR 17 (1949), p. 35.
[547] Drescher, Apa Mena, p. XXVII.
[548] Ibidem, p. XXVIII.
[549] Ibidem, p. XXIX.
[550] De Cosson A., Mareotis. Being a Short Account of the History and Ancient Monuments of the North-Western Desert of Egypt and of Lake Mareotis, Londen 1935, p. 60.
[551] De Cosson A., Mareotis. Being a Short Account of the History and Ancient Monuments of the North-Western Desert of Egypt and of Lake Mareotis, Londen 1935, p. 61.
[552] Jaritz, arabischen Quellen, p. 23.
[553] Meinardus O.F.A., Monks and Monasteries of the Egyptian Deserts, Cairo 1989, p. 175.
[554] Engemann J., Das Ende der Wallfahrten nach Abu Mina und die Datierung früher islamischer glasierten Keramik in Ägypten (JAC 32), Münster 1989, p. 161.
[555] De Cosson A., op. cit., p. 61.
[556] Khater A., La Translation des Reliques de Saint Ménas à son Église au Caire, in: BSAC 16 (1961), p. 162.
[557] De Cosson A., op. cit., p. 62.
[558] Drescher, Apa Mena, p. XXXI.
[559] Jaritz, arabischen Quellen, p. 24.
[560] De Cosson A., Mareotis. Being a Short Account of the History and Ancient Monuments of the North-Western Desert of Egypt and of Lake Mareotis, Londen 1935, p. 62.
[561] Drescher, Apa Mena, p. XXXI.
[562] De Lacy O’Leary D.D., The Saints of Egypt, Londen - New York 1937, p. 196.
[563] De Cosson A., op. cit., p. 157.
[564] Ibidem, p. 179.
[565] Ibidem, p. 180.
[566] Ibidem, p. 182.
[567] Jaritz, arabischen Quellen, p. 25.
[568] Innemée K.C., Koptische Kloosters, Gods Levende Doden, Baarn 1999, p. 82.
[569] Innemée K.C., Koptische Kloosters, Gods Levende Doden, Baarn 1999, p. 84.
[570] Ibidem, p. 85.
[571] Khater A., La Translation des Reliques de Saint Ménas à son Église au Caire, in: BSAC 16 (1961), p. 163.
[572] Innemée K.C., op. cit., p. 85.
[573] Cannuyer, Saint Mina aux Chameaux, p. 141.
[574] “Miracles Performed through the Intercessions of St. Mina and Pope St. Kyrillos VI”
http://www.stmina-monastery.org/miracles.htm
[575] “St. Mina Coptic Orthodox Churches Around the World”
http://www.stmina-monastery.org/cochurches.htm
[576] Zie blz. 130-131 van dit werk.
Problemen met de weergave van de Koptische tekst?
Op sommige pagina's komen delen voor in Grieks tekstschrift. Indien u deze tekst niet kan lezen maak dan gebruik van volgende mogelijkheden:
De getoonde foto's en afbeeldingen in deze scriptie dienen als illustratie in een wetenschappelijk werk. Indien de maker en/of rechthebbende hier bezwaar tegen heeft, dan kan deze dat kenbaar maken en zullen wij de desbetreffende foto verwijderen.
The pictures shown in this essay are an illustration in a scientific work. If the author and/or claimant has objections, he can notify us and the pictures concerned will be removed.