Abu Mina: de opkomst en de ondergang van een koptisch bedevaartsoord. (Inne Hermans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

problemen met de Koptische tekst?

 

Conclusie

 

De nederzetting Abū Mīnā heeft slechts langzaam vorm gekregen. Een eerste bovenbouw werd op het graf van Apa Menas geplaatst in de late vierde eeuw. In de eerste helft van de vijfde eeuw werd deze vervangen door een kleine kerk. In de tweede helft van de vijfde eeuw werd deze Martelaarskerk herbouwd en uitgebreid. Er werd een doopkapel toegevoegd, die in een later stadium vervangen werd door het Baptisterium. De Grote Basilica vormde het laatste deel van het driedelig complex en werd pas in de eerste helft van de zesde eeuw gebouwd.

In de Justiniaanse periode werd de nederzetting uitgebreid en werden de gebouwen grootschaliger om de stijgende toevloed pelgrims te kunnen verwerken. In 619 vluchtte de bevolking evenwel uit Abū Mīnā weg door de Perzische invasie. In 629 verlieten de Perzen Egypte en werd Abū Mīnā weer bewoond. Met de Arabische verovering in 642 begon het gebied stilaan achteruit te gaan, maar de nederzetting bleef toch tot in de Middeleeuwen bestaan.

Uit ons onderzoek naar de legende van Apa Menas blijkt dat ze werd opgesteld in de bloeiperiode van het heiligdom, toen het schrijn al eeuwen bestond. Aanvankelijk waren de eigenaars van de stad Melkieten, aanhangers van het concilie van Chalcedon. Af en toe kwam de nederzetting in monofysitische handen. Dit was zeker het geval tussen 642 en 893, wanneer het Encomium vervaardigd werd. De opbouw en uitbreiding van het schrijn wordt in de legende immers alleen gelinkt aan keizers met monofysitische sympathieën. Dit is al een eerste aanwijzing dat het verhaal misschien niet zo historisch is als aanvankelijk gedacht werd.

Als we de literaire bronnen naast de archeologische observaties leggen, blijkt dat ze niet met elkaar overeenstemmen. Zo kennen de teksten een te vroege datum toe aan de bouwstadia. Volgens de legende werd de eerste pelgrimskerk gebouwd rond 363, ten tijde van keizer Jovianus. De opgravingen toonden echter aan dat de eerste eenvoudige bovenstructuur pas later tot stand is gekomen. De eerste kerk dateert immers van een eeuw later, het moment waarop volgens de legende een eerste uitbreiding zou hebben plaatsgevonden. Ook de opbouw van de stad is later gebeurd dan de literaire bronnen suggereren. Het hiaat tussen de keizers uit de legende en het eigenlijke ontstaan en uitbouwen van het heiligdom kan verklaard worden doordat alleen keizers met monofysitische sympathieën een vermelding waard werden geacht. Heel de legendevorming was bovendien een poging om de geschiedenis van het pelgrimsoord ouder en belangrijker te maken dan ze eigenlijk was. De grote tijdspanne tussen de opbouw van het schrijn en het opstellen van de legende leidde tot het verloren gaan van de kennis van de eigenlijke gebeurtenissen.

Toch is de vergelijking die we in deze studie tot stand hebben gebracht, nuttig. Ze toont aan dat gegevens die op het eerste gezicht historisch lijken, steeds getoetst moeten worden aan de werkelijkheid. Wanneer men de literaire bronnen van de Oudheid raadpleegt, moet de historische achtergrond steeds voor de geest gehouden worden. Het is dus zeker niet aan te raden om archeologische resten op basis van literaire gegevens te dateren, zoals vroegere archeologen wel eens durfden te doen.

Apa Menas was een Egyptenaar die gemarteld is in Alexandrië tijdens de regering van keizer Diocletianus. De bekendheid van Apa Menas bleef niet beperkt tot Egypte, maar reikte tot ver daarbuiten. Hierdoor zijn er literaire bronnen over hem overgeleverd in verschillende talen en in uiteenlopende genres. In de meeste legendes zijn de naam van de martelaar en de datum en plaats van zijn martelaarschap vaak de enige historische elementen. Dit kan worden verklaard doordat dergelijke legendes pas vele jaren na de dood van de martelaar zijn opgesteld en gestoeld zijn op mondelinge overlevering. Dikwijls fungeert een legende van een andere martelaar als basis voor de eigen legende. Dit is ook het geval bij Apa Menas. Zijn legende is immers terug te voeren op die van Sint-Gordius. Er zijn wel een aantal specifieke elementen in opgenomen, zoals de nadruk op kamelen en de plaatsing van zijn martelaarschap in Phrygië. Aangezien Apa Menas in Alexandrië gestorven is, is de sterfplaats uit zijn legende, niet historisch.

Over zijn geboorte- en sterfplaats brengen de verschillende legendes een ander verhaal. Het Ethiopisch Synaxarium vermeldt dat hij in Phrygië geboren is. Het Koptisch Encomium houdt het daarentegen op een plaats die waarschijnlijk in Klein-Azië was gelegen. Volgens het Martyrium was hij echter een Egyptenaar van geboorte, die dan later als soldaat naar Phrygië is overgeplaatst. Omdat aangenomen werd dat zijn overblijfselen zich bevonden in zijn heiligdom in Egypte, waren de legendes genoodzaakt de overbrenging van zijn resten in hun verhaal te verwerken. Het resultaat hiervan zijn legendes die verwarrend overkomen en onderling tegenstrijdigheden bevatten. Een verklaring voor de plaatsing van zijn marteldood in Phrygië veronderstelt dat er twee martelaars waren met de naam Menas, één in Phrygië en één in Egypte. Ze zouden dan zijn samengesmolten in de hagiografische traditie, omdat beider mondelinge legendes gebaseerd waren op die van Sint-Gordius. Over de Phrygische martelaar is evenwel niets bekend, maar Menas is wel een naam die vaker in dat gebied voorkomt.

Daar kamelen duidelijk een belangrijke rol speelden in het leven van Apa Menas, hebben de opstellers van zijn legendes gepoogd kamelen of kameelachtige monsters in het verhaal te brengen. De verscheidenheid toont echter aan dat ook voor de opstellers van zijn legendes hun eigenlijke betekenis niet meer duidelijk was. De klassieke afbeelding op Menas-ampullen en ook schilderijen, iconen, mozaïeken en beelden tonen Apa Menas steeds tussen twee kamelen. Deze voorstellingen herinnerden de christenen aan Apa Menas’ band met kamelen, wat aanleiding heeft gegeven tot het verwerken van kamelen in zijn legendes. Misschien was Apa Menas eenvoudigweg een kameelhoeder voordat hij martelaar werd, zoals de mirakels beweren. Dit lijkt het meest voor de hand liggend, maar zeker is het niet. Het verschijnen van de kamelen kan even goed aan een ander feit toe te schrijven zijn.

De Menas-ampullen werden in grote getale geproduceerd van de vijfde eeuw tot het midden van de zevende eeuw en over heel de christelijke wereld verspreid. De pelgrims namen ze mee naar hun huis als aandenken en vervoerden hierin heilige martelaarsolie, afkomstig van Abū Mīnā. Ze geloofden dat de olie in staat was tot miraculeuze genezingen. Vroeger werd algemeen aangenomen dat in de ampullen water werd meegenomen, maar deze stelling is nu verworpen. Het belangrijkste argument hiervoor is dat de legendes melding maken van geneeskrachtige olie, terwijl er nergens over water gesproken wordt. Bovendien heeft P. Grossmann onder het altaar van de Martelaarskerk een albasten vaas teruggevonden die sporen van verkorste olie bevatte. Na de liturgie zou deze olie die door het contact met de aarde rond het graf heilig was geworden, onder de gelovigen verdeeld worden.

Men kan niet exact vaststellen wanneer er precies een einde is gekomen aan de cultus van Apa Menas. In de zesde eeuw bereikte zijn faam een hoogtepunt. De Perzische verovering in 619 bracht heel wat schade toe, maar de Arabische verovering in 642 had nog meer diepgaande gevolgen. Vanaf dan daalt ook het aantal bewaarde ampullen. Toch bleef het heiligdom bestaan en was het zelfs één van de mooiste kerken van Egypte. Op 15 Hathor, de dag van zijn martelaarschap, kwam er nog steeds een grote menigte pelgrims naar zijn schrijn. In de negende eeuw werd de kerk ingenomen en geplunderd door een groep bedoeïnen. Waarschijnlijk werd Abū Mīnā ergens in deze periode verlaten. Toch bleven er tot in de twaalfde eeuw pelgrims naar zijn heiligdom komen, hoewel de stad errond in puin lag. In de 14de eeuw werden de overblijfselen van Apa Menas overgebracht naar Cairo, waar ze tot in 1962 bleven liggen. Onder het patriarchaat van Cyrillus VI herleefde de cultus van Apa Menas. In 1959 stichtte hij een klooster op geringe afstand van het vroegere bedevaartsoord Abū Mīnā, dat zou uitgroeien tot één van de grootste in Egypte. In 1962 schonk Cyrillus VI de beenderen van Apa Menas aan het klooster, waar ze tot op heden liggen.

Apa Menas was in de zesde eeuw uitgegroeid tot patroonheilige van de Delta. Hoewel hij bekend was over heel Egypte, was zijn cultus eerder op buitenlandse pelgrims gericht. De bedevaarders maakten een reis over de Middellandse Zee en via antieke wegen geraakten zijn ampullen tot zelfs in Duitsland, waar er vandaag nog een kerk aan hem gewijd is. Ook in de gebieden langs de Middellandse Zeekust komen verscheidene kerken voor die aan hem gewijd zijn. In Constantinopel heeft dit zelfs geleid tot het ontstaan van een tweede Menas, omdat deze kerk eveneens beweert in het bezit te zijn van zijn overblijfselen. De tweede Menas wordt evenwel op een andere datum herdacht en kan in niets met de Egyptische Apa Menas worden geassocieerd. Tegenwoordig worden wereldwijd nog steeds kerken aan de heilige Menas gewijd, tot op het Amerikaanse continent en in Australië toe.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende

problemen met de Koptische tekst?

 

Problemen met de weergave van de Koptische tekst?

 

Op sommige pagina's komen delen voor in Grieks tekstschrift. Indien u deze tekst niet kan lezen maak dan gebruik van volgende mogelijkheden:

 

De getoonde foto's en afbeeldingen in deze scriptie dienen als illustratie in een wetenschappelijk werk. Indien de maker en/of rechthebbende hier bezwaar tegen heeft, dan kan deze dat kenbaar maken en zullen wij de desbetreffende foto verwijderen.

The pictures shown in this essay are an illustration in a scientific work. If the author and/or claimant has objections, he can notify us and the pictures concerned will be removed.