Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914-1944): een industriële archeologie. (Karsten Mainz)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

2. INDUSTRIEELARCHEOLOGISCHE INVENTARIS

 

2.3. NINOVE

 

3) Soieries de Ninove / Fabelta Ninove

 

Aard:               kunstzijdefabriek

Ligging:            Désiré De Bodtkaai 27

Kadaster:         sectie B, nummer 1220

Datering:          1929

Actueel:           grotendeels behouden, maar haast volledig ingesloten door recentere bedrijfsgebouwen

 

Op initiatief van de N.V. ‘Sofilaine’ werd op 15 mei 1929 de N.V. ‘Soieries de Ninove’ gesticht. De vennootschap vestigde zich in de nieuwe fabrieksgebouwen, gelegen op de Burchtweiden aan de Dender, naast het moederbedrijf. De zetel van de onderneming bevond zich te Brussel in de Kazernestraat 33-35. Doel van de N.V. was de productie van kunstvezels. Hoewel deze subsector tijdens het interbellum in volle expansie was, zorgde de zware economische crisis in de eerste helft van de jaren ’30 ook hier voor problemen.

Op 27 juli 1933 werd de firma geïntegreerd in de N.V. ‘Union des Fabriques Belges de Textiles Artificiels’, kortweg ‘Fabelta’, met hoofdzetel in de Charleroisesteenweg 18 te Brussel. De nieuwe vennootschap slaagde erin om op enkele jaren tijd alle Belgische kunstvezelproducenten te verenigen. Ze bezat aan het einde van de jaren ‘30, naast de vestiging in Ninove, fabrieken in Aalst, Anderlecht, Ecaussinnes, Obourg, Schoten, Tubize en Zwijnaarde. ‘Fabelta’ kreeg zo het Belgische monopolie voor de productie van kunstvezels uit rayonne en fibraan in handen. De producten werden in binnen- en buitenland verkocht, en dit onder de merknamen “Alastra”, “Belastra”, “Belfina”, “Belmimat”, “Belmitin”, “Crèpe Fabelta”, “Fabelmat”, “Fibramine”, “Fibrelta”, “Fibrelmat”, “Sétilith”, “Sétilmat”, “Sétilose” en “Tubastra”.    

De N.V. ‘Fabelta’ werd in 1969 overgenomen door de Nederlandse ‘Algemene Kunstzijde Unie’. Het nieuwe bestuur voerde een grondige sanering door, waarbij onder meer de fabriek te Aalst werd stilgelegd (cfr. Aalst: P) Société Générale de Soie Artificielle par le procédé Viscose). De spinnerij in Ninove bleef echter actief en werd in de volgende decennia verder uitgebouwd.

Intussen maakt ‘Fabelta Ninove’ deel uit van de multinational ‘Berry Yarns’. De vestiging in Ninove is goed voor een jaarlijkse productie van zowat 6.200 ton viscose- en polypropyleengarens, ca. 9,65 % van de totale productie van ‘Berry Yarns’.

 

Reclameadvertentie van de N.V. ‘Fabelta’ (1940)

 

(Moniteur Textile, VI, 1940, 2, p.10)

 

De N.V. Sofilaine liet in 1929 een stoomzijdefabriek optrekken op een perceel nijverheidsgrond naast de bestaande wolfabriek op de Burchtweiden en kadastraal geregistreerd onder sectie B, nummer 1220k. De gebouwen en het perceel met een oppervlakte van 1ha47a50ca werden op 27 mei van datzelfde jaar overgedragen aan de 12 dagen eerder opgerichte N.V. ‘Soieries de Ninove’. Vier jaar later, op 27 juli 1933, ging de fabriek ongewijzigd op in de N.V. ‘Union des Fabriques Belges de Textiles Artificiels’.

Uit een bijkomend onderzoek in verband met de op 6 april 1928 aan ‘Sofilaine’ verleende en intussen naar ‘Fabelta’ overgegane vergunning voor de uitbating van een zijdefabriek met spinnerij en weverij blijkt dat de fabriek beschikte over een eigen waterzuiverings-installatie. Het onderzoek gebeurde naar aanleiding van een klacht van de toenmalige minister van openbare werken en werkloosheid over de lozing van (te) vuile afvalwaters in de Dender, met alle hinderlijke gevolgen vandien. Blijkbaar gaf de onderneming gevolg aan de door de Bestendige Deputatie opgelegde voorwaarden inzake afvalwaterverwerking en lozing, aangezien het bedrijf anders de productie had moeten stopzetten.

Pas in 1940 vond een eerste wijziging plaats, die uitsluitend betrekking had op de perceelsgrootte. ‘Fabelta Ninove’ stond 15a30ca af voor de aanleg van een openbare weg. Het jaar daarop werden de fabrieksgebouwen een eerste maal vergroot, maar ook hiervan werd geen bouwaanvraag teruggevonden. Mogelijk kaderde de uitbreiding in de politiek van de bezetter om de productie van kunstvezels op te drijven.

Na de Tweede Wereldoorlog werd de fabriek herhaaldelijk verder uitgebreid. Tussen 1961 en 1970 maakte het bedrijf deel uit van de N.V. ‘Union Chimique. Chemische bedrijven’ met zetel in de Charleroisesteenweg 4 te Brussel, om daarna weer ondergebracht te worden in de N.V. ‘Fabelta’, die intussen verhuisd was naar de Marnixlaan 17 te Brussel. Vanaf 1965 is er enkel nog sprake van een zijdefabriek, wat er zou kunnen op wijzen dat in dat jaar de stoommachine werd uitgerangeerd. De  vestiging werd later – vermoedelijk tijdens de jaren ’70 – uitgebreid met het complex van de voormalige N.V. ‘Sofilaine’ (cfr. 2) Sofilaine).

Intussen werden de gebouwen aanzienlijk uitgebreid. De vooroorlogse gebouwen zijn nagenoeg volledig ingesloten door nieuwbouw met geprefabriceerde elementen. Het complex is eigendom van de N.V. ‘Berry Yarns’. De vestiging wordt trouwens nog steeds verder uitgebreid. Op het moment van de prospectie liep alweer een procedure de commodo et incommodo voor de bouw van een nieuwe vleugel en de plaatsing van een aantal silo’s.

 

Zijgevel van de oorspronkelijke fabrieksgebouwen (2001)

 

(eigen foto)

 

De huidige hoofdingang (2001)

 

(eigen foto)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende