Over bouwen en verbouwen. De textielnijverheid in het arrondissement Aalst (1914-1944): een industriële archeologie. (Karsten Mainz)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

2. INDUSTRIEELARCHEOLOGISCHE INVENTARIS

 

2.1. AALST

 

23) Prosper Van Ginderdeuren et Soeurs

 

Aard:               weverij

Ligging:            Ledebaan 75, op de plaats van huidige woonwijk

Kadaster:         sectie C, perceelnummer 877

Datering:          1920

Actueel:           verdwenen

 

De maatschappij in gemeenschappelijke naam ‘Prosper Van Ginderdeuren et Soeurs’ dateert oorspronkelijk uit 1890. Aanvankelijk beperkte de onderneming zich tot de productie van en de handel in breigoed in de Stationsstraat 27. In het voorjaar van 1920 werd bijkomend een weverij opgericht aan de Ledebaan 75. Acht jaar later werd het bedrijf omgedoopt tot de persoonlijke onderneming ‘Prosper Van Ginderdeuren’. De activiteiten omvatten de productie van breigoed en weefsels en de handel hierin.

In 1935 werd de onderneming in twee gesplitst. De weverij aan de Ledebaan werd overgedragen aan de nieuwe firma ‘Blanca Water’, die hier tot circa 1953 chemische producten fabriceerde en er een handel in deze producten dreef. De fabriek in de Stationsstraat bleef in handen van de persoonlijke onderneming ‘Prosper Van Ginderdeuren’, die op 4 juli 1936 werd omgevormd tot de personen-vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ‘Etablissements Prosper Van Ginderdeuren et Co.’. De vennoten waren Prosper Van Ginderdeuren en Eugien Van Harneveldt. De nieuwe vennootschap verhuisde in hetzelfde jaar naar de Brouwerijstraat, nummers 2 en 4. Het bedrijf omvatte hier een weverij, een breigoedfabriek en een confectieatelier. Geproduceerd werden overalls, vesten, broeken, kousen, ondergoed, hemden en allerlei confectieartikelen. Wanneer de vennootschap werd ontbonden is onbekend.

 

In 1920 liet Prosper Van Ginderdeuren een weverij met aanpalend woonhuis optrekken op een perceel landbouwgrond gelegen aan de Ledebaan en kadastraal geregistreerd onder sectie C, perceelnummer 877a. De plannen van de hand van J. Callebaut uit Aalst werden goedgekeurd op 4 maart van dat jaar. De gevellengte aan de straat bedroeg 62 meter en de fabriek had een maximale diepte van 30 meter. Het fabrieksgebouw omvatte een grote centraal gelegen productiehal, twee kleine magazijnen en een machinekamer waarin de stoommachine werd geïnstalleerd.

 

 

De drijfkracht van de stoommachine werd via twee transmissieassen overgebracht op het machinepark in de productiehal. Het sanitair voor het personeel, bestaande uit een wasruimte en toiletten, bevond zich op de koer tussen fabriek en woonhuis. Het fabrieksgebouw was vlot toegankelijk via telkens twee poorten aan de voor- en achterzijde.

 

Grondplan van de in 1920 opgerichte weverij (schaal: 1/400)

(Bouwaanvraag Prosper Van Ginderdeuren. Bouwaanvragen, 1920, doos 44, nr. 494)

 

De weverij werd op traditionele wijze opgetrokken uit rode baksteen op een eveneens uit bakstenen bestaand fundament. Het gebouw bestond uit één bouwlaag met een bruikbare binnenhoogte van ca. 4 meter en telde aan de straatzijde 16 traveeën. Ter hoogte van de steunpunten van de liggers werden de gevels voorzien van gemetste uitspringende pilaren. De straatgevel werd rijkelijk versierd met bogen, reliëfvlakken, baksteenmotieven en met behulp van verschillende bouwmaterialen aangebrachte patronen. Boven de eveneens zeer decoratieve fabriekspoort in de eerste travee werd in een reliëfvlak de bedrijfsnaam aangebracht. Heel wat decoratieve elementen werden trouwens herhaald in de gevel van het aanpalende woonhuis waardoor beide gebouwen een echte eenheid vormden. Op de rondvensters in de voorgevel na werd het daglicht enkel doorgelaten via de glaspartijen in het zaagdak, dat nagenoeg de gehele fabriek afdekte. Enkel de eerste twee traveeën werden voorzien van een plat dak.

 

Detail van de voorgevel en doorsnede (schaal 1/100)

(Bouwaanvraag Prosper Van Ginderdeuren. Bouwaanvragen, 1920, doos 44, nr. 494)

 

De dakconstructie rustte op onderling verbonden ijzeren liggers die in de productiehal bijkomend ondersteund werden door 5 dragers (waarschijnlijk gietijzeren zuilen of ijzeren profielen).

In hoeverre het gebouw later wijzigingen onderging is niet bekend daar de kadastrale documenten van na 1926 ontbreken. Er werden weliswaar geen bouwaanvragen teruggevonden, maar dit betekent niet noodzakelijk dat er tussen 1920 en 1944 geen bouwactiviteiten hebben plaatsgehad. Vast staat dat het gebouw vanaf 1935 onderdak verleende aan de chemische fabriek ‘Blanca Water’ die in 1953 haar deuren sloot. Of het gebouw nadien nog werd gebruikt is niet bekend.

Intussen werd de vroegere weverij samen met het aanpalende woonhuis gesloopt. Op de terreinen aan het kruispunt van de Ledebaan met de Vilainstraat werd onlangs een residentiële woonwijk opgetrokken.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende