Scientology: vrijheden in conflict. (Pieter Blondeel) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
DEEL V: Conclusies
Het thema 'conflict en polarisatie' was een sleutelwoord doorheen deze verhandeling. Dit had niet als doel de tegenstellingen te versterken, integendeel het doel was eerder dat een verkenning van deze thematiek enerzijds verduidelijking zou scheppen in het waarom en hoe van die polarisering en anderzijds als doel had er zelf geen slachtoffer van te worden door hier juist actief aandacht aan te besteden.
Een bijkomende manier waarop verduidelijking werd geschapen, bestond in de selectiviteit, omlijning en afbakening van onderzoeksthema's. De discussie werd toegelicht en toegepast op één enkele groepering, met name Scientology; en op de situatie in de Verenigde Staten, België, Frankrijk, Duitsland en het Europese niveau.
De these werd gesteld dat het politieke aspect een belangrijke motor vormde in deze polarisering. Uit Deel II bleek dat het sektendebat niet alleen een academisch, maar ook een politiek en juridisch debat is en dat deze niet los staan van elkaar.
Polarisatie
De auteurs die nieuwe religieuze bewegingen en meer specifiek Scientology verdedigen doen dit in de meeste gevallen vanuit de waarde van godsdienstvrijheid en vanuit de kritiek die geleverd wordt op de ACM (anti-cult movement). Het zich inzetten voor religieuze tolerantie en non-discriminatie valt best te verdedigen, maar wordt iets complexer en moeilijker te rechtvaardigen wanneer tegelijk de controversiële en schadelijke aspecten van deze organisatie helemaal niet ter discussie worden gesteld. De kritiek dit het Belgische rapport geeft op 'de groep godsdienstsociologen' en de 'theoretici' die hun onderzoek op dergelijke manier voeren, blijft dan ook geldig. Hun analyses van het fenomeen vertellen weinig tot niets over controversiële en twijfelachtige aspecten aan deze bewegingen en kunnen dan ook moeilijk geïntegreerd worden in de opdracht van het onderzoek waarvoor deze (en andere) onderzoekscommissie(s) werd(en) ingesteld.
CESNUR vormt hier een mooi voorbeeld van: hoewel wordt toegegeven dat er aspecten kunnen zijn aan NRBs (nieuwe religieuze bewegingen) die niet te verdedigen en te rechtvaardigen zijn, en deze aldus niet genegeerd mogen worden, doet deze dat toch doordat ze éénzijdig kritiek levert op de ACM, zonder dat dit gebeurt voor enkele twijfelachtige aspecten aan deze NRBs zelf. Het sektendebat wordt bijgevolg afgedaan als een morele paniek. Ook AWARE kan men min of meer in dit rijtje plaatsen, daar de onderzoeken die door deze organisatie worden gevoerd als voornaamste doel hebben NRBs uit een negatief daglicht te halen, zodat dat een degelijk objectief, neutraal en kritisch onderzoek onmogelijk wordt en bijgevolg twijfelachtige aspecten niet aangekaart worden.
Definitie
Ook in de discussies welke definitie nu het meest van toepassing is op de organisatie Scientology als geheel, en de vraag of deze nu een religie is of niet, worden niet de controverses aangekaart waarvoor Scientology juist in de schijnwerpers komt te staan.
Het is moeilijk de ganse Scientology organisatie met één enkele definitie te omschrijven. Ze vormt een unieke mix van psychotherapeutische, filosofische, pseudo-wetenschappelijke, pseudo-medicinale, didactische, politieke, commerciële en religieuze elementen. Daaruit volgt dat het meer gepast zou zijn verschillende definities en omschrijvingen toe te passen op verschillende organisaties binnen Scientology. Zo zijn de organisaties Narconon en Criminon e.a. eerder als pseudo-wetenschappelijk, pseudo-medicinaal en psychotherapeutisch te omschrijven. Applied Scholastics en verwante organisaties zijn dan eerder didactisch van aard. Elk van deze organisaties wordt dan ook best elk naar zijn waarde geschat. Narconon, Criminon etc. naar hun medicinale en psychotherapeutische waarde. Applied Scholastics en verwante organisaties naar hun didactische waarde. Organisaties als CCHR, NCLESJ en ook EOPAHR verkondigen standpunten die in zekere zin politiek kunnen worden genoemd. Als frontgroepen doen ze zich voor als officiële instellingen en instituten die niet direct een band met Scientology aantonen.
Belangrijk is dat de commerciële elementen in veel van deze organisaties min of meer centraal staan. Of het nu 'Study Tech' (Applied Scholastics), 'Admin Tech' (WISE), spirituele 'Tech' of andere 'Tech' betreft, wat deze gemeenschappelijk hebben is dat hiervoor licenties moeten worden aangekocht en dat het geld daarvan op verschillende manieren doorstroomt naar de organisaties die hiërarchisch aan de top staan: CSI, RTC of CST. Gezien de exorbitante prijzen is er duidelijk een winstgevend element mee gemoeid. De 'LRH Tech' bestaat uit handelsmerken, dienstmerken en ook handelsgeheimen, ze wordt verkocht met winst; wat interessante en discutabele vragen oproept in verband met de vrijheid van religie.
Een dergelijke omschrijving van een handelsgeheim botst namelijk met deze van een religie, filosofie, wetenschap of psychotherapie; allen omschrijvingen die Scientology zich aanmeet, vroeger en nu. Men kan zich de vraag stellen of het wel wenselijk is dat dergelijke zaken gepatenteerd worden en dus in feite weerhouden worden van minder kapitaalkrachtige personen. Hoe vrij is deze religie dan nog?
Media
In de discussie over media en sekten moet enerzijds rekening gehouden worden met het feit dat de berichtgeving over sekten in veel gevallen negatief is. De reden en verklaring daarvoor is echter niet enkel in het sensatiegerichte van de media te zoeken. Enkele concepten die worden aangereikt in de verklaring van dit debat zijn bijvoorbeeld de 'framing effects' van Schön en de 'negative summary events' en 'front end/back end disproportionality' van Beckford. Een bijkomende verklaring werd gevonden in de visie van Scientology op media en de omgang met kritiek en critici. Scientology blijkt zeer mediabewust te zijn en volgt de voorschriften van Hubbard hieromtrent. Daarin staan elementen en doctrines centraal die inherent verbonden zijn aan Scientology, zoals 'fair game', 'suppressieve personen en potentiële bronnen van moeilijkheden', de 'ethics-condities en -formules' en de voorschriften omtrent 'positive', 'defensive' en 'black' P.R. Het zou dus onterecht zijn de verantwoordelijkheid voor de negativiteit in de berichtgeving eenzijdig aan bevooroordeeldheid van de media zelf toe te schrijven. Dit levert bovendien een antwoord op de vraag in hoeverre Scientology zelf verantwoordelijk is voor dit conflict.
Sekteobservatoria
CWGs (cult-watching groups) of 'sekteobservatoria' kunnen hun eigen politieke waarde en invloed niet over het hoofd zien. Organisaties als CESNUR en HRWF nemen bijvoorbeeld een centrale plaats in in het internationale debat omtrent sekten en laten hun invloed gelden via onder andere de rapporten van bijvoorbeeld OSCE en de 'US Department of State'. Ook de vernietiging van CAN heeft blijkbaar een invloed op het sektendebat waar het internationale kritiek betreft.
Dit opent onder andere de vraag naar de wenselijkheid en/of noodzakelijkheid van gouvernementele sekteobservatoria zoals MILS/MIVILUDES of IACSSO, en naar de vraag of men reeds bestaande organisaties dient te subsidiëren en/of te verenigen in een overkoepelende organisatie zoals FECRIS. Daarnaast is er ook de vraag welke functies een dergelijk gouvernementeel centrum wel of niet moet aanbieden. Moet deze enkel informatie geven op aanvraag, moet deze zelf haar informatie verspreiden, het publiek preventief voorlichten, moet ze zelf psychologische hulpverlening aanbieden of daarin mee samenwerken met reeds bestaande organisaties?
Ook vragen omtrent eventuele beperkingen van de bevoegdheden van dergelijke gouvernementele centra komen aan bod. Een (religieuze) overtuiging kan niet worden verboden, wat niet betekent dat in het praktiseren van die overtuiging alle aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid kan worden ontlopen.
De geschiedenis van bijvoorbeeld CAN in de Verenigde Staten toont aan dat een gouvernementeel sekteobservatorium bepaalde waarborgen zou kunnen bieden die bij niet-gouvernementele centra minder vanzelfsprekend zijn. Enerzijds heeft men dan controle op de correctheid en betrouwbaarheid van de informatie, men laat het informeren van het publiek niet over aan de ACM of sekten zelf, men kan eventueel 'deprogrammeren' aan banden leggen, anderzijds biedt een gouvernementeel centrum meer zekerheid, daar deze minder gemakkelijk voor de rechtbank kan worden gedaagd en zo failliet verklaard worden zoals dat met CAN gebeurde.
Methodologie
De argumenten die auteurs zoals Kent, Beit-Hallahmi e.a. oproepen worden meestal niet rechtstreeks beantwoord, er worden voornamelijk eenzijdig argumenten geleverd die op een religieuze discriminatie en intolerantie duiden waar de kritiek op de ACM als bewijs en argument worden beschouwd.
Daarnaast is er wel degelijk een methodologische discussie, maar die lijkt niet meteen naar een gemakkelijke oplossing of antwoord te leiden; in plaats daarvan lijkt deze de polarisatie in de hand te werken en zo het conflict te versterken. Deze concentreert zich op de onbetrouwbaarheid van getuigenissen van leden en ex-leden, op de brainwashinghypothese, op het 'collaborationisme' in het voeren van het onderzoek en over belangenvermenging van het gebruik van academici en experts in rechtszaken. Wanneer men de verschillende getuigenissen trianguleert, blijft men in veel gevallen steken op tegenstellingen.
In een onderzoek naar Scientology moet men steeds rekening houden met enkele methodologische problemen. Enerzijds zijn scientologen onderworpen aan specifieke voorschriften bij het communiceren met onderzoekers (suppressieve persoon, potentiële bron van moeilijkheden en 'fair game' doctrine, het contract 'Non-Disclosure Bond and Release'), wat ethische bezwaren kan oproepen bij het gebruik van getuigenissen van huidige leden in een onderzoek. Bijgevolg moet de onderzoeker deze getuigenissen met een kritisch oog aanschouwen.
Anderzijds geldt deze richtlijn, het kritisch beschouwen van getuigenissen van huidige leden, evenzeer voor ex-leden die zich zeer kritisch uiten tegenover Scientology. Hoewel deze groep 'apostaten' niet steeds representatief is voor alle leden die de organisatie hebben verlaten, blijken het wel in veel gevallen personen te zijn die lang in de organisatie, en veelal in hoge functies, hebben vertoefd. Dus hoewel deze groep niet kan spreken voor alle leden die de organisatie hebben verlaten en dus eveneens vanuit een kritisch standpunt moeten worden geïnterpreteerd, kunnen deze stemmen niet zomaar geminimaliseerd en genegeerd worden. Het lijkt erop dat de kritiek die tegenover getuigenissen van apostaten wordt geuit, niet in balans staat met de nodige kritiek tegenover getuigenissen van huidige leden.
De niet-religieuze oorsprong van Scientology vormt een reden waarom de transformatie naar een religie kritisch wordt bekeken. Die wordt enerzijds gezien als een strategie waardoor de organisatie zich niet hoeft open te stellen voor wetenschappelijke kritiek; anderzijds als een strategie die een zekere bescherming biedt tegen optreden vanuit de overheid.
Politiek
Het laatste deel, Deel IV, vormde dan voornamelijk een praktische verkenning van dit conflict in wat ik de politiekpraktische dimensie heb genoemd. Er werd een overzicht gemaakt van verschillende onderzoekscommissies over Scientology of waar Scientology in vermeld werd. Dit conflict werd verder verkend door de aandacht toe te spitsen op 4 specifieke landen, met name de Verenigde Staten, België, Frankrijk en Duitsland, aangevuld met een gelijkaardige verkenning op het Europese niveau. Ook de kritiek op internationaal niveau werd behandeld.
De onderzoeksthese van deze verhandeling was de vraag of er in verband met de organisatie Scientology bepaalde vrijheden in conflict komen. De voornaamste vrijheid in de context van het sektendebat is vanzelfsprekend de vrijheid van religie. Enerzijds kan afgeleid worden uit de internationale kritieken dat het Amerikaanse en Europese perspectief op het sektendebat, en inherent daaraan verbonden op de vrijheid van religie en scheiding van kerk en staat, niet helemaal met elkaar overeenstemmen. Dit kan evenzeer worden afgeleid uit de verschillende situatie van de scheiding tussen kerk en staat in de Verenigde Staten en Europa. Europa kent een eerder betrekkelijke scheiding tussen kerk en staat, waar bepaalde religies of levensbeschouwingen gesubsidieerd worden, terwijl dat in de Verenigde Staten niet het geval is. Dat deze scheiding in de Verenigde Staten niet zo absoluut is als meestal wordt gedacht, blijkt onder andere uit het plan om 'faith-based initiatives' te stimuleren. Zo'n situatie waarin bepaalde religies gesubsidieerd worden, roept politiek-filosofische vragen op naar de verantwoording van een dergelijk beleid, naar de plaats van religies en minderheidsreligies in de samenleving, en naar mogelijke criteria voor de toekenning van deze subsidies.
In deze context van religieuze vrijheid en tolerantie is de meest voor de hand liggende vraag: 'worden scientologen gediscrimineerd?'. Belangrijk is dat de vrijheid van meningsuiting eenieder het recht toekent om een religie te bekritiseren, zelfs belachelijk te maken. In die context kunnen de talloze kritieken over Scientology niet als discriminatie worden gezien. In het artikel van Schön blijkt dat het verhaal van discriminatie dat door Scientology zelf naar voor gebracht wordt, overdreven is en buiten proportie wordt opgeblazen.
Ook de landen die hevige kritiek ontvangen over (institutionele) religieuze discriminatie en intolerantie benadrukken de plicht van de overheid om neutraal en tolerant te zijn tegenover diverse religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen. Deze landen (bijvoorbeeld België, Frankrijk en Duitsland) leggen er echter de nadruk op dat de overheid eveneens de plicht heeft op te treden waar de rechten en vrijheden van de burgers worden geschaad en maken dus een onderscheid tussen een overtuiging en het praktiseren van die overtuiging.
Een vraag die alle parlementaire onderzoekscommissies zich hebben gesteld is of het wettelijk arsenaal voldoende is om deze problematiek aan te pakken, en of nieuwe wettelijke initiatieven nodig en te verantwoorden zijn. Enkele van deze rapporten, met name dit uit Nieuw-Zeeland en Nederland, besloten dat, indien Scientology bepaalde praktijken zou aanpassen, er geen bijkomende wettelijke initiatieven nodig waren. In sommige rapporten werd de aanbeveling gedaan een wetgeving in te voeren omtrent mentale manipulatie en schade aan psychische integriteit en menselijke waardigheid. In Frankrijk werd bijvoorbeeld de 'Picard-wet' ingevoerd. Er werden verscheidene voorstellen gedaan een soort van registratiecommissie in te stellen voor de psychotherapie of voor alternatieve geneeswijzen. Andere aanbevelingen werden gedaan op het gebied van onderwijs, voorlichting en preventie; een aanpassing van (de curricula in) bepaalde opleidingen (artsen, maatschappelijke werkers, etc.). Daarnaast werden in verschillende landen vanuit de overheid informatiecentra opgericht, met name in België en Frankrijk.
In de politiek-filosofische discussie staat autonomie centraal als waarde. De vrijheidsbeginselen en -beperkingen worden voornamelijk rond deze waarde opgebouwd. Nauw verbonden aan deze autonomie is geïnformeerde toestemming. Men kan pas een autonome, zelfstandige beslissing nemen op basis van alle beschikbare informatie, wat een belangrijk argument kan vormen voor het oprichten van een centrum dat betrouwbare informatie kan geven. Het is met andere woorden moeilijk te verantwoorden dat de overheid de keuzemogelijkheden zelf zou beperken (door bijvoorbeeld een religieuze groepering of overtuiging te verbieden), maar de overheid kan er wel in voorzien dat een beslissing wordt gemaakt op basis van volledige en betrouwbare informatie. Dat vormt dus een argument voor het oprichten van een gouvernementeel centrum, zodat de persoon zijn beslissing niet hoeft te maken op basis van informatie (of een tekort aan informatie) die bijvoorbeeld niet-gouvernementele centra of sekten zelf verspreiden; informatie die niet altijd even betrouwbaar is. Een dergelijk centrum heeft dus een preventieve, informerende functie; het recht op het houden van een bepaalde overtuiging, religieus of levensbeschouwelijk, komt daardoor niet in het gedrang.
Dit brengt ons op de discussie in verband met het internet. Scientology is hier heel actief in het verwijderen van (de toegankelijkheid van) kritische informatie: de poging 'antagonistische' informatie te verwijderen uit de nieuwsgroep alt.religion.scientology, uit de (zoekresultaten van de) zoekmachine Google en verschillende websites en discussiefora. Die discussie wordt voornamelijk gevoerd in termen van inbreuk op auteursrechten en misbruik van handelsmerken, dienstmerken en handelsgeheimen. Bij de effectiviteit van deze strategie van Scientology kunnen vraagtekens worden geplaatst, want het lijkt erop dat dit aanleiding geeft tot een soort van 'immuniteitsrespons' van het internet, bijvoorbeeld in de vorm van het 'lazarus'-programma op alt.religion.scientology, de oprichting van de site 'Chilling Effects' in verband met DMCA-klachten en de betrokkenheid daarin van bijvoorbeeld 'EFF' (Electronic Frontier Foundation).
In verband met de vrijheid van religie roept de commerciële natuur van Scientology enkele vragen op. In de politiek-filosofische discussie wordt bijvoorbeeld gesteld dat de exit-optie moet gegarandeerd worden. Een persoon moet vrij zijn om de beweging te verlaten wanneer hij wil. Scientology moedigt echter aan schuldbekentenissen te tekenen of leningen aan te gaan. Wanneer de persoon nu Scientology wil verlaten komt de bijkomende last dat deze nog schulden heeft en soms een 'freeloader debt' wordt geëist, wat hem/haar enigszins kan verhinderen de beslissing te nemen deze beweging te verlaten en dus deze exit-optie niet volledig wordt gegarandeerd. In de organisatie RPF komt dit nog explicieter aan de orde, gezien personen soms fysiek weerhouden worden deze inrichting te verlaten.
Ook de vrijheid van meningsuiting kan in het gedrang komen. Een scientoloog weet dat hij niets negatiefs mag vertellen over Scientology. Enerzijds tekent deze het contract 'Non-Disclosure Bond and Release' waarin wordt gesteld dat hij $1.000.000 zal moeten betalen per negatieve uiting. Anderzijds is er het 'GO 121669' waarin staat dat de informatie over de scientoloog (in de vorm van de verschillende 'folders' die worden bijgehouden) mag gebruikt worden om een kritische ex-scientoloog het zwijgen op te leggen. Ook hierin staan weer de 'fair game'-, SP- en PTS-doctrine centraal. Hier komt dus niet alleen de vrijheid van meningsuiting in het gedrang, maar ook de privacy van de desbetreffende persoon. Het bijhouden van de pre-clear folder, waarin de meest intieme en persoonlijke informatie nauwkeurig wordt bijgehouden, strookt bijvoorbeeld niet met de privacywetgeving. Volgens deze wetgeving moet een persoon zijn dossier(s) kunnen opvragen en moeten deze ook op zijn aanvraag vernietigd worden. Dit, samen met 'GO 121669', vormt een ernstige inbreuk op wetgeving omtrent privacy.
Daarnaast worden niet enkel scientologen als suppressieve persoon of als 'fair game' verklaard. Hier is dus sprake van schade aan derden, wat op zich een rechtvaardiging geeft voor de beperking van de vrijheid van religie. Ook met de praktijk 'disconnection', het gebod contact te verbreken met suppressieve personen, worden derden getroffen.
Naar andere kritieken zoals fraude, witwassen van geld en bijvoorbeeld oplichting, werd in deze verhandeling geen diepgaand onderzoek verricht. Het is dan ook niet mogelijk hier een conclusie aan vast te knopen. De Belgische rechtszaak tegen Scientology behandelt ondere andere dergelijke beschuldigingen, maar die zaak is nog niet volledig afgesloten. De specifiek organisationele structuur van Scientology maakt dit aspect ook wat ondoorzichtig.
Tot Slot
Tot slot kan worden gesteld dat Scientology zelf ten minste gedeeltelijk verantwoordelijk is voor dit conflict en deze polarisatie. In de meeste gevallen is het zelfs mogelijk die te herleiden tot bepaalde voorschriften van Hubbard; voorschriften aangaande wat te doen met critici, met negatieve informatie, voorschriften omtrent het doel van de rechtszaak, omtrent media en 'PR', etc.
Naast deze voorschriften vormt ook de ontstaansgeschiedenis en evolutie van Scientology een gedeeltelijke verklaring voor dit conflict. De oorspronkelijke psychotherapeutische elementen wegen nog steeds door en het pseudo-wetenschappelijke (en pseudo-psychiatrische, pseudo-medicinale) aspect daarvan botst ook vandaag nog, bijvoorbeeld waar het rehabilitatie van drugverslaafden betreft.
Dit alles maakt dat er, wanneer het Scientology betreft, wel degelijk bepaalde rechten en vrijheden in conflict zijn. Vrijheid van religie, van geweten en van meningsuiting; de privacy-, arbeids- en onderwijswetgeving, kunnen in het gedrang komen en blijken dit in het verleden al gedaan te hebben, wanneer bepaalde van deze voorschriften worden uitgevoerd. Dit geldt niet enkel voor scientologen zelf, maar ook voor niet-scientologen. Aldus kunnen deze acties niet onder de bescherming vallen die door deze en andere vrijheden wordt gegarandeerd.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |