Nicht alles war gut, aber vieles war besser. Een verklaring van de Ostidentität en de nostalgie naar de DDR in het huidige Oost-Duitsland (1990-2008). (Korneel De Rynck)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Voorwoord

 

Toen Otto von Bismarck de eerste steen van het eengemaakte Duitsland legde, had hij geen flauw benul dat hij aan het begin stond van een fascinerend verhaal. De leiders van het land zouden zijn krachtige parool ‘mit Blut und Eisen’ zeer agressief in de praktijk omzetten. Na een Eerste Wereldoorlog veroorzaakt te hebben, zorgde Adolf Hitler voor de zwartste bladzijde in de Duitse, maar ook in de wereldgeschiedenis. Als resultaat daarvan werd Duitsland opgedeeld in een westerse BRD en een Sovjet-Russische DDR. Bismarck draaide zich om in zijn graf. Ook na de hereniging in 1990 blijft Duitsland een fascinerend land. Oost-Duitsers kijken nostalgisch terug op de eens verfoeide DDR. En onlangs nog, op het Eurovisiesongfestival 2008, was Duitsland laatste, de loef afgestoken door winnaar Rusland.

 

Pas na vier jaar studie kan ik deze fascinatie verbinden met mijn voorliefde voor een hedendaagse geschiedenis in de meest letterlijke zin van het woord: als een geschiedenis van het heden, ‘Zeitgeschichte’ in het Duits. Ik ben mateloos gedreven om de actualiteit te verklaren door de lijnen met het verleden te duiden, om de dagdagelijkse feiten in hun historische context te plaatsen. 

 

‘Mit Blut und Eisen’ was het dat ik de twee voorliefdes in een masterproef over het Duitsland van vandaag en gisteren heb gegoten. Een volwaardig masteronderzoek afronden in enkele maanden was een enorme uitdaging en vereiste een berg werk (dat ik alles in het Duits moest lezen, heeft het nog wat verzwaard). Ik heb velen rond me zien sneuvelen. De ambitie heeft me uiteindelijk over de streep getrokken.

 

Dat is niet enkel mijn verdienste. Deze masterproef is een groepswerk en ik ben slechts de ‘ghostwriter’. Graag bedank ik enkele mensen die aan mijn zijde stonden en waarmee ik – om wat in de sfeer van Duitsland te komen – met vertrouwen ‘naar een oorlog zou gaan’.

 

Allereerst dank ik Bismarck, Hitler en Honecker. Zonder hen was er geen crimineel interessante geschiedenis, laat staan dit onderzoeksthema.

 

Hetzelfde geldt voor mijn promotor Prof. Dr. Georgi Verbeeck, Groot-Nederlander van beroep en historicus in de vrije uurtjes. Ik dank voor het thema, de interesse, de flexibiliteit en de eenduidigheid. Dankzij de verschillende overlegmomenten had ik lang voor ik het schrijfproces aanvatte een duidelijk beeld voor ogen.

 

Een pakje erkentelijkheid laat ik ook overvliegen naar de andere kant van West-Europa. In Berlijn mocht ik de Duitse historicus en journalist Dr. Winfried Dolderer interviewen over de herenigingskwestie. Vier uur lang heeft hij mij als een enthousiaste spraakwaterval te woord gestaan in een literair café waarvan de setting – voor een historicus althans – niet te overtreffen valt. Het café kijkt uit op de Brandenburger Tor, ligt aan het plein met de ambassades van Frankrijk, Amerika en – wat verder – Groot-Brittannië en heeft de Reichstag als achterbuur. Dat mijn paper op die plaats werd geboren is uiteraard een droom in vervulling.

 

Mijn dank gaat ook uit naar Michel Devriendt, nog zo iemand die van zijn gekte voor Duitsland zijn beroep heeft gemaakt. En ooit opgepakt door de Stasi… dat  treft. Zijn expertise als voormalig onderwijzer in de Duitse taal is goed van pas gekomen. Op zijn eentje heeft hij mijn Nederlandse samenvatting naar een Duitse ‘Zusammenfassung’ omgezet. Een kleine daad, maar een wereld van verschil.

 

Wat dichter bij huis (er in zelfs) stel ik met ontroering vast hoe mijn ouders al vier jaar lang achter mij staan. Hoewel een melig zicht, betekende dit een enorm houvast. Actief boden ze steun door me op het traditionele paniekmoment, zondag rond het avondeten, gerust te stellen en te zorgen dat de praktische gang van zaken gesmeerd liep (lees: bevoorraden van Cécémel, maaltijden en financiën). Mijn vader hielp me via richtlijnen en feedback. Als iemand die de universitaire wereld door en door kent, was hij een meer dan volwaardige overlegpersoon. Een geluk dat mijn pa geen steenkapper is, heb ik meermaals gedacht. Passief was hun hulp bij het aanhoren van mijn oervervelende monologen. Ze ontvluchtten me meermaals, door zo diep mogelijk in de tuin te werken of zo lang mogelijk te gaan lopen. Maar met resultaat. De tuin ligt er proper bij en de oudertjes zijn perfect getraind voor hun marathon van Athene.

 

Niet te vergeten is het personeel van de dienst Interbibliothecair Leenverkeer in de Centrale Bibliotheek van de KU Leuven. Ik ken hen graag de award voor meest behulpzame dienst toe.

 

Door alle frustraties heen vond ik een enorme steun bij enkele medestudenten. Vermeld ik met dankbaarheid: Anneleen Arnout, Dorien Vanderputten, Bert Desmet en Thomas Devriendt. Al diegenen die peilden ‘hoe zit het met de thesis’, dank ik – hoewel de vraag me de oren uit kwam  - voor de interesse. Tenslotte dank ik nog Celestine Vanneste om haar komische zelf te zijn en me af te leiden van al die nostalgische Oost-Duitsers.

 

 

Korneel De Rynck

Kortrijk/Leuven, mei 2008

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende