Parallelle economieën in Cambodja. (Jeroen Cauwels). |
|
3. PARALLELLE ECONOMIE: BEGRIPPENDEFINIËRING
Om een duidelijke afbakening van de onderzochte casus aan te houden, dient
vooralleer de concrete materie aan te snijden, gedefinieerd te worden wat nu
werkelijk onderzocht wordt. Er dient met andere woorden een werkbare
omschrijving neergeschreven van wat precies onder ‘parallelle economie’ wordt
verstaan. Hiervoor werd hoofdzakelijk beroep gedaan op ‘Greed and Grievance’,
waarin Mark Duffield de desbetreffende termen definieert.
Duffield maakt bij zijn categorisering een onderscheid tussen wat hij als
‘transborder trade’ omschrijft, en wat onder
‘parallel trade’ of
‘illegal trade’ te verstaan valt
[1].
Het laatste omvat een economische handelsactiviteit waarbij de handel op zich
illegaal is, maar de verhandelde goederen volstrekt legaal zijn. Bij transborder
trade zijn beide aspecten doorgaans in de illegaliteit te situeren. Het kan hier
dus zowel om legale als illegale handelswaren gaan. In het geval van Cambodia
zullen we dus met transborder trade te maken hebben, aangezien er naast de
smokkel van hout, robijnen en mijnbouwprodukten, die uiteraard een legaal
karakter hebben, ook narcotica het land worden uitgesmokkeld, wat uiteraard geen
wettelijk correcte goederen zijn. In dit werk gaat echter het leeuwendeel van de
aandacht naar de houtkap en aanverwante –smokkel, waardoor het onderscheid
tussen de termen eigenlijk weinig terdege doet.
Duffield onderkent vervolgens volgende drie kenmerken van parallelle handel [2]:
Aangezien het een extra-legale activiteit is, lenen de erbij betrokken
netwerken zich gemakkelijk tot verschillende vormen van sociaal
gestructureerde controle.
Liever dan integratie te bevorderen, zijn de belangen van de sociale en
politieke elites die de handel controleren normaal gezien gekant tegen
economisch regionalisme. De grootte van de winstvoet is afhankelijk van het
bestendigen van de verschillen en van discrete vormen van controle.
In plaats van het vrije-markt liberalisme te ondersteunen, zullen de
dynamieken van de parallelle handel eerder een informeel protectionisme
aanmoedigen, en dit zeker versterken.
Deze bovenstaande kenmerken weerspiegelen de taktieken en strategieën van de
commerciële elitegroepen, die van de parallelle handel bewust de kern hebben
gemaakt van hun beoogde accumulatie. Parallelle handel evenals ‘transborder
trade’ stellen dus niet zomaar officieuze mechanismen om niet-verbonden
officiële economieën te verbinden voor, noch zijn het basisfundamentele reacties
tegen corruptie of staatsverval. Vanwege dit specifieke karakter is transborder
trade
«a struggle for advantage in which the official development strategies of
countries within the same region are pitted against each other, and vested
interests are intrinsically opposed te economic rationalization »
[3].
Om dit hoofdstuk af te sluiten dienen tenslotte nog drie andere begrippen,
‘war
economies’, ‘weak states’
en
‘shadow states’, worden gedefinieerd, om voldoende theoretische werkbasis te
verkrijgen voor het volgende, concretere hoofdstuk waar de werkelijke thematiek
uit de doeken wordt gedaan. Een war economy staat in de vakliteratuur omschreven
als
‘een aangepaste structuur, gevormd door netwerken van parallelle en
grensoverschrijdende handel’
[4].
Aan de top van deze structuur, deze war economy, staan lokale elites, die
controle uitoefenen op de parallelle handelsnetwerken. In Cambodia betreft dit
voornamelijk hiërarchisch hooggeplaatste militairen en ‘local
strongmen’, die vaak hun positie wisten te veroveren tijdens de Khmer
Rouge-dictatuur
[5].
Het gebruik van geweld om de behaalde positie te bestendigen is zeker geen
uitzondering, wat in dit geval aanleiding geeft tot een verstrengeling van
militaire, politieke en economische belangen. Een uitloper, of een noodzakelijk
gevolg, van deze verstrengeling is de wijdverspreide corruptie in de
Cambodiaanse administratie. Een veelgehanteerde term om dergelijke relatie
tussen politiek en corruptie te omschrijven is
‘shadow state’. Een shadow state is het resultaat van persoonlijke
regelgeving, normaalgezien achter de coulissen van de de jure staatsmacht
gecreëerd
[6].
Een vorm van georganiseerde misdaad, gericht op het economisch uitbuiten van
natuurlijke grondstoffenbronnen, genereert een aan de lokale context aangepaste
shadow state. Er wordt hierbij een nieuw, informeel bureaucratisch netwerk,
gebaseerd op persoonlijke relatiebanden, tot stand gebracht om het bestaande
netwerk van bureaucratische eenheden heen. Een weak state (zwakke staat)
tenslotte, slaat op een staat die niet over de mogelijkheden beschikt om in
basisveiligheidsvoorzieningen te voldoen voor zijn bevolking
[7].
Zo ontbreekt bijvoorbeeld een adequate wetgeving, waardoor het uitermate
makkelijk wordt om buiten de lijnen van die wetgeving te kleuren, aangezien de
controlemechanismen onvoldoende of op een totaal verkeerde manier functioneren.
Vertrekkende vanuit de hierboven gedefinieerde concepten kunnen we tenslotte
de concrete Cambodiaanse case zelf aanpakken, waarin we uiteindelijk zullen
trachten na te gaan hoe de situatie er in de praktijk uitziet.
|
[1] M. DUFFIELD, ‘Globalisation, transborder trade and war economies’, in: Greed and Grievance…, p. 76-79.
[2] M. DUFFIELD, op. cit., p. 78
[3] M. DUFFIELD, ‘Globalisation, transborder trade and war economies’, in: Greed and Grievance…, p. 78-79.
[4] M. DUFFIELD, ‘Globalisation, transborder trade and war economies’, in: Greed and Grievance…, p. 69.
[5] Het gegeven dat Cambodia een echte ‘war economy’ zou zijn, is ook mijns inziens wat geforceerd, maar binnen het gehanteerde begrippenkader lijkt war economy nog beste benadering te zijn van de actuele situatie, niettegenstaande de zogenaamde ‘oorlog’ reeds lang achter de rug ligt. Wel kunnen we de hedendaagse Cambodiaanse maatschappij als ‘hoogst ontvlambaar’ aanschouwen, mede door de problematiek van de circulatie van een massa kleine wapens. De term war economy zal voornamelijk van toepassing zijn ten tijde van de burgeroorlog. Nu wordt de term enkel als referentiekader gehanteerd om beter begrip van de situatie te kunnen schetsen.
[6] W. RENO, ‘Shadow states and the political economy of civil wars’, in: Greed and Grievance…, pp. 43-47.
[7] D KEEN, ‘Incentives and disincentives for violence’, in: Greed and Grievance…, pp. 27-28.