De Zusters van Liefde van Jezus en Maria in Kongo: een studie van hun ervaringen tijdens de woelige jaren van de onafhankelijkheid (1955-1965). (Nele Verhoeven)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL E: BIJLAGEN

 

a) Voorpagina Cor Unum tot en met oktober 1959

 

b) Voorpagina Cor Unum vanaf november 1959
 

c) Kaart van Kongo, 1964

 

d) Kaart van de missieposten van de Zusters van Liefde J.M.

 

 

e) Overzicht van het partij-politieke landschap (1950-1965)[404]

 

1950

Ontstaan van de Abako, Alliance des Bakongo, onder leiding van Kasavubu

 

1958

Ontstaan van de MNC, Mouvement National Congolais, onder leiding van Lumumba

 

Ontstaan van de Conakat, Confédération des Associations Tribale de Katanga

 

1959

Ontstaan van de Balubakat, Association des Baluba du Katanga

 

Ontstaan van de PNP, Parti National du Progrès

 

Ontstaan van de PSA, Parti Solidaire Africain

 

MNC splitst in een vleugel onder leiding van Lumumba (later Gbenye) en een vleugel onder Kalonji

 

1960

Abako en MNC vormen samen één regering, met Kasavubu als president en Lumumba als eerste minister

 

1961

De PSA splitst in een vleugel onder leiding van Gizenga en een vleugel onder Kamitatu

 

 

f) Overzicht van de Eerste Ministers (juni 1960-november 1965)[405]

 

 

Juni 1960-sept 1960

Patrice Lumumba (vermoord in februari 1961)

 

Sept 1960-aug 1961

Joseph Ileo

 

Aug 1961-juli 1964

Cyril Adoula

 

Juli 1964-okt 1965

Moïse Tshombe

 

Okt 1965-nov 1965

E. Kimba

 

Nov 1965

Joseph Mobutu (tevens president)

 

 

 

g) Uittreksels Cor Unum

 

 

GA Zusters van Liefde J.M., 7.6.2.2.: Cor Unum januari 1960 (losse bijlage), Zr. Immaculata, Hemptinne, s.p.

 

 De missie hier werd gesticht in het jaar 1897 in de streek der Lulua’s. Rond de missie vestigden zich veel verschillende Baluba-stammen: bakwa Lukanda, bakwa Tshimuna, bakwa Ntemba, bana Tshimunga, bakwanga, enz. Zo komt het dat er inze [sic] missie en in de streek der Lulua’s veel Baluba’s wonen. Onder de Baluba’s waren toen veel slaven, maar ze zijn omhoog gekomen door de scholen, velen zijn nu de ‘fameuze’ évolué’s. De Baluba’s zijn, over ’t algemeen, forser gebouwd en groter dan de Lulua’s. De uitleg is zeer eenvoudig: de Lulua’s lijden armoede en de Baluba’s, buiten enkele uitzonderingen, niet. Over een tiental jaren zagen de Lulua’s in, dat ze ten achter waren op de stam van de Baluba’s, die vroeger minder waren dan zij. Daar ’t grootste aantal onderwijzeressen Baluba’s zijn, vroegen ze aan de Paters waarom de Baluba’s al de schoonste plaatsen kregen. De paters antwoordden: ‘Zendt [sic] uw kinderen naar school.’ Nu verwijten ze de paters dat ze de Baluba’s hebben vooruitgeholpen en hun in de steek hebben gelaten. Alleen O.L.Heer weet wat wij voor die mensen gedaan hebben. Zo dikwijls kwamen er paters naar school met het verzoek: ‘Zusters, doe toch a.u.b. uw best om de Luluatjes op school te houden.’ De doorslag van de twisten is de voordracht van Kalonji geweest (hij is gehuwd met een meisje uit de huishoudschool). De Baluba’s zeggen gedurig dat ze weggaan daar ze onder de Lulua’s niet willen staan. De Lulua’s zeggen: moorden of branden zullen we niet, maar weg moeten de Baluba’s. De Lulua’s kunnen goed vechten op zijn primitiefs. Ze hebben het al bewezen met messen die langs 2 kanten snijden, met lansen en met vergiftigde pijlen. ’s Nachts overvallen ze de dorpjes en branden de hutten af en doden de inwoners. In Hemptinne slapen er veel mensen onder de verandah [sic]. Enkelen komen van Ndekesha een 100km. hiervandaan, uitgehongerd. We geven ze wat bananen en melk, maar geen mens die zo’n massa meester kan. De vluchtelingen slapen dan een nacht op de grond in de oude drukplaats van de paters en dan trekken ze weer verder, naar hun streek: nl. naar Merode Muali, Nganda, Njika, enz... Ze gaan daar de hongersnood tegemoet, want wie kan daarvoor voedsel vinden? Onze Missie Ndekesha heeft het erg te verduren gehad: 350 kinderen weg en 10 minitricen [sic]. Kabwe is ook al goed ontvolkt, ook veel verpleegsters en onderwijzers vertrokken. Wat is dat triestig. In Ndemba waar de zusters van St.Jozef van Brugge werkzaam zijn, zijn de mensen bijna allen weg. 70% hutten werden verbrand; dank aan de moedige pater zijn de mensen naar hun streek mogen gaan. Op 9km in de omtrek is geen levende ziel meer te zien en de velden staan in volle bloei. In Kabuluanda gaat het eveneens slecht. Dit jaar waren er juist hollandse zusters uit ’s Hertogenbosch vol enthousiasme toegekomen, maar ze hebben de vuurproef doorstaan. Er is daar een complementaire school voor dactylographie en de Lulua’s hebben ze totaal geplunderd. De jongens zijn gevlucht naar de zusters en ’s anderendaags trokken ze verder met de trein naar huis. Daar zijn ook de Baluba’s vertrokken.

 

GA Zusters van Liefde J.M., 7.6.2.2.: Cor Unum februari 1960, zuster Daniël-Marie, Katoka, pp.4-8

 

 “De pater vroeg mij enkele vragen op te schrijven die hij zou beantwoorden. Ze volgen hierna, met zijn antwoord tussen “. Over de vragen die nog meer opheldering vragen, geef ik nog een woord uitleg erbij.

 Kunt U enkele inlichtingen geven over de ligging van het grondgebied van de Lulua’s en de Baluba’s om te weten hoever de laatsten moeten wegtrekken?

 “Hierbij een kaart waarop het grondgebied van de Bena Lulua ook die waarop het grondgebied van de Baluba. Dit der Baluba is veel kleiner dan dit van de Lulua’s. Per trein of per camion geraken de verhuizers op één dag in hun streek.”

 Die dag waarover de pater spreekt is minstens 24 uren en die afstand wordt gewoonlijk niet in één étape gedaan. Zo komt het dat de vluchtelingen van de streek van Mikalayi die gevlucht zijn naar de missie om er bescherming te zoeken in groepen van 4 à 500 per camion naar Luluaburg gebracht worden; van hieruit worden ze na 1 of 2 dagen weggevoerd: zij die naar Gandapika trekken reizen per trein verder, de vluchtelingen met bestemming Merode worden er per camion heengevoerd. Nog dezelfde dag worden zij door een nieuwe massa vluchtelingen vervangen. Zo hebben wij hier op Katoka sinds Kerstdag voordurend [sic] een warboel van belang. U moest zo’n konvooi zien aankomen. Onbeschrijflijk. Ze komen toe al zingende van blijdschap dat zij van die vreselijk vervolgingschrik af zijn en ze denken naar het beloofde land te gaan. Arme sukkels, zij weten niet wat hen nog te wachten staat want U begrijpt dat de streek waar zij zullen aanlanden niet gereed is voor zo’n invasie en er reeds veel misnoegdheid en verbittering heerst. In afwachting van de volgende étape trachten wij, zo goed en zo kwaad als het gaat, voor hen te zorgen, hetgeen geen kinderspel is. De baby’s krijgen melk, de volwassenen moeten 2 x per dag eten krijgen. Dat is een onbegonnen karwei vooral daar wij niet behoorlijk ingericht zijn. Het gaat heel prozaïsch op een houtvuur buiten, de potten staan op stenen. Het lijkt op een echt marollenkwartier. Gedurende gans het verlof zijn al de zusters voordurend [sic] gemobiliseerd geweest om hulp te bieden, eten klaar te maken en uit te delen aan de vluchtelingen. Juffers Leleux en Stans hebben edelmoedig geholpen. Sedert gisteren zijn de klassen herbegonnen en is het werkelijk bijna onmogelijk klaar te komen, niettegenstaande al de schoolzusters ieder vrij ogenblik en zelfs de rekreatie aan dat werk opofferen. Pater Provinciaal kwam me gelukkig vandaag zeggen dat het bijna gedaan is en het laatste transport ten laatsten donderdag zal aankomen. D.G. Die mensen zijn over ’t algemeen heel dankbaar en lief tegenover ons. Nochtans worden zij bewerkt door misnoegden of vijanden van de missies. U weet wellicht niet dat men de schuld van gans de omwenteling in Kasaï op de rug van de missies legt. Mgr. Mels is de schuldige Hij wordt van alles en nog wat beticht. Arme Aartsbisschop.... Er staan hem nog droeve dagen te wachten. Toen we op een avond bij de vluchtelingen het eten aan het uitdelen waren sprak ons een évolué aan (iemand die dagelijks te communie gaat) ‘Voilà la reconnaissance des missionnaires...quand les Baluba ont fait fleurir les missions, ils les chassent.’ ‘k Heb gedaan alsof ik zijn frans [sic] niet verstond en mij moeten bedwingen om hen geen snijdend antwoord te geven ... Als ik de 8 punten zo uitvoerig kommenteer zal mijn brief een gans boekdeel worden. ‘k Zal mij dus moeten beperken.”

 Is er in hunne z.g. oorspronkelijke streken: Merode, Bakwanga, Muena-Ditu grond genoeg om al dat volk plaats te geven? Laat de Staat die volksverhuizing gewillig toe? Helpt de Administratie deze stam-verhuizing?

 “Er is grond genoeg voor de Baluba’s, moest er een systematische bedeling en bezetting kunnen gebeuren. Hetgeen niet het geval is bij deze massieve verhuizing. Een probleem waarvan [sic] nu nog geen oplossing is en een onbeschrijfelijke verwarring meebrengt. De Staat ziet onmachtig toe, tracht te remmen en helpt waar de nood hoogstdringend is.”

 Het schijnt dat sommige ambtenaren mistevreden zijn omdat de Missies de vluchtelingen helpen ‘Les missions n’ont pas besoin de s’en mêler’ maar zij zelf doen heel weinig. De paters van Scheut hebben op eigen kosten duizende [sic] vervoerd en zij doen het onmogelijke daar waar de vluchtelingen aankomen om ze te helpen. Ze stichtten reeds nieuwe posten in die overbevolkte streken en spreken er van nog meer nieuw stichtingen te beginnen. Tot nu toe zijn het de missionarissen alleen die zich het lot van die sukkelaars aantrekken en ik persoonlijk heb Pater Provinciaal zien wenen als een kind als hij al die ellende hier zag.”

 

 Wanneer zijn de Baluba’s naar de streek van Luluaburg afgezakt? Is dat werkelijk door toedoen van de missionarissen gebeurd zoals wordt beweerd?

 “Na de slavenjachten der Arabieren in de Balubastreek (1891-92) zijn de Baluba’s in massa komen wonen in de onmiddellijke nabijheid der toen reeds bestaande Missie- en Staatsposten (Mikalayi, Hemptinne St.Benoit, Luebo en Lusambo.) De diamantmijnen van Tshikapa en de aanleg van den Ijzeren Weg (B.C.K.) hebben na den eersten wereldoorlog ook nog duizende Baluba’s in de streek der Bena Lulua binnengebracht.”

 

 Ik hoorde reeds vertellen dat Mikalayi o.a. gesticht was met afgekochte slaven, waren dat Baluba’s?

 “De eerste bevolking op de concessie bestond uit enige honderde vrijgekochte slaven, waarvan 9/10 Baluba’s waren.”

 Zijn de Baluba’s verstandiger en meer vatbaar voor ontwikkeling der Lulua’s? Komt het daaruit voort dat de Baluba’s hoogstaande plaatsen bekleden?

 “Toen de eerste missiescholen opgericht werden zijn het voornamelijk de Balubakinderen die er heen gingen. De Luluakinderen woonden in t algemeen wat verder en hadden ook liever ratten en muizen te vangen in de vrije natuur. Zo waren de Baluba wel meer dan 10 jaar vooruit in geleerdheid en tot nu toe bezetten ze voor 8 tot 9/10 de meest vooraanstaande plaatsen als bureelbedienden, staatsbeambten en onderwijzers. Verstandelijk zijn de Lulua’s zo begaafd als de Baluba’s.”

 Ik las onlangs, ‘k weet niet meer waar, dat de Lulua’s altijd zeer aan eigen traditie en gewoonte hebben gehouden; toen de eerste missionarissen zich vestigden wilden zij geen boy bij hen zijn, de ‘blanken dienen’ legden zij op aan de Baluba’s die als vreemden, de toelating gekregen hadden op hun grondgebied te wonen. Het voortdurend contakt met de blanken heeft een stempel gedrukt op de ontwikkeling van de Baluba’s, de Lulua’s zijn veel primitiever gebleven (niettegenstaande er ook veel verachterde Baluba’s onder de vluchtelingen waren).”

 

 Kunnen de Lulua’s de leegstaande dorpen bezetten en van waar zullen ze dan komen?

 “Tegenwoordig, zo gauw als de Baluba’s hun dorpen verlaten, worden ze bezet door het volk van de omliggende Luluadorpen.”

 Van de Pater hoorde ik zeggen dat in de dorpen rondom Luluaburg, waar de Lulua’s goed huis gehouden hadden en al de hutten in brand hadden gestoken, alleen de ‘schoolkapel’ nog rechtstond; de Lulua’s hadden order gekregen geen hand uit te steken noch aan scholen noch aan dispensaria. Verleden week werden een pater en een zuster overvallen en geslagen door 2 Baluba’s niet ver van Kabwe. Nog dezelfde dag kwam een groep Lulua’s naar de missie, ze beweerden dat zij de smaad aan de pater en de zusters aangedaan wilden wreken en hiertoe het dorp waaruit die 2 vagebonden afstamden zouden overvallen. Gelukkig heeft men het kunnen beletten. Ik ben van mening dat de Lulua’s de blanken in ’t algemeen en de missionarissen in ‘t bijzonder genegen zijn.”

 

 Is het waar dat de oude missies als Mikalayi en Ndekesha en Hemptinne zullen uitsterven en verdwijnen?

 “Die missies zullen noch uitsterven, noch verdwijnen, maar aangezien ze nu zullen herbevolkt worden door mensen, die nog ver achteruit staan in de beschaving, zullen ze daar nog lang den stempel van dragen.”

 Moeder Eymard kwam hier gisteren en zei: te Hemptinne deden wij een sprong van 50 jaar terug; de Lulua’s kwamen de plaats innemen van de verjaagde Baluba’s; de meesten zijn nog zo wild en zo naakt en zo primitief als voor 50 jaar. Wat er met de hoogste klassen moet gebeuren in de binnenmissies weet nog niemand. Te Mikalayi maakten de verschillende clans der Bena Lulua uit de omliggende dorpen ruzie om op de verlaten missie te mogen wonen. Naar het schijnt kreeg Pater-Pastoor opdracht zelf te beslissen en de verschillende verlaten concessies uit te delen; hij riep de kroostrijke gezinnen het dichtst bij de missie.”

 

 Welke boeken kan men raadplegen over die kwestie?

 “Mijn boek ‘Pages d Histoire du Kasaï (1953 – Collections Lavigerie Namur) geeft menige inlichtingen nopens de Bena Lulua en de Baluba. Er is ook veel te vinden in ‘Six ans au Congo’ brieven van Zr. Marie Godelieve.”

 De toestand nu staat op ’t springen. Langs weerskanten maken ze ’s nachts kabaal dat horen en zien vergaan. De blanken, die van de wacht zijn, geraken doodop en laten de moed vallen. De monitricen zijn blij naar school te mogen komen, dan vergeten ze hun miserie en hun onzeglijke schrik, ze zien er allen erg moe en hongerig uit. Slapen doen ze bijna niet en van eten komt ook niet veel in huis. Er zijn meer kinderen terug gekomen dat ik verwacht had. In de hogere klassen zijn het uitzonderingen die wegbleven. In de lagere afdelingen is het aantal ‘gevluchte’ veel groter en dat is goed te begrijpen Pater-Pastoor beweert dat er over enkele dagen nog veel zullen terugkomen. We zullen het afwachten.”

 

GA Zusters van Liefde J.M., 9.2.9. Huizen in de Zaïrese provincie: Lubumbashi Karel de Goede, 29/06/1960

 

 “Vandaag, vooravond van de, door sommigen zo verlangde, door anderen zo gevreesde datum, heerst er overal ’n ongewone bedrijvigheid. Alles moet extra gepoetst worden want morgen is het de grote dag en er zijn vier dagen verlof in ’t zicht dus... Op een der bedden ligt ’t vol gele sterrekens want als [sic] de Kongoleese vlaggen krijgen zes sterrekens bij... ’n paar bloemenruikers brengen ‘n feestelijke stemming. We moeten ons toch verheugen met hen die blij zijn hé, en de zieken mogen ook wel iets meer hebben op deze historiche [sic] datum. Voor morgen vroeg om 8 uur is er hoog bezoek aangekondigd. Naar ’t schijnt zullen de nieuwe gezagdragers de zieken komen vergasten met ’n onafhankelijkheidspakje!! In de dispensaires ziet men de vrouwen beladen met grote pakken en potten op hun hoofd want ’t is gisteren betaaldag geweest en er dient voorraad opgedaan voor minstens vier dagen daar alle magazijnen zullen gesloten zijn. Maar ook in ‘Karel de Goede’ roert er wat!! Als we vanmiddag thuiskwamen, was heel het binnenkoerke bevlagd. Rond de palmboom de bloemenperken, de barza, de vensters prijken de Belgische vlaggen! Voor ’t laatst in Belgisch Kongo!!! Overal ziet men nu geamuseerde gezichten. Maar als we na het Angelus in de refter binnenkomen moeten we moeite doen om het niet hardop uit te proesten! Hier is ’t nog erger - alles is bevlagd: Kruisbeeld, tafels, lampen, vensters, zelfs de flessen en servietten dragen driekleurige bandjes. ‘k Zag nooit zoveel bij elkaar. Moeders tafel verdwijnt er eenvoudig onder, maar ’t potsierlijkste van al is onze lieve Zr. Wivine, die met ’n driekleurige rok, ‘n vlag als sjaal omhangen, ‘n strik op haar kap, armbandjes, enz. en ‘n begrafenisgezicht om ‘n stenen hart te bewegen. Zo deed ze heel ernstig de tafeldienst om op ’t einde van de tafel het uit te snikken van verdriet!!! Ze heeft op ons lachspieren gewerkt !!! ‘t Was voorzeker om de Belgische vlaggen te begraven. ‘k Weet er ‘t fijne niet van want ik moest op toezicht. Vannacht mogen we nachtaanbidding doen. Toen moeder de lijst opmaakte bood Zr.Constantiana zich aan voor 22 u. Ik en 'n stok zei ze dat is twee!! Heel de nacht door zullen er een of twee de wacht houden bij het tabernakel. Kan men ergens beter zijn? We hebben afgesproken bij het minste onraad aan alle bellen te trekken om de mogelijke aanranders op de vlucht te drijven. Nu alles schijnt heel kalm en... politie en weermacht waken! Sinds enkele dagen woont de vroegere Gouverneur in ‘n hotel en Mr Tshombe, president van Katanga, met zijn familie hebben de residentie betrokken. Naar ‘t schijnt zetten de kleintjes heel de badkamer onder water en ‘t park heeft ook al heel wat te lijden gehad van die rumoerige bende. Nogal een verandering voor die gastjes!! Wie had ‘n jaar geleden kunnen denken dat die zwarte commerçant, ‘t hoofd zou worden van de Katanga?! Intussen verkoopt Madame Joseph Kiwele, echtgenote van de Minister van Onderwijs, nog altijd smoutebollen aan de voorbijkomende schoolkinderen! Nu de aanpassing moet geleidelijk gebeuren, dat komt niet in één dag!

 30 JUNI – ONAFHANKELIJKHEID!!!

 Tegen alle onheilspellende profeten in, bleef de nacht rustig en kalm. Dezen morgen ziet men overal blije gezichten, wapperende vaandels en feestelijk hartelijke gelukwensen, tussen zwart en blank. Neen, nooit was er ‘n betere stemming in ons hospitaal. Reeds om 8 uur komen de Burgemeesters en hun raadsleden en ‘k weet niet welke zwarte en witte grote Pieten nog, om verrassingen uit te delen aan de zieken, die blij wachten in hun versierde zalen. En 't is de moeite waard. De groten krijgen 'n zak in plastiek met ‘n heel pak speculoos, 2 pakjes biscuits, 5 repen chocolade 'n doos luxe toffées. De kinderen, ‘n groot pak niknakjes en ‘n andere pak biscuits, lekkestokken, verrassingen, koekjes enz... Ze waren werkelijk uit hun lood geslagen, zoveel ineens! Zelfs ‘t personeel wordt niet vergeten. De hoofddokter speldt ons allemaal ‘n mooi geel lintje op met de nieuwe vlag en Independance 30 juni 1960. De uitdeling is nog maar juist gedaan als we buitengelokt werden door militaire muziek. En daar voor ons hospitaal gebeurt de troepenschouw. De heer Gouverneur (voor ‘t laatst) met Mr. Tshombe en de 11 Ministers. ‘k Heb er nog nooit zoveel bij elkaar gezien!!”

 

GA Zusters van Liefde J.M., 9.2.9. Huizen in de Zaïrese provincie: Lubumbashi Sint-Albertus, ‘De tragise dagen van september 1961, 13/9/1961 - 22/9/1961

 

 Woensdag 13 september: Om 4h in de morgen worden wij plots gewekt door verschillende ontploffingen. Rode lichtspoorkogels doorkruisen de lucht. Groen bengaals vuur verlicht de post. Ononderbroken knetteren de mitrailletten en geweren. Wij kleden ons vlug. Het schieten houdt niet op. In de kapel beginnen wij het rozenhoedje te bidden. Met stukken en brokken vernemen wij dat de U.N.O. zich meester maakte van de post en eiste dat de Katangezen, die er zich bevonden, zich binnen de 5 minuten zouden overgeven. Daar dezen weigerden zich lafhartig over te geven, openden de U.N.O. soldaten het vuur. De katangese soldaten verdedigden zich dapper gedurende 2 1/2 h. Vijf onder hen en een bediende van de post vonden er de dood. De U.N.O. omsingelde eveneens de Residentie van de President en de huizen van de ministers. Drie ministers zouden gevangen genomen zijn: Mr. Kimba, Mr. Kibwe, en ?..

 Toen wij ons na het ontbijt naar de school begaven, stelden wij vast dat het plate-forme ingenomen was door 8 U.N.O. soldaten, mitraillette in de hand. Zij hadden de deuren, die toegang gaven tot de toren, opengebroken en het beschot in de vroegere kamer van Pater Luc ontwricht, om zich toegang te verschaffen tot deze uitgelezen observatieposten. Van daarboven hielden zij ons doen en laten scherp in het oog. Wij voelden ons niet erg op ons gemak maar namen toch dapper onze verschillende functies in. Vermits geen enkele zwarte gekomen was, gingen de vrije Zusters naar het hospitaal of naar de kommuniteit. Toen wij ons rond 10 h. naar de toren begaven om te zien of de deuren, die toegang verlenen tot de slaapzalen, goed gesloten waren, kruisten wij twee U.N.O. soldaten, waarvan een gegradueerde. Wij deden hen opmerken dat deze inval in de school weinig eervol was voor hen en vroegen hen wat zij eigenlijk van plan waren te doen. De gegradueerde zei ons dat hij kwam kijken of een helicopter zou kunnen landen op het plate-forme [sic]. Zr. Rose-Anne de Marie deed hem nuchter opmerken dat deze plaats weinig stevig is en dat de laatste herstelling ons meer dan 50.000 F. kostte... waarop ik zegde: "Men mag niet eens met grote schoenen op het plate-forme [sic] lopen... Hoe wilt u er dan een helicopter doen landen?..." De gegradueerde glimlachte eens en ging verder. Toen hij terug beneden kwam, riep hij ons toe: "Vrees maar niet, Mesdames.” Aan zijn gezel die foto's genomen had op het plate-forme [sic] zegden wij: "U hebt daar schoon werk geleverd", waarop hij een beetje verlegen antwoordde: “C'est la militaire...”

 Het park loopt vol blauwe helmen: zweedse, ierse en enkele indische. Er wordt druk heen en weer gelopen. De soldaten graven zowat overal grachten en gaten. Een helicopter landt er in een wolk van stof. Rond half één ontploffen twee bommen, geworpen door de Katangezen, in het park: 4 soldaten, waarvan een majoor, worden gedood en een soldaat gekwetst. In paniek lopen de U.N.O. soldaten naar de Avenue de Lomami; zij beuken de deuren in en doen de ruiten springen om een schuilplaats te vinden in de klassen. Met de mitraillette in de hand verzamelen zij zich achter het hekken, dat wij hen niet openen. Wij doen maar alleen die klassen open, waarvan zij het slot nog niet hebben doen springen. Zij stormen er binnen.

 Rond 4h. vernemen wij dat een groot contingent katangese gendarmen van Tshinkolobwe naar Elisabethstad komt. Het park loopt onmiddellijk leeg. De U.N.O. soldaten van wacht op het plate-forme [sic] , verlaten hun observatiepost. De geweerschoten en ontploffingen, die de hele dag geklonken hebben, worden rond 5h. plotseling weer hevig. U.N.O. soldaten (waarschijnlijk) die zich verborgen hebben op het dak van het nieuwe stadhuis, mitrailleren ononderbroken. Het schijnt dat de post waar zich een reeks antennen van Radio-Katanga bevinden, terug ingenomen werd door de Katangezen. De U.N.O. heeft er alle apparaten dooreen geworpen. Rond 8h20, na het "Salve Regina", wordt het schieten zo hevig, dat niemand naar de slaapzaal durft gaan. Wij schuilen tijdelijk in de kleine spreekkamer tussen de werkkamer en de barza vóór Moeders'kamer. Enkele vrijwilligers halen de Zusters die reeds slapen in St. Albert. Dan gaan we, op een rij, ondanks het mitrailleren, door de linnenkamer, naar de slaapzaal Maria-Pia, waar wij ons zo goed mogelijk installeren in de chambretten op de eerste verdieping. Wat een helse nacht. Alle klein en zwaar geschut valt onophoudelijk tegelijkertijd aan. Lichtkogels doorstrepen de lucht: vanuit de post vliegen zij over ons huis om God-weet-waar neer te komen. De ontploffingen doen het huis trillen. Naar wat verteld wordt, zijn de post, het kamp Massart, het plein en de munitiestapelplaatsen (o.a. deze van Avenue Saio) het mikpunt van het geraas.

 De volgende dag, donderdag 14 september, feest van de Kruisverheffing, is het gevecht nog even hevig. Tijdens de H.Mis van kwart voor zes, die wordt opgedragen door E.P. Dodémont, S.J. zou men zeggen dat de kapel het middelpunt is van de strijd, de schoten regenen rondom. De hevigste aanval heeft plaats tussen 4h en 6h30; dan worden de schoten een beetje schaarser, zonder iets van hun geweld te verliezen. In de loop van de voormiddag wordt er in de stad zowat overal gcvochten: een echte guerilla-oorlog, die de U.N.O. zeer in de war brengt. Men waagt zich nauwelijks buiten omdat er van zo dichtbij wordt geschoten. Overal vinden wij kogels in de school, op de speelplaatsen, langs de barza, voor het bureel van Zr. Jean, in de Avenue Lomami, naast de kapel, in de voorgevel van Huize St. Albert: ongeveer 20, enz....

 Wij zijn toch niet erg gerust. In het hospitaal zijn er reeds 8 doden, waarvan één blanke, en een 15 tal zwaar- en lichtgewonden. Zr. Henri en Zr. Thérésine hebben de ganse nacht gedut in de hall van het hospitaal in afwachting van van [sic] de gekwetsten. Deze werden echter pas in de morgen gebracht: 's nachts was het gevaar zo groot dat zij onmogelijk vervoerd konden worden. De gevechten duurden de hele voormiddag. De kogels fluiten rond het hospitaal, over de daken, in de lanen. De namiddag is een beetje kalmer. President Tshombe richt een oproep tot zijn volk: hij is met hen ter plaatse om de vrijheidsoorlog van zijn land te leiden.

 De 11 ierse U.N.O. soldaten die Radio-Collège bewaken geven zich over aan de Katangezen. Radio-Collège kan zich enkele uren laten horen maar zal spoedig terug in de handen van de U.N.O. vallen (naar het schijnt). Wij hebben geen nieuws meer gehad sinds woensdag-morgen: niemand weet juist hoe de zaken staan; van hier en daar krijgt men enige berichten, die dan elkaar nog dikwijls tegenspreken.

 In het park wacht een tank, ontnomen aan de Katangezen, nog altijd tot men hem komt halen. Volgens de geruchten die de ronde doen, zou het kamp Massart nog altijd in de handen van het katangese leger zijn, de U.N.O. zou de post bezet hebben, en de Katangezen zouden het plein voor de helft terug ingenomen hebben. De avond is kalm: verschillende auto's wagen zich op straat, en zelfs enkele nieuwsgierigen. Er zijn enkel plotse aanvallen rond 4h, 5h. en 6h., anders niets. Wij zijn nauwelijks klaar met het Salve Regina te zingen om 8h.30, als het gevecht herbegint. De kommuniteit gaat, zoals de vorige nacht, slapen op de slaapzaal Maria-Pia, maar de Zusters zijn zo vermoeid dat zij gaan slapen alsof alles normaal was, vast besloten zoveel mogelijk te profiteren van de nachtrust, zelfs als het gevecht zal woeden. En spoedig valt iedereen in een zware slaap. De nacht is nochtans niet rustig. De aanvallen zijn zeer verspreid maar zeker veel erger want men maakt bijna uitsluitend gebruik van zwaar geschut. Om 9h.30 trachten 17 ierse soldaten in twee pantserwagens en 2-jeeps Radio-College opnieuw in te nemen. Een affreux van het katangese leger vindt de dood in de strijd.

 Vrijdag 15 september: feest van O.L.Vrouw van 7 Smarten. De geweerschoten zijn zo sterk dat men nauwelijks zijn eigen stem hoort bij het morgengebed. De H.Mis wordt opgedragen door Pater Sterckx die in het hospitaal heeft gelogeerd. Het lawaai verwijdert zich langzaam. Afzonderlijke gevechten hebben plaats in de stad als U.N.O. en katangese soldaten elkaar tegenkomen. De gewonden, meestal burgers, zijn naar het hospitaal gebracht. Vrijschutters van de U.N.O., hebben zich geïnstalleerd op de daken der grote gebouwen en schieten op alle burgers die het wagen buiten te komen.

 Een stapelplaats van de B.C.K. (in de richting van de post) is geraakt door een bom. Een dikke zwarte rook stijgt er lange tijd uit op en vervult de lucht.

 Men zegt ons dat een vrijschutter zich installeerde op het plate-forme [sic] van de school en een andere op dat van de kindertuin: het is best mogelijk want sommige schoten klinken van heel dichtbij. In ieder geval zit een uitmuntend schutter, een Indiër naar het schijnt, verborgen op het dak van de post vanwaar hij zonder medelijden schiet op soldaten en burgers. Het is de gevaarlijkste zone. De ambulantiewagens durven nauwelijks in de stad te rijden : zij worden aangevallen zoals de burgers.

 Tijdens Metten en Lauden is het gevecht tussen de U.N.O. en de Katangezen zo heftig dat wij verplicht zijn de kapeldeuren te sluiten. Rond 5h. wordt het wat kalmer. Een grote kogel zet zich vast in de rechtermuur van de kapel; een andere doorboort het dak van de naaizaal van Zr. Ghislaine-Marie; wat een schok voor haar, Zr. Hélène en Zr. Prudentienne die daar werkten. Gelukkig zijn zij er met de schrik vanaf gekomen.

 Vliegtuigen overvliegen de stad: versterking voor de U.N.O.? Wij vrezen het. Twee fuga-magister (reactie-vliegtuigen van het Katangese leger) laten zich ook vluchtig zien. De U.N.O. richt voortdurend ontmoedigende boodschappen in Swahili tot het katangese volk. In het vooruitzicht van een mogelijke nachtelijke aanval, brengen Zr. Marie-Reine en Zr. Gisèle de kelder onder Maria-Pia in orde: als de verdieping te onzeker wordt, kunnen de Zusters daar schuilen gedurende de nacht.

 Tegen de avond herbergt het hospitaal vijf nieuwe zwaargewonden (2 inlanders en 3 blanken, waarbij “Jan zonder Vrees", de speaker van Radio-Katanga, die aan de arm werd gekwetst). Men telt er, buiten de affreux die in de vroege morgen overleed, drie doden (1 blanke en 2 inlanders). Allen, meer dood dan levend, zijn burgers die door de U.N.O. aangevallen werden toen zij zich naar hun werk begaven of trachtten zich te bevoorraden in de stad. De geneesheren van Elisabethstad stellen onmiddellijk een protest op dat zij richten “aan het internationaal geneeskundig Geweten". Ziehier het slot van wat zij zeggen: "Wij, dienstdoende geneesheren in Elisabethstad, verklaren heden op ons erewoord dat de soldaten van de U.N.O. vuren op de Katangese ambulantie-wagens, terwijl de helpers in Rood Kruis-uniform gekwetst werden. De hulpdiensten van de U.N.O. bieden ten andere niet de minste elementaire hulp aan een burger; drie hospitalen in de stad werden door de U.N.O. in offensief-bazis omgevormd terwijl zij ingenomen waren door bedlegerige zieken. Vanop de daken der hospitalen en vanuit de tuinen schieten de U.N.O. soldaten op militairen en burgers. Een dezer hospitalen werd ten onrechte “het hospitaal van het Rood-Kruis van de U.N.O." genoemd, zijn schutters zijn verantwoordelijk voor talrijke gekwetste burgers.

 De nacht is tamelijk kalm: enkele zware aanvallen, sommige van de kant van de post, andere in de verte dan lange perioden van stilte. De electriciteit en het water worden vroeg in de morgen afgesneden.

 Zaterdag, 16 sept: feest van de H.Cornelis en Cyprianus, met het schone evangelie over "oorlog en opstand". Tijdens de Meditatie en de H.Mis behelpen wij ons met kaarsen. Het is nog Pater Sterckx die de H.Mis komt opdragen. Het begin van de ochtend is kalm: nu en dan enkele schoten tot plots rond 10h.het gevecht zo hevig wordt en zo dichtbij, dat wij de kogels boven ons horen fluiten. Volgens een private uitzendpost wordt er hevig gevochten aan de tunnel van de Chaussée de Kasenga, die nog in de handen is van de U.N.O. De rust keert vlug terug. Vliegtuigen overvliegen de stad; wij hebben opnieuw water en electriciteit. Twee gekwetste inlandse burgers, worden naar het hospitaal gebracht; tegen de middag brengt men er een dode, een blanke officier van het katangese leger.

 Links van de eucalyptuslaan heeft de Rood-Kruis-dienst gistermorgen een grote groeve gegraven, en 7 militairen en burgers, die omkwamen in het gevecht bij de post te begraven; de wegen zijn zo onveilig dat het onmogelijk is ze elders te begraven. Vandaag wordt een nieuwe groeve gegraven voor de 5 doden die gisteren gebracht werden. Zr.Herbert en onze twee inlandse zusters helpen dapper graven want er is personeel te kort. Het is een schoon werk van barmhartigheid en van kristelijke naastenliefde, maar ook zo droevig in de huidige omstandigheden.

 Het brood wordt schaars: om 4h. krijgen wij beschuiten (van seraing) Buiten dat hebben wij al het nodige. Vrijwilligers vrezen niet zich buiten te wagen om ons te helpen. De namiddag is buitengewoon kalm. Men deelt gepolycopieerde bladen uit met het laatste nieuws van radio Katanga: vermits zij moet zwijgen, wil zij haar aanwezig tonen en door geschriften het volk aanmoedigen.

 Ik schrijf hier de interessante tekst over.

 La Croisette Katangaise - bijvoegsel vaffilege Radio-Katanga.

 Tombelaine behoort tot een Internationale Organisatie die zich neutraal en onpartijdig verklaart. Hij spreekt voor een mikro die zich onrechtmatig de naam toeëigent van ons uitzendingsstation. Hij spreekt in naam van Kongo en doet zich zo voor als de onmondige verdediger van een veroordeelde en rotte politiek. Lafhartig strooit hij VALSE berichten rond die van aard zijn het leger en bevolking te demoraliseren. Niets van wat Tombelaine zegt, is waar: hij spuwt zijn vergif uit van toekomstig genaturaliseerde Amerikaan. Met O'Brien en de blauwe helmen haat hij onze Katanga.

 Tegengesproken: officiële berichten van de verliezen in Katanga sedert vier dagen oorlog: 36 Katangese soldaten overleven (bij ongeval) en 34 gekwetsten. Van de kant van de UNO (onvolledige cijfers ) 52 doden waarvan er 17 begraven zijn door het Katangese Rode Kruis en ongeveer 40 gevangenen. (Deze cijfers gelden enkel voor Elisabethstad). UN0- en burgerlijke strijdkrachten hebben donderdagnacht de Residentie van Tshombe aangevallen. Het Consulaat van de V.S. wordt beschermd door de Ghurka. De Indiërs hebben eveneens geschoten vanuit het consulaat van Portugal vanwaar ze verdreven waren.

 President Tshombe heeft donderdagavond de Katangese gemeente van E/Stad bezocht en Kolonel Yav, Minister Landsverdediging heeft donderdag de toestand van het Katangese leger geïnspecteerd. Zeven burgers zijn gedood, anderen gewond in het centrum van de gemeente Elisabeth. (PEK, Sogolec, Poste, Yulu ): Indische vrijschutters, die vrijdag post hadden gevat op de daken van het Postkantoor en van het gebouw Sogelec, beschoten al degenen

 die zij zagen, zonder onderscheid. Vier Maleisiërs gingen vrijdag van huis tot huis om benzine te bedelen. Vijftien Ieren waaronder één gekwetste hebben zich vrijdag naar de Katangese strijdkrachtcn begeven zonder dat één vuurschot werd gelost. Katanga houdt stand. De Katangese strijdkrachten behouden hun posities en winnen zelfs bij. Wij houden zegevierend stand sedert VIER bloedige dagen en wij zullen blijven standhouden niettegenstaande de laffe aanval van de UNO. Wij bombarderen diegenen die ons hebben aangevallen en niets buiten hen. LEVE TSHOMBE. LEVE HET KATANGESE LEGER. LEVE HET ONAFHANKELIJKE KATANGA.

- - - - - - - - - - - -

 Bericht: Wij berichten de bevolking van Elisabethstad dat de autoriteiten een commissie hebben samengesteld die zich zal belasten met de bevoorrading van de bevolking. Zij zal vanaf morgen, zondag 17 sept. op de hoogte gebracht worden van de getroffen schikkingen. Er zal een magazijn aangeduid worden voor de verdeling in elk kwartier. Daarbij zal de Vereniging der Banken alle dagen, vanaf morgen, van 10h. tot llh., een bureel openen op de Tanganyka-laan tegenover het Koningin Elisabeth hospitaal. De opvragingen zullen beperkt worden tot 1.000fr. per titularis van een rekening, op vertoon van het checkboekje en de identiteitspapieren.

- - - - - - - - - - -

 En nu ik toch met afschriften bezig ben: hier nog de "BOODSCHAP VAN DE PRESIDENT van de Katanga Staat", zoals ik ze gisteren in de loop van de dag, ontvangen heb. "In tegenstelling met inlichtingcn van VREEMDE RADIOS kondigt het Gouvernement van Katanga aan dat het bij zijn volk is, dat het niet gevlucht is en evenmin gevangen genomen; het leidt zelf heel de oorlogsactiviteit tegen de UNO. Voor heel de vrije wereld klaagt het de laffe aanval van de UNO aan, een aanval die om zijn gruwels zelfs met die van Boedapest niet kan vergeleken worden en zeker niet in overeenstemming is tot al de internationale overeenkomsten. Het doet een oproep tot morele en materiële steun, zo nodig voor al de naties waaraan werkelijk de vrijheid is ontzegd, want het is besloten tot het einde voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheid van Afrika te strijden.

 Zo luiden de laatste berichten. Waaraan moet men zich nog verwachten? God weet het. Wij hebben een blind vertrouwen in O.L.Vrouw: zij waakt over ons: men bidt veel in Katanga. Zodra ik ertoe de gelegenheid heb, zend ik u het vervolg van de berichten. Laat ons hopen dat zij ons meer zekerheid geven en een boodschap van vrede inhouden.

 Donderdag: er wordt nog gevochten. De U.N.O. schiet op alles wat durft verroeren op straat. Er worden tamelijk veel gekwetsten naar het hospitaal gebracht: zwarten en blanken die geraakt werden door U.N.O. kogels.

 In het dodenhuisje liggen reeds verschillende lijken. Men kan niet naar de stad gaan om doodkisten te halen, noch om hen te begraven. Het Rood Kruis beslist de doden te begraven in onze tuin op 50 m. van de kommuniteit. Er worden 3 Katangese vrijwilligers gevonden om de graven te delven. Een Europeaan zal helpen. Tegen de middag komt Pater Lefèbre, S.J. ook een handje toesteken, met drie van zijn zwarte studenten. U moet weten dat de grond hier veel leisteen bevat; zodat men het houweel moet gebruiken. Het is hard werk. Zeven Katangese soldaten (waarbij degenen die gevallen zijn bij de verdediging van de post en de téléverbindingen) en 1 Europeaan worden in het algemeen graf begraven. De doden worden eenvoudig in een deken gewikkeld en zij aan zij neergelegd. Een laag kalk wordt gespreid over de aarde die hun lichaam dekt.

 Zaterdag herbegint men te graven. Deze keer zijn er slechts twee mannen om het te doen, daarom helpen twee kongolese zusters (die het houweel kunnen hanteren) en een europese zuster bij dit werk van barmhartigheid. Na het werk zijn zij op, het was ten andere op het middaguur, onder een brandende zon. Er worden 3 Katangese en 3 Europeanen begraven. Twee stukken hout neergelegd in de vorm van een kruis duiden de rustplaats van de katangese helden aan. De nacht van donderdag op vrijdag is zeer woelig geweest: gevechten zonder ophouden, deze keer met zwaar geschut (kanon - en mortierschoten). Vrijdag, zaterdag en zondag heeft men nog gekwetsten gebracht, eenvoudige lieden die in de stad gingen om voedselvoorraad te halen; zelfs brooddragers, die de bevolking gingen bevoorraden, werden door de U.N.O. onder vuur genomen. Het is ongelooflijk en toch is het de zuivere waarheid. De geneesheren van het hospitaal “Koningin Elisabeth" (dus ons hospitaal) hebben een brief gezonden aan het Hoofdkwartier van de U.N.O. om verslag uit te brengen over hetgeen zij hier vaststelden in verband met de gekwetsten burgers die sinds 4 dagen ononderbroken in het hospitaal worden aangebracht.

 Gisteravond is President Tshombe naar Ndola(Noord-Rhodesië) vertrokken om er Hammersjöld [sic] te ontmoeten. Hier wacht men...... Vandaag, maandag, horen wij af en toe nog ontploffingen en mitrailletten, maar de schoten zijn meer verspreid dan donderdag, vrijdag en zaterdag. Gisteren, zondag, heeft de President verscheidene malen gesproken aan een geheime radiopost; wij hoorden ook de Katangaise. Het deed echt deugd. Dat is alles wat ik tot nu toe kan vertellen. Ik ben overtuigd dat U meer weet dan ik door de dagbladen in België. Wij hebben er hier geen meer. Alleen radio Brazzaville geeft ons nieuws. De moraal is heel goed.

 De laatste twee nachten hebben wij goed geslapen, ondanks enkele opschrikkingen door het schieten. Hartelijke groeten aan allen. Bidt veel voor Katanga.

 

 DE TRAGISE DAGEN van September 61. (Vervolg)

 Dinsdag 19 september: De gevechten duren voort. Behalve enkele uitzonderingen, heeft het personeel het werk niet hervat. Gelukkig is er geen gebrek aan goede wil. De mannen gelasten zich met de bevoorrading. De dames helpen in hospitaal en washuis, zelfs Mr. Raedskelders de gedienstige gerant van het hospitaal, houdt een oogje in het zeil in het strijkhuis; hij zet hier een machien aan de

 Gang, geeft daar goede raad en beziet met bewonderende en aanmoedigende blik de bedrijvigheid van deze bijenkorf. Meer dan 48 bloedgevers hebben zich in het hospitaal aangeboden. Men moet er een twintigtal weigeren; zij vinden het erg spijtig. Op het einde van de dag telt men 5 zware gekwetsten (4 politiemannen + 1 inlandse burger + 3 licht gekwetsten.) Een inlandse politieman werd gedood. De Franse Konsul werd licht gekwetst op straat. Gedurende de avondontspanning horen we kanongebulder in de naaste omgeving; het is zo dicht en zo hard dat we gaan schuilen in de werkkamer. De nacht is wat kalmer.

 Woensdag 20 september: Dag zoals de voorgaanden maar veel onrustiger in het Balubakamp. Een wijk in de omgeving moet in alle haast ontruimd worden. De gebouwen van “Granat” nabij de Post worden ook ontruimd door de Katangezen. De families (een 30tal) gaan huisvesting zoeken bij vrienden of in het Kollege Franciscus van Sales. In het hospitaal brengt men de helmen, botten en andere voorwerpen van de 25 soldaten die voor het gebouw van Radio Katanga gedood werden. Dokter Van Grunderbeek onderzocht deze voorwerpen heel nauwkeurig om sporen van hun identiteit te vinden. Volgens hem werden deze soldaten op het onverwachts aangevallen door de U.N.O. troepen want hun munitie bevond zich nog diep in hun zakken. Nieuwe gekwetsten, bijna allemaal burgers, komen toe in het hospitaal, er zijn 3 inlanders en 2 europeanen. Twee licht gekwetsten mogen na de eerste zorgen terugkeren naar huis. ’s Avonds vernemen we dat er een wapenstilstand getekend is in N'Dola, en dat hij om middernacht in voege zal treden. We horen nog enkele schoten in de verte maar wij gaan rustig slapen. Zou het nu bijna vrede zijn?

 Donderdag 21 september: Het schieten heeft opgehouden. Geen enkele aanval meer. Een kleine ontdekkingstocht doet ons kogels vinden op onverwachte plaatsen; op de trapzaal van de “Home Mr. Marie-Louis", in de klassen van de lagere school, in de galerijen, de slaapkamers, gelijkvloers en op de verdiepen van “Huize St. Albertus”, in het hofje voor de kapel, in het kwartier van Zr. Jean-Emmanuel, in het hospital, enz…

 Zr. Henri, telt de toegekomen gekwetsten in het hospitaal: 72 waaronder 17 stierven. 33 zwaar gekwetsten zijn nog in het hospitaal. U begrijpt wat dat eist aan edelmoedigheid vanwege de geneesheren en verplegend personeel. Welke moed hebben ze nodig, nu de vrijwillige hulp hun gewone bezigheden heeft hervat, en er van de 80 man personeel slechts 30 hun werk hebben hervat. We staan verstomd over de kalmte die overal heerst. De wagens rijden weer en de bevoorrading is weer normaal.

 Vrijdag 22 september: President Tshombé en zijn gevolg komen de grote gekwetsten groeten en brengen een ingetogen groet aan de 17 voorlopige graven in onze Eucalyptuslaan. Volgens “Vrij Katanga”, hebben de Hospitalen "Koninging Elisabeth” en “Prins Leopold” 91 gekwetste Katangezen en 27 Europeanen verzorgd. 53 Katangezen werden gedood en 5 vreemdelingen. Laat ons voor hen bidden.

 De heropening van de klassen is voorgesteld op Maandag 25 September te 9u. De lessen zullen enkel in de voormiddag gegeven worden daar er nog te veel onderwijzend personeel ontbreekt. Men is niet gerust politieke toestand. We vragen ons af wat deze heropening der klassen zal zijn, maar we zijn geIukkig onze gewone taak te mogen hervatten. Dat God dit nieuwe schooljaar zegene, dat Hij de steun weze onzer Zusters verpleegsters en de goede zaak doet zegevieren.

 Al deze intenties vragen we in te sluiten in uw gebeden en offers.

 

 

GA Zusters van Liefde J.M., 9.2.9. Huizen in de Zaïrese provincie: Lubumbashi Huis Sint-Albert, ‘klein aanhangsel aan het relaas van Zr.Priscilla door Zr. Henri’, 7/12/1961 – 31/12/1961

 

 Sedert zondagt 17 december zijn we weer eens verplicht onze katangese en europese doden te begraven in de Eucalyptuslaan van onze tuin. ’s Zondagnamiddags begrafenis van 8 katangezen en 3 europeanen. Tijdens de plechtigheid zien we vliegtuigen zich bewegen in de richting van Lubumbashi en wij horen bommen vallen langs deze kant. ’s Avonds vernemen wij dat M.Derrickx, Directeur van de U.M., evenals zijn oude moeder van 86 jaar vermoord zijn in hun huis, samen met hun boy, ze zullen slechts maandagmiddag naar het hospitaal kunnen overgebracht worden, eerst de oude moeder, die een gapende wonde vertoonde in de hals, langs de linkerkant, en bovendien is een kogel door haar lichaam gegaan. Bij de zoon ontbrak het bovenste deel van de schedel en er waren sporen van kogels in zijn lichaam. Nog andere lijken heeft men die dag ontdekt en dinsdag, 19 december, zijn nog 5 europeanen en 3 katangezen begraven.

 

 Zo in ’t hospitaal het aantal gewonden verminderde, daar de strijd bijna voorbij was, langs de kant van het dodenhuisje waren het droeve dagen van zware arbeid. Elke dag vond men nieuwe lijken, sommige waren 4, 5, 8 dagen en meer oud. Dikwijls hadden de moordenaars ze begraven onder een dunne laag aarde en vermits het vaak erg regende werden deze lijken ons gebracht in een ontzettende toestand. De leden van het Rode Kruis speurden met onvermoeide toewijding naar de verdwenen personen. Zo vielen er elke dag nieuwe slachtoffers te herkennen en tot in de details te onderzoeken voor de medicale en wettelijke rapporten. Zr.Benoni-Marie heeft zich aan die onaangename taak gegeven met al haar edelmoedige ijver; zonder afkeer en zonder aarzeling ging zij handig te werk met de meest afstotende van deze slachtoffers. Ze had ervoor gezorgd zich te beschermen met een gummi schort en plastieken handschoenen en ze had een paar zware soldatenlaarzen aangetrokken, zo uitgerust trotseerde zij alle verschrikkingen en geuren en stond zij Dokter van Gunderbeeck aktief bij in zijn werk als wettelijk geneesheer. De slachtoffers, die ons het meest troffen, waren Mr.Olivet, afgevaardigde van het Rood Kruis te Genève, die gedurende 15 dagen bij ons woonde en die met de ambulantiewagen vertrok de 13e december, om 2h. ’s namiddags, samen met Mevr.Swonen en Mr.Smeeding, om een zaak te regelen met het algemeen bestuur van de U.N.O. Tevergeefs wachtten we op zijn terugkeer; dagen gingen voorbij en wij waren hoe langer hoe meer bekommerd. Pas zaterdag, 23 december werden de lichamen gevonden, dicht bij de U.N.O.: onder een beetje aarde, niet ver van hun ambulantiewagen, die de sporen droeg van verschillende kogels en ook van een inwendige ontploffing. De toestand van de lijken te beschrijven zou al te afgrijselijk zijn, liever zeg ik u dat we hen ’s anderendaags, zondag, 24 december, plechtig begraven hebben. Er was veel volk, daar de 3 ongelukkigen tot het Rood Kruis behoorden en zeer bekend waren. Toen de 3 kisten aan de rand van het graf geplaatst waren, bedekt door een grote vlag van het Rode Kruis nam de protestantse Pastoor eerst het woord. Hij was gekleed in toga, en gloedvol reciteerde hij de gebruikelijke psalmen (Mr.Olivet en Mr. Smeedings waren protestanten); vervolgens voerde Dr.Van Grunderbeeck het woord in naam van de geneesheren, hij prees de moed en de menslievende aktie van deze leden van het Rood Kruis; o.a. vermeldde hij dat iemand Mr.Olivet gewezen had op het grote gevaar naar de UNO te gaan en dat hij had geantwoord “’t is mijn plicht en ik ga”. Zo liet hij zijn vlugge en praktische beslistheid uitkomen, evenzo toen hij om middernacht vernomen had dat de leerlingen van het internationale instituut in gevaar verkeerden: hij organiseerde de evakuatie met 5 ambulantiewagens en om 3h. ’s morgens waren de zowat 60 bewoners van de school aanbeland in het instituut Marie-José; allen waren gered. Na de gebeden van de begrafenis en de zegening der graven door onze Heer Pastoor Sterckx, hield de Heer Jav, Minister van landsverdediging een laatste toespraak over de slachtoffers en dankte hen in naam van de Katangese regering, in zijn eigen naam en in naam van alle leden van het Rode Kruis. Deze plechtigheid was eenvoudig maar des te meer ontroerend. Hoe droevig was het de drie ijveraars voor de vrede te zien verdwijnen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[404] Opgesteld op basis D.G. Morrison e.a., Black Africa: a comparative handbook (2nd edition), London-Basingstoke, the Macmillan Press Ltd., 1989, p.693

[405] Opgesteld op basis van D.G. Morrison,, e.a., Black Africa: a comparative handbook, London-Basingstoke, the Macmillan Press Ltd., 1989, p.692