Les Congrès national wallon: een persstudie. (Davy Van Assche)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemene conclusie

 

In deel I behandelde ik de historische evolutie van de Waalse Beweging. De echte startdatum voor de Waalse Beweging is 1888, met het ontstaan van de Ligue Wallonne de Liège. Aan het einde van de 19° eeuw legde de Waalse Beweging de nadruk op de suprematie van de Franse taal. De Walen streden niet, in tegenstelling tot de Vlaamse Beweging, voor het behoud van hun Waalse dialecten. Zij hadden hun dialecten al opgegeven om de weg vrij te maken voor de ‘beschaving’. De Waalse Beweging was toen nog sterk gehecht aan ‘l’âme belge’. Deze ‘Belgische ziel’ maakte in 1905 plaats voor ‘l’âme wallonne’. Hier moet de geboorte worden gesitueerd van de Waalse identiteit. 1912 was een scharnierjaar omwille van drie zaken: de verkiezingen, la lettre au roi en de oprichting van de Assemblée Wallonne. Het interbellum werd gekenmerkt door de strijd tussen de Assemblée Wallonne en de Ligue d’action Wallonne. Deze laatste groepering haalde de bovenhand. Er gingen ook steeds meer stemmen op om een federaal België op te richten. Tijdens WOII koos de Waalse Beweging voor het Verzet. Dit gebruikte ze maar al te graag in haar -latere- beeldvorming. Ná WOII kende de Waalse Beweging een nieuwe bloeiperiode met de naoorlogse congressen. Met de Koningskwestie en de staking van 1960-1961 lieten de Walen nog eens van zich horen. André Renard -en zijn MPW- speelde hier een niet te onderschatten rol. De laatste ‘wapenfeiten’ van de Waalse Beweging waren het succes van de Rassemblement Wallon en José Happart.

In deel II heeft de lezer een -uitgebreid- overzicht gekregen van de naoorlogse congressen. Wat waren nu de belangrijkste zaken? Op het eerste CNW, in 1945, is er uiteindelijk gekozen voor het federalisme. Voordien hadden de deelnemers -in de ‘sentimentele stemronde’- gekozen voor de aanhechting bij ‘la douce France’. In 1946 werd er gediscussieerd over het tweeledig- en drieledig federalisme. Het CNW koos voor een federalisme met twee regio’s en de Brusselaars konden kiezen voor een Vlaamse- of een Waalse sub-nationaliteit. Brussel zou dus een federale hoofdstad worden. Op het congres van 1947 werd het federalistisch project van Marcel Grégoire goedgekeurd. Op dit CNW was er ook een incident met enkele rattachisten. Op het CNW van 1948 stelde men een tweeledige doctrine voor: het behoud van de Franstalige integriteit en de keuze voor het federalisme. In 1949 werd voor het eerst dieper ingegaan op de Koningskwestie en het Europese federalisme. Het CNW van 1950 stond volledig in het teken van Leopold III. Men trachtte hier acties te organiseren tegen de terugkeer van de Belgische vorst. Het allerlaatste CNW, in 1959, was een maat voor niets. Het stond symbool voor de teloorgang van de -eens zo grote- naoorlogse congressen.

 

In deel III kwam ik tot de kern van de studie: het personderzoek. Het was niet eenvoudig om dit deel tot stand te brengen. Ten eerste moesten alle artikels verzameld worden. Ten tweede moesten die artikels geanalyseerd worden en ten derde, het moeilijkste van al, het neerschrijven van de materie. Ik heb getracht om een antwoord te vinden op de, in de probleemstelling, geformuleerde vragen. De kranten werden ingedeeld in vier categorieën: voorstander, gematigd positief, gematigd negatief en tegenstander.

De meeste dagbladen verwisselden in de loop van de jaren van ‘positie’. Bijvoorbeeld Le Drapeau Rouge. Zij deed dit uit onvrede met de buitenlandse politiek van het CNW. Ook La Dernière Heure veranderde wel eens van mening. Dit had alles te maken met het Brusselse karakter van de liberale krant. Le Monde du Travail en Le Peuple maakten meer dan eens een ommezwaai. Slechts twee kranten zijn nooit van mening veranderd: La Libre Belgique en La Wallonie. Respectievelijk voor- en tegenstander. Ook La Nouvelle Gazette en Le Soir waren tussen 1945 en 1950 standvastig.

Er was ook een verschillende benaderingswijze van de kranten met een andere politieke achtergrond. De katholiek-unitaire pers is steeds negatief geweest over het CNW. De communistische krant Le Drapeau Rouge schreef tot en met 1948 gunstige kritiek. De drie socialistische kranten hielden er soms een verschillende mening op na. In 1946, 1949, 1950 en 1959 waren ze wel unaniem en beoordeelden het CNW positief. De liberale pers was globaal gezien vaak eenparig. Enkel in 1946 en 1950 verschilden de kranten grondig van mening. Alle andere jaren, behalve in 1959, waren de drie dagbladen het CNW goedgezind.

Er was soms een evolutie te zien in het standpunt van de krant vóór- en ná het CNW. Deze evolutie kon niet altijd goed worden nagegaan, aangezien vele kranten vóór het congres geen artikels publiceerden. Verschillende kranten hebben een paar keer lichtjes hun mening gewijzigd ná het CNW: La Nation Belge, La Gazette de Liège, La Wallonie, Le Monde du Travail, La Dernière Heure en La Nouvelle Gazette. Slechts driemaal was er een meer drastische ommezwaai. Vóór het CNW van 1946 oefende Le Drapeau Rouge druk uit door zich negatief te profileren, maar erna was ze terug positief. Een omgekeerde evolutie bij La Dernière Heure in 1946. De liberale krant liet zich ná het CNW negatief uit, hoewel ze vóór het congres nog een voorstander was. In 1959 was Le Monde du Travail sceptisch vóór het CNW, maar erna draaide de krant bij.

De visie van de kranten op de Waalse Beweging in het algemeen verschilt ook. De katholiek-unitaire pers was niet zo te vinden voor de Waalse Beweging. Le Peuple en Le Monde du Travail hebben ook even hun twijfels gehad, maar nadien is dit weer goed gekomen. Vanaf 1949 was er bij Le Drapeau Rouge ook meer kritiek te horen. Dat heeft uiteraard te maken met de buitenlandse politiek en het Europese federalisme. In 1959 was enkel de socialistische pers nog te vinden voor de Waalse Beweging.

Het extremisme werd door alle kranten afgewezen. Soms werd dit, en vooral in 1945, geminimaliseerd. Als men over extremisme praatte, dan ging het hoofdzakelijk over het rattachisme en niet over de Waalse onafhankelijkheid. Het federalisme kon doorheen de jaren rekenen op de steun van de meeste kranten. Enkel de katholiek-unitaire pers stelde het federalisme gelijk aan extremisme. La Gazette de Liège wijzigde hierover wel haar mening omdat ze vond dat er wel oprechte federalisten waren. Het Europese federalisme kon wel van alle kranten, behalve Le Drapeau Rouge, rekenen op sympathie.

Er werd niet altijd een parallel getrokken met de Vlaamse Beweging. Twee kranten deden dit op een positieve manier: Le Soir en La Nation Belge. De andere kranten alludeerden op het Vlaamse extremisme van het interbellum: La Libre Belgique, La Gazette de Liège, Le Drapeau Rouge, La Dernière Heure en La Nouvelle Gazette. Eigenlijk gebeurde dit telkens in vrij korte passages. Sommige congressen werd er zelfs niet gesproken over de Vlaamse Beweging.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende