Verhalen vertellen: een analyse vanuit evolutionaire psychologie. (Yves Heymans)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Algemene inleiding

 

“Hebt u ooit gehoord van universeel zuur?” vraagt Daniel Dennett (1995, p. 55) in zijn boek ‘Darwins dangerous idea’.

“Universeel zuur is een vloeistof die zo agressief is, dat hij zich overal doorheen vreet! Het probleem is: waar bewaar je hem in? Hij lost glazen flessen en roestvrij stalen vaten net zo makkelijk op als papieren zakken. Wat zou er gebeuren als je op de één of andere manier een hoeveelheid universeel zuur maakte? Zou de hele planeet uiteindelijk vernietigd worden? Wat zou er in zijn spoor achterblijven? Hoe zou de wereld eruitzien nadat alles door een blootstelling getransformeerd was? Ik wist toen nog natuurlijk niet dat ik een paar jaar later een idee –Darwins idee- zou leren kennen dat overeenkomsten vertoonde met het universele zuur: het vreet zich door bijna elk traditioneel concept heen en laat een gerevolutionaliseerd wereldbeeld achter waarin de meest oude bakens, hoewel op een fundamenteel wijze getransformeerd, nog net te herkennen zijn.”

 

Toen Darwin zijn idee van natuurlijke selectie formuleerde, was het oorspronkelijk bedoeld om een biologisch probleem op te lossen. Vóór Darwin werd de menselijke oorsprong verklaard door religieuze mythen. Evolutie verklaarde wel het menselijk lichaam, maar niet de menselijke geest. Het idee vrat zich na een eeuw echter ook door de psychologie (Miller, 2000, p. 34).

Darwin zelf zag reeds de mogelijkheden van zijn theorie in voor de psychologie. Aan het einde van ‘On the origin of species’ schrijft hij (1959, p. 524):

‘Ik zie in de toekomst braakliggende terreinen voor veel belangrijker onderzoekingen. De psychologie zal stellig voortbouwen op het hechte fundament dat Mr. Herbert Spencer al heeft gelegd, dat van de noodzakelijke verwerving van alle mentale krachten en vermogens via geleidelijke overgangen. We zullen veel te weten komen over de oorsprong van de mens en zijn geschiedenis.’

 

Edward O. Wilson speculeerde in zijn lijvige‘Sociobiology’ uit 1975 dat fenomenen als cultuur, religie, esthetiek en ethiek zouden uitgelegd zouden worden door de nieuwe synthese (Wilson, 1975, p. 559-564). Door cultuur en biologie te vermengen haalde hij zich veel woede op de hals. Immers, volgens hem was de mens vrij in zijn denken en doen en dus niet te determineren tot een biologisch fenomeen. Zoals een vrouw in Darwins tijd zei over de theorie van natuurlijke selectie: ‘Laten we hopen dat het niet waar is en als het waar is, laten we hopen dat niemand het te weten komt.’ Zelfs vandaag de dag blijft de theorie van Darwin omstreden.

Spijtig voor de critici die meenden dat evolutionaire psychologie te ver ging, maar Darwins theorie vrat verder. Voor sommigen, zoals Miller (2000, p. 10) gaat het vak zelfs niet ver genoeg. Evolutie, meent Storey (1996, p. xv) biedt het beste perspectief op menselijk gedrag en cultuur en is een noodzakelijke vervanger voor de structuralistische en poststructuralistische paradigmata die nu de theoretische scène domineren. Wie de theorie van Darwin niet voldoende kent of begrijpt, denkt al gauw dat de theorie betekent dat ons gedrag en onze cognitie gedetermineerd zijn. Door misbruik van Darwin’s theorie menen velen dat een biologisch perspectief op de mens leidt tot racisme en seksisme. Niets is minder waar en wie de moeite doet de hele theorie te begrijpen, merkt al gauw dat dat niet het geval is (Easterlin, 1999a, p. 241).

 

Waarom geloven zoveel mensen in fenomenen die ze zelf nooit hebben meegemaakt? Waarom zijn mensen zo naïef en goedgelovig? Mensen kunnen opgaan in een boek, in een verhaal, in een geschiedenis die nooit gebeurd is. Fictie doet zich tegoed aan de lichtgelovigheid van de mensen. Ze doet mensen geloven in vreemde werelden en wezens, doet ze meeleven met personages die zelfs nooit bestaan hebben. Als mens zijn we op zoek naar schoonheid, we creëren en herkennen ze. Schrijvers bieden ons die schoonheid en wij, als lezer zijn bereid om samen met de auteur deel te nemen aan een spel van codes en symbolen (Cooke, 1999b, p. 102-105). Waarom?

 

In deze thesis gaan we op zoek naar de reden achter het vertellen bij de mens. In de literatuurstudie lichten we eerst kort de evolutionaire psychologie toe. We gaan na hoe de wetenschap ontstaan is en welke personen de belangrijkste bijdragen hebben geleverd. Daarna gaan we in op de onderwerpen waarmee die wetenschap zich bezighoudt. We bekijken enkele typische fenomenen van de mens, zoals het groepsleven, en gaan na hoe cultuur en kunst ontstaan zijn. Daarna gaan we over naar het meest typisch menselijke fenomeen: taal (want zonder taal zou vertellen niet mogelijk zijn), om dan uiteindelijk in te gaan op het vertellen bij de mens. Wat is het adaptief nut voor de mens van verhalen vertellen? Zijn mensen die verhalen lezen of maken beter in staat te overleven of zich te reproduceren? Ten slotte bekijken we als overgang naar het eigen onderzoek hoe evolutionaire psychologen die verhalen analyseren te werk gaan, we zoeken naar de beste methode en kijken kort naar vorig onderzoek.

In het onderzoek bekijken we wat de rol is van voedsel en stiefmoeders. We maken hierbij gebruik van de conclusies uit de literatuurstudie.

 

Probleemstelling

 

* Doelstelling

 

De thesis wil te weten komen wat de adaptieve waarde is van verhalen vertellen bij de mens. We willen weten waarom mensen zich met iets schijnbaar nutteloos bezig houden: het aan elkaar vertellen van dingen die niet echt gebeurd zijn. In het kader van de evolutie interpreteren we elk menselijke gedrag in het kader van overleving en reproductie, dus vragen we ons af of vertellen en lezen de kans op overleven en reproductie bij de mens verhogen. We gaan na of we op een wetenschappelijke manier kunnen onderzoeken of er universele patronen en elementen in sprookjes zitten en of ze een band hebben met de evolutionaire psychologie.

In ons onderzoek gaan we na welke rol voedsel krijgt in sprookjes, wat de kenmerken zijn van stiefmoeders en hoe ze zich verhouden tegenover hun stiefkinderen.

 

* Vraagstelling

 

-Wat is de adaptieve waarde van verhalen vertellen bij de menselijke soort?

- Zijn mensen die verhalen vertellen of creëren beter in staat te overleven of zich te reproduceren?

- Zijn mensen die verhalen lezen of horen beter in staat te overleven of zich te reproduceren?

-Wat zeggen verhalen over de menselijke natuur?

- Zijn er terugkerende patronen of elementen in verhalen?

- Welke zijn die en kunnen we ze verklaren vanuit een evolutionair perspectief?

 - Wat is de rol van voedsel in sprookjes?

- Hoe verhouden stiefouders en stiefkinderen zich tegenover elkaar in sprookjes?

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende