Verhalen vertellen: een analyse vanuit evolutionaire psychologie. (Yves Heymans) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
IV ONDERZOEK
1. Onderzoek naar voedsel
Zoals duidelijk naar voor kwam in de literatuurstudie, speelt voedsel een belangrijke rol in de menselijke overleving. In die zin is voedsel net als informatie: wie voedsel bezit, heeft iets kostbaars in handen en wie voedsel deelt met een ander, stelt een altruïstische daad. Nu
komt altruïsme vaak voor tussen verwanten en geliefden zonder dat die daar iets voor in ruil vragen.
In een groepsrelatie komt dat gedrag ook voor, indien er een tegenprestatie geleverd wordt door de andere (tit for tat). We zouden dus kunnen verwachten dat in verhalen voedsel gedeeld wordt tussen familieleden en geliefden en dat niemand zijn voedsel weggeeft aan een ander zonder daarvoor iets terug te willen. Niet-altruïstisch gedrag moet bestraft worden.
Dit onderzoek is kwalitatief vanwege de explorerende aard. Het is de eerste keer dat de evolutionaire rol van voedsel onderzocht wordt, en daarom is het belangrijk in een aantal sprookjes de rol van het voedsel na te gaan. We willen hier niet naar universaliteit streven. We proberen gewoon sprookjes uit verschillende culturen met elkaar te vergelijken, in de hoop enkele van de belangrijkste functies van voedsel naar voor te halen. Laat het een inspiratie zijn voor andere (kwantitatieve en kwalitatieve) onderzoeken.
1.1. Het materiaal
Voor dit onderzoek gebruiken we sprookjes. Volgens Delabastita, Flamend, Ghesquiere en Van Gorp (1991, p. 378) is een sprookje:
‘Een mondeling overgeleverd volksverhaal in proza (...). Volkssprookjes zijn erg oud, hun auteurs zijn onbekend. Hun belangrijkste kenmerk is de ongebreidelde fantasie: kabouters, heksen, sprekende dieren en planten maken deel uit van de sprookjeswereld. In tegenstelling tot de sage kent het sprookje een complete osmose van realiteit en bovennatuurlijke wereld. Het heeft geen lokale kleur of tijdsaanduiding en kent over het algemeen een happy ending (Märchenglück). Formeel kenmerkt het sprookje zich door zijn eenvoudige zinsbouw, structuur en karaktertekening. Het bevat vele herhalingen en heeft een formule-achtige inleiding en slot. Van de meest bekende volkssprookjes bestaan verschillende versies. Oorsprong en betekenis van de sprookjes werden nog niet afdoend verklaard. Wel vonden theorieën over de mythologisch-astrale symboliek en de allegorische en psychoanalytische betekenis ervan ingang. Naargelang van de inhoud kan men een onderscheid maken tussen wondersprookjes (...), diersprookjes, legendesprookjes en grappige vertelsels (...) De gebroeders Grimm (Kinder- und Hausmärchen, 1812) hebben vele zulke volkssprookjes verzameld en opgetekend.’
Er zijn dus verschillende redenen waarom we voor sprookjes kiezen:
Ze werden mondeling overgeleverd, wat er op wijst dat ze reeds zeer oud zijn en ontstaan vóór de uitvinding van het schrift. Daarbij komt dat ze sterk gebonden zijn aan de orale tradities van culturen.
Sprookjes hebben geen lokale kleur of tijdsaanduiding. Over het eerste valt te twijfelen. We zagen reeds hoe lokale elementen gebruikt worden om universele problemen op te lossen. Belangrijker is hun tijdloosheid. Hoewel ze in een bepaalde cultuur ontstaan zijn, kunnen ze door iedereen begrepen worden. Ze overstijgen de tijd.
Sprookjes bevatten vele herhalingen. We gaan na of die herhalingen iets zeggen over de universele menselijke aard.
De oorsprong en betekenis zijn nog niet afdoend verklaard. We hopen in dit onderzoek de psychoanalyse achterwege te kunnen laten en op zoek te gaan naar een evolutionaire verklaring.
Sprookjes zijn relatief kort en er kan dus een groter aantal onderzocht worden dan wanneer we bijvoorbeeld recente romans zouden onderzoeken. Sprookjes bestaan gemiddeld uit een vijftal pagina’s, terwijl romans toch al snel tweehonderd bladzijden tellen.
Bij de selectie van de sprookjes treden meteen al problemen op:
Het materiaal is te ruim. Er zijn vele sprookjes geschreven en in elke cultuur.
Hoe bakenen we af wat een sprookje is?
Voor het eerste probleem is voorlopig nog geen oplossing gevonden. Er zijn geen indexen of lijsten die alle sprookjes uit de hele wereld bundelen. Dat is het nadeel van het overwegend orale karakter van de sprookjes. Om dat probleem op te lossen hebben we gekeken naar Gottschall (2003). Hij ging op zoek in universiteitsbibliotheken om een lijst van 1470 sprookjes aan te leggen en probeerde de culturele diversiteit daarbij zo groot mogelijk te houden. Om die sprookjes te lezen kreeg hij hulp van 15 studenten.
Voor dit onderzoek gebruikten we 711 sprookjes. We gingen op het internet op zoek naar gespecialiseerde sites (aangemaakt door professoren en cultureel antropologen, zie aparte bibliografie) en we maakten gebruik van alle boeken die we konden vinden. Voorwaarde was dat de verhalen in die werken als sprookjes geduid werden. We letten ook op de culturele diversiteit.
De sprookjes werden ingedeeld volgens de grootste vijf werelddelen: Europa, Afrika, Azië en Amerika, dat we opsplitsten we in Noord- en Zuid- (Midden-) Amerika. Het aantal sprookjes uit Australië was te beperkt. De cultuur is daar zeer lang oraal overgeleverd en het onderzoek om de sprookjes uit Oceanië op te schrijven is nog volop in ontwikkeling.
De sprookjes uit Europa waren uiteraard het makkelijkst te vinden en de verhalen van Grimm en Andersen zijn dan ook rijkelijk aanwezig in onze lijst. Zoals we zagen is dat niet erg, aangezien Grimm één van de eersten was die de sprookjes uit verschillende culturen heeft gebundeld. Wanneer er dus in de lijst ‘Duitsland’ staat bij Grimm, is dat geen garantie dat het sprookje ook daadwerkelijk uit Duitsland komt. De oorsprong ervan is echter verloren gegaan. In de lijst komen dus 129 sprookjes uit Azië, 50 uit Afrika, 415 uit Europa, 51 uit Noord-Amerika en 66 uit Zuid- en Midden- Amerika. We hebben erop gelet dat er uit elk ‘werelddeel’ minstens 50 sprookjes kwamen.
De lijst met sprookjes is opgenomen alsbijlage 1. Naast de titel van het sprookje (in het Engels of Nederlands) is ook het werelddeel aangeduid waar het sprookje werd opgeschreven en eventueel het land of het volk waaruit het sprookje komt (hoewel de echte oorsprong van moeilijk te achterhalen is).
1.2. Scannen en selecteren van het materiaal
Bij het doornemen van de 711 sprookjes werd gelet op het voorkomen van voedsel. Sprookjes waarin voedsel louter voorkwam in vergelijkingen (zoals ‘liefde zo zoet als suiker’) werden niet geselecteerd. Het gaat dus enkel om sprookjes waarin voedsel (geen drank) manifest voorkomt en al dan niet opgegeten en gedeeld wordt.
Na het scannen bleven over: 81 sprookjes uit Azië (van de 129, dus ongeveer 63%), 25 sprookjes uit Afrika (van de 50 sprookjes uit Afrika, dus 50%), 189 sprookjes uit Europa (van de 415, dus ongeveer 45, 4 %), 23 uit Noord-Amerika (van de 51, dus ongeveer 45 %) en 41 van Zuid-Amerika (van de 66, dus ongeveer 62 %).
We zetten er de procenten bij, hoewel dit geen kwantitatief onderzoek is. Toch duidt het de belangrijke rol van voedsel reeds aan.
De lijst van bruikbare sprookjes voor dit onderzoek werd opgenomen als bijlage 2.
Daarna werden de sprookjes per artificieel werelddeel alfabetisch gerangschikt op titel, waardoor de verschillende landen en culturen binnen dat werelddeel door elkaar geschud werden. Vervolgens selecteerden we at random tien verhalen uit elk artificieel werelddeel. Zo hebben we meer kans dat onze nulhypothesen nog niet op voorhand bevestigd worden en dat we een diversiteit terugvinden van de verschillende rollen van voedsel. De tien geselecteerde sprookjes per werelddeel werden in bijlage 2 in het vet aangeduid.
1.3. Analyse
De bedoeling van het onderzoek is het concept van voedsel zoals dat voorkomt in de sprookjes te achterhalen.
Aan het materiaal werden de volgende vragen gesteld, die afgeleid werden uit de literatuurstudie:
-Wie schenkt of steelt het voedsel?
-Waaruit bestaat het voedsel?
-Wie ontvangt of verliest het voedsel?
-Wordt de schenker of dief afgestraft of beloond?
-Wordt de ontvanger of degene die eten verliest afgestraft of beloond?
-Wat is de relatie tussen schenker/ dief en ontvanger/ verliezer?
Die vragen werden nog niet onmiddellijk opgesteld, maar door het voortdurend doorlezen van de sprookjes en het vergelijken met de literatuurstudie.
De vragen tonen duidelijk het gedrag aan dat rond het voedsel gesteld wordt en geven een overzicht van de hele situatie. Het voedsel krijgt pas zijn volledige betekenis in het verhaal, dus heb ik waar nodig, aangegeven wat de omstandigheden in het verhaal zijn. Men kan immers de personages of de context waarin het voedsel gegeven wordt, niet kennen zonder het hele verhaal.
1.4. Resultaten van het onderzoek
1.4.1. Magie en eten
Voedsel heeft een magische rol in sprookjes. In ‘The princess and the mouse’ (Arabië, Azië) bijvoorbeeld komt ‘betoverd gras’ voor en een ‘heilige peer’. Het betoverd gras dient als voedsel voor een al even magisch paard. Een meisje schenkt hem het gras en als beloning brengt het paard haar naar een magische perenboom. Door de bovenste peer in een put te laten vallen, kan ze de ziel van een boze tovenaar doden die haar ouders gevangen houdt. De peer is hier dus geen voedsel, maar de ziel van een tovenaar. Het voedsel wordt verheven tot een magisch symbool.
Het hoofdpersonage krijgt in deze sprookjes ook vaak een voorwerp cadeau waarmee hij eten kan toveren. Zo kan de held gemakkelijker zijn avonturen overleven. Het schenken van een voorwerp dat onbeperkt voedsel tovert is zeer belangrijk. In ‘Het verhaal van de dode Ngo-roeb-can’ (Tibet, Azië) krijgt een koningszoon van een oude man een schaal die eindeloos eten schenkt. Zo kan hij makkelijker door de woestijn trekken. De oude man wil niet beschuldigd worden van moord en vraagt de koningszoon om een geest te gaan halen in de woestijn die de lijken weer levend zal maken. De koningszoon krijgt het geschenk dus niet zomaar: hij moet er een belangrijke opdracht voor vervullen.
In ‘De bamboestruik’ (Chili, Zuid Amerika) krijgt een man van Sint-Pieter een toverstaf en een laken cadeau waarmee hij eten kan toveren. De man is via een bamboestruik tot in de hemel geraakt en heeft geen eten meer voor zichzelf en zijn gezin. De peettante van de man steelt die voorwerpen en wordt daarvoor bestraft met de dood. Zoals we later zullen zien, wordt het stelen van voedsel (of voorwerpen die voedsel bezorgen) altijd bestraft.
In ‘De arme houthakker’ (Mexico, Zuid-Amerika) helpt een houthakker een slang om een ree op te eten. De slang blijkt een mooie vrouw te zijn die hem meeleidt naar haar vader. De vader is dankbaar voor de redding van zijn dochter, en schenkt de houthakker een toverspiegel, die voedsel kan toveren. Hier wordt het eten geruild voor het leven van zijn dochter. Het leven van een kind is dus evenveel waard als onbeperkt voedsel.
In ‘Brother Lustig’ (Duitsland, Europa) krijgt een ex-soldaat een knapzak van Sint-Pieter op voorwaarde dat hij zich goed zal gedragen. Je hoeft maar iets te wensen wat in de knapzak moet zitten en het zit erin. De ex-soldaat gedraagt zich echter niet zoals het hoort en moet op het einde de knapzak teruggeven. Lustig pakt het echter slim aan. Hij geeft Sint-Pieter de knapzak en wenst dan zelf in de zak te zitten waardoor hij in de hemel geraakt. Zoals we zullen zien, brengen sluwe personages het er altijd goed van af.
In ‘Het verhaal van de muzikant en zijn zoon’ (Egypte, Afrika) mag degene die de dochter van de sultan verslaat met haar trouwen. Een jongen heeft een magische kippenmaag gegeten waardoor hij de vrouw kan verslaan. Voedsel staat hier voor kracht. De dochter van de sultan wil echter niet trouwen. De jongeman vindt een schaal die eender welk eten kan maken. Die wordt echter van hem gestolen door een prinses. De diefstal moet gewroken worden. De jongeman ontdekt enkele magische bonen die hij aan die prinses schenkt. Daardoor beginnen er horens op haar gezicht te groeien. De prinses smeekt om vergiffenis en hij geeft haar bonen die de vloek ongedaan maken. Er bestaan dus verhalen waarin zowel het eten als de voorwerpen die het eten bezorgen verheven worden boven het normale. Eten is niet zomaar louter voedsel, maar een kostbaar geschenk dat je moet koesteren.
1.4.2. Eten en overleven
Eten is inderdaad onmisbaar in een menselijk leven, en wie geen eten heeft, kan het vergeten. Dat merkt ook koning Midas in ‘Het goud van koning Midas’ (Griekenland, Europa). Hij is een hebberige en egoïstische koning. Als kind had hij al een droom waarin mieren graankorrels naar zijn mond brachten. Die mieren stellen de bevolking voor die al hun eten aan Midas geven. Hiervoor krijgen ze niets terug. Midas mag van de god Dionysos een wens doen wanneer hij één van zijn volgelingen terugbrengt. Hij wenst dat alles wat hij aanraakt in goud verandert. Ook zijn eten verandert in goud, waardoor hij de wens weer ongedaan wil maken. Blijkbaar vindt zelfs de meest hebzuchtige koning eten belangrijker dan goud.
Wanneer je verantwoordelijk bent voor het verlies van andermans eten, verklein je diens kansen op overleving en kan je maar beter vleien bij die persoon. In ‘Where stories come from’ (Zulu’s, Afrika) gaat een vrouw op zoek naar verhalen die ze aan haar kinderen kan vertellen. De dieren verwijzen haar naar de adelaar, die vast wel een oplossing weet. De vrouw roept de adelaar, die daardoor zijn eten laat vallen. De vrouw moet haar beste vleitechnieken gebruiken om de adelaar gunstig te stemmen. Ze noemt hem de koning van de dieren.
Toch kan een mens van eten alleen niet leven. Een mooi voorbeeld daarvan is ‘The goblin and the huckster’ (Denemarken, Europa).
Een student woont in het huis van een sjacheraar die samenwoont met een kabouter. De kabouter woont daar omdat de sjacheraar hem met Kerstmis een bord pap geeft met boter. De student gaat bij de sjacheraar kaas kopen, die verpakt zit in de bladzijde van een poëzieboek. De student vindt de inhoud van het blad zeer mooi. Hij geeft zijn kaas terug in ruil voor het boek. De student zegt dat de sjacheraar niets van poëzie verstaat. De kabouter vindt dat een belediging. Hij kijkt door het sleutelgat van de student en ziet een prachtige boom uit het boek komen. De kabouter raakt gefascineerd door het boek. Bij een brand redt hij het boek. Hij deelt zichzelf in twee, één deel om bij de student te wonen en van de poëzie te genieten, een ander deel om pap te eten bij de sjacheraar. Het verhaaltje duidt op het dubbele karakter van de mens: enerzijds zoekend naar eten voor zijn ziel, anderzijds naar eten voor zijn lichaam.
1.4.3. Menseneters
Een kenmerk van slechte personages is dat ze vaak menseneters zijn.
In ‘De varkensman’ (Mexico, Zuid Amerika) eet een menseneter, die zich in een varken kan veranderen, het kind van een vrouw op. De menseneter wordt gedood.
In ‘Liefdestovenarij’ (Griekenland, Europa) is een heks verliefd op een jongeman. Ook deze heks is een menseneetster. Haar pogingen om de jongeren te betoveren, mislukken echter en ze verandert zichzelf in een uil. Die menseneters worden dus gestraft voor hun slechte gedrag.
(Het dient gezegd te worden dat in de overige sprookjes die niet geselecteerd werden nog veel menseneters voorkwamen. Meestal waren het heksen of monsters die gestraft werden op het einde van het verhaal. Misschien interessant voor verder onderzoek).
1.4.4. Eten en liefde
Eten en liefde hangen zeer nauw samen. Ook in sprookjes drukt het eten de relatie uit tussen twee geliefden.
Een sjah kan in ‘De sultane en het hert’ (Turkije, Azië) niet eten van verliefdheid.
Verder in het verhaal is een slavin jaloers wanneer de sjah toch met het meisje huwt. De slavin veinst dat ze ziek is en zegt dat ze alleen door het hart van een hert te eten weer gezond kan worden. De broer van de echtgenote van de sjah is een hert. Door familie te doden wil ze dus haar rivale kwetsen. De slavin wordt echter gestraft en gedood wanneer de sjah haar bedrog ontdekt. De jaloersheid van de slavin uit zich in het eten van iets dat dierbaar is voor haar rivale, namelijk het hart van haar broer.
In ‘Stamhoofd Kairé en het doodshoofd (Colombia, Zuid Amerika) brengt een jongen voedsel naar de ouders van het meisje waarop hij verliefd is. Door voedsel aan te bieden hoopt hij de ouders gunstig te stemmen en zo met de dochter te trouwen. Voedsel als geschenk toont aan dat de jongen bereid is zijn eigen middelen op te offeren en ze aan zijn geliefde te schenken.
Een mooi voorbeeld waarin eten symbool staat voor seks en liefde tussen twee personen is ‘Great Claus and Little Claus’ (Denemarken, Europa). Kleine Claus is op weg en passeert aan een huisje. Hij vraagt of hij mag overnachten. De vrouw zegt dat haar man niet thuis is en Claus moet buiten slapen. Claus slaapt op de hooiberg en ziet door het raam hoe de tafel gedekt is met wijn, geroosterd vlees, een prachtige vis en taart.
De boerin eet ervan samen met een koster. Zij vult zijn glas en hij steekt zijn vork in een vis. De man komt onverwacht thuis. Hij haat kosters. De vrouw verstopt vlug het eten in de oven en de koster in een kist. De man ziet Claus en neemt hem mee binnen. Hij mag blijven slapen en ze krijgen beiden een groot bord pap (wat al heel wat minder is dan het feestmaal van de vrouw).
Claus maakt de beiden wijs dat een tovenaar hem vertelt dat er eten in de oven zit. De vrouw opent de oven en kan niet anders dan haar feestmaal aan de twee geven. Daarop zegt Claus dat de tovenaar verstopt zit in de koffer maar dat hij heel lelijk is. De man opent de koffer en ziet de koster, waarna hij opmerkt dat die tovenaar inderdaad heel lelijk is. Claus krijgt geld om de tovenaar weg te halen. Hij zet de kist op zijn wagen en smijt die in de rivier. Door zijn sluwheid is Claus toch aan eten geraakt. Het voedsel staat in dit sprookje duidelijk voor de seksuele relatie tussen de vrouw en de koster. Zij houden een feestmaal, terwijl ze aan haar man slechts een bord pap schenkt. Claus ‘betrapt’ hen als het ware wanneer de koster en de vrouw aan het eten zijn.
In ‘The drummer’ (Duitsland, Europa) trekt een tamboer naar de top van een glazen berg, waar een heks een prinses gevangen houdt. Hij krijgt van haar enkele onmogelijke opdrachten: een rivier legen met een vingerhoed, een heel bos omhakken en van al dat hout een vuur stoken. Bij die opdracht krijgt hij hulp van een mooie vrouw die hem elke dag eten brengt. Eerst staat het eten voor vertrouwen, later staat het voor liefde. De man kan zijn opdrachten uitvoeren en duwt de heks in het vuur van zijn laatste opdracht. De jonge vrouw is uiteraard de gevangen prinses en ze trouwen.
Tussen man en echtgenote wordt er ook heel wat voedsel gedeeld.
In ‘Stamhoofd Kairé en het doodshoofd’ (Colombia, Zuid Amerika) jaagt stamhoofd Kairé op een hert voor hem en zijn vrouw, want ze eten beiden graag vlees.
In ‘De kinderen van de vis’ (Chili, Zuid Amerika) vangt een man vissen en voedt die aan zijn vrouw en dieren. Hieruit blijkt ook de magische functie van voedsel, want door het eten van de vis krijgen zowel zijn vrouw als de dieren twee kinderen. Het eten staat hier dus voor het leven, voor kinderen, voor liefde.
In ‘De bamboestruik’ (Chili, Zuid Amerika) krijgt een man van zijn echtgenote een mandje voedsel mee wanneer hij langs een bamboestruik naar de hemel klimt.
In de onderzochte sprookjes vinden we dus eten terug als symbool van liefde, seks en jaloezie.
1.4.5. Eten binnen de familie
In een familie wordt eten gedeeld zonder dat er iets voor teruggevraagd wordt.
Een sjah en zijn zuster vluchten in ‘De sultane en het hert’ (Turkije, Azië) bijvoorbeeld hun land uit. De sjah verandert door giftig water in het hert. Terwijl het meisje in een boom schuilt, gaat het hert op zoek naar eten. Hij vangt een haas die ze samen roosteren.
Een verhaal over de liefde tussen moeder en kind is ‘The weasel’s mother’ (Noord Amerika). Er is een grote voedselschaarste en de dieren worden egoïstisch. Ze weigeren voedsel te geven aan anderen en aan dieren die van elders komen. Ze besluiten ook alle moeders te doden, zodat er geen kinderen meer komen. De wezel wil dat niet en verstopt zijn moeder in een grot. Hij deelt zijn eten met haar. De andere dieren merken dat er iets aan de hand is en vragen de vlieg om op onderzoek te gaan. De vlieg ontdekt wat er aan de gang is. De wezel en zijn moeder geven de vlieg te eten zodat hij zou zwijgen, maar hij gaat toch alles verraden. De andere dieren vinden de schuilplaats en doden de moeder. De wezel treurt enorm om haar.
Bij het hol van de wezel groeit er een boom, die de geest van de moeder bevat. Ze biedt door haar vruchten haar kind te eten. De andere dieren doen alsof ze spijt hebben van wat ze gedaan hebben, maar willen eigenlijk alleen de vruchten bemachtigen. De wezel laat de dieren in de boom kruipen, geeft dan zijn moeder bevel om enorm te groeien en de dieren weg te slingeren. Dat gebeurt en de zoon kan ongestoord met zijn moeder verder leven. De liefde tussen moeder en kind wordt gesymboliseerd door het voedsel. Zelfs na haar dood blijft de moeder haar kind voeden.
Dat het delen van voedsel binnen de familie ook misbruikt wordt, bewijst ‘The curse of the Chameleon’ (Zulu’s, Afrika). Het is verhaal dat vertelt waarom mensen sterven. God ziet dat de huid van de mens oud wordt en stuurt de Kameleon met een voorraad nieuwe huid. Onderweg ontmoet kameleon de slang, die familie van hem is en de mensen haat. Hij zegt dat het zo lang geleden is dat de kameleon bij hem kwam eten en dat dat een gewoonte is tussen familieleden. Kameleon moet zijn opdracht vervullen maar kan niet ontsnappen aan zijn familiale verplichting en gaat met hem mee. Het voedsel is zo lekker dat hij zijn opdracht vergeet. De slang steelt de huiden. Daarom vervelt de huid van de slang nog steeds, daarom sterft de mens en daarom verbergt de kameleon zich nog altijd uit angst voor de wraak van God.
Personen die weigeren hun eten met de familie te delen, worden zeer zwaar gestraft.
Een mooi voorbeeld is ‘The girl who trod on a loaf’ (Denemarken, Europa). Een arm maar knap meisje heeft een heel slecht karakter. Ze vindt zichzelf te goed om bij een arme familie te wonen en gaat inwonen bij een rijker gezin.
De vrouw van dat gezin vraagt haar om af en toe haar echte ouders te bezoeken. Het meisje doet dit, maar met tegenzin. Op een dag krijgt het meisje een brood mee voor haar ouders. Aan het huisje aangekomen ziet ze dat er een grote modderpoel ligt. Ze legt het brood in de modderpoel en stapt erover om niet vuil te worden. Ze ‘steelt’ dus als het ware het eten dat voor haar ouders bedoeld is. Daarvoor wordt ze gestraft. Ze raakt met haar voet vast in het brood en zinkt naar beneden waar een moerasheks woont. Daar moet ze blijven, zonder eten (wie zijn ouders geen eten gunt, krijgt er zelf ook geen).
Er valt warm water op haar, het zijn de tranen die haar moeder om haar plengt. Op een dag is de duivelin op bezoek, die het meisje meeneemt naar de hel, waar ze thuishoort (‘People don’t always get there by direct path, but they can get there by roundabout routes if they have a tendency in that direction’). Haar verhaal wordt op heel de aarde verteld. Er is maar één vrouw die het verhaal hoort en medelijden heeft (Have I not also, like Inger, often trod upon the gifts of heaven without thinking? Have not I also gone about with pride at my heart?). Het meisje verandert in een vogel en ontsnapt naar de aarde. Ze krijgt dus nog een kans om haar fout weer goed te maken. Ze moet leren voedsel te delen. Op aarde is het winter. Het meisje heeft nu haar lesje geleerd en deelt broodkruimels met de andere vogels. Wanneer ze broodkruimels heeft weggegeven ter grootte van het brood dat ze haar ouders niet gunde, mag ze naar de hemel.
In ‘The stone and the salt’(Noord Amerika) zijn er twee broers. De ene woont met zijn familie op een eiland en leeft daar van de gewassen die hij samen met zijn familie kweekt. De andere broer is een egoïst die zijn familie niet nodig heeft. Hij gaat op reis en ontdekt een zoutberg. De egoïstische broer wordt rijk door het zout dat hij verkoopt.
Bij de werklustige broer treedt er plots droogte op. De gewassen van de familie vergaan. De man gaat naar zijn broer om om eten te gaan bedelen. Hij weigert eten mee te nemen op reis, aangezien zijn familie het weinige eten meer nodig heeft dan hij. De egoïstische broer geeft hem een beschimmeld brood mee. De goede broer geeft het brood aan een bedelaar. Van hem krijgt hij een magische steen waarmee je alles kan wensen. Terug bij de familie wenst hij eten en een school. Vanaf dan leven ze gelukkig en hebben genoeg te eten. De slechte broer steelt de steen en wenst alle zout ter wereld. De hele voorraad stort op zijn boot en de egoïstische broer verdrinkt.
Bij die verhalen gaat het er vooral om te laten zien wat er gebeurt als men niet deelt met zijn familieleden: men wordt zwaar gestraft.
1.4.6. Het delen van voedsel als altruïstische daad
Voedsel wordt vaak gedeeld tussen personen die niet verwant of verliefd zijn. Meestal is dan sprake van een ruilhandel. Wie jou eten geeft, moet je belonen. Wie je geen eten geeft (hoewel je het nodig hebt) moet je straffen.
Een stamhoofd deelt in ‘Stamhoofd Kairé en het doodshoofd’ (Colombia, Zuid Amerika) zijn maaltijd met een doodshoofd. Dat helpt hem vanaf dan bij de jacht en zal bij zijn dood zorgen dat zijn opvolger Kairé verder helpt bij de jacht. Het delen van eten wordt dus beloond. Voor eten krijgt hij eten in de plaats.
In ‘The tongue-cut sparrow’ (Japan, Azië) verzorgt een vrouw een zieke mus en geeft hem te eten. Als dank zingt de mus elke dag een liedje voor de vrouw en haar man. De buurvrouw is boos omdat ze door het gezang van de mus niet meer kan slapen en snijdt zijn tong af. De mus vliegt weg. De vrouw kan de mus echter niet meer missen en gaat hem achterna. Met behulp van de andere dieren vinden ze het beestje terug. Ze worden door de mus en zijn familie vorstelijk onthaald. Wanneer ze teruggaan naar huis, mogen ze kiezen uit twee manden: een grote en een kleine. Bescheiden als de mensen zijn, kiezen ze de kleinste. Wanneer het koppel terug thuis komt, merken ze dat die mand vol goud zit. Vriendelijke en vrijgevige mensen worden dus uiteindelijk vorstelijk beloond. Ze gaven de mus te eten, de mus schenkt hen nu goud.
Wie dieren eten geeft en daar niets voor terugkrijgt, is een vriendelijk en vrijgevig mens en vriendelijke en vrijgevige mensen worden in sprookjes altijd beloond. Zo is er het sprookje van ‘Snow-white and Rose Red’ (Duitsland, Europa) over twee bijzonder lieve meisjes die de dieren steeds eten geven. Hun vriendelijkheid zal er toe leiden dat ze aan het einde van het sprookje trouwen met twee prinsen. Eén van de prinsen was betoverd in een beer en doordat ze hem hielpen, kon de betovering verbroken worden.
Meestal bestaat de beloning voor gegeven voedsel erin dat degene die het eten krijgt iets in ruil doet voor de schenker. Wie eten krijgt van iemand is die persoon iets verschuldigd.
In ‘Umm Muhammed en de deftige vrouwen’ (Syrië, Azië) krijgt een arme vrouw van drie rijke vrouwen te eten als beloning voor haar hulp in het huishouden (brood met tijm, olijfolie met tijm en broodsoep).
In ‘De tovenares’ (Peru, Zuid Amerika) delen een vader en zijn zoon eten met de waard van een herberg. De waard is hen zo dankbaar dat hij hen een sjaal schenkt. Wanneer later de zoon een geneesmiddel voor zijn vader bij een heks moet gaan halen, komt de sjaal van pas. De heks herkent de sjaal als die van haar broer. De zoon vertelt dat hij de sjaal kreeg omdat hij de waard voedsel gaf. De heks begint zich vriendelijk te gedragen en deelt haar eten met hem.
De zoon krijgt dus eten in ruil voor eten.
In ‘Het luie meisje’ (Argentinië, Zuid Amerika) is het omgekeerd. Een koning schenkt een meisje eten omdat ze voor hem drie nachten katoen gespind heeft. De koning weet echter niet dat het de drie peettantes van het meisje zijn, die alles gespind hebben. De drie vrouwen mogen van het meisje mee aan tafel.
In ‘The princess and the mouse’ (Arabië, Azië) belooft een prinses een muis al de kaas in het kasteel als hij voor haar een gat knaagt, waardoor ze uit een kast kan ontsnappen. De muis doet dat en blijkt uiteindelijk een knappe jongeman te zijn. De prinses zal met de jongeman trouwen.
In ‘Brother Lustig’ (Duitsland, Europa) keert een arme soldaat terug van de oorlog. Hij heeft enkel een stuk brood. Sint-Pieter vermomt zich drie maal als bedelaar en vraagt Lustig drie maal om een stuk brood. Lustig biedt hem drie maal een groot stuk aan. Daarvoor wordt hij beloond. Sint-Pieter vermomt zich als arts, trekt rond met Lustig. Van een familie krijgen ze een geroosterd lam, omdat ze de vader hebben genezen.
Ook in ‘The poor miller’s boy and the cat’ (Duitsland, Europa) krijgt de niet al te snuggere Hans eten van een kat wanneer hij belooft haar zeven jaar te dienen. In ruil voor zwaar werk krijgt hij de beste spijzen voorgeschoteld.
In ‘The buffalo and the field mouse’ (Indianen, Noord Amerika) kan een muis een buffel doden door in zijn oor te kruipen en daar te beginnen knabbelen. De muis kan echter de buffel niet in stukken snijden.
Een vos komt de muis helpen. Hij snijdt de buffel in kleine stukken. Als beloning mag hij de lever hebben, daarna de bloedklonters, het hoofd en de vier poten, restjes dus die niemand lust. De vos vraagt om meer aangezien hij een groot gezin heeft. De muis weigert en de vos eet de muis op. Ondanks het feit dat de vos de muis goed geholpen heeft, krijgt hij niet voldoende voedsel terug om zijn daad te compenseren. Het egoïsme van de muis wordt bestraft.
Wie niets terugdoet voor zijn schenker wordt afgestraft. Je staat bij iemand in het krijt als je eten van hem krijgt, en als je aan die schuld niet voldoet, word je gestraft.
In ‘De oneerlijke fellah en de koopman’ ( Palestina, Azië ) krijgt een fellah of boer een avondmaal van een rijke koopman, die een goed gastheer is. De twee kenden elkaar voordien niet. De koopman wordt in eerste instantie gestraft voor z’n gedrag: de fellah leent een som geld en betaalt die niet terug. De fellah verbergt het geld in een gerstkist, maar die komt in handen terecht van de koopman. De fellah krijgt spijt van zijn gedrag. In laatste instantie wordt de koopman dus beloond voor het schenken van zijn voedsel en de fellah gestraft door zijn spijt.
In ‘De tovenares’ (Peru, Zuid Amerika) weigeren een vader en zijn zoon een maaltijd te delen met een waard. Zij worden daarvoor gestraft met de dood, wanneer de broer van de waard een heks blijkt te zijn. Hun broer en neef delen zoals vroeger gezegd wel met de waard en worden daarvoor beloond.
Een ander goed voorbeeld is ‘Baboon and tortoise’ (Nigeria, Afrika). De landschildpad en baviaan waren vroeger goede vrienden en gingen samen eten stelen.
De schildpad vond dat echter te gevaarlijk worden. Om aan eten te geraken, kweken ze nu samen een boom, maar de baviaan is daar te lui voor. Er beginnen vruchten te groeien en de schildpad kan er niet aan. De baviaan klimt in de boom en steelt alle rijpe vruchten zonder de schildpad iets te geven. De schildpad vraagt dan aan het roodborstje om hem te helpen, maar die steelt alle rotte vruchten. Uiteindelijk wil een herder hem helpen en hangt een geweer in de boom. De baviaan, die alweer in de boom zit om mango’s te stelen, wordt beschoten.
Dan moedigt de schildpad hem aan om met een stok in een bijennest te woelen om hemelse muziek te horen. De baviaan doet dat, maar krijgt bijsteken.
Schildpad maakt baviaan wijs dat er lekkere mango’s in een boom hangen, maar eigenlijk zijn het wespen. De baviaan wordt alweer gestoken. Daarna wil baviaan een krekel, maar hij zit per ongeluk met zijn arm in een slangenhol en wordt twee maal gebeten.
Van dan af zijn wespen, bijen, slangen en schildpadden vrienden. De bijen krijgen het fruit als beloning en dat is de reden waarom ze nog steeds graag fruit eten. De slang leeft nu hoog zodat hij de baviaan ziet aankomen. De schildpad wint van de baviaan. Hij was de sluwste.
In ‘Honeyguide’s revenge’ (Zulu’s, Afrika) vertelt het hoofd van een stam rond het vuur hoe ze aan honing geraken. Ze worden geleid door de honinggids, een klein vogeltje (bestaat echt!) dat hen naar de bijennesten brengt. In ruil moeten ze het vogeltje de restjes geven. Zo was er ooit een man die dit niet deed. Hij deelde nooit zijn eten. Op een dag zag hij de honinggids en volgde hem. Hij nam het bijennest maar gaf niets aan het vogeltje. Het vogeltje lokte hem de volgende keer naar een boom waarin een luipaard lag te slapen. De man werd opgegeten en zo gestraft voor zijn egoïsme.
Een verhaal dat hier ook in past, is het verhaal van ‘The kind goat’s reward’ (Noord Amerika). Een leeuw zit opgesloten in een kooi. Hij vraagt aan een geit die wat verder staat te grazen om hem eruit te helpen. De geit durft niet, omdat hij vreest dat de leeuw hem zal opeten. Die belooft dat niet te doen. De geit bevrijdt de leeuw. De leeuw springt op de geit en wil hem opeten. Een man vraagt wat er aan de hand is. De leeuw zegt dat de geit hem wel geholpen heeft, maar dat hij honger heeft en dat hij toch moet overleven. De man vraagt hoe de leeuw precies in de kooi zat. De leeuw doet het voor, kruipt in de kooi en ze sluiten hem opnieuw op. Iemand die je helpt, mag je niet opeten, zoniet word je gestraft.
Nog een verhaal waarin een egoïst gestraft wordt, is ‘The tortoise and the eagle’ (Noord Amerika). De schildpad ontvangt vaak de arend, die bij hem rijkelijk komt eten. De arend profiteert volop van de schildpad. Immers: de arend kan wel naar het hol van de schildpad vliegen, maar de schildpad zal nooit in de lucht geraken om zo in het nest van de arend te geraken. De arend weet dus dat hij nooit iets zal moeten teruggeven voor het eten. De pad, wiens familie vaak opgegeten wordt door de arend (wie je familieleden opeet, moet gestraft worden) vertelt de schildpad dat hij hem kostbare informatie wil geven in ruil voor wat eten. De schildpad geeft hem wat eten (voedsel in ruil voor informatie) en de pad vertelt hoe de arend de schildpad beetneemt. De pad heeft echter een plan. De schildpad sluit zich op in een kalebas en laat zich meevliegen met de arend zonder dat die dat weet. De arend opent de kalebas wanneer hij terug is in zijn nest bij zijn vrouw en kinderen. De schildpad vraagt om eten. De arend wil hem doden maar dat lukt niet. Hij brengt de schildpad terug naar zijn hol en mag daar nooit meer komen eten.
Wie eten steelt in sprookjes, wordt gestraft. Gulzigheid, hebzucht en egoïsme zijn erge zonden en wie ze begaat, moet daar voor boeten.
In ‘Het verhaal van kalief Haroen al-Rasjid en Aboe Noewas’ ( Irak, Azië ) bestaat het voedsel uit een portie dadels die het ontbijt uitmaken van dichter Aboe Newas. Aboe wil eten van zijn dadels, maar de kalief stelt hem constant vragen, waardoor Aboe niet kan eten. De kalief ‘steelt’ dus het eten van zijn hofnar Aboe Newas. De kalief wordt voor zijn daden gestraft: Aboe Newas komt constant op de deur kloppen wanneer de kalief net een slavin aan het bevredigen is. De kalief gunt Aboe zijn eten niet. Aboe gunt de kalief zijn seks niet.
In ‘Umm Muhammed en de deftige vrouwen’ (Syrië, Azië) steelt een arme vrouw van haar werkgeefster een stuk worst. Ze weet echter niet dat het stuk voor haar bedoeld was. Ze wordt wreed gestraft voor haar diefstal: ze wordt in stukken gesneden en in een zak aan haar man meegegeven. In ‘De vliegende graanschuur’ (Japan, Azië) is een rijk man het beu om een arme monnik elke dag eten wat graan te geven. De rijke man gooit de bedelnap van de monnik in een hoekje. Hiervoor wordt hij gestraft: de graanschuur begint te vliegen en vestigt zich naast het hutje van de monnik.
Rovers stelen een dode olifant van een man in ‘Bestrafte hebzucht’ (Tibet, Azië). De titel zegt het zelf al. De ene helft van de groep zal de olifant koken terwijl de andere helft om water gaat. Degenen die de olifant koken, besluiten echter het dier snel op te eten en wat restjes te vergiftigen zodat de andere helft sterft. De rovers die water gaan halen, besluiten alles zelf op te drinken en een beetje vergiftigd water aan de anderen te schenken. Alle rovers sterven. Een jakhals doet een poging om alles op te eten. Hij bijt echter een pees van een boog door en krijgt de boog in zijn oog.
In ‘Brother Lustig’ (Duitsland, Europa) belooft Lustig de helft van een geroosterd lam aan Sint-Pieter. Hij eet echter het hart op van het beestje wanneer Pieter niet aanwezig is. Sint-Pieter komt terug, zegt dat hij niet zoveel honger heeft en enkel het hart wil. Lustig maakt hem wijs dat een lam geen hart heeft. Sint-Pieter laat Lustig bijna verdrinken, maar Lustig wil niet toegeven dat hij het hart opgegeten heeft. Sint-Pieter haalt een hoop goud tevoorschijn en verdeelt die in drie hoopjes: één voor Lustig, één voor hem en één voor degene die het hart opgegeten heeft. Lustig geeft wel toe. Toch straft Pieter Lustig niet. Ooit heeft Lustig Pieter een stuk brood geschonken en dat vergeet hij niet. Als je iemand eten hebt geschonken, zal die persoon dat nooit vergeten.
In ‘De muzikant en zijn zoon’ (Egypte, Afrika) steelt een jongen de maag van een kip die toebehoort aan een jood. De jongen weet dat echter niet en denkt dat de kip van zijn vader is. De jood is zo’n egoïst dat hij de jongen achtervolgt en dreigt hem te vermoorden door zijn maag open te snijden. De jongen verweert zich en doodt de jood per ongeluk. De jongen heeft het eten niet expres gestolen en hoeft dus ook niet gestraft te worden.
De man in ‘The mango trees’ (Noord Amerika) wordt ook gestraft voor zijn egoïsme. Hij is gek op mango’s en verlaat zijn familie om alleen te gaan wonen. Bij zijn nieuwe huis plant hij twee mango-bomen. Als de vruchten rijp zijn, kan hij echter niet beslissen van welke boom hij eerst moet eten. Hij weent zichzelf in slaap. Een man die toevallig passeert, helpt hem: eet eerst van de boom die het mooist in bloei staat. De man doet dat, maar kan niet beslissen met welke mango eerst te beginnen. Hij weent opnieuw. De mango’s verrotten en uiteindelijk kan de man geen mango’s eten.
Toch moet je voorzichtig zijn als iemand die je niet kent je eten schenkt. Wie eten geeft, wil soms gewoon gebruik maken van de gulzigheid van degene aan wie hij het eten schenkt.
In ‘De sultane en het hert’ (Turkije, Azië) probeert een heks een meisje uit een boom te lokken met een stuk vlees. Het meisje is echter op haar hoede en komt de boom niet uit.
In ‘De kinderen van de vis’ (Chili, Zuid Amerika) trekken twee broeders naar een meer waarvan nog nooit iemand is teruggekeerd. Daar loopt een braadspit rond. De twee stappen af om dat braadspit op te eten, maar worden erdoor afgeranseld. Ze worden gestraft voor hun gulzigheid.
In ‘De kikker, de vrouwtjesvos, de leeuw en het ree’ (Chili, Zuid Amerika) wordt er een
weddenschap gehouden tussen kikker en vos: wie kan het snelst lopen? De kikker wint en er ontstaat een discussie tussen de leeuw als scheidsrechter en het ree als signaalgever. Vanaf dan wil de leeuw ree opeten. Het ree is echter sluwer. Het ree maakt de leeuw wijs dat zij hem een vette merrie zal brengen. Ze laat echter een steen vallen op de leeuw. Ze vertelt de leeuw ook dat er een kaas in de rivier ligt. De leeuw springt erin maar het blijkt de maan te zijn. Ree raadt leeuw ook aan een noot te openen met twee stenen. Het zijn echter geen noten, maar knikkers en leeuw krijgt ze hard in het gezicht.
Het ree steelt honing van de koning. Het maakt de koning wijs dat de leeuw de honing heeft gestorven. De koning sluit de leeuw op in een oven, maar die kan ontsnappen.
Ree maakt de leeuw tenslotte wijs dat er een tornado aankomt en ramt een braadspit in zijn achterste. De leeuw sterft. Het ree maakt dus gebruik van de gulzigheid en de naïviteit van de leeuw om hem beet te nemen. Op een bepaald moment steelt het wel eten van de koning, maar het ontstnapt aan een straf door zijn sluwheid.
Een sluw iemand die eten steelt, wordt vaak niet gestraft voor dat gedrag. Het lijkt alsof je het eten wel verdient als je het op een listige wijze verkregen hebt van een dommer iemand. Wie dom omgaat met eten, wordt daarvoor gestraft.
‘Peter Alimales’ (Chili, Zuid Amerika) maakt een koning wijs dat zijn sikkel een beestje is dat een heel korenveld kan maaien als je het genoeg eten geeft. De koning koopt de sikkel en voorziet het ‘beestje’ van veel eten. Wanneer het nacht is gaat Peter er zowel met het eten als de sikkel vandoor. De domheid van de koning is dus de reden dat hij zijn eten kwijt is.
In ‘Clever Grethel’ (Grimm, Europa) is Grethel een kokkin die twee kippen opeet die voor de gasten van haar meester bedoeld zijn. Door haar sluwheid raakt ze er echter zonder kleerscheuren vanaf. Ze maakt de gasten wijs dat haar baas hun oren wil afsnijden. De baas staat in een andere kamer zijn messen te wetten om de kippen te snijden. Zijn gasten lopen verschrikt weg. Haar baas maakt ze wijs dat de twee met de kippen zijn gaan lopen. De baas vindt het heel onbeleefd dat ze hem niet één kip hebben overgelaten. Hij loopt naar buiten met zijn messen in de hand en roept: ‘Ik wil er maar één!’ Waardoor de gasten nog harder weglopen.
Dat de sluwste altijd het eten krijgt, blijkt ook uit twee Anansi-verhalen uit Nigeria, Afrika.
In ‘Anansi and alligator’ wil Anansi de spin logeren in de keuken van de krokodil. Het is echter een plannetje van hem om al het eten uit de kookpotten van de krokodil te stelen.
De zoon van de krokodil heeft echter iets door en verstopt in de helft van de potten schorpioenen in plaats van eieren. Anansi doorziet dat, en eet alleen van de potten gevuld met eieren. Anansi zegt aan de krokodil dat hij jeuk heeft en vlucht.
De krokodil gaat hem achterna, boos omdat Anansi zijn eieren heeft opgegeten.
Anansi klimt in een boom. De krokodil zegt: als ik je niet vind, leef ik nooit meer in het huis, maar in het water. En zo gebeurde het. De krokodil wordt gestraft voor zijn naïviteit en Anansi, die sluwer was dan de zoon, wint.
In ‘Anansi and turtle’ gaat het hem echter minder goed af. Op een dag maakt Anansi voor zichzelf lekker eten. Schildpad klopt aan en vraagt of hij ook wat mag. Ananasi kan uit beleefdheid niet weigeren, maar bedenkt een plan. Hij wil dat de schildpad zijn poten veegt voor hij aan tafel komt. Schildpad gaat naar de rivier, wast zijn handen maar wanneer hij terug bij Anansi aankomt zijn zijn poten alweer vuil. Hij gaat terug naar de rivier en zorgt ervoor dat hij door het gras loopt. Wanneer hij alweer bij Anansi aankomt, is het eten op.
De schildpad bedankt hem echter en nodigt hem ook uit voor het eten. Anansi gaat, maar kan niet onder water waar het huis van de schildpad is. Hij geraakt er uiteindelijk toch door zich te verzwaren met stenen maar moet zijn jas uitdoen. Wanneer hij terug bij schildpad aankomt, is het eten op. In dit geval was schildpad de sluwste door Anansi een koekje van eigen deeg te geven. Anansi wordt gestraft voor zijn egoïsme.
In ‘The king’s market’ (Nigeria, Afrika) gaat een hongerige schildpad dagelijks naar een andere stad. Op de markt aangekomen, roept hij dat er een wild dier aankomt. Iedereen loopt weg en de schildpad neemt wat hij kan. Thuis vertelt hij dat hij zeer goed onthaald werd op de markt. Hij durft niet te vertellen hoe hij echt aan het eten geraakt is.
De inwoners komen achter het bedrog en bouwen een beeld dat ze instrijken met lijm. De schildpad roept dat er een dier aankomt, ziet dat er iemand is die niet wegloopt (het beeld) en wil hem omduwen. Hij raakt vastgekleefd. De koning wil hem laten vermoorden, maar de schildpad vraagt hem als straf in koud water te werpen. Hij kan ontsnappen. Alweer wint de listigste.
In ‘The rabbit steals the elephant’s dinner’ (Centraal Afrika) steelt een konijn elke dag het eten van koning olifant. De koning vraagt aan een aantal slimme en sterke dieren om een oogje in het zeil te houden. Het konijn kan rustig verder eten stelen, want de dieren raken steeds verstrikt in de vallen die hij opzet. Uiteindelijk biedt de schildpad zich aan met een oplossing. De schildpad verstopt zich in de bonen van de koning. Het konijn begint te eten, maar de schildpad, die slimmer is, kan het konijn grijpen. Het konijn wordt opgesloten en krijgt geen eten. Uiteindelijk laten ze hem gaan uit medelijden.
In ‘Two little coons went out to walk’ (Sioux, Noord Amerika) houden twee coons (kleine woestijnbeesten) zich voor dood aan de kant van de rivier. De vissen trappen in hun val en doen een dansje voor de twee dode beesten. De coons springen echter opeens overeind en kunnen de vissen opeten.
In ‘The fat and glossy coon’ (Sioux, Noord Amerika) leert de vos een truukje. Hij houdt zich dood langs de kant van de weg. Hij hoopt dat de soldaten hem zullen oppikken en hem in hun voorraadtent zullen leggen. Dat doen ze inderdaad. De vos is echter zodanig ongeduldig dat hij zich niet lang genoeg dood kan houden. De soldaten merken dat de vos niet echt dood is en schieten hem neer. Sluwheid is niet genoeg, je moet ook geduldig zijn.
1.4.7. Vriendschap
Personen die eten delen, tonen vaak dat ze elkaar vertrouwen. Het voedsel staat in een relatie vaak voor hoe de twee zich tegenover elkaar verhouden.
In ‘De naïeve jongen’ (Libanon, Azië) deelt een eenvoudige en ietwat simpele jongen zijn eten met Jezus. Daarmee wordt aangetoond dat Jezus eenvoudige mensen hoger aanslaat dan hooghartige. Een abt ziet dat en biedt de jongen een royaal diner aan zodat al zijn zonden vergeven kunnen worden. De jongen raadt de abt aan kluizenaar te worden.
Wanneer mensen elkaar niet evenwaardig vinden, willen ze ook niet samen eten. Zo ook in ‘The poor miller’s boy and the cat’ (Duitsland, Europa). Een jongen die als heel dom beschouwd wordt, mag niet samen met zijn baas en twee slimmere helpers aan tafel zitten.
Meestal zijn het vrienden die elkaar te eten geven. Daarmee tonen ze aan dat ze elkaar volledig vertrouwen. Vriendschap is contant geven en nemen. Eten is bij vriendschap zeer belangrijk.
De zon en de zee waren goede vrienden in ‘Why the sun lives in the sky’(Noord Amerika). De zon wil absoluut dat de zee eens bij hem komt eten, als het ware als een bezegeling van hun vriendschap. De zee gaat op bezoek bij de zon, die op een rots woont. De zon verdrinkt echter bijna en springt de lucht in. Daar staat hij nog steeds.
In ‘The grasshopper and the toad’ (Nigeria, Afrika) zijn sprinkhaan en pad goede vrienden. Ze hebben nog nooit bij elkaar gegeten. Pad vindt dat een schande en nodigt prompt sprinkhaan uit. Toch draait het sprookje slecht uit voor de twee. Pad ergert zich aan het feit dat de sprinkhaan zoveel lawaai maakt met zijn benen tijdens het eten. Sprinkhaan steelt als het ware het eten van pad. Om wraak te nemen nodigt sprinkhaan pad uit en ergert zich voortdurend aan het geluid dat pad maakt terwijl hij springt. De beiden krijgen ruzie. Moraal: als je vrienden hebt, moet je met elkaars gebreken leren leven. Vrienden die elkaar hun eten niet gunnen, krijgen ruzie.
Een soortgelijk verhaal is dat van ‘The gegahooge and the cranes come to dinner’ (Sioux, Noord Amerika). De gegahooge (een kleine vos) nodigt de kraanvogel uit om te eten. Hij legt de schaal echter plat op de grond waardoor de kraanvogel niets kan eten. De kraanvogel besluit wraak te nemen. Hij nodigt de vos uit en stopt het eten in een vaas met lange hals. Nu kan de vos niets eten. De les is dat je met je vrienden het eten moet delen.
1.5. Conclusie: evolutionaire psychologie en eten in verhalen
Wat is nu de band met de evolutionaire psychologie? Zoals we gezien hebben krijgen, voedsel en voorwerpen die voor voedsel zorgen een magische betekenis voor de mens. We zagen dat het een typische eigenschap is van de mens om voorwerpen speciaal te maken die met overleving te maken hebben. Niet alleen door het voedsel speciaal te maken, maar door het vaak voorkomen van voedsel in verhalen, krijgt het een betekenis die als het ware boven het leven staat. Het leert ons niet lichtzinnig met eten om te gaan, maar het te respecteren. Volgens de verhalen die we geanalyseerd hebben, zijn er verschillende regels verbonden aan het delen van voedsel. Indien we kinderen die regels gewoon zouden overbrengen, zouden ze die informatie al snel vergeten. Pas door van het voedsel iets meer te maken en de resultaten te laten zien van ongehoorzaam gedrag, hebben we de aandacht van ons publiek vast.
Eten speelt een belangrijke rol in de overleving en de reproductie van mensen in verhalen.
Een eerste relatiecontext waarin voedsel gedeeld wordt is die tussen geliefden. Geliefden delen met elkaar eten om hun vertrouwen uit te drukken. Man en vrouw delen met elkaar voedsel. In de sprookjes die we onderzochten was het niet specifiek de man die de vrouw eten gaf, maar de geliefden zorgen voor elkaar. Ze delen hun wederzijdse middelen met elkaar. Ze tonen: kijk, ik vergiftig je niet, je kan me vertrouwen. In één van de verhalen bracht de man eten naar de ouders. In verband met seksuele selectie zouden we kunnen zeggen dat de man toont dat hij middelen en energie genoeg heeft om aan zijn vrouw uit te geven. Het bezitten van voedsel op zich is uiteraard geen adaptatie, maar het toont rijkdom en status en dus het bezit van middelen.
Het delen van voedsel in de familie is ook belangrijk. We zagen in de literatuurstudie dat verwanten veel zorg aan elkaar besteden omdat ze kopieën van elkaars genen dragen. Wie in de verhalen zijn voedsel niet deelt met familieleden wordt afgestraft. Wanneer we het verhaal vertellen aan kinderen, bijvoorbeeld, tonen we aan dat het belangrijk is goed voor onze familieleden te zorgen en dat we soms onze eigen fitness moeten verlagen om familieleden te helpen.
Het verschaffen van voedsel aan niet-verwanten verloopt volgens het tit-for-tat-systeem. Als iemand je voedsel geeft, sta je bij hem in het krijt. Je moet onthouden hoe iemand anders je behandeld heeft om free-riders te kunnen straffen. De personages die degenen die hen voedsel gaven niet hielpen, werden daarvoor gestraft. Als je iets voor iemand anders hebt gedaan en die deelt zijn voedsel niet met jou, mag die persoon gestraft worden. Het is best de andere te imiteren: bij coöpereren ook coöpereren, bij egoïstisch handelen ook egoïstisch handelen. Ook degene die eten steelt, wordt gestraft. Je mag dus je eigen fitness verlagen voor een ander, maar je mag niet naïef zijn: je moet leren inschatten wie je kan vertrouwen. Vaak gebruiken de personages het voedsel om andere personages te verleiden en zo in de val te lokken. Wanneer vreemden je eten aanbieden, moet je dus altijd voorzichtig zijn.
Bizar bij deze sprookjes was, dat wie op listige wijze te werk ging om eten te stelen, daarvoor niet gestraft werd. Blijkbaar zeggen sprookjes: als je intelligent genoeg bent om voedsel van iemand anders te stelen, heb je er recht op. Slimme mensen hebben meer recht op eten dan domme. Het is dus belangrijk dat je slim omgaat met eten, en je niet laat paaien door verleiders. Als je eten wil stelen, moet je dat op een slimme manier doen.
Voedsel speelde ook een belangrijke rol bij een lange-termijn tit-for-tat-relatie: die van de vriendschap. Echte vrienden delen eten en gaan bij elkaar eten. Het delen van eten duidt op een speciale band, het wijst erop dat je vertrouwen in elkaar hebt en dat je bereid bent je middelen aan anderen te schenken.
Wie de sprookjes hoort, weet dus hoe hij met voedsel moet omgaan, dat hij z’n voedsel mag schenken aan degenen die hij het meest vertrouwt, en dat hij bij anderen goed dient op te letten. Het meeste vertrouwen mag je stellen in je familie.
Evolutionair gezien leveren deze sprookjes heel wat informatie op over hoe we met voedsel moeten omgaan.
2.1. Het materiaal
Voor dit onderzoek werd van hetzelfde materiaal gebruik gemaakt als in het onderzoek naar voedsel (zie bijlage 1).
2.2. Scannen en selecteren van het materiaal
Ook deze sprookjes werden gescand, ditmaal op het voorkomen van een ‘boze stiefmoeder’. Met ‘stiefmoeder’ bedoelen we een vrouw die trouwt met een andere man, wiens vrouw gestorven is. De man heeft kinderen uit een vorig huwelijk. Belangrijk is dus dat die vrouw moet zorgen voor kinderen waarmee ze geen genetische band heeft. Haar nieuwe echtgenoot is de natuurlijke vader van de kinderen. Met ‘boos’ bedoelen we dat de vrouw zich negatief gedraagt tegenover de kinderen van haar echtgenoot (voorbeelden van ‘goede’ stiefmoeders werden in onze lijst niet gevonden).
Na het scannen van de 711 bleven volgende sprookjes over die een boze stiefmoeder bevatten:
1. De spiegel van Matsuyama (Japan, Azië)
2. De boze stiefmoeder (Tibet, Azië)
3. The wild swans (de wilde zwanen, een sprookje van Andersen, Europa)
4. Cinderella (Assepoester, sprookje van Grimm, Europa)
5. Little Snow-white (sneeuwwitje, sprookje van Grimm, Europa)
6. Mother Holle (Vrouw Holle, sprookje van Grimm, Europa)
7. Sweetheart Roland (Lieve Roland, sprookje van Grimm, Europa)
8. The juniper-tree (De jeneverbesstruik, Grimm, Europa)
9. The lambkin and the little fish (Het lam en de kleine vis, Grimm, Europa)
10. The riddle (Het raadsel, Grimm, Europa)
11. The six swans (de zes zwanen, Grimm, Europa)
12. The true sweetheart (de ware schat, Grimm, Europa)
13. Phrixos en Helle (Griekenland, Europa)
14. The princess and the golden shoes (De prinses met de gouden schoenen, Schotland, Europa)
Omdat het hier slechts gaat om 14 sprookjes, voeren we geen willekeurige selectie meer door.
Opvallend is het vaak voorkomen van het stiefmoederthema bij Grimm (en in het Europese sprookje in het algemeen). Grimm schreef echter de bestaande sprookjes van zijn tijd op, dus er is geen garantie dat al die stiefmoedersprookjes ontstaan zijn in Europa.
Ook dit is een kwalitatief onderzoek. Het explorerende karakter laat ons toe ons te beperken tot deze 14 sprookjes. We willen met dit onderzoek bekijken wat de kenmerken zijn van de stiefmoeder in deze sprookjes.
2.3. Analyse
De vragen die we stellen aan het materiaal zoals die naar voor kwamen in de literatuurstudie zijn de volgende:
- Hoe was de relatie tussen de kinderen en hun echte moeder?
- Hoe is de relatie van de kinderen met hun echte vader?
- Welke negatieve daden stelt de stiefmoeder tegen haar stiefkinderen?
- Waarom gedraagt de stiefmoeder zich zo negatief tegenover de kinderen?
- Bezit de stiefmoeder magische gaven?
- Hoe reageren de stiefkinderen daarop?
- Heeft de stiefmoeder zelf kinderen?
- Hoe gedragen die zich tegen hun stiefbroers en -zussen?
- Wordt de stiefmoeder gestraft of beloond?
- Wordt het stiefkind gestraft of beloond?
Ook hier was er een voortdurende uitwisseling tussen theorie en empirie, waardoor de vragenlijst tijdens het onderzoek steeds aangespast werd.
2.4. Resultaten van het onderzoek
2.4.1. De relatie met de echte moeder
De relatie tussen het kind en haar echte moeder was vóór haar dood zeer goed. Het gezin was altijd heel gelukkig voor de dood van de moeder en de komst van de stiefmoeder. In ‘Little Snow-White’ had de echte moeder al lang een kinderwens. Het is door haar bloed op sneeuw te morsen dat ze een kind krijgt. De band tussen moeder en kind is al bijzonder van bij de geboorte. In ‘Phrixos en Helle’ is de echte moeder een dochter van Hera (de wrede en jaloerse vrouw van Zeus). Hoewel zij erg wreed is voor de mens, houdt zij toch van haar kinderen. Ze redt hen van de dood.
De stervende moeder vertrouwt haar kinderen meestal nog iets toe op het sterfbed.
In ‘De spiegel van Matsuyama’ vraagt de moeder op haar sterfbed om goed voor de vader te zorgen. In ‘De boze stiefmoeder’ is het omgekeerd: de moeder vraagt daar aan de vader om voor het kind te zorgen. In ieder geval wil de stervende moeder dat de liefde en de steun in het gezin blijft na de dood. In ‘Cinderella’ vraagt de moeder op haar sterfbed aan haar dochter om steeds het goede te doen.
De echte moeder komt na de dood ook vaak terug in een andere vorm om de kinderen te beschermen tegen de gruwelen van de stiefmoeder.
In ‘De spiegel van Matsuyama’ heeft de moeder de dochter vlak voor haar dood een spiegel cadeau gedaan. Wanneer haar dochter er in kijkt, kan ze het gezicht van haar moeder zien. Tijdens de kwellingen van de stiefmoeder put het meisje daar veel kracht uit. In ‘The wild swans’ krijgt het stiefdochtertje hulp van een goede fee, die veel gelijkenissen vertoont met haar echte moeder. De fee geeft haar eten en wijst haar de weg naar haar broers. In ‘Cinderella’ plant Assepoester een boom aan het graf van haar moeder. Het vogeltje dat daarin huist voorziet Assepoester van een jurk om naar het bal te gaan. Assepoester keert vaak terug naar het graf van haar moeder wanneer de kwellingen van haar stiefmoeder en –zussen te erg worden. In ‘The true sweetheart’ krijgt de dochter ook hulp van een goede fee bij het vervullen van onmogelijke opdrachten. Zij vraagt daarvoor niets in ruil. In ‘The princess with the golden shoes’ krijgt de stiefdochter hulp van een magisch lammetje dat haar eten komt brengen zonder daar iets voor terug te vragen. Het lammetje overleeft zelfs de dood, wat er op wijst dat het door de hemel gezonden is. In ‘Phrixos en Helle’ stuurt de dode moeder een lam dat de kinderen op het nippertje van de dood redt, wanneer ze dreigen geofferd te worden door toedoen van de stiefmoeder.
2.4.2. De relatie met de echte vader
De relatie met de vader is in het begin zeer goed, maar één van de acties van de stiefmoeder bestaat er in de vader tegen het kind op te zetten om zo de vroegere familiebanden te breken.
In ‘De spiegel van Matsuyama’ is de relatie tussen de vader en het kind tijdens het leven van de stiefmoeder koek en ei. Hij vertrekt op reis en brengt haar cadeautjes mee, zoals een pop en een koekendoos. Het is de stiefmoeder die de vader tegen het kind opzet. De stiefmoeder is bang dat het stiefkind haar haat en ze vertelt de vader dat het kind zwarte magie beoefent.
De vader in ‘De boze stiefmoeder’ houdt erg veel van zijn kinderen. Eén van die kinderen kreeg hij bij zijn eerste vrouw, het andere bij de stiefmoeder. Hij ziet ze beiden even graag.
De vader in ‘The juniper-tree’ wordt het slachtoffer van de wreedheden van zijn tweede vrouw. Zij doodt haar stiefzoon en maakt er taarten van die de vader met veel smaak opeet. Hij wordt daar niet voor gestraft: de man wist immers niet dat hij zijn zoon aan het opeten was. Dat is een wrede daad van de stiefmoeder: ze laat een vader zijn zoon opeten.
In ‘The six swans’ trouwt een koning tegen zijn zin met een boze stiefmoeder. Een heks wees hem de weg uit het bos en in ruil moet hij met haar dochter trouwen. Hij is bang dat ze kwaad zal uithalen tegen zijn kinderen en verbergt ze in een kasteel. De vader wordt opgezet tegen de kinderen in ‘Phrixos en Helle’. De stiefmoeder maakt de man wijs dat het de schuld is van de kinderen dat de oogst mislukte. De vader besluit zijn zoon te offeren.
Vaak komt de echte vader ook passief voor in het verhaal. Hij wordt niet meer vermeld en doet niets tegen de folteringen van de stiefmoeder.
2.4.3. De daden van de stiefmoeder
De daden van de stiefmoeder zijn vaak erg wreed.
In ‘De boze stiefmoeder’ veinst ze dat ze ziek is en ze zegt dat alleen het hart van een prins haar kan genezen. De koning met wie ze getrouwd is, kan niet anders dan zijn zoon op te offeren (we zagen in het vorige onderzoek hoe eten voor jaloezie kan staan, door het opeten van het hart van haar rivaal kan ze haar rivaal uit de weg ruimen). Ook interessant in het kader van het vorige onderzoek is dat in ‘The wild swans’ de kinderen zand krijgen van de stiefmoeder, terwijl ze normaal altijd appels en taart krijgen. De stiefmoeder gunt haar stiefkinderen geen eten. In ‘Cinderella’ gooit de stiefmoeder het eten van haar stiefdochter gewoon in het haardvuur met de opdracht het eten er allemaal weer uit te halen. In ‘The true sweetheart’ moet de stiefdochter onmogelijke opdrachten uitvoeren, zodat haar stiefmoeder toch maar kritiek kan geven: ze moet een enorme hoop veren uitpluizen, een meer leegscheppen met een lepel met gaten in en op één dag een kasteel bouwen. In ‘The princess with the golden shoes’ moet de stiefdochter hard werken en elke dag de schapen hoeden.
De stiefmoeder is vaak een heks die over magische gaven beschikt. In ‘The wild swans’ verandert de stiefmoeder haar elf stiefzonen in zwanen. Ze is ook erg jaloers op de schoonheid van haar stiefdochter. De stiefmoeder betovert drie kikkers die het meisje lelijk, dom en agressief moeten maken. Het meisje heeft echter zo’n goed hart dat de magie geen effect op haar heeft. ‘The six swans’ is een variatie op dit sprookje. Ook hier verandert de boze stiefmoeder de kinderen in zwanen. Ze is de dochter van een heks en heeft zelf ook toverkunst in de vingers. In ‘Little Snow-White’ is de vrouw erg jaloers omdat haar stiefkind mooier is dan zij. Daarom probeert zij haar te laten vermoorden door een jager. De jager moet haar longen en lever meebrengen, zodat de stiefmoeder ze kan opeten. De schoonheid redt Sneeuwwitje en ze kan vluchten. Het is door het aanwenden van haar magische gaven dat de stiefmoeder Sneeuwwitje terug vindt. Ze bezit een magische spiegel en ze kan zichzelf veranderen in een oud vrouwtje. In ‘Sweetheart Roland’ is de stiefmoeder een heks die over een toverstokje beschikt. In ‘The Juniper Tree’ is de stiefmoeder goede vriendjes met de duivel. Het is de duivel die haar ertoe aanzet om haar stiefzoon te vermoorden. De stiefmoeder doet het hoofd van haar stiefzoon eraf vallen. Ook in ‘The lambkin and the little fish’ beschikt de stiefmoeder over vreemde gaven. Ze verandert haar stiefkinderen in een lam en een vis en geeft dan de kok het bevel het lam te doden en klaar te maken. De stiefmoeder in ‘The riddle’ heeft rode ogen en een bruine huid. Ze doet haar stiefdochter hard werken en vergiftigt reizigers die in haar herberg komen.
Er wordt vaak geen reden gegeven waarom de stiefmoeder zich zo wreed gedraagt tegen het kind. Meestal staat het kind gewoon in haar weg.
De stiefmoeder wordt op het einde vaak gestraft voor haar slechte daden.
‘De spiegel van Matsuyama’ is het enige sprookje binnen dit onderzoek waarin de stiefmoeder spijt krijgt van haar daden. Ze merkt de gehechtheid van haar stiefdochter voor een spiegel die nog van haar echte moeder is geweest en door die liefde komt ze tot inkeer.
In ‘Little Snow-White’ krijgt de stiefmoeder stalen schoenen die verschrikkelijk heet zijn. De vrouw moet blijven dansen tot ze sterft. De stiefmoeder in ‘Sweetheart Roland’ wordt het slachtoffer van haar eigen toverkunst. Haar toverstaf wordt gestolen door haar stiefdochter. Die zorgt ervoor dat haar stiefmoeder moet dansen tot ze sterft en dat ze tot bloedens toe door een roos geprikt wordt. De stiefmoeder in ‘The juniper-tree’ krijgt een molensteen op haar hoofd en sterft. In ‘The riddle’ trapt de stiefmoeder in haar eigen val. Ze eet van een raaf die gegeten heeft van een koe die ze zelf vergiftigd heeft en sterft. De stiefmoeder in ‘The true sweetheart’ belandt onder een zware kelderdeur.
2.4.4. De kinderen van de stiefmoeder
Een reden waarom de stiefmoeder zich zo slecht gedraagt tegenover haar stiefkinderen is dat ze haar eigen kinderen wil bevoordelen. In ‘De boze stiefmoeder’ wil ze haar stiefzoon uitschakelen zodat haar eigen zoon koning kan worden. De wreedste stiefzussen zijn terug te vinden in ‘Cinderella’. In dit geval zijn de stiefzussen zelfs erger dan de stiefmoeder. Ze geven Assepoester geen eten, ze laten haar bij het haardvuur slapen, ze vernederen haar.
In ‘Mother Holle’ moet de stiefdochter hard werken, terwijl het kind van de stiefmoeder lui mag wezen. Het is de vlijt van de stiefdochter die haar redt: op een dag valt ze in een waterput en komt terecht bij Vrouw Holle. Ze werkt hard voor de vrouw en wordt beloond met goud. Haar boze stiefzus is zo jaloers dat ze ook in de put springt. Ze wil echter niet werken en raakt bedekt met pek in plaats van goud. De boze stiefdochter wordt voor haar luiheid gestraft.
In ‘Sweetheart Roland’ wil de dochter van de stiefmoeder de schort van haar stiefzus stelen. Het kind is veel lelijker dan haar stiefzus maar haar boze moeder ziet haar uiteraard veel liever. De boze stiefmoeder besluit haar stiefdochter het hoofd af te hakken. Ook in ‘The princess and the golden shoes’ gedraagt de boze stiefzus zich heel slecht tegenover haar zuster. Ze verraadt bij haar moeder dat een lam haar elke dag eten komt brengen en de twee besluiten het lam te vermoorden (het lam staat symbool voor de dode moeder van het meisje, op die manier proberen de twee de echte moeder van het kind te vermoorden).
Opvallend: wanneer een stiefmoeder haar eigen kinderen meebrengt, spelen moeder en kind vaak samen onder één hoedje en ze doen er alles aan om de andere kinderen het leven zuur te maken. Wanneer een vader met de boze stiefmoeder kinderen krijgt, gedragen de kinderen als halfbroeren en halfzussen zich daarentegen erg goed tegenover elkaar. Een beetje genetische verwantschap is dus beter dan helemaal geen genetische verwantschap. Ze hebben dezelfde natuurlijke vader en die familieband uit zich in altruïstisch gedrag.
In ‘De boze stiefmoeder’ trouwt een vrouw met een koning die al een zoon heeft uit een eerste huwelijk. De stiefmoeder en de koning krijgen ook samen een zoon. De twee jongens zijn heel goede vrienden. De jongste zoon verraadt zelfs de plannen van zijn moeder wanneer die haar stiefzoon wil vermoorden en de twee jongens vluchten samen naar een ander land. Wanneer zijn halfbroer sterft, is de oudste zoon zeer bedroefd.
Zo ook in ‘The juniper-tree’. De stiefmoeder krijgt ook een kind bij haar tweede man, die reeds een kind heeft uit haar vorig huwelijk. De halfbroer en halfzus zijn dikke vrienden, die samen appels delen. Het meisje weent erg hard wanneer haar broer sterft.
Vaak wordt de stiefmoeder gestraft doordat haar eigen kinderen gestraft worden. Wanneer de stiefmoeder in ‘De boze stiefmoeder’ hoort dat haar zoon dood is, pleegt ze zelfmoord.
In ‘Cinderella’ snijden de twee stiefzussen een teen en een hiel af om toch maar in het gouden muiltje te passen. Hun ogen worden op het einde uitgepikt door vogels. ‘The princess with the golden shoes’ is een variatie op dit thema. Een prins kan alleen zijn geliefde herkennen doordat een muiltje haar past. De stiefmoeder wil dat haar eigen kind met de koning trouwt en snijdt de tenen van haar dochter af zodat het muiltje toch zou passen.
In ‘Sweetheart Roland’ hakt de boze stiefmoeder per ongeluk het hoofd van haar eigen dochter af.
2.4.5. De beloning voor de kinderen
De kinderen reageren meestal heel passief op het wreed gedrag van de stiefmoeder. Ze ondergaan gelaten haar kwellingen zonder in opstand te komen, of ze vluchten.
Op het einde trouwen de kinderen vaak als beloning voor de jarenlange folteringen met een prins of prinses. Zo gebeurt het in ‘De boze stiefmoeder’, ‘The wild swans’, ‘Cinderella’, ‘Little Snow White’, ‘Sweetheart Roland’, ‘The six swans’, ‘The true sweetheart’, ‘The princess with the golden shoes’ en ‘Phrixos en Helle’. Zo krijgen ze toch nog een echte familie. De stiefkinderen in ‘The lambkin and the little fish’ vinden op het einde een echte familie in een eenvoudig boerengezin waar ze gelukkig verder kunnen leven.
2.5. Conclusie van het stiefmoederonderzoek
Algemeen kunnen we deze sprookjes als volgt voorstellen: kinderen worden door hun boze stiefmoeder, die over magische gaven beschikt, mishandeld. Deze boze stiefmoeder krijgt vaak hulp van kinderen die alleen van haar zijn (kinderen uit een ander huwelijk). De mishandelde kinderen krijgen hulp van een goede geest, waarschijnlijk gestuurd door de dode moeder. De boze stiefmoeder en haar kinderen worden gestraft. De mishandelde kinderen trouwen met een rijk iemand en leven gelukkig verder.
De conclusie uit dit onderzoek is dat je alleen degene kan vertrouwen met wie je zeker verwant bent: je moeder.
In deze sprookjes is de echte moeder vaak een heilige die goed voor haar kinderen zorgt - zelfs tot na de dood - zonder daar iets voor terug te vragen. Een vader kan ook voor zijn kinderen klaar staan, maar, zoals we gezien hebben: mother’s baby, father’s maybe. De vader kan wel in opstand komen tegen de boze stiefmoeder, maar vervalt al gauw in een passieve rol.
De stiefmoeder kan niet slecht genoeg zijn: ze is een heks met toverkracht die haar stiefkinderen de verschrikkelijkste dingen laat doen. Elke moeder houdt alleen van haar eigen kinderen. Een vreemde en onverwante persoon binnenbrengen in een familie, levert gevaar op. Kinderen moeten dus opletten van al wie niet met hen verwant is. Als ze zich goed gedragen tegenover hun ouders, worden ze daarvoor beloond. Als het kind het ware geluk wil vinden, dient het op zoek te gaan naar een familie waarin het zich thuis voelt. Meestal is dat door te trouwen met een rijk en moedig iemand.
Het beeld dat in sprookjes van stiefmoeders wordt opgehangen, hoeft niet overeen te stemmen met de werkelijkheid. Zij zijn vaak een ontkenning van wat moeders zijn in sprookjes en versterken zo het ideaalbeeld van die moeder. Sprookjes demoniseren het vreemde element binnen het gezin om het kind een belangrijke les te leren: pas op voor iedereen die niet tot je familie behoort. De familie krijgt een hogere betekenis.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |