De schepenen van de stad en vrijheid Turnhout: 1621-1676, tussen Spanje en Oranje. Bijdrage tot de studie van het bestuur van een kleine stad. (Kevin Geuens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Besluit

 

We kunnen hier besluiten dat de stad en vrijheid Turnhout in de periode vanaf het einde van het twaalfjarig bestand in 1621 tot de dood van prinses Amalia van Solms in 1675 bestuurd werd door een vorm van oligarchie. We zagen dan ook dat steeds dezelfde mensen verkozen werden tot schepen. Bovendien waren er geen verschillende te bemerken tussen de periode onder Spaans bewind, voor 1648 en de periode onder Amalia van Solms, na 1648. De samenstelling en het oligarchische karakter ervan bleven dezelfde.

 

Een eerste argument dat deze conclusie ondersteund, is het verkiezingssysteem. De heer of vrouwe van Turnhout kon enkel de eerste twee schepenen kiezen, waarna de overige schepenen aangeduid werden door coöptatie. Wanneer het beleid dat de schepenen voerden naar de zin was van de heer of vrouwe, had deze laatste natuurlijk geen enkele reden om bij de daaropvolgende magistraatsvernieuwing twee volledig andere kandidaten te kiezen. De coöptatie tenslotte zorgde er ook voor dat de schepenen steeds uit dezelfde kring van kandidaten gekozen werden, aangezien men normaal gezien liever een bestuursfunctie schenkt aan iemand die men kent, dan aan een vreemdeling. Elk jaar kon men bovendien slechts kiezen uit de kandidaten van het vorige jaar, vier personen die reeds in het stadsbestuur gezeten hadden en slechts drie nieuwe kandidaten. Verder zagen we dat verschillende andere functies in de Turnhoutse stedelijke administratie en politiek, zoals borgemeester, collecteur of bedezetter, vaak uitgeoefend werden door onze schepenen.

 

Een tweede reden om over een oligarchie te spreken is de afkomst van de schepenen. Geregeld volgt de zoon zijn vader na enkele jaren op als schepen. Soms gaat dit zelfs zo ver dat men kan spreken van regelrechte schependynastieën. Bepaalde families weten bovendien door vele goed gekozen huwelijken banden te smeden met verschillende andere families, zodat echte complexen van verschillende schepenfamilies ontstaan. Op die manier kunnen we vele schepenen rekenen tot dezelfde familie-structuur en kunnen ze zich onderscheiden als een bepaalde groep.

Ten derde speelt de rijkdom van de schepenen een rol. We zien dat de schepenen over het algemeen tot de financiële toplaag van het 17de-eewse Turnhout behoorden. Hun rijkdom uitte zich op twee vlakken, namelijk dat van hun bezittingen en dat van hun beroepsactiviteiten. De Turnhoutse schepenen bezaten doorgaans meer onroerende goederen dan de gemiddelde burger. Dit konden we afleiden uit de betaalde reële beden. Deze onroerende goederen waren zowel gronden als huizen. We zien dat vele schepenen een woonhuis hadden op de Turnhoutse markt, waar vele dure huizen gelegen waren. Onder hun roerende goederen zaten naast de gebruiksvoorwerpen vaak nog luxe-voorwerpen zoals een zilveren servies of beeldjes en schilderijen. Dit was zeker het geval bij de elite-schepenen.

Ook in hun professionele activiteiten behoorden de Turnhoutse schepenen tot de toplaag. Velen onder hen waren handelaar en verschillende waren actief in de textielsector. De Turnhoutse laken- en tijknijverheid deed het dan ook goed. Aan de hand van de personele beden konden we zien dat de Turnhoutse schepenen hun brood goed verdienden. We zagen ook hier een relatie tussen een bloeiende zaak en succes in de politiek. Bovendien haddden deze schepenen vaak huispersoneel in dienst, in tegenstelling tot de meeste inwoners van de stad en vrijheid Turnhout.

 

Tenslotte konden we de Turnhoutse schepenen ook op het vlak van onderwijs en cultureel leven als groep onderscheiden. Zij stuurden, in tegenstelling tot de rest van de Turnhoutse bevolking, hun zonen vaak naar de Leuvense universiteit, hoewel ze zelf meestal geen universitaire opleiding genoten hadden. In de schuttersgilden, zoals de Sint-Joris- of de Sint-Sebastiaensgilde, waren het eveneens de schepenen die vaak de hogere functies bekleedden binnen deze organisaties.

 

Als ik hier stel dat het Turnhoutse stadsbestuur een oligarchie was, wil dit niet zeggen dat het onmogelijk was voor mannen van buiten deze groep om verkozen te worden. Ook nieuwe personen en families konden doordringen tot de hoogste stedelijke politieke functies. We zien wel dat deze ‘nieuwe’ schepenen op gebied van rijkdom en beroepsinkomsten konden wedijveren met de zetelende schepenen. Bovendien gingen deze ‘nieuwe’ schepenen en hun families zich vaak inhuwelijken in de heersende Turnhoutse schepenfamilies. Inhuwelijken alleen was echter niet genoeg om ook verkozen te worden, de nodige rijkdom was tevens vereist.

Over dit alles zou ik tenslotte nog C. R. Friedrichs willen citeren: “In most cities, most of the time, most of the majors and councilmen had much in common. Above all, they were almost always the rich men of their communities.”[410] “For in fact city councils could only maintain their authority by constantly admitting “new men” to their ranks … but who themselves had achieved the wealth and the social standing appropriate for members of the city council.”[411] In dit plaatje kunnen we naar mijn mening de 17de-eeuwse stad en vrijheid Turnhout perfect plaatsen.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[410] FRIEDRICHS, Ch. R., Urban Politics in Early Modern Europe, 2000, p. 17

[411] FRIEDRICHS, Ch. R., Urban Politics in Early Modern Europe, 2000, p. 20