|
Hoofdstuk III:
Het dagelijkse leven
tijdens de bezetting
3.10. Sport, cultuur en vrije tijd
De aanslepende oorlog, de honger, de kou en het gevoel van angst en onzekerheid
stimuleerden de behoefte aan ontspanning. Voor een paar ogenblikken wou men de
grauwheid van het dagelijkse bestaan vergeten en vluchten in een kleurrijke en
plezierige fantasiewereld. De voortdurende dreiging en de onzekerheid over de
toekomst brachten vele mensen in de ban van Horatius' levenswijsheid "carpe
diem". Met de beperkte middelen die er waren, probeerde men dan maar zo intens
en bewust mogelijk van alle blije momenten te genieten[1].
Niettegenstaande deze grote behoefte aan afleiding en ontspanning, zette de
Duitse aanwezigheid onmiddellijk een domper op het ontspanningsleven. Alle
café's en openbare gelegenheden moesten om 22.30 uur hun deuren sluiten en
zonder speciale nachtvergunningen, was het voor de burgers verboden zich tussen
elf uur 's avonds en vijf uur 's ochtends op straat te begeven. Het instellen
van de avondklok betekende een harde klap voor het uitgangsleven. Een andere
moeilijkheid was de verplichte verduistering. Om de geallieerde piloten te
misleiden mocht er vanaf het vallen van de avond geen straaltje licht meer op
straat te zien zijn. Voor de vensters bracht men dikke gordijnen aan en kleefde
men zwart papier op het glas. Bovendien werd de straatverlichting uitgeschakeld.
Op overtredingen die bestonden uit het niet, of niet voldoende, afschermen van
het licht, stonden zware sancties[2].
Voor de Turnhoutse politie en hulppolitie waren deze controles dan ook een
dagdagelijkse bezigheid, opgelegd door de Duitse bezetter. Personen die geen
gevolg gaven aan de voorschriften aangaande de lichtafscherming en die daarop
reeds gewezen werden, konden sancties verwachten zoals het afsnijden van het
licht van de woning[3].
In die inktzwarte duisternis leerde men op tast en gehoor te leven, maar af en
toe liep men tegen onvoorziene obstakels of andere voorbijgangers op. Maneschijn
was voor elke nachtelijke voetganger een grote hulp. Toch was het nuttig een
"zing-zing" of knijpkat bij zich te hebben. Dit was een zaklamp die werkte met
een door de hand voortbewogen dynamo[4].
Voor een babbel tussen pot en pint kon men ook tijdens de oorlogsjaren terecht
in een café of herberg. Ontnuchterend voor de stamgasten was niet enkel de
ingevoerde avondklok, maar ook dat het traditionele kwaliteitsbier tijdens de
bezetting werd vervangen door een miezerig, slap brouwsel van 0,8 graden dat was
samengesteld uit een reeks erzatsgrondstoffen. Het bier was flets en zonder
smaak met als enige "voordeel" dat het niemand dronken maakte. In 1941 was men
enige tijd verplicht zijn glazen bier met broodzegels te betalen, een omslachtig
systeem dat bijna iedereen negeerde[5].
Diegenen die toch op café gingen, waren dan weer moeilijk voor het sluitingsuur
buiten te krijgen. Zo gebeurde het meermaals dat verschillende herbergen
openbleven tot na het sluitingsuur en waarvan de politie meerdere
processen-verbaal opstelde[6].
Op café gaan was vaak een ontspannende bezigheid. Het was voornamelijk op deze
plaatsen dat de stamgasten "moppen tapten" over de bezetter[7].
Dansen was niet toegestaan. Het gebeurde meer dan eens dat herbergiers op
heterdaad betrapt werden op het niet-naleven van de politievoorschriften in
verband met het dansen[8].
Zo werd op 30 april 1943 melding gemaakt van regelmatige danspartijen in herberg
"Roberts" in de Statiestraat. Het ging om een vijftigtal personen, "jonge
jeugd", van achttien tot twintig jaar[9].
Dit belette echter niet dat danslustigen hun gang gingen. In sommige herbergen
werd haast iedere zaterdag- en zondagavond gedanst. De polite kreeg de opdracht
strenge controles uit te oefenen, maar dat was niet zo eenvoudig. Slimme
cafébazen zetten wachtposten uit, die bij nadering van de politie dadelijk de
klanten alarmeerden. Het succes van de politie was dan ook gering. Toch werd na
verloop van tijd het "dansen-op-zich" niet verboden, maar wel sterk aan banden
gelegd. Op 24 februari 1942 werd tussen de Kreisskommandantur van Turnhout en
het stadsbestuur overeengekomen dat voortaan in vier publieke lokalen van de
stad, zijnde zaal "Scala", "Rubens", "Onafhankelijken" en "Lindenhof", éénmaal
per maand, op de tweede zondag, een dansfeest mocht worden ingericht. Dit was
enkel toelaatbaar voor particuliere clubs of maatschappijen die een
privé-dansfeest wilden organiseren voor hun leden. Openbare bals of dansfeesten
bleven ten strengste verboden[10].
De jaarlijkse "Grote Kermis" in Turnhout vond traditioneel plaats op de eerste
zondag na de vijftiende augustus, en dat acht dagen lang. Hiernaast bestonden
nog de kleinere kermissen in de verschillende gehuchten: Lokeren kermis (rond 24
juni), Sevendonck kermis (rond 16 juli), Oosthoven kermis (14 dagen voor
Turnhout Kermis), Wieltjens kermis (eerste zondag van september), Buiten kermis
(eerste zondag na 9 oktober) en Otterstraat Kermis (met Pinksteren)[11].
In het eerste oorlogsjaar werd echter geen toelating verkregen om de "Grote
Kermis" te laten doorgaan. Vanaf 1941 tot en met 1943 was het wel toegestaan,
mits de nodige beperkingen. In 1944, toen ook de Duitsers in Turnhout de hete
adem van de geallieerden voelden, was er geen sprake van een kermisfeest.
Tijdens de kermisweek werden er door Turnhoutse café's en verenigingen
verschillende nevenactiviteiten georganiseerd. Omwille van de oorlog werd alles
echter sterk gecontroleerd en moesten alle aanvragen tot het organiseren van een
activiteit ingediend worden via het stadsbestuur langs de bevoegde
Feldkommandantur van Antwerpen. Zo werd voor de kermis van augustus 1941 een
toelating aangevraagd om in de herberg van de "Xaverianen" in de Victoriestraat
jazzmuziek te mogen spelen op zondag 17, maandag 18 en zondag 24 augustus[12].
Zelfs de Turnhoutse Herbergiersbond deed bij het stadsbestuur een verzoek de
toelating te verlenen om Turnhout-kermis te kunnen vieren, "'t is te zeggen, in
de café's een Jazz te laten plaatsen". De bond hoopte dat hierop werd ingegaan
gezien de moeilijke omstandigheden waarin de herbergiers sinds de bezetting
verkeerden. "[...]we zouden reeds tevreden zijn, dat de café's de eerste drie
dagen een Jazz mochten plaatsen"[13].
In 1942 was het dansen tijdens de kermisdagen nog steeds verboden. Ter
compensatie werd toelating verleend om tot elf uur 's avonds jazzmuziek te
spelen in de herbergen en café's. De herbergiers van het gehucht Oosthoven
vroegen hierop toestemming om twee weken voordien, tijdens Oosthoven-kermis, een
"Jazz" te plaatsen in de café's. Tijdens Turnhout-kermis mochten ook zij
jazzmuziek spelen, maar dat vonden ze absurd "daar iedereen dan toch aan het
feesten is in Turnhout-stad [...]"[14].
Gedurende de kermisweek, op 16, 17, 18, 22 en 23 augustus, wilde de heer Baelen
danswedstrijden inrichten in de hall van het Kursaal. Dit werd door het
stadsbestuur negatief onthaald en geargumenteerd als volgt: "[...] want ook de
herbergiers van de markt mogen dit niet!". Ruim twee weken later keurde men het
innitiatief toch goed, mits men aan de inkomprijs van 6 fr., 1 fr. aan
Winterhulp schonk[15].
Om zeven uur 's avonds op 21 augustus 1943 startte de Turnhoutse kermisweek die
duurde tot en met maandag 30 augustus. Er werd vanwege het stadsbestuur
toestemming gegeven om jazzmuziek te laten spelen op 22, 23, 24 en 29 augustus.
De Kempische Boksclub van Turnhout was van plan een muziekavond in te richten in
zaal "Roxy" in de Merodelei op 27 augustus 1943. Toch werd de vraag gesteld of
dit wel toelaatbaar was. Het stadsbestuur had in ieder geval beslist dat de foor
om 21 uur moest sluiten en dat het dansen streng verboden bleef. Er zou vanwege
de Turnhoutse politie een sterke controle worden uitgevoerd en ten laatste om 23
uur moesten café's, herbergen en feestzalen de deuren sluiten[16].
In 1944 tenslotte was er, gezien de "dreigende oorlogsomstandigheden", geen
kermis op de Grote Markt. In een mededeling hieromtrent stond te lezen dat het
dansen streng verboden bleef. Enkel op 20, 21, 22 en 27 augustus mocht er
"deftig muziek worden gemaakt in de zalen en café-uitbatingen van het centrum
(mits aanvraag en bij betaling der taksvergunning)". De sluiting van de
herbergen bleef op 22 uur. Ter vervanging werden de kermisdagen benuttigd voor
de inrichting van een grote liefdadigheidstombola op de Grote Markt[17].
Inherent verbonden aan het cafébezoek tijdens de oorlog was de inrichting van de
zedendienst. De beslissing voor de oprichting ervan werd genomen op de
gemeenteraad van 2 december 1940[18].
De Turnhoutse zedendienst richtte gezondheidscontroles in voor "alle vrouwen,
die als ontuchtvrouwen dienen aanzien, d.w.z. alle meisjes en vrouwen, ongehuwd
of gehuwd, die zich gewoonlijk of openbaar aan ontucht overleveren, moeten zich
onverwijld bij het bevoegd gemeentebestuur aanmelden en zich laten inschrijven".
Volgens deze lijst van "ontuchtvrouwen" waren er sinds 7 december 1940, 21
vrouwen ingeschreven. Op het moment van inschrijving waren er dertien vrouwen
jonger dan 22 jaar. Slechts zes van hen waren ouder dan 25 jaar. Acht van de
ingeschreven vrouwen waren gehuwd. Volgens artikel 6 van de "politieverordening
op den zedendienst" moesten zij zich tweemaal per week aan een geneeskundig
onderzoek onderwerpen. Bovendien moesten, volgens artikel 9, eveneens alle
vrouwen, diensters, barmeiden, "aanloksters" ("entraineuses") in danslokalen,
enz., zich onderwerpen aan gezondheidscontroles van de zedendienst[19].
Bij de Turnhoutse politie was er ook een afdeling van de zedendienst. In
september 1942 vroeg de dienst een attest van de burgemeester om in burgerkledij
te mogen werken. Men had immers meer dan eens problemen gehad bij optredens
tegen vrouwen die zich in herbergen bevonden met Duitse soldaten of officieren.
Bovendien kon men in uniform moeilijker vrouwen op ontucht betrappen dan in
burgerkledij[20].
Op 10 september 1942 werd een vrouw in het St.-Elisabethziekenhuis van Antwerpen
opgenomen wegens geslachtsziekte. Ze verklaarde aan de zedenpolitie een herberg
op de Gierle Steenweg uit te baten terwijl haar man in de gevangenis zat wegens
medeplichtigheid inzake vruchtafdrijving. Ze verklaarde na het sluitingsuur in
haar herberg geslachtsbetrekkingen te hebben gehad met twee Duitse soldaten. Na
haar opname en verklaring werd de herberg gesloten[21].
In tegenstelling tot de jaarlijkse grote en plaatselijke kermissen, konden
circusvoorstellingen in het Turnhoutse bijna probleemloos blijven plaatsvinden.
Op 26 februari 1942 gaf politiecommissaris Van Calster toelating aan "Circus
Demuynck" om "standplaats te nemen met het circus in onze stad, van 13 tot 16
juni 1942". Een jaar later verkreeg hetzelfde circus toelating om voorstellingen
te houden op de Grote Markt van 5 tot 8 december, mits toestemming uiteraard van
de Duitse overheid. In april van 1943 verkreeg ook "Cirkus De Jonghe" een
standplaats in Turnhout. Op 19 mei dat jaar vroeg "Cirkus Capri" eveneens een
standplaats te Turnhout, maar het stadsbestuur verleende geen goedkeuring omdat
het reeds het derde cirkus zou zijn in zes maanden tijd. Bovendien zouden deze
vertoningen plaatsgrijpen vlak voor de "Grote Kermis", wat volgens het
stadsbestuur iets van het goede teveel was. Het laatste circus dat optrad in
Turnhout voor de bevrijding was "Cirkus Tondeurs", ten koste van "Cirkus
Boum-Boum", in februari 1944[22].
Nooit was er zoveel lectuur verslonden dan tijdens de bezetting. Lezen was een
aangename en bovendien goedkope vorm van ontspanning voor jong en oud. Een
pluspunt was ongetwijfeld dat het binnen de relatief veilige grenzen van de
woonkamer kon gebeuren. Alle publicaties waren echter aan de Duitse censuur
onderworpen. Inspelend op de grote vraag naar boeken en met de bedoeling de
eigen Vlaamse literatuur meer bekendheid te geven, werden de werken van Vlaamse
auteurs zoals Hendrik Conscience, Stijn Streuvels, Ernest Claes en Felix
Timmermans vaak met de steun van collaborerende organisaties herdrukt en voor
een spotprijs te koop aangeboden[23].
Ook in Turnhout werd er gedurende de bezetting beduidend meer gelezen dan
voorheen. Veel gelezen boeken waren onder meer "Simone en Herman" van
T.Lindekruis, "De jonge Edison" van A.Bomi en "Het rijke Vlaamsche wielerleven"
van Van Wijnendaele[24].
Ook wetenschappelijke literatuur was in trek. Op maandag 11 augustus 1941 vond
namelijk de plechtige inhuldiging van de "Wetenschappelijke Bibliotheek
Taxandria" plaats. Aanwezigen waren onder andere gouverneur Grauls, het
voltallige schepencollege, Prelaat Versteyelen, Lode Baekelmans, G.Schmook,
E.Van Hemeldonck en Jozef Simons. Onder impuls van deze Jozef Simons, die
eveneens voorzitter was van het Davidsfonds, afdeling Turnhout, en voorzitter
van het "stedelijk kultuurverbond", werd te Turnhout van zaterdag 21 tot en met
zondag 29 maart 1942 een boekenweek georganiseerd in de hall van het Kursaal. Er
werden tijdens die week spreekbeurten gegeven door letterkundigen als
R.Sterkens, E.P.Janssens en Frans Verschoren[25].
Turnhout had bovendien meerdere letterkundigen die allen behoorden tot de
"vereniging der Kempische Schrijvers": pater Anastasius, pater Schoeters en
pater Van Laer; Kamiel Van Baelen; Frans Verschoren en Jozef Simons. Naast de
Stadsbibliotheek in de Beekstraat beschikte Turnhout over vier vrije
bibliotheken: de "Openbare Aangenomen Volksboekerij" (Grote Markt), de
bibliotheek van de "De Vlag" (Oude Vaartstraat), de bibliotheek van het
"Willemsfonds" (Gemeentestraat) en tenslotte de socialistische bibliotheek van
de "Volkswil" (Papenstraatje)[26].
Sommige verenigingen trachtten hun activiteiten zo goed en zo kwaad als het kon
verder te zetten. In 1940 kregen het aantal georganiseerde activiteiten een
sterke terugval, maar vanaf 1941 kwam dit terug op peil. Vooral in 1943 en 1944
was er aan ontspanningsmogelijkheden zeker geen tekort.
Reeds tijdens de zomer van 1940 werd het duidelijk dat er van de traditionele
feesten, vooral met een vaderlandslievend karakter, niet veel meer mocht
verwacht worden. Op 18 juli 1940 maakte Generaal Von Falckenhausen bekend dat
het verboden was tijdens de nationale feestdag om "de openbare en private
gebouwen te bevlaggen, openbare vertoningen te houden, de politietijd boven het
tot dusverre gestelde uur te verlengen en de klokken der kerken plechtig te
luiden". Het enige dat werd toegelaten was het zingen van het "Te Deum" in de
kerken, "op voorwaarde dat alle uitingen van demonstratieve aard achterwege
blijven"[27].
De "IJzebedevaart-herdenking" op zondag 18 augustus mocht daarentegen gewoon
doorgaan op de Grote Markt. De plechtigheid werd verzorgd door het Vlaamsch
Cultureel Actiecomiteit[28].
Nog in augustus vraagt de eigenaar van zaal "De Onafhankelijken" op de Merodelei
toelating om aldaar om de twee weken dansavonden te mogen geven, daar "de tijden
zwaar zijn als bewoner van zulk gebouw en doordat het herbergbezoek bijna tot
niets is gedaald, ware deze toelating voor mijn gezin uiterst welkom". Hij ving
echter bot bij het stadsbestuur, ondanks argumenten als "de Kinema is reeds
terug aan de gang" en "in andere centrums zijn de bals al toegestaan"[29].
Inderdaad, reeds op 24 juni 1940 werden de cinemazalen heropend. In Turnhout
bestonden er zes zalen waar naast toneel ook filmvertoningen konden
plaatsvinden: zaal "Roxy" (de Merodelei, 1.000 plaatsen), zaal "Lux" (Renier
Sniedersstraat, 800 plaatsen), het "Kursaal" (Grote Markt, 1.500 plaatsen en in
herstelling gedurende de oorlogsjaren), het "City-theater" (Otterstraat, 600
plaatsen), zaal "Katholieke Volksbond" (Korte Begijnenstraat, 900 plaatsen) en
zaal "St.-Victor" (Kasteelplaats, 800 plaatsen)[30].
Het "Vlaams Kunstverbond Turnhout" besloot vanaf 18 augustus 1940 elke zondag om
19 uur een toneelvoorstelling te geven in zaal "Lux". Het programma werd om de
veertien dagen vernieuwd. Op 18 augustus startte men met "De klucht van de
gestrafte met de koorde". Op 25 augustus en 1 september voerde men "De Grolpot"
op en op 8 en 15 september stond "Het Chinese Landhuis" geprogrammeerd[31].
Toneelvoorstellingen zouden gedurende de bezetting een belangrijke vorm van
ontspanning worden. Mede omdat de bezetter geen redenen zag om toneelopvoeringen
te verbieden, wat bij andere ontspanningsactiviteiten vaak wel het geval was. De
enige vereiste was dat de toneelteksten, via het stadsbestuur, moesten worden
gecontroleerd door Duitse instanties. In Turnhout bestonden er twee gevestigde
toneelgroepen: het "Vlaams Kunstverbond Turnhout" en het "Kempisch
Toneelconsortium". Verder werd de toneelgroep "De St.-Maartens Gezellen"
opgericht, in diest van het Nationaal Comité voor Winterhulp. Het gezelschap
trad in Turnhout vooral op tijdens de laatste maanden van 1942. Verder waren er
een viertal private toneelgroepen die regelmatig opvoeringen verzorgden: "Het
Vlaams Volkstoneel Turnhout", onder leiding van gemeenteraadslid Theo Op de
Beeck; "Pogen", de toneelgroep van de Oud-leerlingenbond van het
St.-Victorinstituut; de "Franciscusgezellen" en de "Catherina Beersmanskring".
De meeste toneelvoorstellingen waren kluchten en blijspelen, wat de
Turnhoutenaars gezien de oorlogsomstandigheden het beste smaakten.
Voorstellingen als "Bruus, Bol & Compagnie", De deken der voorknapen", "De
Vrijbuiter" (Catherina Beersmanskring); "Tip, Top & Co", "De Normandische Haan"
(Pogen); "De Gouden Clown" (Franciscusgezellen) en "Juffrouw vogelschrik"
(Vlaams Kunstverbond Turnhout) waren een groot succes[32].
Men kende wel meermaals problemen met de voorbereidingen van een
toneelopvoering. Gezien de schaarste die de oorlog met zich meebracht, was het
vaak zoeken naar gepaste kostuums. Ook de inrichting van het decor zorgde meer
dan eens voor de nodige problemen. Gezien hout en linnen financieel onmogelijk
werden voor het decorontwerp, gebruikte men overwegend papier. Maar in juni 1943
was ook het papier moeilijker te verkrijgen. Het "Vlaams Kunstverbond Turnhout"
vroeg bij het stadsbestuur een papierbon voor 200 vierkante meter. Het
stadsbestuur kon hier echter niet op in gaan en moest het toneelgezelschap
teleurstellen[33].
Volgens een besluit van 28 mei 1941 werd er in Turnhout een Stedelijke
Cultuurdienst tot stand gebracht[34].
Onder leiding van burgemeester A.Van Hoeck werd er op 29 oktober 1941 beslist
vier verbonden in de stad op te richten met als doel het bevorderen van het
culturele leven in de stad en het tot standbrengen van een betere
verstandhouding en samenhorigheid. De vier verbonden, het Cultuurverbond, het
Muziek-, Zang- en Toneelverbond, het Sportverbond en het Propagandaverbond
bestonden telkens uit vijf bestuursleden en enkele raadgevers. Het
Propagandaverbond werd onder meer bemand door leden van de Verenigde
Oud-Strijders (V.O.S.), jeugdkringen, patronaten, liefdadigheidsmaatschappijen,
Rood en Vlaamsch Kruis. Op 30 september 1943 liet Alfons Van Hoeck, burgemeester
en voorzitter van de Stedelijke Cultuurdienst, aan G.Moons, inspecteur van de
Provinciale Cultuurdienst Antwerpen, weten dat hij misschien ontslag zou nemen
als hoofd van de dienst, daar "er collega's in het Schepencollege zijn, die me
verwijten dat ik te veel eigenmachtig organiseer"[35].
Voor zover we weten nam de burgemeester aan deze wrevel uiteindelijk geen
gevolg, en bleef het bij deze woorden.
Sommige activiteiten ondervonden weinig of geen hinder van de
oorlogsomstandigheden en konden gewoon doorgaan. Dit was onder meer het geval
voor de "Koninklijke Bloemenmaatschappij Dodonaea" die op 1 september 1941 een
bloemententoonstelling hield. Een half jaar later, op 15 maart 1942 organiseerde
"Dodonaea" drie voordrachten over tuinbouw[36].
Ook muziekactiviteiten konden hun normaal verloop relatief goed verderzetten.
Muziekvereniging "De Xaverianen" organiseerden op 27 september 1942 een
accordeonprijskamp. In het voorjaar van 1943 verzorgde het kinderkoor "De
Vrolijke Nachtegaaltjes" een concert in de stad. Jaarlijks vond op 11 juli in
het "Kursaal" op de Grote Markt de "Guldensporenviering" plaats. Ook in 1943 was
er een "11 juli-herdenking"
met een uitgebreid zangprogramma[37].
De grootste activiteit die tijdens de bezetting in Turnhout werd georganiseerd,
was ongetwijfeld "De Kempische Kunstweek". In totaal kwamen tussen 29 augustus
en 12 september zo'n 9.000 bezoekers uit heel de provincie naar Turnhout
afgezakt. Naast een kunsttentoonstelling in het "Kursaal", waren er allerlei
kunstmanifestaties en kunstvoordrachten. In zaal "Roxy" werd door Dr. H.J.Elias,
leider van de eenheidsbeweging van het VNV, een spreekbeurt gegeven. In de hof
van het "Kursaal" werd bovendien het "Provinciaal Zangfeest" gehouden[38].
De Turnhoutse jeugd probeerde zich van de Duitse aanwezigheid niet veel aan te
trekken. Vanzelfsprekend was dit echter niet. Gelukkig had de strenge winter bij
aanvang van 1941 ook een positieve kant: de kinderen konden schaatsen op de
Turnhoutse vijvers van Driekoningen tot 1 maart[39].
Deze bijkomende ontspanningsmogelijkheden waren een welgekomen verrassing. Bij
het naderen van de grote vakantie vroeg het stadsbestuur aan de scholen om hun
leerlingen te wijzen op de gehoorzaamheid aan hun ouders en om geen kattekwaad
uit te halen[40].
In zaal "De Kempen" op de Grote Markt organiseerden Paul Melis en Alfons
Raeymakers zes dagen lang in augustus 1944 kindersvoorstellingen door
poppenkasttheater "Nonkel Ripo's"[41].
Voor vele Belgen was sport echter dé uitlaatklep bij uitstek gedurende de
oorlogsjaren. Vooral voetbal bleef één van de populairste sporten. Zelfs de
oorlog kon daar weinig aan veranderen. Elke gemeente telde wel één of meer
voetbalclubs en naar de wedstrijden kwam telkens heel wat supporters kijken. De
Turnhoutse voetbalvereniging F.C.Turnhout kende in de jaren dertig enkele
successen. De club kon tweemaal promoveren naar de eredivisie, in 1930-1931 en
1935-1936. Telkens speelde de ploeg na één jaar echter terug in eeste afdeling.
Van 1939 tot 1941 werden geen officiële kampioenschappen betwist en tijdens de
oorlogsjaren trad Turnhout aan in de noodcompetitie. Turnhout had nog twee
kleinere voetbalclubs die tijdens de oorlogsjaren in Tweede Provinciale
uitkwamen: H.I.H.Trunhout en Racing Turnhout[42].
Het grootste probleem voor de lokale clubs was allicht de kledij en vooral het
schoeisel[43].
Als het al lastig was om gewone schoenen te vervangen dan kunnen we ons de vraag
stellen of men dan nog kon investeren in sportschoenen en of het wel verantwoord
was de dagelijkse schoenen op te offeren voor een potje voetbal. Een ander
probleem, dat zich vooral stelde voor voetbalclub F.C.Turnhout, waren de verre
verplaatsingen die de ploeg moest maken. In 1942 vroeg de club via het
stadsbestuur toestemming aan de Duitse overheid om de verre verplaatsingen naar
Tienen, op zondag 30 augustus, en naar Huy, op zondag 13 september, per autobus
te mogen ondernemen. Met de trein zou de verplaatsing immers moeilijk zijn
omwille van de vele kosten en door het "aanhoudend onvoorzien veranderen en
afschaffen van treinen". Hiervoor vroeg de club de toelating om de autobus van
de Turnhoutse KAV ter beschikking te krijgen[44].
Ook het wielrennen bleef populair. Zowel in velodrooms als op de weg werd er
gekoerst. De belangstelling bleef massaal en de sportcommentaren in de kranten
besteedden ruime aandacht aan het wielrennen[45].
Geregeld werden wielerwedstrijden gehouden die ook over Turnhouts grondgebied
liepen. Op 23 augustus 1940 organiseerde het Stedelijk Sportverbond een
wedstrijd voor junioren en beginnelingen. De Herbergiersbond, het Stedelijk
Sportverbond, het stadsbestuur en het Winterhulpcomité organiseerden op 15 juni
1941 de "Omloop van Antwerpen" voor beroepsrenners B. Op 28 juni 1942 kwamen de
junioren aan bod "als betuiging van sympathie en bewondering voor Rik Van
Steenbergen, de wakkere sprinterskampioen der juniors". Op 16 mei 1943 door de
krant "Het Algemeen Nieuws - Sportwereld" een wedstrijd ingericht die aankwam op
de piste rondom het voetbalveld van het stedelijk sportcentum. Het ging meer
bepaald om de derde etappe van de "Ronde der Vlaamsche Gouwen"[46].
De Turnhoutse Atletiekklub (TAK) organiseerde op 29 november 1942 de "Veldloop
der Kempen - Grote Prijs Wisselbeker Sportunie" op het terrein van F.C.Turnhout.
Ondertussen was Racing Turnhout Athletiek Club bedrijvig geworden op een terrein
achter de fabrieken van Joosen-Luyckx nabij de zwaaikom aan de Oude Vaartstraat.
Men deed er aan spurt, kogelstoten, speer- en schijfwerpen, hordenlopen,
hoogspringen en zelfs polsstok. Samen met de Koninklijke Beerschot Athletiek
Club organiseerde de Racing Turnhout Athletiek Club een "Propaganda Meeting te
Turnhout" op 10 augustus 1941. Omdat de Antwerpse club met een 200 leden zou
komen, werd gevraagd de piste van het Stadspark te mogen gebruiken. Op 21 juni
1942 werd op een terrein nabij F.C.Turnhout een driehoekstornooi georganiseerd
met atletiekclubs uit Herentals en Leopoldsburg. Een derde club in Turnhout was
OLMA, dat in 1941 eveneens met atletiek startte. Op 23 april 1939 werd de
omni-sportvereniging OLMA gesticht. De benaming verwijst naar de oudleerlingen
en leerlingen van de Middelbare School en Atheneum. Leraar Jos Swolfs stichtte
deze atletiekvereniging. Maar hier bleef het niet bij want er kwam nog een
voetbalafdeling, een handbalploeg (1941) en zelfs een toneelafdeling bij. Ook
OLMA organiseerde een driehoekstornooi op 17 augustus 1943 met clubs uit
Antwerpen en Schoten. Op 30 juli 1942 begon het Stedelijk Sportverbond, in
samenwerking met de drie Turnhoutse atletiekclubs, de inrichting van proeven en
testen voor een brevet van "Beginneling-Athleet"[47].
Turnhout kende tijdens de bezetting twee zwemverenigingen: de Turnhoutse
zwemvereniging (T.Z.V.) en OLMA. De T.Z.V. was ontstaan op 11 juli 1936. In
augustus 1942 sloot de club als eerste Kempische zwemclub aan bij de Koninklijke
Belgische Zwem- en Redders Bond. Ondertussen was zwemclub OLMA een stevige
concurrent geworden. Erg vriendelijk ging het onder beide clubs niet aan toe en
het duurde tot na de oorlog in 1947 vooraleer ze aan dezelfde meeting in
Turnhout deelnamen en de rivaliteit tussen de clubs wat versoepelde. Op 17 mei
1942 organiseerde het Stedelijk Sportverbond een "Groot Zwemfeest" ter ere van
de heropening van het stedelijk zwemdok het "Kursaal". Ondanks de concurrentie
tussen de twee Turnhoutse zwemverenigingen, werd er op 7 januari 1943 een
gezamenlijk zwemfeest georganiseerd in het zwembad van het "Kursaal". Het
initiatief kwam van OLMA-stichter Jos Swolfs. In juni van dat jaar hield
zwemafdeling OLMA zijn clubkampioenschappen. Op 16 april 1944 richtte T.Z.V. een
zwemfeest in voor al haar leden en sympathisanten[48].
De boksport kende reeds in de jaren dertig een grote populariteit in Turnhout.
Twee boksklubs uit de stad, Boxing Club Turnhout en Kempische Boksclub waren
indertijd de schrik van alle tegenstrevers. Vandaar wellicht de grote
belangstelling vanwege het Turnhoutse publiek. In Turnhout ging er bijna geen
week voorbij of ergens werd wel een wedstrijd georganiseerd in zaal Rubens,
Roxy, Kursaal, Onafhankelijken of zaal Lux. Toch kwam er tijdens de oorlog een
domper op het succes van de bokssport toen Beersenaar Maegh in juli 1942 in het
Kursaal overleed, nadat hij na een zware slag met het achterhoofd op de grond
terecht gekomen was en een schedelbreuk had op gelopen[49].
Vooral de Kempische Boksclub was actief tijdens de oorlogsjaren. De club
organiseerde onder meer boksmeetings op 22 augustus 1943, 19 september 1943, 25
december 1943 (zaal "Rubens"), op 5, 12, 19 en 26 maart 1944 en op 28 juni 1944.
Van Boxing Club Turnhout weten we dat er een boksavond werd gehouden op 26
december in zaal "Onafhankelijken" op de Merodelei[50].
De oorlogstoestand legde ook beperkingen op aan de veelbeoefende duivensport. Een Duitse verordening hieromtrent werd op 18 juni 1940 reeds aan de eigenaars van reisduiven bezorgd. De hokken en het aantal dieren werden geregistreerd. Ieder eigenaar van duiven beschikte over een hoklijst waarop de duiven stonden ingeschreven. De burgemeester moest maandelijks aan de Duitse overheid melden hoeveel duiven er nog waren en eventueel ringen van dode dieren overhandigen. Problemen rezen als duiven verdwenen waren en men geen ringen kon voorleggen aan de overheid. Diefstal door mensen of katten kon de eigenaar van duiven in moeilijkheden brengen[51].
3.11. Het religieuze
leven: kerken en godsdienst
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bestonden in Turnhout vijf
parochies[52].
In de verschillende parochies speelde zich uiteraard het gewone leven met
betrekking tot de kerk en de erediensten af. Daarnaast bestond er een heel
netwerk van christelijke organisaties die de parochianen begeleidden van de wieg
tot in het graf. Zoals in elke andere parochie in die tijd, was ook in Turnhout
een stukje van de machtige katholieke zuil aanwezig.
Hadden de oorlogsomstandigheden een invloed op het
kerkbezoek? De enige cijfers waarover we beschikken, betreffen het aantal
hosties dat werd uitgereikt in een aantal parochiekerken waar erediensten werden
gehouden. Bovendien zijn zulke cijfers geen precieze aanduiding over de
hoeveelheid kerkgangers, immers niet iedereen die naar de kerk ging, ging ook te
communie. Toch kunnen we aan de cijfers waarover we beschikken enkele
bedenkingen verbinden. In de grootste parochiekerk van Turnhout, de
St.-Pieterkerk, werden tijdens de vier jaren vóór de oorlog gemiddeld 216.500
hosties uitgereikt. In 1940 werden er 212.500 hosties bedeeld en bleef dit
cijfer ongeveer gelijk met het gemiddelde van voor de oorlog. In 1941 kwam men
op 230.500 hosties uit. Ook in de O.L.V.-Middelareskerk merken we een stijging:
van 210.000 in 1940 tot 233.000 in 1941. Het jaar daarop nam het aantal
uitgereikte hosties af in de St.-Pieterskerk tot 196.000. Dit betekende een
vermindering van het aantal uitgedeelde hosties met vijftien procent. Ook voor
de O.L.V.-Middelareskerk bemerken we dezelfde trend, zij het iets minder sterk,
namelijk een daling van het aantal hosties dat werd uitgereikt met zes procent,
meer bepaald van 233.000 hosties in 1941 tot 219.000 in 1942. Hieruit zouden we
kunnen afleiden dat de mispraktijk een achteruitgang kende in 1942. De
verklaring hiervoor was wellicht de abnormale langdurige en strenge winter van
de late wintermaanden. Voor 1944 was er dan weer een sterke stijging merkbaar:
in de St.-Pieterskerk werden dat jaar 306.000 hosties uitgereikt. Een absoluut
hoogtepunt in tien jaar tijd. In vergelijking met 1942 was dat een stijging met
maar liefst 26 procent. Voor 1943 en 1944 wordt algemeen aangenomen dat de
mispraktijk wellicht was toegenomen. In 1943 werden in de Heilig Hartkerk
190.000 hosties uitgereikt, wat veel was voor een relatief kleine
parochiegemeenschap.
Het aantal gedoopten nam de eerste twee
orlogsjaren sterk af in de St.-Pietersparochie in vergelijking met de jaren voor
de oorlog, toen er gemiddeld 263 kinderen gedoopt werden. Vanaf 1942 zat men
weer rond het gemiddelde met 259 gedoopten. Ook in de O.L.V.-Middelaresparochie
telde men in 1942 meer gedoopte kinderen dan het voorgaande jaar, namelijk 124.
Een verklaring hiervoor was wellicht de onregelmatige huishoudelijke
omstandigheden die het eerste oorlogsjaar met zich mee bracht. In de
St.-Pietersparochie nam het aantal huwelijken tijdens het eerste oorlogsjaar
spectaculair af, van gemiddeld 79 huwelijken de voorbije vier jaren naar slechts
47. Tijdens 1941 en 1942 steeg dit aantal eigenaardig genoeg boven het
gemiddelde uit, met respectievelijk 89 en 106 huwelijken. Dachten de
Turnhoutenaars na het eerste, turbulente oorlogsjaar misschien dat de situatie
vast stond en dat de oorlog voorbij was? Tot slot vermelden we dat het aantal
overlijdens gedurende de oorlogsjaren geen opmerkelijke schommelingen kende en
normaal waren in vergelijking met een "vredesjaar"[53].
De werking van de parochiale verenigingen verliep
in de bezettingsperiode niet altijd even vlot. Bekende parochiale kringen waren
de Congregatie der H.Familie, het Genootschap der Xaverianen en de Derde Orde.
In Turnhout bestond de Derde Orde voor vrouwen reeds vanaf 1857. In 1900 werd de
Derde Orde voor mannen officieel opgericht en in 1928 werd er een jeugdafdeling
aan toegevoegd. De Orde had steeds een grote invloed gehad op de Turnhoutse
bevolking, zelfs tijdens de verminderde activiteiten gedurende de bezetting[54].
De Congregatie der H.Familie - ook wel de Moederskransgeneratie genaamd - was
aanvankelijk opgericht voor behoeftige getrouwde vrouwen. Reeds voor de oorlog
kende de congregatie veel succes. Tijdens de oorlog stellen we echter vast dat
de leden zich genoodzaakt zagen hun activiteiten terug te schroeven, wat
duidelijk blijkt uit het "inkomsten- en uitgavenboek" van de Congregatie der H.
Familie. De uitgaven en vooral de inkomsten verminderden tijdens de oorlog met
minstens de helft in vergelijking met de cijfers van voor en na de bezetting[55].
Het Genootschap der Xaverianen was met wekelijkse
godsdienstige oefeningen uitgegroeid tot een degelijke organisatie met zeer
uitlopende activiteiten zoals zang, toneel, fanfare en harmonie, spaarkas,
sport. Volgens het verslag van de Provinciale Cultuurdienst Antwerpen van 1940
was de muziekvereniging van de Xaverianen tijdelijk geschorst. Dit belette
verantwoordelijke T.Fabré en andere leden niet om toch enkele activiteiten te
organiseren. Tijdens Turnhout Kermis van augustus 1941 wilden enkele leden van
de muziekvereniging jazzmuziek spelen in de herberg in de Victoriestraat 35. Met
Turnhout Buiten-Kermis planden de Xaverianen een "cabaret-bonte avond" in hun
eigen zaal in de Victoriestraat 37. De opbrengst van de avond ging naar
"Winterhulp". Op 27 september 1942 organiseerden leden van de Xaverianen een
accordeonprijskamp en in januari 1943 een goochelnamiddag voor de kinderen en
goochelavond voor de leden. Toch ondervonden de Xaverianen veel hinder tijdens
de oorlogsjaren, zoals de goedkeuring van de bezetter die vereist werd bij elke
activeit die men voor ogen had. Dergelijke zaken zorgde ervoor dat het
genootschap zich veel minder manifesteerde in tegenstelling tot voor en na de
oorlog[56].
Reeds van bij aanvang van de bezetting grepen de
Duitsers ook in wat betrof de mispraktijk. Zo beslistten ze dat vanaf zondag 6
oktober 1940 de ochtendmissen in de Sint-Pieterskerk één uur achteruit moesten
worden geplaatst omdat er geen licht mocht worden gemaakt. Tijdens Allerheiligen
en Allerzielen was elke versiering van de Turnhoutse kerkhoven verboden[57].
Tijdens de koninklijke feestdag op 15 november 1940 was een misviering de enige
plechtigheid die in Turnhout mocht doorgaan. "Elk dragen op uitdagende wijzen
van een kenteken [...]" werd ten strengste verboden door de Duitse Overheid[58]. Op 18 februari 1942 werden er door de bezetter
allerlei regels te kennen gegeven die gerespecteerd dienden te worden bij
eventuele rouwplechtigheden van gefusilleerden[59].
Op 22 januari 1943 overleed pastoor-deken
A.Raeymaekers. Op donderdag 11 maart 1943 werd Z.E.H. Wouters plechtig ingehaald
als nieuwe deken van Turnhout en als nieuwe pastoor van de Sint-Pietersparochie[60].
De verschillende parochies kregen rechtstreeks met
de maatregelen van de Duitse overheid te maken toen de kerkklokken werden
opgeëist. Reeds op 1 november 1941 vaardigde de militaire bevelhebber in België
een verordening uit waarbij de bronzen klokken in België in beslag zouden worden
genomen, uitgezonderd de klokken van beiaarden, één klok per parochiekerk en de
klokken met artistieke of historische waarde. Deze verordening werd echter
opgeschort nog vóór zij werd bekendgemaakt, na tussenkomsten van het Belgisch
episcopaat en het Vatikaan. In februari 1943 besloten de Duitsers de verordening
van 1 november 1943 toch door te voeren. Dit "verwekte in vele gemoederen een
gevoel van verontwaardiging en verzet"[61].
Op 21 maart werd in Turnhout een herderlijke brief van de kardinaal en de
bisschoppen voorgelezen over het opeisen van de kerkklokken en van de arbeiders.
Twee dagen voordien had een Duits officier een bezoek gebracht aan kanunnik
J.E.Jansen op het archief om nadere gegevens in verband met de Turnhoutse
klokken op te vragen, maar de kanunnik vertelde niets[62].
In tegenstrijd met eerder gedane beloften
vertrouwde de Duitse overheid het roven van de klokken toe aan Belgische
ondernemers. Vanaf mei 1943 werd met het werk begonnen. Er werd een onderscheid
gemaakt tussen de verschillende categorieën: beiaarden, spoorweg-, brandweer- of
scheepvaartklokken werden in principe onaangeroerd gelaten. De bezetter wenste
ook te weten wat de ligging van de gebouwen was waar de klokken zich bevonden,
het metaal of de legering waaruit de klokken vervaardigd waren (brons, staal of
aluminium), de ouderdom en bij benadering het gewicht van de klokken. De
opgeëiste klokken werden verdeeld in vier categorieën: klokken gegoten tussen
1941 en 1850, de klokken gegoten tussen 1850 en 1790, deze gegoten tussen 1790
en 1730, en de klokken van voor 1730. De eerste drie categorieën zouden in
principe onmiddellijk weggehaald worden. De eerste groep werd rechtstreeks naar
de smeltovens in Duitsland verstuurd. Deze van de tweede groep werden aan een
historisch onderzoek onderworpen, om daarna in de eerste of derde categorie
geklasserd te worden. De vierde groep bleef normaal gezien onaangeroerd en kon
blijven dienst doen. Dit werk sleepte aan tot juli 1944. Op dat ogenblik waren
er in het hele land 4.568 klokken in beslag genomen[63].
Op 22 juli 1943 eistte de Feldkommandantur van
Antwerpen de klokken op. In het naburige gehucht Weelde konden de jonge mannen
nog één uur luiden met hun klok vooraleer de Duitse soldaten de touwen
doorsneden. Twee klokken werden meegenomen[64].
Enkele weken nadien kwam dr. Jos De Beer, conservator van het Sterckxhofmuseum
te Antwerpen en voorzitter van de Comissie tot het behoud van de klokken, een
bezoek brengen aan Turnhout. Hij kwam burgemeester Van Hoeck waarschuwen dat er
twee klokken van Turnhout gevaar liepen opgeëist te worden, namelijk de grote
klok van de St.-Pieterskerk en de grote klok van de Jezuïtenkerk. Hij raadde de
burgemeester aan om de klokken "zohaast mogelijk met den beiaard te verbinden
als dit nog niet geschied was, en zelfs de lui-zeelen ervan weg te nemen, opdat
ze niet als luiklokken, maar alleen als beiaardklokken zouden kunnen doorgaan:
dat was het enige middel om ze misschien te kunnen redden". Voor geen enkele
andere klok diende men in Turnhout te vrezen. In de namiddag van 6 april,
"Goeden Vrijdag", werd inderdaad de klok van de Jezuïtenkerk weggenomen. Van de
klok van de St.-Pieterskerk werd niet meer gesproken. Verrassend genoeg werd op
vrijdag 5 mei 1944 de klokken van de O.L.V.-Middelareskerk geroofd. Rond half
tien 's morgens luidden al de klokken van de parochie. Aanvankelijk dachten de
parochianen dat het een teken van vrede of wapenstilstand was. Maar op straat
vernam men reeds de ware toedracht: "ze komen onze klokken halen!". Diezelfde
voormiddag werd er door de burgemeester naar Brussel getelefoneerd om de zaak op
te helderen. Charles Leeman, een beambte aan het Ministerie van Openbaar
Onderwijs en tevens secretaris van de Comissie tot het behoud van de klokken,
bevestigde nochtans dat de klokken van de O.L.V.-Middelareskerk niet vermeld
waren op de lijsten van de opeisingen. Bijgevolg was het wegnemen van de klokken
in strijd met de verordeningen van de bezettende overheid. Niettemin gingen de
werkmannen onverwijld verder met het wegnemen van de klokken. "Alleen op bevel
van de Feldgendarmerie stoppen we met het werk", verklaarden ze. Ondertussen was
heel het pleintje voor de kerk en het voorste deel van de kerk volgelopen met
een hondertal buurtbewoners. Hier en daar kon men verwensingen en scheldwoorden
opnemen aan het adres van de werklui. Er klonk ook verbeten ironie uit vele
monden: "Wie met 't brons van klokken schiet, wint toch zeker den oorlog niet!",
"die de klok haalt uit den toren, heeft den oorlog al verloren" en "de klokken
halen ze uit den toren, gelukkig dat ze de zeelen laten hangen, dan weten we
toch waaraan we de zwarten zullen kunnen hangen!". De Middelareskerk was rond
twee uur 's middags helemaal volgelopen voor het rozenkransgebed. "Zelden werd
er met meer godsvrucht en met dieper geloofsovertuiging gebeden." Rond half vijf
in de namiddag vertrokken de werklui met de opgeëiste klokken onder zwaar gejoel
en gefluit van de aanwezigen. De wagen was maar net vertrokken wanneer de
omstaanders stenen en stokken op het voertuig gooiden. Een bejaarde vrouw liet
de volgende bedenking optekenen: "En zo'n kerels willen doorgaan voor de
verdedigers van 't geloof! Eerst halen ze onze kinderen weg, en dan komen ze
onze klokken nog stelen!"[65].
In totaal werden in Turnhout zes klokken opgeëist
door de Duitsers. De Comissie tot het behoud van de klokken kon na de oorlog al
de Turnhoutse klokken opsporen. Jos De Beer, voorzitter van de klokkencomissie
wist de klokken terug te vinden in Hamburg. Op maandag 8 oktober 1945 kwamen in
Antwerpen aan boord van de "Leys" 738 klokken terug, waaronder deze van
Turnhout. Pastoor Misonne nam ze in Antwerpen in ontvangst (zie foto). De
Amerikanen brachten de klokken met vrachtwagens naar Turnhout.
Op 28 oktober werd er een groot klokkenfeest
georganiseerd in de stad. In een door Remi Lens ontworpen stoet werden de
klokken door de voornaamste straten van Turnhout gevoerd. In een bijhorende
folder stond te lezen: "Onze laatste weggevoerde Parochianen uit hun
ballingsoord teruggekeerd. De zes geroofde klokken van onze Middelarestoren,
taaie pelgrims, bronzen herauten van het Turnhoutsch geloof uit hun gevaarvolle
reis door het heidenland in de haven van Antwerpen en in hun geliefde parochie
veilig aangeland". Toespraken werden gehouden door kolonel De Beer, burgemeester
Van Hoeck, deken Wouters en pastoor Misonne. Een speciaal klokkenlied werd
gezongen door het gemengd koor van de parochie. Tenslotte volgden het Belgische
volkslied, de "Vlaamse Leeuw", het Amerikaanse en Engelse volkslied. Voor deze
gelegenheid was de kerk en de toren van de O.L.V.-Middelares verlicht[66].
In oktober 1945 vonden E.H.Misonne en kolonel De beer de Turnhoutse klokken in
Antwerpen aan boord van "de Leys"[67]
Toen na de nationaal-socialistische machtsovername
in Duitsland, in januari 1933, de joden meer en meer vervolgd werden, nam men in
de buurlanden, waaronder ook België, vele joodse migranten op. Ook in Turnhout
doken vluchtelingen onder. Reeds in februari en tijdens de zomer van 1941 vroeg
men van hogerhand aan het stadsbestuur informatie over joden in het Turnhoutse
en was er sprake van een jodenregister[68]. Tien personen van joodse origine waren ingeschreven
in het Turnhoutse jodenregister[69].
De meeste van hen werden eind juli 1942 weggevoerd naar Mechelen[70].
Zes van hen zouden sterven in het concentratiekamp van Auschwitz[71].
Op 6 januari 1942 werd door burgemeester Van Hoeck verzocht een naamlijst aan te
maken van joodse kinderen. Op 4 juni van dat jaar kwamen er verscherpte
maatregelen tegen joden in Turnhout. Ook zij moesten voortaan de Davidster
dragen op hun borst. In Turnhout zouden er tijdens de oorlogsjaren in totaal een
twintigtal joden zijn geweest[72].
|
[1] MERTENS, "Het wereldje van amusement en ontspanning"; GOBYN, "Het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog: een vreemd mengsel van individualisme en soldariteit".
[2] SAT, 4EII7: doos Bekendmakingen 1940-1945: mededelingen van A.Van Hoeck, burgemeester, "Aan de bevolking", mei 1940.
[3] SAT, 4EII10: doos Hulp en Veiligheid: Passieve Luchtbescherming, Bewakingsdienst: lijst van P.V.'s opgesteld wegens overtredingen van de voorschriften op de lichtafscherming, 5/10/42.
[4] Mertens, K. "Het wereldje van amusement en ontspanning", 43.
[5] GOBYN, "Het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog: een vreemd mengsel van individualisme en solidariteit", 96.
[6] SAT, 4GI5: doos Processen-verbaal i.v.m. dronkenschap, vervoer, bosmidrijf, dansen: veroordelingen.
[7] Voor een overzicht van enkele "moppen" over de bezetter, cf. infra, BIJLAGE 5, p.170.
[8] SAT, 4IIII8: doos Politie, Teringlijders, Gezinsvergoeding: brief van J.Van Calster, politiecommissaris, aan A.Van Hoeck, burgemeester, 10/10/41.
[9] SAT, 4JIV: boek 31: Brieven van 6/3/43 tot 5/7/43: brief van J.Van Calster, politiecommissaris, aan A.Van Hoeck, burgemeester, 30/4/43.
[10] SAT, 4JIV: boek briefwisseling Secretariaat: 2/1/42-31/3/42: brief van A.Van Hoeck, burgemeester, aan Dr.Hummel van de Kriegsverwaltungsrat, 24/2/42.
[11] SAT, Stadsverslag, juni 1948: stadsfeesten en wijkkermissen.
[12] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag vanwege de "Xaverianen", 7/8/41.
[13] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: brief van de Turnhoutse Herbergiersbond aan de burgemeester en schepenen, 22/7/41.
[14] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvragen van 18/7/42 en 25/7/42.
[15] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag 9/7/42 en nota van 26/7/42.
[16] SAT, 5AIV3: doos W.O.II: Affiches: 'Aan onze Bevolking', augustus 1943; SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag vanwege de Kempische Boksclub, 23/7/43; SAT, 4EII7: doos Bekendmakingen 1940-1945: 'Aan onze bevolking', vanwege A.Van Hoeck, burgemeester, 2/8/43.
[17] Cf. supra, HOOFDSTUK III, 3.5. Hulpverlening en liefdadigheid, p.59; SAT, 4EII7: doos Bekendmakingen 1940-1945: Bericht aan de bevolking door A.Van Hoeck, burgemeester, augustus 1944.
[18] SAT, 9AII: boek Proces-Verbaal der zitting van de gemeenteraad der stad Turnhout, 17/7/37 t.e.m. 26/12/40: verslag gemeenteraadszitting, 2/12/40.
[19] SAT, 4HIII9: doos Zedendiest, Autobusdiensten: "Uittreksel uit het register der beramingen van den Gemeenteraad der Stad Turnhout", zitting van 2/12/40; SAT, 4HIII9: doos Zedendiest, Autobusdiensten: 'lijst der vrouwen dewelke in't bezit zijn der gezondheidskaart van ons controol-centrum van de Zedendienst Turnhout', volgens J.Van Calster, politiecommissaris, 27/4/42.
[20] SAT, 4JIV: boek 29, Brieven 3/9/42 t.e.m. 9/12/42: brief van J.Van Calster, politiecommissartis, aan A.Van Hoeck, burgemeester, 15/9/42.
[21] SAT, 4JIV: boek 29, Brieven 3/9/42 t.e.m. 9/12/42: brief van J.Van Calster, politiecommissartis, aan A.Van Hoeck, burgemeester, 15/9/42.
[22] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag "Cirkus Demuynck", 26/2/42 en 18/10/43; "Cirkus De Jonghe", 9/4/43; "Cirkus Capri", 19/5/43; "Cirkus Boum-Boum", 17/1/44.
[23] DESMEDT, "De herziening van de schoolboeken tijdens de bezetting", 186 en 187.
[24] SAT, weekblad De Week, 1943: boekbesprekingen.
[25] DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVIII, 22 en 23.
[26] SAT, 4IIII2: doos Onderwijs, Dienst Cultuur, Belasting Muziekspeeltuigen: 'Provincie Antwerpen, Provinciale Cultuurdienst, stad Turnhout'.
[27] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: brief van het kabinet van het provinciebestuur Antwerpen aan de heren Arrondissementscommissarissen; aan de gemeentebesturen van de provincie, 18/7/40.
[28] Cf. infra, Hoofdstuk IV, 4.1. De collaboratie: de Duitser, mijn vriend, p.114; SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag Vlaamsch Cultureel Actiecomiteit, 13/8/40.
[29] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: brief van de eigenaar van zaal "De Onafhankelijken" aan het College van burgemeester en schepenen, 17/8/40.
[30] SAT, 9AII: boek Proces-Verbaal der zitting van de gemeenteraad der stad Turnhout, 17/7/37-26/12/40: verslag gemeenteraadszitting, 24/6/40; SAT, 4IIII2: doos Onderwijs, Dienst Cultuur, Belasting Muziekspeeltuigen: 'Provincie Antwerpen, Provinciale Cultuurdienst, stad Turnhout'.
[31] SAT, 4EII7: doos Bekendmakinngen 1940-1945: "Aan de bevolking", namens het stadsbestuur, 16/8/40.
[32] SAT, 4IIII2: doos Onderwijs, Dienst Cultuur, Belasting Muziekspeeltuigen: 'Provincie Antwerpen, Provinciale Cultuurdienst, stad Turnhout'; SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvragen "Catherina Beersmanskring", 24/8/43, 4/1/44, 17/3/44; "Pogen", 7/9/43; 10/1/44; "Franciscusgezellen", 13/1/44; "Vlaams Kunstverbond Turnhout", 9/8/44.
[33] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag Algemene Toneelcentrale, 17/6/43.
[34] Voor een overzicht van de leden van de Stedelijke Cultuurdienst Turnhout, cf. infra, BIJLAGE 6, p.172.
[35] SAT, 4IIII2: doos Onderwijs, Dienst Cultuur, Belasting Muziekspeeltuigen: lijst van de vier Verbonden, 29/10/41; SAT, 4IIII2: doos Onderwijs, Dienst Cultuur, Belasting Muziekspeeltuigen: brief van A.Van Hoeck, burgemeester en hoofd van de Stedelijke Cultuurdienst, aan G.Moons, inspecteur van de Provinciale Cultuurdienst Antwerpen, 30/9/43.
[36] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag "Koninklijke Bloemenmaatschappij Dodonaea", 1/9/41 en 15/3/42.
[37] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag "De Xaverianen", 31/7/42; "De Vrolijke Nachtegaaltjes", 31/3/43; programma 11 juli-herdenking, 11/7/43.
[38] Cf. infra, Hoofdstuk IV, 4.1. De collaboratie: de Duitser, mijn vriend, p.114; DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVI, 11; SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: 'verslag van de Stedelijke Cultuurdienst t.a.v. de Provinciale Cultuurdienst, 23/9/43.
[39] DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVII, 23.
[40] SAT, 4CI9: doos Onderwijs 1936-1944: brief van het College van burgemeester en schepenen t.a.v. de verschillende Turnhoutse scholen, 18/7/44.
[41] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag P.Melis en A.Raeymakers, 10/8/44.
[42] DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 602-603.
[43] GOBYN, "Het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog: een vreemd mengsel van individualisme en solidariteit", 97.
[44] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: brief van de secretaris van F.C.Turnhout aan A.Van Hoeck, burgemeester, 26/8/42.
[45] GOBYN, "Het dagelijkse leven tijdens de Tweede Wereldoorlog: een vreemd mengsel van individualisme en solidariteit", 97.
[46] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag Stedelijk Sportverbond, 29/4/43; DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 605.
[47] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag Racing Turnhout Athletiek Club, 25/6/41; aanvraag Stedelijk Sportverbond, 30/7/42; aanvraag atletiekvereniging OLMA, 17/8/43; DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 604.
[48] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag Stedelijk Sportverbond, 17/5/42; aanvraag zwemafdeling OLMA, 16/6/43 en aanvraag T.Z.V., 9/4/44; SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: brief van J.Swolfs, secretaris van sportkring OLMA, zwemafdeling, aan A.Van Hoeck, burgemeester, 7/1/43; DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 610-611.
[49] DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 613-614.
[50] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag Kempische Boksclub, 23/7/43, 17/8/43, 25/12/43, 13/2/44 en 23/5/44; aanvraag Boxing Club Turnhout, 13/12/43.
[51] SAT, 4IIII8: doos Politie, Gouw, Arrondissement, Parket: 'verordening nopens het houden van duiven', 18/6/40; SEBERECHTS, "Rust en orde heerscht in de gemeente Wommelgem", 106.
[52] Cf. supra, Hoofdstuk I, 1.1. Sociale, economische en geografische situering, p.7.
[53] SAT, weekblad het Aankondigingsblad (1945), nr.2, 6/1/45, p.4: "Kerkelijk Nieuws", statistiek voor 1944; SAT, weekblad De Week (1937), nr.2, 10/1/37, p.19: "Enkele statistieken"; SAT, weekblad De Week (1939), nr.2, 8/1/39, p.17: "Enklele Statistieken van de St.-Pieterskerk te Turnhout"; SAT, weekblad De Week (1940), nr.1, 7/1/40, p.13: "Kerkelijke berichten, Bilan"; SAT, weekblad De Week (1941), nr.2, 12/1/41, p.6: Kerkelijk Nieuws"; SAT, weekblad De Week (1943), nr.2, 9/1/43, p.3: "O.L.V.-Middelares in het jaar 1942", statistieken en "St.-Pietersparochie: Bilan 1941-1942"; SAT, weekblad De Week (1943), nr.4, 23/1/43, p.4: "Statistiek van de beweging der bevolking in 1942"; SAT, weekblad De Week (1944), nr.1, 8/1/44: "H.Hart: 1943".
[54] DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 330.
[55] SAT, Kerkarchief St.-Pieter: doos 43: 'Congregatie H.Familie: Inkomsten en Uitgaven 1935-1946'; DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 330.
[56] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: aanvraag Xaverianen, 7/8/41, 22/9/41, 31/7/42 en 7/1/43; SAT, 4IIII2: doos Onderwijs, Dienst Cultuur, Belasting Muziekspeeltuigen: verslag Provinciale Cultuurdienst Antwerpen; DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 330.
[57] DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVII, 21.
[58] SAT, 4JII1: doos Aanvragen sport- en kulturele manifestaties: brief van J.Grauls, provinciegouverneur, aan de Heren burgemeesters van de gemeenten der provincie, 14/11/40.
[59] SAT, 4IIII8: doos Politie, gouw, arrondissement, parket, joden, teringlijders, gezinsvergoeding: omzend-brief van het provinciaal bestuur, 18/2/42.
[60] DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVIV, 8 en 9.
[61] SCHEPENS, Brugge bezet 1914-1918, 1940-1944: het leven in een stad tijdens twee wereldoorlogen, 100.
[62] DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVIV, 9.
[63] SCHEPENS, Brugge bezet 1914-1918, 1940-1944: het leven in een stad tijdens twee wereldoorlogen, 100-101.
[64] DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVIV, 11.
[65] SAT, 5AIV6: doos Wereldoorlog II, Propaganda: 'verslag klokkenroof van 5/5/44 door J.Nuyts'.
[66] SAT, weekblad het Aankondigingsblad (1945), nr.42, 13/10/45, p.1: "Gerepatrieerde klokken", J.E.Jansen; SAT, weekblad het Aankondigingsblad (1945), nr.45, 3/11/45, p.1: "Grootsch Klokkenfeest"; DE KOK, Flitsen uit 50 jaar Parochie O.L.V.-Middelares te Turnhout, 31-32.
[67] Foto uit: Turnhout in zicht, p.30.
[68] SAT, 4IIII8: doos Politie, Gouw, Arrondissement, Parket, Joden, Teringlijders, Gezinsvergoeding: brief i.v.m. Jodenregister, 14/8/41 en brief i.v.m. inlichtingen over joden, 24/2/41.
[69] Cf. infra, BIJLAGE 1, p.160.
[70] PEETERS, Een oorlogsbilan, 15-16.
[71] SAT, 5AIV5: doos Tweede Wereldoorlog: uittreksel Jodenregister.
[72]
Sat, 4JIV: boek briefwisseling Secretariaat
2/1/42-31/3/42: brief van A.Van Hoeck, burgemeester, aan J.Van Calster,
politiecommissaris, 6/1/42; DE KOK, "Wereldoorlog II te Turnhout", XVIV, 6.