Oorlogsperikelen in Turnhout. Het verhaal van een Kempische stad tijdens de Tweede Wereldoorlog (Christophe Stessens)

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Hoofdstuk I : Turnhout voor de Duitse inname

 

1.1. Sociale, economische en geografische situering

 

Turnhout maakt deel uit van de Antwerpse Kempen, een bijzonder uitgestrekt gebied dat op natuurlijke wijze aansluit bij de Limburgse Kempen en grotendeels dezelfde kenmerken vertoont. Traditioneel worden  de Antwerpse Kempen onderverdeeld in drie deelgebieden: de Noorderkempen (rondom Turnhout en Hoogstraten), de Zuiderkempen (Geel, Mol, Heist-op-den-Berg) en het Hart der Kempen (Herentals, Malle).

Waar Turnhout in de Antwerpse Kempen één van de grootste steden is, blijft het op Belgisch niveau een bescheiden provinciestadje, gelegen aan de grens met Nederland, in een eerder agrarisch gebied. De Noorderkempen en uiteraard ook het grondgebied van de stad Turnhout worden gekenmerkt door een uitgesproken vlak reliëf, waarvan de hoogteverschillen verwaarloosbaar zijn. Vandaag de dag beslaat Turnhout zo’n 5.606 hectare, waarvan 13% bos en 3% woeste grond. Typisch voor heel de Kempen en ook voor Turnhout is de weinig vruchtbare zandbodem. Slechts één, niet bevaarbare, rivier is vermeldenswaardig: de Aa. Zij kronkelt zich ten zuiden van de stadskern door het grondgebied. Verder is Turnhout gelegen aan het kanaal Dessel-Schoten (de Turnhoutse Vaart),  een vertakking van het Albertkanaal dat Maas en Schelde verbindt. In 1846 werd deze zijtak naar Turnhout geopend. Maar het was nog wachten tot 1876, wanneer het kanaal werd doorgetrokken tot Antwerpen. Vanaf dat moment kon de vervoerde hoeveelheid goederen pas echt toenemen. Op het einde van de negentiende eeuw werd dan ook een ontwerp bestudeerd voor de verbreding van het kanaal. Met de werken werd in 1902 begonnen[1]. Het kanaal ligt ten noorden van de stad en bevat twee aanlegplaatsen: een eerste dok, ten oosten van de stad, aan de Elisabethlei en een tweede dok aan de Guldensporenlei. Daarnaast heeft Turnhout haar eigen spoorwegstation en is de stad verbonden met de E34-autosnelweg (Antwerpen-Eindhoven).

 

Turnhout is tevens de hoofdplaats van een arrondissement en een kanton dat bestaat uit de gemeenten Turnhout, Oud-Turnhout, Vosselaar, Gierle, Beerse, Tielen en Vlimmeren. Momenteel telt de stad 38.596 inwoners[2] en is ze een belangrijk regionaal verzorgingscentrum, vooral inzake onderwijs en kleinhandel. Op het einde van de jaren 1930 had de gemeente echter een heel ander uitzicht dan nu. Er liep nog geen autosnelweg over het grondgebied en de plannen voor de aanleg van de Ringlaan stonden nog in hun kinderschoenen. Het is dan ook wachten tot na de oorlog voor de aanvang van deze werken. Het Turnhoutse station was wel reeds aangesloten op het hele spoorwegennet, namelijk via de spoorlijn Turnhout-Herentals-Lier-Antwerpen. De spoorweg werd ook doorgetrokken tot Tilburg (d.i. het befaamde Bels Lijntje). Bovendien was in 1940 het tramstation van de Buurtspoorwegen te Turnhout, gelegen op de Merodelei, dé draaischijf voor goederen- en personenvervoer van en naar de stad. Legendarisch was “de 41”, de laatst overblijvende tramlijn met verbinding Turnhout-Antwerpen. De eerste verbinding met Antwerpen dateerde van 18 augustus 1886. Het busverkeer, dat pas in het begin van deze eeuw opgang maakte, stond tijdens de oorlog op een laag pitje. Dit was het gevolg van de opeising van materieel voor militaire doeleinden en tevens door gebrek aan brandstof[3].

 

Het bevolkingsaantal van Turnhout was in de loop van de voorbije twee decennia gestaag gestegen. In 1920 telde de stad Turnhout 24.321 inwoners. Dit aantal was in 1930 opgeklommen tot 27.272, wat een aangroei van meer dan 12% betekent.  Deze groei had te maken met een verhoogd aanbod aan arbeidsplaatsen. Vooral in de verzorgende sectoren werden vele arbeidscontracten aangeboden. Vooral in de zones net rondom het centrum kon in de jaren voor de oorlog een sterke bevolkingsgroei worden vastgesteld. In 1940 was het bevolkingscijfer gelijkaardig gestegen (12%). Tijdens de oorlog zien we het bevolkingscijfer nog wel toenemen, maar veel minder sterk (slechts 3,5%)[4]. Voor het jaar 1940 meten we een bevolkingsaantal van 30.285 inwoners, hoewel er onenigheid bestaat over het juiste aantal [5].  

 

In 1940 bedroeg de eigenlijke land- en tuinbouwoppervlakte van Turnhout (ingenomen door weiden, grasland en teeltgronden) 1.631 hectare[6]. Dit wil zeggen dat 29,1% van de totale oppervlakte van Turnhout bestond uit tuin- en landbouwgrond. Naast rogge, haver en aardappelen namen vooral wei- en hooiland veel plaats in beslag. Sindsdien is niet enkel het landbouwareaal, maar ook het aantal bedrijven fel verminderd. De meeste landbouwbedrijven lagen in het noorden, dat nog een vrij onaangeroerd landbouw- en natuurgebied vormt, en in het zuiden, in de gehuchten Zevendonk en Schorvoort. Volgens de telling van de bebouwde oppervlakten op 20/4/41 waren er 164 landbouwers actief in de gemeente[7]. De agrarische bedrijvigheid te Turnhout was steeds in de eerste plaats gericht op veeteelt. De teelten van granen, wortel- en knolgewassen waren dan ook grotendeels voor verbruik op het bedrijf bestemd. Op 1 september 1940 waren in de gemeente 738 varkens, 2358 runderen en 266 paarden aanwezig[8].

 

Op industrieel vlak was de papiernijverheid duidelijk de belangrijkste sector geworden en stelde ze de meeste arbeiders te werk. De grafische en papierverwerkende nijverheid is de trots van Turnhout. Bij het uitbreken van de oorlog was de stad het eerste fabricatiecentrum van fantasiepapieren en speelkaarten in de wereld en de grootste grafische concentratie van België. In 1939 waren niet minder dan zeven firma’s bedrijvig op dit vlak: La Belgica, Biermans, Brepols, Mèses-Goris, Mesmaekers, La Turnhoutoise en Van Genechten. Tijdens de oorlogsjaren werden echter bijna geen fantasiepapieren of speelkaarten meer geëxporteerd. Op de binnenlandse markt was er wel veel vraag naar zwartgekleurd papier, daar bij het ingaan van de avondklok alle ramen  verduisterd moest worden[9]. Een andere nijverheidstak in Turnhout was de textielnijverheid. Eerst en vooral was er de tijknijverheid, ooit Turnhouts belangrijkste industrie. Maar van deze oude tijkfabrieken bleef in de jaren dertig enkel de firma Veughs N.V. over. Anderzijds was er de kantnijverheid waarin vele Turnhoutse vrouwen waren tewerkgesteld. Hoewel Turnhout één van de laatste belangrijke kantcentra van het land was, kon het de zeer vlugge achteruitgang van deze sector niet verhelpen[10]. De confectienijverheid daarentegen kende een markante en bewogen ontwikkeling. In 1939-1940 telde de stad zowaar een vijftigtal, overwegend kleinschalige, confectiebedrijven. De bedrijvigheid viel gedurende de oorlogsjaren bijna helemaal stil, maar kende na de oorlog een snelle groei zowel qua tewerkstelling als productie[11]. Daarnaast bestonden er nog een aantal andere nijverheden. Onder andere de metaalgieterij Allard N.V. (“Usines et Aciéries Allard”), gelegen aan de Turnhoutse Vaart op de Guldensporenlei. Ondanks de problemen in het begin van de jaren twintig, kende het bedrijf een redelijk bestaan. In 1939 had het 155 mensen in dienst en het slaagde erin om tijdens de oorlogsjaren aan het werk te blijven en zelfs het personeelsbestand uit te breiden[12]. Vermeldenswaardig is ook de peperkoekfabriek Van Deun-Poppeliers N.V., dat bij de aanvang van de oorlog zo’n 150 mensen in dienst had[13]. De tabaksnijverheid ging geleidelijk achteruit, zoals in vrijwel de hele Kempen (behalve te Arendonk). Vooral de sigarenindustrie kende problemen. De aanvoer van ruwe tabak, voor 100% uit het verre buitenland afkomstig, viel met de oorlogsjaren immers stil en de eerder beperkte voorraden waren spoedig volledig opgebruikt. Toch bleef de sigarenfabriek Alto N.V. op de Gierledreef tijdens de oorlog bestaan[14]. Tot slot vermelden we nog enkele minder belangrijke nijverheden in Turnhout: de bouw- en diamantnijverheid en de lederindustrie. De aanwezigheid van deze bedrijven zorgde uiteraard voor heel wat werkgelegenheid. Anderzijds waren velen tewerkgesteld in de administratieve sector. Voor het overige baatte een belangrijk deel van de bevolking een winkel uit of een herberg of café[15]. Dit laatste werd vaak ook met een andere job gecombineerd. Hoewel Turnhout toen reeds een stad was, bleef de landbouw een niet te onderschatten economische activiteit.

 

Op 11 maart 1938 werd door Luitenant-Generaal Denis, minister van Landsverdediging, officieel de eerste steen gelegd van de kazerne Majoor Blairon. Ruim een jaar later, in april 1939, bood de kazerne onderdak aan het “8ste Linieregiment” van het Belgische leger. De kazerne was gelegen aan de Gierle Steenweg en bestond uit vijf massieve blokken die 3.000 manschappen konden onderbrengen. Na de oorlog en na tal van benamingen werd het centrum uiteindelijk gedoopt en bekend als “Opleidingscentrum Nr. 3”. In 1994 hield het centrum op te bestaan. De kazerne Majoor Blairon dankte zijn naam aan officier Blairon, die sneuvelde aan het hoofd van het 3e bataljon van het 8ste Linie aan de Tervaetebrug in de Slag aan de IJzer op 22 oktober 1914[16].

 

De gemeente Turnhout bestond uit vijf parochies, waarvan de St.-Pietersparochie de grootste en bekendste is. Zij is centraal gelegen in het midden van de stad. Z.E.H. Raeymaekers was naast pastoor van de parochie ook nog deken. Hij werd tijdens de oorlogsperiode bijgestaan door de pastoors Govaerts, Dirckx, Huybrechts en De Laet. De vier overige, eerder kleine parochies zijn H.Hart (E.H. Van Assche), O.L.V. Middelares (E.H. Misonne), O.L.V. Sevendonck (E.H. Meeus) en het Goddelijk Kind Jezus te Oosthoven (E.H. Vermeir), dat pas op 16 november 1940, wanneer de Duitse bezetting reeds een feit was, als parochie werd erkend. Buiten deze parochiekerken konden de gelovigen steeds hun toevlucht nemen tot de kerken van het begijnhof, het gasthuis en van de kloosters van de minderbroeders, jezuïten, de arme claren en het Heilig Graf. Tot slot vermelden we nog dat de E.H. Janssens kapelaan was van de Kapel Weelde-Statie, een klein gehucht gelegen in het noorden van Turnhout[17].

 

1.2.  De gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938

 

In de jaren dertig telde de Turnhoutse gemeenteraad drie politieke fracties: de christelijke werklieden of het Kristen Werkersverbond geschaard rond burgemeester Alfons Van Hoeck, met daarnaast de socialisten en de Verenigde Katholieken of conservatieven. Er waren echter nog andere politieke  formaties  actief  in  Turnhout  zoals  de  liberalen  en  het  Katholiek  Vlaams Verbond. Al deze formaties hadden een lijst samengesteld voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1932. Maar  enkel  het  Kristen  Werkersverbond  (8 zetels),  de socialisten  (7 zetels)  en  de Verenigde Katholieken (4 zetels) bekwamen mandaten voor deelname aan het stadsbestuur[18].

Sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 9 oktober 1932 was Alfons Van Hoeck (1890-1957), boegbeeld van het Kristen Werkersverbond,  burgemeester van Turnhout. Van Hoeck was toen reeds een oudgediende in de Turnhoutse gemeentepolitiek. Hij werd voor de eerste maal verkozen in 1921 en bekleedde meteen een schepenambt. Ook na de gemeenteraadsverkiezingen van 1926 bleef hij schepen, om dan bij de verkiezingen van 1932 naar voor te worden geschoven als de opvolger van Du Four, die van februari 1919 tot en met 1932 burgemeester van Turnhout was geweest[19]. Van Hoeck was een bekend en drukbezet man in de stad. Bovendien was hij een oudstrijder van de Grote Oorlog, waarvoor hij vele eremedailles had ontvangen, wat zijn populariteit ten goede kwam. Maar de oorlog had van hem ook een invalide gemaakt. Maar dat kon zijn politieke ambities niet schaden.

Bij de parlementsverkiezingen van 1936 keerden heel wat kiezers zich af van de traditionele partijen (katholieken, liberalen en socialisten) en hadden voor de communisten, het VNV of Rex gestemd[20]. Op 16 oktober 1938 mochten de Turnhoutse mannen en vrouwen naar de stembus om te bepalen wie de volgende zes jaren de gemeente zou besturen. Er boden zich zes partijen aan, wat een recordaantal was: de christelijke werklieden rond burgemeester Van Hoeck, de socialisten, de communisten, de liberalen, een concentratie van katholieken, Rex en Vlaams Nationalisten (VNV) en tenslotte de eenmanslijst van Mevr. Janssens. Ook de communisten konden geen volledige lijst van achttien personen bekomen en stelden slechts drie man kandidaat. De belangrijkste kandidaten voor het stadhuis waren, net zoals in 1932, de twee katholieke lijsten en de socialisten. Toch verwachtten de christelijke werklieden deze verkiezingen meer tegenstand van de Concentratie. Terecht overigens, want naast katholieken en Rexisten bestond deze lijst uit Vlaams Nationalisten. De parlementsverkiezingen van 1936 hadden namelijk duidelijk aangetoond dat het VNV erg sterk stond in het kiesdistrict Turnhout. Het was toen de tweede grootste partij, na de katholieken, met maar liefst 14.260 kiezers of  25,7 %  van de uitgebrachte stemmen[21].

Het opmaken van de kandidatenlijst zorgde vooral bij de Concentratie voor problemen. Deze lijst moest immers drie groepen vertegenwoordigen, namelijk katholieken, Rexisten en Vlaams Nationalisten. Volgens Mevr. Janssens was er voor haar zelfs geen plaats op de lijst, met het gevolg dat ze onafhankelijk opkwam. Bovendien beweerde ze dat de meeste kandidaten op de concentratielijst niet wisten waarom Frans van de Gender op de eerste plaats stond, wat volgens haar voor verdeeldheid en verwarring zorgde[22]. Ook de Turnhoutse socialisten beklaagden zich over de Concentratie. Volgens hen was de Turnhoutse concentratie iets heel anders dan op de meeste andere plaatsen in het land waar een concentratielijst opkwam. Elders bestond een algehele concentratie van katholieke reactionairen, Rex, VNV en christen democraten[23]. In Turnhout was de verdeeldheid onder de katholieken te groot. Dit kwam tijdens de verkiezingen van 1938 trouwens erg sterk naar voor, daar er zelfs drie katholieke formaties opkwamen: het Kristen Werkersverbond, de Concentratie en bovendien de eenmanslijst van Mevr. Janssens. De katholieke eensgezindheid was blijkbaar ver te zoeken. Maar dit was in feite geen uitzondering in Turnhout. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921 kwamen er zelfs vier katholieke formaties op. In 1926 waren er dat nog twee. Het zou duren tot na de oorlog voor er, door het ontstaan van de Christelijke Volkspartij (CVP), electorale eensgezindheid ontstond bij de Turnhoutse katholieken.

Ook bij het opstellen van de socialistische lijst bestond er enige commotie. De communisten wilden echter maar al te graag een plaatsje op de socialistische lijst. Het was voor hen immers duidelijk dat ze met een afzonderlijke communistische lijst niet bijster goed zouden scoren. Maar dit was buiten de nationale BWP-federatie gerekend, die verbood een gemeenschappelijke lijst te vormen met andere partijen[24]. Zo werden de Turnhoutse communisten gedwongen om een eigen lijst voor te dragen. Dat dit niet van een leien dakje liep, bleek uit het feit dat ze slechts drie mensen konden overtuigen om op te komen.

Wellicht ondervond het Kristen Werkersverbond de minste problemen met de samenstelling van haar lijst. Deze bestond voor een groot deel uit dezelfde mensen als in 1932. Buiten de burgemeester en twee schepenen, vinden we vier raadsleden terug op de lijst van 1938. Rond deze zeven personen werd dan een nieuwe lijst gemaakt[25].

Wat de partijprogramma’s betreft, weten we sinds de parlementsverkiezingen van 1936 dat de kiescampagne  van de Vlaams Nationalisten beheerst werd door “nationale” thema’s en dat hun stokpaardje de verdediging van de Vlaamse taal en de Vlaamse cultuur was. Verder ijverde het VNV voor de bescherming van het gezin en de Kerk tegen het socialisme en het communisme. Voor de gemeenteraadsverkiezingen in Turnhout van 16 oktober 1938, stonden leden van het VNV echter op een concentratielijst met katholieken en Rexisten. Van hun nationale thema’s kwam tijdens deze verkiezing dan ook weinig in huis. Het enige wat nog echt overbleef was hun gezamenlijke afkeer tegen de Turnhoutse socialisten en communisten. De Concentratie bestond, naar eigen zeggen, uit katholieke boeren, burgers, middenstanders, arbeiders, Vlaams Nationalisten en Rexisten. Deze reageerde tegen het Kristen Werkersverbond, dat de Concentratie in zijn manifest met de “hatelijkste aanvallen en verdachtmakingen” bestookte. Maar hun kritiek, zoals gezegd, werd voornamelijk geuit op de socialisten, en in mindere mate op de communisten. Het communisme betekende voor de Concentratie wel degelijk een gevaar, maar het werd op Turnhouts gemeentelijk vlak niet echt serieus genomen. Het socialisme daarentegen moest er wel aan geloven. In een pamflet van de Concentratie lezen we: “Als ge alles moet slikken wat de socialisten den menschen willen opsolferen als DE remedie voor vrede, sociaal geluk, welvaart, enz., we bleven geen twee minuten gespaard van een akute vergiftiging”. Verder werden ze ook nog voorgesteld als een bende leugenaars en stond de socialistische partij in de ogen van de Concentratie gelijk met de partij van de Eerste Wereldoorlog. Bovendien legde de Concentratie sterk de nadruk op de anti-godsdienstigheid van de socialisten en communisten, “en die willen een diep christelijk volk van Turnhout gaan besturen …”. Tot slot richtten ze nog een woordje tot de vrouwen: “Moeders, bewaart u kinderen van alle sociale middens” [26].We merken op dat het bij de Concentratie wat ontbrak aan echte politieke standpunten en men meer gebruik maakte van aanvallen op andere partijen, vooral dan op de socialistische.

Zoals hierboven reeds aangehaald, reageerden de Turnhoutse socialisten op de concentratielijst en de houding hierin van alle katholieke politici. De socialisten stelden luidop de vraag wat in feite het onderscheid was tussen het Kristen Werkersverbond en de Concentratie. Want na de verkiezing zou toch blijken dat ze samen het schepencollege zouden vormen. De christendemokraten en de reactionaire katholieken hadden deze methode immers  al toegepast bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1921, 1926 en 1932. De socialisten spraken dan ook van een groot “schijngevecht” tussen de twee, in feite drie, katholieke formaties en trachtten de kiezers hierop attent te maken. Dat het in hun ogen wel degelijk om een vorm van bedrog ging, toonden ze aan met een citaat van burgemeester Van Hoeck: “Om het grootste resultaat met de verkiezingen te behalen en de socialisten des te beter te kunnen bevechten, is het ’t best dat we afzonderlijk opkomen”. Toch hadden de socialisten deze keer een bijkomend bezwaar tegen de vorming van een concentratielijst. Ze verweten de reactionaire katholieken rechtse partijen in de gemeenteraad te halen, door ze op te nemen in de Concentratie. Hiertegen werd in de socialistische manifesten de slogan gebruikt: “Stemmen voor de Concentratielijst, is stemmen voor Hitler!”[27]. De socialisten reageerden verder tegen de aantijgingen die de communisten geuit hadden in hun pamfletten. De communisten gingen zogezegd niet akkoord met de socialistische lijst, maar ze wilden er wel zelf opkomen. Voor het overige nam de socialistische partij het beleid en de partij van de burgemeester, het Kristen Werkersverbond, onder vuur. De katholieken zouden in hun pamfletten bluffen over hun werk ten voordele van werklozen, Winterhulp en de kolenbedeling. Maar het waren de socialisten die in de gemeenteraad daarvoor geijverd  hadden. Verder vonden de katholieken het noodzakelijk een park met zwemdok, speel- en sportterrein aan te leggen. Bovendien zou werk moeten gemaakt worden van een betere bestrating. Maar dit waren volgens de socialisten eisen waarvoor zij al meer dan tien jaar pleitten. Verder namen ze het de katholieken kwalijk dat ze de ontwikkeling van het officiële onderwijs in de weg stonden. Ze haalden in hun pamflet een citaat aan waar burgemeester Van Hoeck toegaf niet veel te voelen voor het officiële onderwijs[28].

In tegenstelling tot de Concentratie had de socialistische partij echter wel een kiesprogramma. De partij pleitte voor een betere huisvesting en klaagde het bestaan van de vele houten woningen in de stad aan. De socialisten waren voor het idee gewonnen om openbare badhuizen op te richten, waar de minder begoede Turnhoutenaar zich goedkoop kon gaan wassen. Bovendien zouden ze ook dienst doen voor de schoolgaande jeugd, die er zich twee maal per week zou kunnen gaan wassen. Verder hadden ze kritiek op de “prehistorische wijze” waarop het vuil werd opgehaald. Dit gebeurde nog steeds met paard en kar in plaats van met gesloten vuilniskarren. Tenslotte eisten ze inkijkrecht naar de bestedingen van de gelden, ingezameld door liefdadigheid en kwamen ze op voor een betere voeding van de jeugd. De krisis mocht dat volgens hen niet in de weg staan en ze wilden de kinderen dan ook op school een gezonde maaltijd geven[29].

De katholieken van het Kristen Werkersverbond beoogden hetzelfde doelpubliek als de Concentratie:  werklieden, middenstanders, boeren en burgers. Op dit vlak merken we dus geen verschil met de Concentratie. Toch klaagden ze de katholieken van de Concentratie aan omdat zij de plaatsen op de lijst, voorgehouden voor de boeren, lieten innemen door Rexisten. Het Kristen Werkersverbond maakte de boeren daar ook duidelijk op attent. Men verontschuldigde zich voor het feit dat men zelf geen boeren op de lijst had opgenomen, maar men bedroog de boeren tenminste niet door hun voorbehouden plaatsen aan Rexisten te geven. Bovendien beweerde het Kristen Wekersverbond “eveneens eenvoudige mensen te zijn”, net zoals de boeren, en probeerde men op die manier de boeren voor zich te winnen. De christelijke werklieden waarschuwden de middenstanders en boeren er dan ook voor dat ze bedrogen zouden uitkomen wanneer ze zouden stemmen voor de Concentratie. De Concentratie durfde het namelijk aan om hun standsbelangen op te offeren aan hun Rex-vrienden. Rex stond voor revolutie, oorlog en kerkvervolging. De christelijke werklieden namen in hun pamflet de veroordeling van het Rexisme op door Kardinaal-Aartsbisschop Mgr. Van Roey te citeren, die Rex “een gevaar voor Kerk en Vaderland”  had genoemd. Verder reageerde het Kristen Werkersverbond tegen de manier waarop de liberalen hun lijst hadden samengesteld. Die zouden zieke en arme mensen gedwongen hebben om op hun lijsten te “figureren”. Vaak werden deze mensen allerhande cadeautjes beloofd. Het Kristen Werkersverbond vond dit schandalig en onmenselijk.

Hun eigenlijk partijprogramma was opkomen voor “een schooner Turnhout”. Daar waren ze naar eigen zeggen reeds mee bezig door het terug gezond maken van de financiën, na een langdurige crisis en werkloosheid. Ze waren voorstander van lagere belastingen en de verdere aanleg van bestratingen, samen met rioleringen. Tenslotte reageerde het Kristen Werkersverbond op de negatieve kritiek in verband met de onteigeningen voor de aanleg van park en ringlaan. Men verdedigde zich door te melden dat ze van de staat hiervoor toelagen had ontvangen. Bovendien streefde het stadsbestuur voor een algemene verbetering van de stad en dit niet enkel uit economisch of sociaal, maar ook uit geestelijk en toeristisch oogpunt. Het was ook een toekomstgericht plan, waar de kinderen later van zouden kunnen profiteren[30]. Samengevat kunnen we stellen dat ze een voortzetting van het huidige beleid voor ogen hadden.

Het liberale programma concentreerde zich op de nationale eenheid en het Vlaamse standpunt. De liberalen beweerden dat de Vlaamse Beweging, omwille van haar politieke belangen, geen culturele beweging meer was. De liberale fractie ijverde voor een Vlaamse politiek en voor een strenge toepassing van de taalwetten, maar vond wel dat België één moest blijven. Ze omschreef zich als een vrijzinnige partij die opkwam voor de gelijkheid van alle burgers. Aan de middenstanders werd gevraagd de liberale partij te steunen in zijn poging de financiële bekommernissen van de stad terug goed te maken. Volgens de liberalen werden de middenstanders uitgebuit en was het duidelijk dat de liberale economie de enige uitweg was[31]. Uit het verleden was gebleken dat de liberalen in Turnhout niet erg sterk stonden. Bovendien trokken ze naar de verkiezingen met een vrij algemeen en vooral nationaal programma.

De communisten van Turnhout richtten zich vooral tot de vrouwelijke en mannelijke arbeiders. Verder ook tot klein-handelaars, ambachtslieden, boeren en intellectuelen. Zij waren tegen de oorlog, het fascisme en Hitler. Ze waren voorstander van de idee dat de rijken moesten betalen en riepen de mensen op tot hulp aan Republikeins Spanje[32]. Ook bij de communisten merken we op dat ze voornamelijk naar de gemeenteraadsverkiezingen trokken met nationale programmapunten.

De Katholieke Vrouwenpartij van Mevr. Janssens rekende voornamelijk op “katholieke vrouwen en rechtschapen mannen”. Mevr. Janssens reageerde tegen de vorming van de concentratielijst en beweerde bovendien dat het geen Vlaamse lijst was. Ze riep de burger op om op Mevr. Janssens  te stemmen, daar die reeds twaalf jaar in de gemeentepolitiek zat en ondertussen haar mannetje wel wist te staan[33].

Tijdens de verkiezingsstrijd kwamen zowel nationale als lokale thema’s aan bod. Toch bleef het relatief rustig in Turnhout en duurde het tot een tweetal weken voor de verkiezingsdag, vooraleer de verkiescampagne op gang kwam. De bevolking werd bestookt met pamfletten en strooibriefjes. Ook de twee grootse katholieke weekbladen van Turnhout, het Aankondigingsblad en De Week, begonnen zich te mengen in het verkiezingsdebat. Zo betreurde De Week  één week voor de verkiezingen de aantijgingen van de Concentratie aan het adres van de christelijke werklieden. Vooral omdat de Concentratie in hun pamfletten veel te persoonlijke kritiek uitten op de leden van het Kristen Werkersverbond. Zo werd schepen Buyckx een demagoog genoemd en burgemeester Van Hoeck zou naar Berlijn zijn geweest “op iemand anders zijn kap”. Maar vooral de aanvallen op Theo Op de Beeck vond De Week overdreven. Zo werd op de Beeck een artiest genoemd, zonder enige politieke kennis, en had hij “les défauts de ses qualités”. De Week vroeg dan ook één week voor de verkiezingen aan de verschillende partijen dat alle persoonlijke aanvallen zouden geweerd worden. Men was ook van mening dat er na de verkiezingen eindelijk eens werk moest gemaakt worden van een duurzame samenwerking tussen alle katholieken. Verder schreef De Week dat er in feite niemand aan de gemeenteraadsverkiezingen dacht, omdat er oorlog dreigde. Ondanks de kritiek op de Concentratie was De Week toch concentratie-gezind en eindigde met de leuze “Leve de Concentratie!”. Als katholiek Vlaams weekblad leverde het maar op één politieke fractie kritiek, namelijk op de communistische, die aanzien werd als “de moderne pest” [34]. Toch kunnen we stellen dat al bij al de Turnhoutse verkiezingsstrijd van 1938 vrij rustig verliep.

 We merken nog op dat de gemeenteraadsverkiezingen bijna uitsluitend een mannenzaak was. Onder de 80 kandidaten tellen we slechts twee vrouwen. Naast de eenpersoonslijst van mevr. Janssens kreeg Maria Bierten de achtste plaats op de socialistische lijst. Ze maakte dus eerder weinig kans om verkozen te worden. Mevr. Janssens stond weliswaar op de eerste plaats op de lijst van de Katholieke Vrouwenpartij, maar het was dan ook een eenpersoonslijst. Hoewel ze reeds vanaf 1926 in de gemeenteraad zetelde en rekende op de steun van alle “katholieke vrouwen en rechtschapen mannen”, behoorde ze toch niet echt tot de kanshebbers op een gemeenteraadszitje[35].

Bovendien werd ze hard aangepakt tijdens de verkiezingsstrijd, vooral door de Concentratie, die zelfs een spotliedje, getiteld “De weg terug…!” (wijze: ”in den tijd der Patriotten”)[36], in hun propagandablaadje lieten publiceren:

“In den tijd der Concentratie en er buizen met fatsoen.  toen de lijst werd opgesteld La ie ’t joela, la, la liere … moest Madammeke ondervinden dat zij niet meer werd geteld. Maar dat ligt in de traditie La ie ’t joela, la, la liere … z’heeft nu toch heur zin gedaan. Met dees laatste competitie Toen ging zij aan’t rebelleeren zijn haar dromen naar de maan. Kwam alleen op, gaf katoen La ie ’t joela, la, la liere …”Maar zij zou zich erg bezeeren

Hoewel de internationale spanning te snijden was en het Duitsland van Hitler zich steeds agressiever gedroeg, overheersten plaatselijke items de gemeentelijke kiescampagnes in heel het land. De gemeenteraadsverkiezingen van 16 oktober 1938 onder de drieledige regering Spaak, waren bijna een schoolvoorbeeld van apathie en besluiteloosheid. Een interessant fenomeen waren de zogenaamde concentratielijsten, waarvan België er 53 telde in 1938. Een coalitie van de katholieken met uiterst rechts (Rex, het VNV, …) moest “links” breken. Er werd op een flinke stemmenwinst gerekend na de uitstekende resultaten die de rechtse partijen bij de parlementsverkiezingen van 1936 behaald hadden. In Turnhout, waar het VNV sterk stond en deel uitmaakte van de concentratie, kende de concentratie dan ook veel succes.

De kiescampagnes mochten over het algemeen vrij rustig verlopen zijn, toch waren de resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen vrij belangrijk. De lichte vooruitgang van de liberalen, het status quo van de socialisten en de kleine vooruitgang van de katholieken lagen in de lijn van de verwachtingen. Het vrij grote verlies van de rechtse partijen daarentegen deed menig Belg verbaasd opkijken. In 80% van de Vlaamse gemeenten mocht een katholiek zich de burgemeestersjerp aanmeten[37]. In Turnhout was het niet anders.

Op zondag 16 oktober 1938 trokken de inwoners van Turnhout naar de stembus. Zij brachten geen grote veranderingen te weeg in de samenstelling van de gemeenteraad. Van de 30.285 inwoners moesten er 18.222 naar het stemhokje, waarvan 10 % ongeldig stemde. De katholieken van het Kristen Werkersverbond behaalden 6.317 stemmen en waren nog steeds de grootste partij in Turnhout. Met 38,4% van de stemmen deden ze bijna 2% beter dan zes jaar eerder. Toch behaalden ze geen zetel meer dan in 1932, zodat ze op acht zetels bleven steken. De socialisten verloren een zetel. Met 5.014 stemmen of 30,5% deden de socialisten het minder goed dan zes jaar voordien. Ze kwamen uit op zes zetels. De Concentratie van katholieken, Rexisten en Vlaams Nationalisten deed het beter dan de concentratie van verenigde katholieken in 1932, die toen 4 zetels behaalde. Nu veroverde de Concentratie 5 zetels en  behaalde 3.930 stemmen. Dit betekende een groei van bijna 2,5% in vergelijking met 1932. Mevr. Janssens behaalde met haar eemanslijst een behoorlijk resultaat, maar ze kon geen zetel bemachtigen. Ze haalde 591 stemmen of 3,6%. De liberalen bleven met 2,5% van de stemmen nagenoeg op hetzelfde, lage peil als dat van in 1932. Het moet voor de liberalen teleurstellend zijn geweest, vast te moeten stellen dat ze geen vuist konden maken tegen de Turnhoutse katholieken. De communisten tenslotte werden de kleinste partij van Turnhout met slechts 182 stemmen of 1,1% [38].

Samengevat stellen we vast dat de katholieken van het Kristen Werkersverbond het qua zetels even goed deden dan in 1932. De socialisten verloren echter, in vergelijking met 1932, een zetel aan de Concentratie. We merken verder op dat het totaal aantal mensen dat katholiek stemde, ook gestegen was. In 1938 stemden in totaal 10.838 inwoners van Turnhout op één van de drie katholieke partijen (Kristen Werkersverbond, Concentratie of Katholieke Vrouwenpartij). Dit betekent in vergelijking met 1932, toen er in totaal 9.882 inwoners katholiek stemden, VNV inbegrepen, een stijging van meer dan 1,5%. In 1938 stemde bijna 66% of twee op drie inwoners op een katholieke partij. Zoals gezegd is de deelname van het VNV bij de Concentratie daar niet vreemd aan. Het VNV stond in Turnhout erg sterk en zal zeker een factor hebben gespeeld in het behalen van een extra zetel, in vergelijking met 1932. Toen behaalde het immers reeds 6,2% van de stemmen.

 

Verkiezingsuitslag  1932

partijen

stemmen

procent

zetels

 

 

 

 

christelijke werklieden

5.622

36,6 %

8

verenigde katholieken

3.309

21,6 %

4

socialisten

5.072

33,1 %

7

liberalen

387

2,5 %

0

VNV

951

6,2 %

0

 

 

 

Verkiezingsuitslag  1938

partijen

stemmen

procent

zetels

 

 

 

 

christelijke werklieden

6.317

38,4  %

 8     (=)

Concentratie

3.930

23,9 %

    5     (+1)

socialisten

5.014

30,5 %

   6     (-1)

liberalen

407

2,5  %

  0     (=)

communisten

182

1,1  %

         0

Katholieke Vrouwenpartij

591

3,6  %

         0

 

Met 775 voorkeurstemmen, was de rol van burgemeester Van Hoeck zeer aanzienlijk geweest in de verkiezingsoverwinning van de christelijke werklieden. Hij was recordhouder wat het aantal voorkeurstemmen betreft. De socialist Hens volgde op de tweede plaats met 336 naamstemmen, wat meer dan 400 stemmen minder betekende dan die van de burgemeester. Met 335 voorkeurstemmen volgden senator De Boodt van de Concentratie en Theo Op de Beeck van de christelijke werklieden gezamenlijk op de derde plaats. Rex-lid Versteylen eindigde op de zevende plaats met 237 voorkeursstemmen en VNV’er Verachtert op de negende plaats met 204 naamstemmen[39].

In vergelijking met de gemeenteraad van 1932, waren er acht nieuwe gezichten. De socialisten Roelants en Van Houtven, Theo Op de Beeck van het Kristen Werkersverbond en Van de Gender, Crols, De Boodt, Verachtert en Versteylen van de Concentratie. Net zoals in 1921, 1926 en 1932 kregen we een gemeenteraad van overwegend katholieken (13 zetels) en socialisten (6 zetels). Vermeldenswaardig is het feit dat dankzij de concentratielijst nu voor de eerste maal in Turnhout rechtse partijen deelnamen aan het stadsbestuur. Voor het VNV kwam Leon Verachtert en voor Rex Henri Versteylen in de gemeenteraad[40].

Op 16 januari 1939 werd Alfons Van Hoeck van het Kristen Werkersverbond tot burgemeester benoemd en legde hij samen met de nieuwe gemeenteraadsleden de eed af. Tijdens deze eerste zitting van de gemeenteraad werden ook de nieuwe schepenen verkozen. Schepen van Financiën werd Jozef Buyckx. Hij was sinds 17 januari 1927 schepen in Turnhout en kende dus de knepen van het vak. Buyckx was tewerkgesteld als bediende. Hij was verder ondervoorzitter van de “Centrale voor Boek- en Papierbewerkers” en propagandist bij de christendemokraten. Alfons Van den Kerkhof werd schepen van Openbare Werken en Landbouw. Ook hij had reeds ervaring als schepen, meer bepaald sinds de gemeenteraadsverkiezingen van 1932. Hij zetelde eveneens in het bestuur van de Comissie van Openbare Onderstand. Beiden maakten deel uit van het Kristen Werkersverbond. De Concentratie mocht eveneens twee schepenen voordragen: Frans Van de Gender werd verkozen tot schepen van Openbaar Onderwijs en Schone Kunsten en Gustaaf Crols werd aangeduid als schepen van Burgerlijke Stand en Maatschappelijke Werken. Van de Gender was een gepensioneerd schoolbestuurder en Crols was van beroep meester-drukker. De katholieken hadden hun meerderheid in de gemeenteraad dus versterkt en hielden aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog de touwtjes stevig in handen in Turnhout[41].

 

1.3  De gemeentelijke overheid

 

De gespannen internationale situatie en de delicate positie van het neutrale België ten opzichte van de naburige staten zorgden ook in Turnhout voor de nodige commotie. Met de dreiging van oorlogsgeweld werd wel degelijk rekening gehouden. Het plaatselijk comité van de passieve luchtbescherming leverde hier nuttig werk. Er werden lessen en voordrachten gegeven, strooibiljetten over lichtdemping uitgedeeld, en luchtalarm-oefeningen op het getouw gezet. Op vraag van de gouverneur formuleerde het comité ook voorstellen voor de aanleg van loopgraven en een plan tot evacuatie van de stad. Bij dit alles kon het luchtbeschermingscomité steeds rekenen op de steun van de bevolking en van het schepencollege[42].

 

De gemeenteraad kwam in 1939 slechts zeven keer samen en de agenda bleef bovendien vrij inhoudloos[43]. Het waren vooral de burgemeester en de schepenen die voor het bestuur van de gemeente instonden. Op de gemeenteraad van 23 januari 1923 werd hevig gediscussieerd over de ‘spoedprocedure voor de uitvoering van het Park en de Ringlaan’. Die moest gestemd worden maar oogste veel tegenstand. Vooral Versteylen, de Rexist van de Concentratie, was een fel tegenstander. Vooral de manier waarop deze uitvoering tot stand kwam, namelijk door onteigeningen, lag hem zwaar. Volgens Versteylen konden de plannen ook op een andere manier doorgaan dan door te onteigenen. De socialisten waren van mening dat er reeds veel te lang werd gediscussieerd en men al lang aan de werken had moeten beginnen. Het plan werd uiteindelijk goedgekeurd door de christelijke werklieden en de socialisten. De Concentratie stemde tegen[44].

 

Tijdens de gemeenteraad van 13 maart 1939 werd er beslist om sociale woningen te bouwen, met steun van de Comissie voor Openbare Onderstand (COO)[45]. Verder werd er op de gemeenteraden van dat jaar weinig beslist. Dit tengevolge van de internationale toestand die ervoor zorgde dat vrijwel elke activiteit stilaan wegviel en dat de gemeentelijke toestand in feite onveranderd bleef. Bovendien werden de gewone taken van de gemeentelijke overheid voorlopig teruggeschroefd. Zo meldde de burgemeester aan de provinciale conducteur op 17 september 1923 dat de gemeente voorlopig afzag van de uitvoering van herstellingswerken aan “de steenwegen van groot verkeer” omwille van “de internationale toestand en de onzekerheid den aannemer regelmatig te kunnen betalen”[46].

 

1.4  De mobilisatie

 

Op internationaal gebied werden de jaren dertig van deze eeuw gekenmerkt door een toenemende spanning. Wanneer op 3 februari 1933 Adolf Hitler, leider van de Nationaal Socialistische Arbeiderspartij en pas benoemd tot Rijkskanselier van Duitsland, zijn eerste officiële toespraak hield, sprak hij over de voor Duitsland noodzakelijke ‘levensruimte’. Door deze agressieve buitenlandse politiek van Duitsland kwamen de grote Europese mogendheden in de daarop volgende jaren steeds meer met elkaar in conflict. België raakte mee in de knel ondanks de door Leopold III en de regering-Pierlot gevoerde onafhankelijkheidspolitiek in 1936. Koning Leopold III verduidelijkte in zijn historische rede voor de kabinetsraad van 14 oktober 1936 het nieuwe standpunt met de volgende woorden: “ons militair stelsel moet enkel dienen om ons te vrijwaren tegen de oorlog, van waar hij ook kome” [47]. Toen er oorlog dreigde over de kwestie van het Sudetengebied in Tsjechoslowakije, werd op 27 september 1938 het Belgische leger op versterkte vredesvoet gebracht. Op 1 en 2 oktober van dat jaar werden de opgeroepenen reeds gedemobiliseerd. Eén en ander gebeurde echter in grote wanorde[48]. Wel zouden lessen getrokken worden uit deze mobilisatie.

Drie dagen na de bekendmaking van het Niet-Aanvalspact tussen de Sovjet-Unie en Duitsland, kondigde op 26 augustus 1939 de Belgische regering een nieuwe mobilisatie af. Deze mobilisatie verliep in vijf fasen:

Fase A: de actieve regimenten werden op oorlogseffectief gebracht;

Fase B: het wederoproepen van de divisies van eerste reserve in de Oostprovincies;

Fase C: het wederoproepen van de andere divisies van eerste reserve;

Fase D: het wederoproepen van de divisies van tweede reserve;

Fase E: of  “algemene mobilisatie”, de mobilisatie van diensten en wachteenheden.

Deze vijfde fase of fase E greep plaats op 10 mei 1940.[49]

 

Ook in Turnhout was de mobilisatie merkbaar. Tientallen jongemannen werden opgeroepen om hun eenheden te vervoegen. Voor velen onder hen betekende dit een onderbreking van een mooie loopbaan of het stopzetten van de studies, die later na de oorlog al dan niet voltooid zouden worden. De mobilisatie bracht vooral problemen mee in de gezinnen waar de kostwinners onder de wapens werden geroepen. De thuisgebleven echtgenotes en moeders kregen slechts een kleine dagvergoeding, gaande van acht tot twaalf frank per dag. Dit was in de meeste gevallen duidelijk onvoldoende om fatsoenlijk van te leven, zodat armoede met al de daarbijhorende problemen dreigde. Onder druk van de publieke opinie en het parlement en om de ergste nood te ledigen, stond de regering een aantal vrijstellingen toe, zodat een aantal gemobiliseerden huiswaarts konden keren: vaders van grote gezinnen, onderwijzend personeel, onmisbaar personeel voor de industrie, …  Op 4 april 1939 besloot de regering tenslotte om de gemobiliseerde lanbouwers tien dagen extra verlof toe te kennen, wat hen de gelegenheid bood het land te bewerken en alsnog de oogst te verzekeren[50].

Een aantal gemobiliseerden probeerde aan de oproeping te ontsnappen door in dienst te treden bij één van de organisaties die instonden voor de bescherming van de burgers. Zo trad een groot aantal vrijwilligers toe tot de Territoriale Burgerlijke Wacht, die onder meer instond voor de luchtverdediging, in de hoop aan hun dienstplicht te kunnen ontsnappen. Ook voor de brandweer was er een opvallende toename van het aantal vrijwilligers, eveneens vanuit diezelfde motivatie[51]. De militaire overheid was echter niet altijd geneigd vrijstelling te verlenen, zodat velen alsnog hun militaire dienstplicht moesten vervullen[52].

Om het leed van de mobilisatie zoveel mogelijk te verzachten, werden zowel voor de soldaten als voor de families aan het thuisfront een aantal initiatieven genomen. Het bekendste was wel “het pakje van den soldaat”, dat reeds in het begin van de mobilisatie actief was. Ook in Turnhout werd hier aandacht aan geschonken. Het “Werk voor den pakket van de Belgische Soldaat” werd in de stad opgericht in september 1939. De vereniging bleef bestaan voor de duur van de mobilisatie. Zo konden op 11 september 1939 de inwoners van Turnhout de bruikbare giften in natura afleveren in de kazerne Majoor Blairon, van waaruit ze verdeeld werden over de gemobiliseerden[53]. Het doel van deze organisatie was ‘stoffelijke en zedelijke hulp te verstrekken aan de wederopgeroepen soldaten en/of aan hunne behoeftige families’[54]. Er werden vooral pakjes gestuurd naar de gemobiliseerde soldaten. Het standaard-pakje bevatte vijf pakjes sigaretten of 100 gram tabak, één stuk zeep, vijf repen chocolade en één potje confituur. Vaak bevatte het ook nog een blikje sardienen of leverpastei in blik, een sjaal, één potlood, briefpapier en omslagen[55]. Nog andere organisaties waren in de weer om de soldaten en hun gezinnen te steunen. Het “Nationaal Werk van Maatschappelijk Dienstbetoon aan de huisgezinnen der militairen” verzamelde eveneens fondsen. Ook deze organisatie was reeds van in het begin van de mobilisatie actief, door bijstand te verlenen voor het huishouden, de kinderen, beroepshulp en medische assistentie. Men zorgde eveneens voor de uitdeling van kleren, kolen en geld[56]. In Turnhout bestond deze organisatie uit leden van de K.A.V. en de V.K.A.J., die eraan herinnerd werden dat er voor hen een dienst van onderling hulpbetoon en een inlichtingendienst was ingericht[57]. Ook het gemeentebestuur droeg zijn steentje bij om de gemobiliseerde soldaten te helpen. In oktober werd er een oproep gelanceerd om dekens in te zamelen voor het leger, zodat iedere soldaat in de komende winter over twee dekens zou kunnen beschikken. De dekens werden kosteloos aanvaard of er werd een forfaitaire vergoeding van 50 frank per deken toegekend, vaak in de vorm van zegels [58].

Verder werden er allerlei initiatieven aan de dag gelegd om de soldaat en/of zijn familie te steunen. Zo organiseerde de Vlaamsche Cultureel Actiecomiteit, die vele Turnhoutse verenigingen groepeerde, vele activiteiten in de stad. De hoofdbedoeling was de gemobiliseerde soldaten, die nabij Turnhout gelegen waren, en de achtergebleven families te ontspannen en te vermaken[59]. Op vrijdag 13 oktober 1939 werd er een cabaretavond georganiseerd en op zondag 15 oktober een feestavond met een wafelenbak. De opbrengst ging integraal naar de gezinnen van de gemobiliseerden[60]. Ook Winterhulp organiseerde een wafelenbak. Dit festijn ging door op 12 november 1939 en was eveneens ten voordele van de gezinnen van gemobiliseerden. Bovendien plande Winterhulp om de veertien dagen geldinzamelingen in de straten en langs de huizen. De eerste inzamelactie vond plaats op zondag 12 november 1939[61]. Dat deze acties veel succes kenden, bleek op 25 november, toen Winterhulp reeds 25.000 frank in kas had, klaar om te verdelen onder de behoeftigen[62].

Per maand kregen de soldaten vergunning om vijf dagen verlof te nemen. Zo mocht tijdens de mobilisatie tot 25% van de manschappen afwezig zijn. Dronken en slordig geklede soldaten maakten weldra deel uit van het straatbeeld. Maar het bleef niet bij vergunningen. Al snel werden allerlei beroepsgroepen onder druk van pers en politici naar huis gestuurd. Voor de mijnwerkers was dit reeds in oktober 1939 het geval. In de loop van de daaropvolgende maanden konden ook artsen, leraars, ambtenaren en zonen van landbouwers, maar ook vaders van drie of meer kinderen, voorlopig terugkeren naar hun familie en werk. Maar deze vele vrijstellingen leidden veelal tot desorganisatie, ontmoediging en naijver voor de achtergebleven gemobiliseerden. Terwijl de vrijgestelden een normaal loon ontvingen, dienden de opgeroepen soldaten rond te komen met 30 centiem per dag en na enige tijd met één frank, dat wil zeggen met de prijs van één pilsje! Ook de kleine vergoeding voor de echtgenote loste het probleem niet echt op[63].

De normale economische bedrijvigheid werd niet alleen door de gedwongen afwezigheid van de jonge mannelijke arbeidskrachten ontregeld. Het leger mocht indien nodig infrastructuur, vervoermiddelen en andere voor de militaire doeleinden noodzakelijke dingen in beslag nemen. Zo werden er onder meer vrachtwagens, fietsen en paarden opgeëist. De inbeslagneming van een paard kon een ramp betekenen voor een landbouwer. Het gebeurde dan ook meer dan eens dat een landbouwer die door de omstandigheden zonder paard zat, aan het leger vroeg om voor enkele dagen een paard te mogen lenen. Op die manier kon hij tenminste nog zijn land bewerken[64].

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 



[1] De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.230.

[2] Volgens de telling  van 1/1/2000, Burgelijke Stand, Turnhout.

[3] De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.274.

[4] De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.241.

[5] Volgens De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.241 en p.279 zijn er 30.467 inwoners (waarvan 15012 mannelijke en 15455 vrouwelijke). Uit de Gids voor het arrondissement Turnhout, p.145 blijkt dat er in 1940 30.564 inwoners zouden bestaan. Volgens een nota van de politiecommissaris gericht aan de burgemeester op 5/6/1940 zouden er 30.088 personen woonachtig zijn te Turnhout (zie SAT, doos 4JIV, boek 20: Briefwisseling 27/5/40-18/9/40). Tenslotte vermeldt een brief van de burgemeester gericht aan de gouverneur op 31/8/44 dat er volgens de telling van 1/1/40 30.285 inwoners werden geregistreerd (zie SAT, doos 4JIV, boek 18: Briefwisseling 19/3/44-31/8/44).

[6] SAT, 4JII6: doos Oorlogsarchieven W.O.II: Landbouwtellingen, Opeisingen, Ravitaillering: landbouwtelling van 15/6/1940.

[7] SAT, 4JII4: doos Oorlogsarchieven W.O.II: Landbouwtellingen, Opeisingen, Ravitaillering: telling van de bebouwde oppervlakten op 20/4/41, 10/5/41.

[8] SAT, 4JII6: doos Oorlogsarchieven W.O.II: Landbouwtellingen, Opeisingen, Ravitaillering: bijzondere landbouwtelling van 1/9/1940.

[9] De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.256-257.

Cfr.infra, Hoofdstuk III, 3.6. Luchtbescherming (PLB), neergestorte vliegtuigen en bombardementen, p.65.

[10] De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.243.

[11] De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.261.

[12] Van Roy, Industriële perspectieven in het Kempenland, p.29.

[13] Van Roy, Industriële perspectieven in het Kempenland, p.63.

[14] De Kok en Van Autenboer, Turnhout. Groei van een stad, p.266.

[15] SAT, 4CII6: doos Oorlogsarchieven W.O.II: Mobilisatie-, Oorlogs- en Veiligheidsmaatregelen 1940-1944 Volgens het Verslag aan de Dienst voor de Distributie van het Ministerie van Economische Zaken (9/9/43) waren er in Turnhout zo’n 788 kleinhandelaars (kruideniers (180), textiel, schoeisel, brandstoffen, tabak).

[16] SAT, doos Kazerne Majoor Blairon: brochure “Welkom in het Opleidingscentrum Nr.3”.

[17] SAT, 4JIV, boek briefwisseling Secretariaat, 2/1/42-31/3/42: Brief van burgemeester, A.Van Hoeck, aan de gouverneur, Fr. Wildiers, 19/2/42; SAT, Stadsverslag, juni 1948, p.10-11: beschrijving van de vijf parochies van Turnhout.

[18] SAT, Doos Verkiezingen: Verslag gemeenteraadsverkiezingen van 1938.

[19] DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 221.

[20] Rex = een Belgische politieke beweging, gesticht begin jaren dertig door L.Degrelle en enkele jongeren uit de Katholieke Actie. De oorspronkelijke bedoeling van het Rexisme was de katholieke partij verjongen. Na de Tweede Wereldoorlog verdween het Rexisme toen rexisten voor de Krijgsraad werden vervolgd wegens collaboratie; Cf. CONWAY, Collaboration in Belgium. Leon Degrelle and the Rexist Movement.

[21] SAT, doos Verkiezingen: Verslag gemeenteraadsverkiezingen van 1938 en Cijfers Kamerverkiezing 1936,1939 en 1946.

[22] SAT, doos Verkiezingen: pamflet Katholieke Vrouwenpartij.

[23] SAT, doos Verkiezingen: ‘Voor Demokratie’, pamflet van de socialisten, 6/10/38.

[24] SAT, doos Verkiezingen: ‘Voor Demokratie’, pamflet van de socialisten, 6/10/38.

[25] SAT, doos Verkiezingen: lijst gemeenteraadsleden 1932-1938.

[26] SAT, doos Verkiezingen: ‘Ter Zege’, pamflet van de Concentratie.

[27] DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 319.

[28] SAT, doos Verkiezingen: ‘Voor Demokratie’, pamflet van de socialisten, 6/10/38.

[29] SAT, doos Verkiezingen: ‘Voor Demokratie’, pamflet van de socialisten, 6/10/38.

[30] SAT, doos Verkiezingen: ‘Met nummer 1, Turnhout Hoger-op’, pamflet van het Kristen Werkersverbond.

2 SAT, doos Verkiezingen: pamflet liberalen.

3 SAT, doos Verkiezingen: ‘Het Vlaamsche Volk’, weekblad der Vlaamsche Kommunistische Partij.

[33] SAT, doos Verkiezingen: pamflet Katholieke Vrouwenpartij.

[34] SAT, doos Verkiezingen: De Week, 9/10/38, p.7: ‘De gemeenteraadsverkiezingen … en wij’.

[35] DE KOK en VAN AUTENBOER, Turnhout. Groei van een stad, 221-222.

[36] SAT, doos Verkiezingen: pamflet Concentratie: “Nummer 5: De concentratielijst ter Zege”, spotlied “De weg terug …!”

[37] DEBAKKER en CLAEYS-VAN HAGENDOREN, “De invloed van de gemeenteraadsverkiezingen”, 466-467.

[38] SAT, doos Verkiezingen: cijfers uitslag gemeenteraadsverkiezingen 1932 en 1938.

[39] SAT, doos Verkiezingen: cijfers uitslag gemeenteraadsverkiezingen 1932 en 1938.

[40] SAT, doos Verkiezingen: cijfers uitslag gemeenteraadsverkiezingen 1932 en 1938.

[41] SAT, doos Verkiezingen: ‘samenstelling der komissiën van den Gemeenteraad’.

[42] SAT, weekblad het Aankondigingsblad, 22/3/39, p.3; 13/4/39, p.4; 11/8/39, p.4; SAT, boek 9AIV: Processen-Verbaal der zittingen van de gemeenteraad periode ‘38-’40, 13/3/39 en 7/8/39.  

[43] In 1939 kwam de gemeenteraad samen op 16/1/39; 23/1/39; 13/3/39; 20/7/39; 7/8/39; 11/12/39 en 30/12/39.

[44] SAT, boek 9AIV: Processen-Verbaal der zittingen van de gemeenteraad periode ‘38-’40, 23/1/39; SAT, weekblad het Aankondigingsblad, p.4, 27/1/39.

[45] SAT, boek 9AIV: Processen-Verbaal der zittingen van de gemeenteraad periode ‘38-’40, 13/3/39.

[46] SAT, 4JIV, boek 18: brief van A. Van Hoeck, burgemeester, aan Th. Meulepas, Provinciaal Kondukteur, Turnhout, 17/9/39.

[47] STERKENDRIES, “De Belgische mobilisatie van 1939”, 62.

[48] DE VOS en DE CAT, 10 mei 1940, van Albertkanaal tot Leie, 19.

[49] CALDERON, Vilvoorde in de Tweede Wereldoorlog, 24-27; STERKENDRIES, “De Belgische mobilisatie van 1939”, 64.

[50] STERKENDRIES, “De Belgische mobilisatie van 1939”, 64-65.

[51] SAT, 4DII1: doos Hulp en Veiligheid 1939-1942: lijst vrijwillig  pompierkorps (1939-1940).

[52] SEBERECHTS, “Rust en orde heerscht in de gemeente Wommelgem”, 24.

[53] SAT, weekblad het Aankondigingsblad, 9/9/39, p.4: ‘Werk voor den pakket van de Belgische Soldaat’.

[54] SCHEPENS, “De hulpverlening aan de gemobiliseerden en hun families”, 91 en 93.

[55] SEBERECHTS, “Rust en orde heerscht in de gemeente Wommelgem”, 25.

[56] SCHEPENS, “De hulpverlening aan de gemobiliseerden en hun families”, 92.

[57] SAT, weekblad het Aankondigingsblad, 30/9/39, p.1: ‘Voor de gezinnen onzer Soldaten’.

[58] SAT, weekblad het Aankondigingsblad, 7/10/39, p.2: ‘Dekens voor ons Leger’.

[59] SAT, weekblad het Aankondigingsblad, 7/10/39, p.2: ‘Voor den ontspanning van den soldaat’.

[60] SAT, weekblad De Week, 14/10/39, p.3: ‘Voor onze soldaten’.

[61] SAT, weekblad het Aankondigingsblad, p.4: ‘Winterhulp aan de gezinnen van de gemobiliseerde soldaten’.

[62] SAT, weekblad het Aankondigingsblad, p.3: ‘Winterhulp’.

[63] DE VOS en DE CAT, 10 mei 1940, van Albertkanaal tot Leie, 23-24.

[64] SEBERECHTS, “Rust en orde heerscht in de gemeente Wommelgem”, 25.