Positieve beeldvorming van homoseksualiteit in het tv-programma Think Pink. Keuzes van programmamakers. (Mieke Souverein)

 

home lijst scripties inhoud  

 

Voorwoord

 

Precies een jaar geleden was ik bezig met mijn stage, waarbij ik deel uitmaakte van een team van 5 personen, dat zich bezig hield met het onderwerp van deze scriptie. Door direct verbonden te zijn met de productie van representatie en betekenis in de vorm van een tv-programma kwam mij een heel andere kant voor ogen van het proces van begripsvorming. Dit werd de basis voor een onderzoek naar begripsvorming, niet vanuit de visie van het publiek, maar vanuit de visie van de makers. Deze kijk op representatie wordt niet veel besproken in mediastudies omdat onderzoekers niet vaak de kans hebben direct in dit productieproces betrokken te worden. Aan mij is deze praktijkkans wel gegeven. Tegelijkertijd werd een interessant onderwerp, hier direct aan verbonden, mij in de schoot geworpen: de acceptatie van homoseksualiteit.

In de sturing naar een mooi eindresultaat van het programma en van mijn scriptie wil ik graag vooral Mi-Jeanne Blansjaar, redacteur van het programma Think Pink, bedanken voor haar feedback en tijd. Tevens wil ik Frank Kessler, mijn begeleider binnen de universiteit, zeer bedanken voor zijn kijk op de inhoud van deze scriptie en zijn sturing naar het eindresultaat van iets meer dan 4 jaar studie. Verder ben ik iedereen dankbaar die de moeite heeft genomen om deze scriptie te lezen en te voorzien van feedback. Ik vertrouw er op dat het eindresultaat naar wens is.

 

 

Inleiding

 

Homoseksualiteit bespreekbaar maken is een ingewikkelde kwestie mede omdat er vele contrasterende meningen over homoseksualiteit in onze samenleving bestaan. Alleen al binnen de kerk heerst er grote verdeeldheid. Met de komst van het medium tv zijn verschillende levensopvattingen bekend geworden bij de tot dan toe sterk verzuilde maatschappij. Ook werd hierdoor een bredere kijk op homoseksualiteit bewerkstelligd, maar de sterke verdeeldheid blijft bestaan en het blijft een gevoelig punt, waardoor het daadwerkelijk bespreekbaar maken van homoseksualiteit wordt tegengewerkt. Positief voor het bespreekbaar maken van homoseksualiteit is dat er tegenwoordig meer openlijke aanwezigheid van homoseksualiteit in de maatschappij is. Er wordt hier gesproken over de westerse cultuur en dan met name de samenleving in Nederland, want van land tot land verschilt de acceptatie van homoseksualiteit sterk. In deze scriptie wordt aan de hand van het BNN tv-programma Think Pink onderzocht welke representatie-strategieën, naar mening van de makers van dit programma, een positieve beeldvorming van homoseksualiteit geven waardoor de acceptatie van homoseksuelen in de Nederlandse maatschappij wordt bevorderd.

Er zijn vijf manieren voor onderzoekers om het belang van de media-inhoud te bepalen: “They involve linking content (a) to producers, (b) to audience interest, (c) to society in general, or (d) to audience effects or (e) examining content independent of context.”(Corteau/Hoynes, 2000, p. 196) Om de hoofdvraag te beantwoorden wordt de inhoud van het programma Think Pink gekoppeld aan de producenten en de beslissingen die zij bij het maken hebben genomen. Het zijn hun mening en inzicht geweest die beslist hebben wat het publiek wil zien en wat niet, en wat er dus opgenomen is in het programma en waaraan voorbij wordt gegaan. Alvorens dieper wordt ingegaan op wat de makers van Think Pink wilden bereiken en welke representatie-strategieën ze daarvoor hebben gekozen, zal er een aantal deelonderwerpen behandeld worden die van belang zijn als basis voor de analyse. Ten eerste zal de kennis van verschillende theorieën en ideeën behandeld worden over of, en hoe het publiek door media beïnvloed kan worden. Noodzakelijk is dan ook de kennis over de eigenschappen van het medium tv. Dit is de grondslag voor het eerste hoofdstuk. De kennis die hier aan bod komt zijn de opvattingen die er heersen over hoe er wordt gekozen om binnen een type programma een doelgroep aan te spreken, waarbij dat publiek geconfronteerd wordt met een bepaalde positie ten opzichte van homoseksualiteit.

Het volgende hoofdstuk wordt gebruikt om uitleg te geven over de werking en kracht van representatie als abstract begrip. Representatie als weergave staat in deze scriptie centraal, waarbij de intentionele benadering van representatie gebruikt zal worden en niet de reflectieve, noch de constructieve benadering welke de meest gebruikte insteek is binnen de hedendaagse ‘cultural studies’. Dit alles wordt ingezet om een goed beeld te krijgen van hoe het proces van betekenis/beeldvorming in zijn werk gaat bij de productie van representaties. Van belang is hier de kanttekening dat duidelijk is dat er niet gezocht wordt naar één waarheid, want, zoals zal blijken uit dit hoofdstuk, er bestaat niet één waarheid of één manier van interpreteren. Representaties kunnen namelijk niet werkelijkheid zijn. “All representations ‘re-present’ the social world in ways that are both incomplete and narrow.”(Croteau/Hoynes, 2000, p. 194) Er worden namelijk altijd keuzes gemaakt bij het representatieproces, “since it must inevitably frame an issue and choose to include and exclude certain components of a multifaceted reality.” (Croteau/Hoynes, 2000, p. 195)

Centraal in het derde hoofdstuk staat de deelvraag: ‘Welke verschillende vormen van aanwezigheid van homoseksualiteit zijn er op tv mogelijk?’. Een homoseksueel kan gewoon aanwezig zijn en verder niet benadrukt worden zodat het naast heteroseksualiteit als normaal beschouwd wordt en er verder geen aandacht aan besteed wordt. Een homoseksueel kan heel stereotiep aanwezig zijn, wat vooroordeel bevestigend kan werken, maar ook ingezet kan worden als humoristische doorbreking. Een programma kan informatief- en/of amusementgericht zijn waardoor homoseksuelen op variërende manier gerepresenteerd kunnen worden. De observaties in dit hoofdstuk zijn tot stand gekomen door een inventarisering van het aanbod aan programma’s met en/of over homoseksualiteit, zowel in voorgaande jaren als tegenwoordig.

Hoofdstuk 4 geeft een historische achtergrond aan de representatie van homoseksuelen waardoor de rol van de vertrossing met betrekking tot deze representatie en de hierop volgende ontwikkelingen in kaart kan worden gebracht. De emancipatie van homoseksuelen kwam in deze periode flink op gang door verschillende gebeurtenissen, niet alleen op tv. De duidelijke wisselwerking tussen tv en maatschappij komt hierbij naar voren. Van belang is de basis die in het vorige hoofdstuk is gelegd aangaande verschillende vormen van aanwezigheid van homoseksualiteit op tv. In de periode die besproken wordt is er namelijk een verschuiving in de vormen van aanwezigheid van homoseksualiteit op tv; van informatief en belerend naar de aanwezigheid in amusement als spelshows en dergelijke. Bovendien was er in deze periode het eerste rolmodel in de vorm van Albert Mol; de eerste openlijke homoseksueel op tv.

Vervolgens vindt in het laatste hoofdstuk de analyse van het programma Think Pink plaats, daar de werking van representatie alleen goed kan worden geanalyseerd “in relation to the actual concrete forms which meaning assumes, in the concrete practices of the actual signs, symbols, figures, images, narratives, words and sounds – the material forms – in which symbolic meaning is circulated.” (Hall, 1997, p. 9) Deze casestudy wordt gebruikt om vanuit de intentionele benadering van representatie de beeldvorming van homoseksualiteit te bestuderen, zoals die in dit programma aanwezig is. De problematiek van de representatie van homoseksuele jongeren op tv wordt aan de hand van mijn eigen deelnemende en observerende praktische ervaring en theoretisch context aan het licht gebracht. Er wordt onder andere aangetoond dat de bevestiging van vooroordelen niet noodzakelijk een slecht element is in een programma als Think Pink. De ideeën van de makers vormen hier een noodzakelijk uitgangspunt. De inhoud van het programma en de verschillende onderdelen die de acceptatie van homoseksualiteit in de hand (zouden moeten) werken worden onder de loep genomen.

 

 

1. Het beïnvloedbare publiek

 

“Television does not only offer role models for action, which may be variously interpreted, but it also offers images and frameworks for everyday understanding, through which we subsequently interpret other social texts. It may not only tell us what to do but also that it means to do such and such, and what kind of a person you are to do this.”

Livingstone (in Forrester, 2000, p. 134)

 

Homoseksuelen vormen een, onder andere media-afhankelijke, minderheid. Maar niet alleen dat, want de media is weer maatschappij-afhankelijk. “Iedereen die de media negeert, kan zich op vele plaatsen in onze huidige maatschappij niet handhaven. Andersom geldt hetzelfde: wanneer in de media een essentieel onderdeel van de samenleving stelselmatig genegeerd of op basis van vooroordelen stereotiep afgeschilderd wordt, dan moet dat onderdeel zich meer moeite getroosten om zich in de maatschappij te handhaven. Anders gezegd: de meest ideale situatie is dat de media fungeren als een spiegel van de samenleving.” (Bakker, 1985, p. 5)

 Televisie is een belangrijk onderdeel van ons culturele en sociale leven. Redelijk veel onderzoekers binnen massamedia zien het kijken naar televisie als iets positiefs, “arguing that it enhances social affiliation and a sense of ontological security. In other words, we feel more secure about interacting with others through gaining knowledge of how they think and feel” (Forrester, 2000, p. 132) In het acceptatieproces van homoseksualiteit kan tv daarom een zeer belangrijke rol vervullen door het begrijpbaar maken van homoseksualiteit aan zowel heteroseksuelen als homoseksuelen. Televisie “allows more control over the terms of the social interaction in the sense that it is convenient and low risk, requiring no primping or emotional vulnerability on the part of the viewer. Stated otherwise, the mass media can provide a safe way of feeling included, but is ‘intimacy at a distance’.” (Forrester, 2000, p. 132)

McLuhan was van mening dat het medium zelf de boodschap was, waarmee hij bedoelde “that the personal and social consequences of a new technological medium are more significant than the uses to which it is actually put: the existence, use of, and response to television as a cultural artefact can be as significant as, if not more so than, the actual content of programmes.” (Forrester, 2000, p. 129) Verder deelde McLuhan televisie in als een ‘cool’ medium, daar “the low definition and poor quality of the television picture made it a highly-involving, highly-participating medium.” (Forrester, 2000, p. 130) En daar elke omroep inmiddels beschikbaar is voor iedereen wordt de kijker geconfronteerd met vele verschillende opinies in plaats van alleen die van hun voormalige eigen zuil. Van de kijker wordt inmiddels verwacht dat hij uit al deze beelden zijn eigen mening vormt. Net als McLuhan is Carpenter ook van mening dat een medium de boodschap construeert zowel door zijn vorm als door de specifieke inhoud. “Each medium gives a distinct shape to what appears to be the same story.” (Carpenter in Crowley, 1999, p. 260)

Televisie is een medium dat zich vooral stort op het grote publiek waardoor soms eigen principes van de omroep, ook aangaande seksualiteit en homoseksualiteit, genegeerd worden. Verschillende groepen staan ‘bloot aan homoseksualiteit’ door te kijken naar het aanbod van de verschillende omroepen en hun programma’s. De aanwezigheid van homoseksualiteit op tv wordt langzamerhand geaccepteerd en normaal gevonden. Dit heeft weer een uitwerking op de maatschappij, daar ieder eenvoudig meerdere perspectieven tot zich kan nemen om zo een mening kan vormen die deel uitmaakt van de maatschappij. In tegenstelling tot de periode van de verzuiling heeft de tv er mede voor gezorgd dat er meerdere perspectieven in de verschillende groeperingen terecht kwamen.[1] “Wat op televisie wel of niet verkocht kan worden is bovendien afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen en de invloed van sociale bewegingen.” (Schedler/Schuyf/Soesbeek, 1989, p. 150) Als de kijker er aan toe is worden thema’s als homoseksualiteit wel besproken op tv. Maar de producent van de programma’s blijft in het omroepsysteem vaak vooral denken aan zijn kijkcijfers. “Omroeplidmaatschap is gereduceerd tot kijkerschap, terwijl het kijkerspubliek gevangen zit in weinigzeggend cijfermateriaal” (Fasel/de Wolf, 1978, p. 28) Wat het grote publiek wil wordt echter vaak besloten door de programmamensen zelf, gebaseerd op voorgaande successen. Echter als de maatschappij er niet klaar voor is om een Albert Mol op tv te zien, dan zal de producent dat snel genoeg merken door vele boze brieven en reacties. Die reacties vertegenwoordigen niet altijd het grote publiek. Dit was het probleem met het bespreekbaar maken en in beeld brengen van homoseksualiteit, waar het voornamelijk enkele katholieken waren die een stokje staken voor de emancipatie van homoseksuelen. “De televisie is geen neutrale afspiegeling van wat er in de maatschappij gebeurt.” (Schedler/Schuyf/Soesbeek, 1989, p. 150) Daarvoor is het teveel productie-gericht.

 

 

1.1 Theorieën over het beïnvloeden van het publiek via het medium tv

 

Het is nooit duidelijk wetenschappelijk bewezen dat het medium televisie invloed heeft op haar kijkers. Toch stelt Michael Forrester dat “despite the difficulties in demonstrating clear empirical evidence that film and television affect the ideas and images we have both of the world and of ourselves, undoubtedly these forms of media have considerable influence on our lives.” (Forrester, 2000, p. 127) We worden constant, via onder andere het medium tv, geconfronteerd met beelden en vertellingen. “These external images have a direct effect in the sense that ‘what we saw on television last night’ becomes a topic in our everyday conversation with one another, but also indirectly in the sense that our views, opinions and interpretations of the world around us are informed by the discourses and implicit social texts of television programmes.” (Forrester, 2000, p. 134) Vanuit deze optiek is de kijker een “critically reflective television viewer”. (Forrester, 2000, p. 134) De mening over de rol van het publiek in het betekenisvormingsproces is over de jaren heen echter meerdere malen veranderd. Tot ca. 1980 was er brede overeenstemming dat tv-publiek een grote passieve, eenvormige massa was welke eenvoudig kon worden geïndoctrineerd door de teksten afkomstig van media. In eerder onderzoek naar het publiek van massa-media werd het publiek dan ook gezien als “fragmented, passive and impersonal, thus underscoring the vulnerability of the individual exposed to powerful media stimuli.” (Forrester, 2000, p. 129) Sinds ca. 30 jaar is de overheersende opvatting dat het publiek niet kritiekloos de teksten tot zich neemt. Er kwam steeds meer onderzoek beschikbaar waaruit bleek dat er veeleer sprake is van actieve informatieontvangst. De toeschouwer is een ‘active audience’: het publiek/ de toeschouwer/kijker geeft de mediatekst een betekenis op basis van eerdere ervaringen, kennis, sociale of etnografische groep en cultuur. Het publiek is hiermee benoemd tot de eerder aangehaalde kritische kijker, “a more complex and productive set of views on the socially structured nature of the audience, no longer seen as passive, instead involved in the co-construction of meanings and interpretations during the act of viewing” (Forrester, 2000, p. 129) zoals zal blijken uit het volgende hoofdstuk. Er wordt hier gesproken over de overheersende opvatting omdat enkele onderzoekers nog hun eigen opvatting hebben daar het idee van een actieve kijker niet het eerste beeld is dat opgeroepen wordt als er gedacht wordt aan het doorsnee publiek dat achter de televisie hangt, zoals Michael Forrester aanhaalt: “The metaphor of the couch potato is probably a more common contemporary image we subscribe to.” (Forrester, 2000, p. 130)

Adorno (1991, p. 85-92) beschrijft hoe publiek een pion van de conformistische cultuurindustrie is en hoe vernieuwende ware cultuur door deze om zeep wordt gebracht en kritiek wordt onderdrukt. Hij neemt de passieve en onkritische consument van massacultuur en het lage intellectuele niveau van de cultuurindustrie onder de loep. Hij concludeert dat het publiek een vals beeld van de werkelijkheid voorgeschoteld krijgt en dat ook wenst en geen non-conformistische impulsen krijgt aangeboden. Dit belet de vorming van onafhankelijke zelfdenkende individuen die belangrijk zijn voor het voortbestaan van de democratie.

De ‘uses-and-gratifications research’ kijkt aan de hand van een analyse van een vast patroon aan verschillende reacties, gebaseerd op plezier en nut, welke de stimuli zijn voor het gebruik van media. Bij dit onderzoek is het niet duidelijk of het gerekend wordt tot ‘active audience’ onderzoek, zoals te lezen valt in The nature of audience van Ang (1995, p. 207-220). Ang beschrijft naast dit onderzoek nog twee ‘active ’ concepten waarvan ‘reception research’, waarbij gekeken wordt naar wat mensen ‘zien’ in media, stelt dat aan media-tekst door de ontvanger pas betekenis wordt gegeven op het moment van ontvangst. De betekenis hangt af van de sociale en culturele context. Deze op het individu gerichte onderzoeksvorm gebruikt kwalitatieve kleinschalige diepte-interviews om individuele tekst-interpretaties te meten. Een andere ‘active’ stroming (o.a. Morley, 1994, p. 255-261) onderzoekt hoe de media zijn geïntegreerd in het dagelijkse leven zowel in relatie tot andere media als tot andere activiteiten. Morley noemt het gezinsleven belangrijker dan tekst-interpretaties als verklaring voor de betekenis van het consumeren van media content. Theoretische axioma’s hierbij zijn ‘media-ensemble’; het niet altijd volledig bewust of geconcentreerd kennis nemen van tekst; de relatie tot interpersoonlijke communicatie en het sociaal verband waarin mediagebruik plaatsvindt. Morley wijst voor mediaselectie/gebruik met name op machtsverhoudingen binnen het gezin en de betekenis van sociale rolpatronen. Deze stroming gebruikt zowel diepte-interviews als participerend onderzoek om etnografische verschillen in mediagebruik vast te stellen. Veel onderzoek moet nog worden verricht naar andere media dan tv en naar andere indicatoren dan sekse binnen het gezin.

Fiske (1987) brengt het belang in van ‘discourses’ (kennis, vooroordelen, weerstand e.d. van een groep) bij het kennisnemen van tv tekst. Hierdoor is tv tekst altijd open voor verschillende interpretaties. ‘Decoding’ van tekst (de interpretatie, toekennen van betekenis en mening door de consument, lezer, kijker en/of toeschouwer) is volgens Fiske belangrijker voor de interpretatie dan ‘coding’ (de ideologie, intentie, betekenis, en mening van de producent). Voorts illustreert hij dat verschillende etnografische groepen de betekenis van

tv-teksten kunnen vertalen naar hun eigen situatie en zelfs ‘foutief’ interpreteren als gevolg van hun cultuur of sociale omgeving.[2]

Het belang van tv in het sociale leven kan ook een afspiegeling zijn van de plaats van de kijker in het gezin. In het algemeen benadrukt Fiske dat tv kijken op verschillende attentieniveaus kan gebeuren en een programma, hoewel ingeschakeld, dus lang niet altijd dominant in de gezinsaandacht staat. Maar tv kijken staat hoog in de lijst van onenigheid in het gezin. Rolpatronen zijn daarbij een belangrijke verklarende factor. Fiske stelt ook dat roddel en napraten over een tv programma helpen tv tekst een plaats te geven en te vertalen naar het dagelijkse leven en zelfs helpt voor het vormen van een sociale identiteit of het behoren tot een bepaald publiek. Het behoren tot verschillende sociale groepen verschaft de tv kijker een arsenaal aan mogelijke discourses die soms tegengesteld zijn. Het ligt aan het individu welke van die discourses uiteindelijk de overhand krijgen in de interpretatie van tekst. Aangezien bijna geen enkel individu in dezelfde maatschappelijke groep overeenkomende sociale en historische achtergrond heeft, en op een eigen manier participeert, is massaonderzoek naar de interpretatie van tekst gedoemd te mislukken. Bovendien wordt televisie ‘content’ als minder bepalend gezien voor de vorming van opinies en betekenis dan sociale relaties. Tv tekst krijgt pas betekenis als het deel gaat uitmaken van de discourses van het individu en zijn sociale omgeving.

Morley (1994, p. 255-261) stelt dat in de jaren 80 mediastudies weliswaar teveel gericht waren op de invloed van de media op de massa maar dat de optimistische kijk van ‘active ’-theoretici negeert dat sommige discourses meer middelen hebben om hun ideologie te laten domineren dan andere discourses, al is die machtsverhouding dynamisch. Morley beargumenteert dat het feit dat etnografische groepen ‘tv content’ over een andere etnografische groep vertalen naar hun eigen groep, juist aantoont hoe groot de impact van een dominante discours kan zijn. ‘Decontextualization’ is dan juist een bewijs van de macht van de codeur, niet van de decodeur. Morley zet het actieve publiek tegenover de kracht van de media over een tekst of de agenda waarbinnen tekst is gemaakt. Hij stelt dat onderzoek nu wordt gedomineerd door een aantal microstudies zonder relatie met een effectieve macropolitiek of cultureel skelet. Hij bepleit meer focus op de theorie van macropolitieke economie maar met gebruik van de met empirisch en concreet onderzoek verkregen micro-inzichten.

Zoals uit deze uiteenzetting van de verschillende inzichten op het publiek blijkt, is er

niet een eenduidige uitleg over het publiek en haar rol binnen de media. Waar de makers van het programma Think Pink van uit zijn gegaan is dat het publiek zeker te beïnvloeden is, daar zij aan de programma’s die zij maken een leermoment trachten toe te voegen zonder dat té belerend op te stellen. De makers van Think Pink hebben als doel gehad het publiek te laten zien dat homoseksualiteit breder is dan de tot dan toe in de media getoonde, voornamelijk mannelijke homoseksuelen. Dit waren vooral de extravagante en/of vrouwelijke mannen dan wel ‘relnichten’: Albert Mol, Jos Brink, Jan Lenferink, Jacques d’Ancona, Barry Stevens, Robert Long, Willem Nijholt, Hans van der Togt, Seth Gaaikema, Joop Braakhekke, Frank Govers. Andre van Duin was hierop een van de weinige uitzonderingen. Het beeld dat de inwoners van een afgelegen dorp hebben van homoseksualiteit wordt scherp gevormd door de media, dit in tegenstelling tot de inwoners van Amsterdam waar je op elke hoek van de straat een homoseksueel of lesbienne tegen kan komen. De inwoners van de dorpjes raken in de veronderstelling dat mensen met een bepaalde seksuele voorkeur er op een bepaalde manier uitzien en zich op een bepaalde manier gedragen. Zij hebben geen andere voorbeelden dan bijvoorbeeld de half naakte homoseksuelen tijdens de controversiële Gay-parade, het stereotype beeld dat overheersend in de media werd gebracht als het ging om homoseksualiteit.[3] Vrouwelijke homoseksuelen waren nauwelijks op tv, of vielen niet op.[4]

De makers van Think Pink hebben het programma afgestemd op een bepaalde doelgroep die ze wilden bereiken. Hoe ze de jongere homoseksuele doelgroep het best konden aanspreken is onderzocht samen met de makers van een speciaal jongerenblad: Expreszo. De makers van dit blad komen al jaren op voor de belangen van deze doelgroep. Speciaal voor Think Pink hield het homojongerentijdschrift het Coming Out Onderzoek 2003. Deze enquete werd afgenomen onder 2500 homojongeren. De meest opvallende resultaten worden in het programma zelf gepresenteerd. De hetero doelgroep hebben ze geprobeerd te bereiken door in de titel te zetten: Think Pink, ook voor hetero’s, waardoor de hetero zich in elk geval niet ‘buitengesloten’ voelde en hun nieuwsgierigheid geprikkeld zou worden. In het programma zelf zaten items die zowel hetero’s als homo’s aanspreken.[5] De programmamakers wilden het met Think Pink eenvoudiger maken voor homoseksuelen en lesbiennes uit zowel de dorpjes als de grote steden om hun geaardheid te herkennen en te accepteren. Daarnaast wilde ze een coming-out makkelijker maken doordat nu hun familie en vrienden (en het grote publiek) ook een breder beeld van homoseksualiteit hebben, naast enkel de beelden van de Gay-parade.

 

 

2. Representatie en begripsvorming

 

“So language is central to meaning and culture and has always been regarded as the key repository of cultural values and meanings.”

Hall (1997, p. 1)

 

Onze cultuur is gebaseerd op het delen van betekenissen, aldus Stuart Hall (1997, p. 1). Om deze betekenissen uit te wisselen is er een gemeenschappelijke taal nodig, taal in de breedste zin van het woord. Met behulp van taal kunnen we concepten en ideeën begrijpen omdat door middel van taal betekenis wordt geproduceerd en uitgewisseld. Om betekenissen te kunnen uitwisselen moet er een gemeenschappelijke toegang zijn tot het gebruiken en ontvangen van taal. Taal kan betekenis produceren door gebruik te maken van een representatie systeem dat bestaat uit tekens en symbolen. Deze tekens en symbolen worden gebruikt door ons om onze concepten, ideeën en gevoelens te kunnen representeren. Tekens en symbolen kunnen geluid, geschreven woord, beelden en dergelijke zijn.

De begrippen ‘tekst’ en ‘boodschap’ zijn binnen communicatie onderzoek “interchangeabl[e], and refer to any signifying structure composed of signs and codes which is essential to communication, encompassing a wide variety of forms […]” (Forrester, 2000, p. 130) Het begrip ‘boodschap’ staat voor hetgeen verstuurd wordt. Een tekst, zoals Eco duidelijk samenvatte, “consists of a network of codes working on a number of levels and is thus capable of producing a variety of meanings according to the social and cultural experience of the reader” (Forrester, 2000, p. 131). De verschillende vormen van tekst hebben elk hun eigen manier van boodschapoverdracht. “Woorden geven een weergave van de werkelijkheid en stellen haar op een bepaalde manier aanwezig. Beelden zijn alomtegenwoordig en machtig, ze bepalen het ‘imago’ van instituten, firma’s en mensen.”(Bulhof/van Riessen, 1995, p. 6) Dit komt mede doordat visuele tekens eenvoudiger te refereren zijn aan hetgeen gerepresenteerd wordt en de betekenis van het teken, dan dat het geval is bij gesproken of geschreven taal. Er wordt dan ook door Stuart Hall onderscheid gemaakt tussen deze twee soorten tekens: ‘iconic signs’ zijn de visuele tekens, en ‘indexical signs’ zijn tekstueel gerichte tekens.(Hall, 1997, p. 20) Indexicale tekens zijn volgens Hall volledig arbitrair ten opzichte van wat ze representeren. Deze betekenis moet opgenomen zijn in de codes van het systeem van representatie. Voor het medium tv meer nog dan voor bijvoorbeeld een boek of een radio uitzending, werken al deze tekens en symbolen samen als een taal die geïnterpreteerd moet worden om er een betekenis uit te halen.

Een van de belangrijkste functies van het betekenis geven is: “to set the rules, norms and conventions by which social life is ordered en governed.” (Hall, 1997, p. 4) Maar om dit te kunnen bewerkstelligen moeten de deelnemers van een cultuur dezelfde beelden, ideeën en concepten delen. Dezelfde ‘linguistic codes’ moeten gebruikt worden. Het zijn niet de tekens zelf die een betekenis kunnen vaststellen, maar de betekenis wordt gecreeërd door codes die de relaties tussen een teken en een concept vaststellen. Hier hoort het lezen van beelden en het interpreteren van geluid bij, maar ook lichaamstaal en gezichtsuitdrukkingen. Alle uitingen van taal dragen een betekenis met zich mee, “They signify.[…] they are the vehicles or media which carry meaning because they operate as symbols, which stand for or represent (i.e. symbolize) the meanings we wish to communicate.” (Hall, 1997, p. 5) Stuart Hall refereert hiernaar als ‘signs’. Deze tekens representeren onze ideeën en gevoelens op zo’n manier dat andere het kunnen ‘lezen’, ontcijferen (of zoals Hall zegt: ‘decode’) of interpreteren.

Barthes hanteert de begrippen denotatie en connotatie om een nog bredere context aan tekens te geven.[6] Hall verwoordt het alsvolgt: “Denotation is the simple, basic, descriptive level, where consensus is wide and most people would agree on the meaning” (Hall, 1997, p. 38). Op het niveau van connotatie zijn de ‘signifiers’ al gedecodeerd aan de hand van onze codes, waarna er een tweede soort code gehanteerd wordt om de tekens te verbinden met bredere thema’s en betekenissen, “linking them with what, we may call the wider semantic field of our culture”. (Hall, 1997, p. 38) Bij dit tweede niveau is niet langer een beschrijvende en duidelijke interpretatie mogelijk. “Here we are beginning to interpret the complete signs in terms of the wider realms of social ideology – the general belief, conceptual frameworks and value system of society.” (Hall, 1997, p. 39)

Bulhof en van Riessen halen Rorty en Davidson aan die van mening zijn dat alles een “produkt van beschrijving, verbeelding en weergave” is. (Bulhof/van Riessen, 1995, p. 18) Taal geeft ons een idee van hoe cultuur en representatie werken. Vooral als er gekeken wordt naar taal aan de hand van ‘semiotics’ wordt dit duidelijk. ‘Semiotics’ is de studie naar tekens en hun rol als “vehicles of meaning in culture” (Hall, 1997, p. 6). Tegenwoordig wordt er meer gewerkt vanuit de rol die ‘discourse’ heeft in een cultuur. “Discourses are ways of referring to or constructing knowledge about particular topic of practice: a cluster (or formation) of ideas, images and practices, which provide ways of talking about, forms of knowledge and conduct associated with, a particular topic, social activity or institutional site in society.” (Hall, 1997, p. 6) Een van de belangrijkste verschillen tussen de ‘semiotic’ en de ‘discursive’ benaderingen is dat de semiotische benadering zich bezighoudt met het ‘hoe’ van representatie, met hoe taal betekenis produceert. De discursieve benadering houdt zich echter bezig met de effecten en consequenties van representatie. Het verschil wordt vaak aangeduid met de ‘poetics’ versus de ‘politics’ van taal. (Hall, 1997, p. 6)

Michel Foucault zet de term discourse op een bredere manier in dan hierboven vermeld wordt. Met discourse bedoelt Foucault “a group of statements which provide a language for talking about – a way of representing the knowledge about – a particular topic at a particular historical moment. ... Discourse is about the production of knowledge through language.” (Hall, 1997, p. 44) Discourse bestaat volgens Foucault nooit uit één uitspraak, één tekst, één actie of één bron, bovendien gaat het aan de grenzen van taal voorbij.[7]

Om een goed beeld te krijgen van de representatie van een object/mening, en hoe de vorming van betekenis tot stand komt moet een voorbeeld uit de praktijk geanalyseerd worden.[8] Hall bespreekt drie benaderingen die gebruikt kunnen worden bij de analyse van de samenhang van betekenis en taal met cultuur: de reflectieve, de intentionele en de constructieve benadering van representatie. (Hall, 1997, p. 24) Bij de reflectieve benadering wordt beredeneerd dat betekenis ligt in het object/persoon/idee/gebeurtenis in de werkelijke wereld en deze wordt dan vervolgens door taal weerspiegeld, zoals die al bestaat in deze werkelijke wereld. Maar “de man-vrouw dichotomie bijvoorbeeld wordt niet weerspiegeld in de taal, maar op tal van punten ook door taal geproduceerd, in het leven geroepen” (Bulhof/van Riessen, 1995, p. 6) Ook Baudrillard keert de verhouding tussen werkelijkheid en afbeelding om. Volgens hem is de afbeelding “geen representatie van werkelijkheid maar de werkelijkheid wordt door beelden geproduceerd.” (Bulhof/van Riessen, 1995, p. 17) Bij intentionele benadering wordt er vanuit gegaan dat de spreker/auteur degene is die zijn of haar eigen unieke beeld van de wereld vertaalt met taal. “Words mean what the author intends they should mean.” (Hall, 1997, p. 25) Taal is echter een sociaal systeem en kan niet enkel als een ‘private game’ gezien worden. (Hall, 1997, p. 25) De laatste benadering, de constructieve benadering, erkent wel deze publieke en sociale functie van taal: “Things don’t mean: we construct meaning, using representational systems – concepts and signs.” (Hall, 1997, p. 25) De eerder besproken semiotische en discursieve benaderingen vallen onder deze constructieve benadering. Voor het beantwoorden van de hoofdvraagstelling in deze scriptie is de intentionele benadering van representatie het meest interessante uitgangspunt, daar er gekeken wordt naar de bedoelingen en keuzes van de programmamakers.[9] De reflectieve en constructieve benadering worden niet ontkend, maar staan niet centraal in de uitspraken over representatie in het programma Think Pink.

 

 

2.1 Representaties van de werkelijkheid

 

Het begrip cultuur wordt tegenwoordig vooral gebruikt “to refer to whatever is distinctive about the ‘way of life’ of a people, community, nation or social group.” (Hall, 1997, p. 2) Binnen een cultuur zijn altijd vele verschillende betekenissen van en meningen over elk willekeurig onderwerp aanwezig. Elk onderwerp wordt dan ook op verschillende manieren gerepresenteerd en geïnterpreteerd. “We give things meaning by how we represent them – the words we use about them, the stories we tell about them, the images of them we produce, the emotions we associate with them, the ways we classify and conceptualise them, the values we place on them.” (Hall, 1997, p. 3) Elke keuze die gemaakt wordt in de praktijk van het representeren, is een keuze over hoe een cultuur te representeren, wat wel en niet in beeld komt en welke vergelijkingen er gemaakt worden. Alle keuzes hebben invloed op niet alleen welke betekenis er gerepresenteerd wordt maar ook op hoe betekenis wordt geproduceerd. Betekenis wordt constant geproduceerd en uitgewisseld in elke persoonlijke en sociale interactie waaraan we deelnemen, maar betekenis wordt ook geproduceerd door een aantal verschillende media. Vooral de ‘mass media’ van deze tijd zijn een belangrijke bron voor het uitwisselen van verschillend cultureel gedachtegoed en betekenissen daarvan met een tot nog toe onbekende snelheid.

Het toekennen van betekenissen heeft bijvoorbeeld een aanzienlijke invloed op de manier waarop wij onszelf representeren. Verschillende manieren van uiterlijk vertoon worden aan ons aangeboden die vervolgens door ons kunnen worden gelezen, geïnterpreteerd, betekenis toegekend en die eventueel ook overgenomen kunnen worden. Verder bepalen betekenissen wat ‘normaal’ is, “who belongs – and therefore, who is excluded. They are deeply inscribed in relations of power. Think of how profoundly our lives are shaped, depending on which meanings of male/female, black/white, rich/poor, gay/straight, young/old, citizen/alien, are in play in which circumstances” (Hall, 1997, p. 10). Betekenissen worden vaak geordend als tegenpolen om een duidelijke betekenis te creëren. Maar deze tegenpolen werken vaak samen bij het vormen van een betekenis waardoor de sterkte van hun individuele betekenis ondermijnd wordt. (Hall, 1997, p. 10) Ook representaties worden pas herkenbaar als ze naast concurrerende representaties worden geplaatst. (Ankersmit, 1995, p. 108) Deze andere manier van representeren laat zien wat het afgebeelde of geschrevene niet weergeeft, hoe de representaties verschillen. Deze interactie zal ook naar voren komen bij de representatie van homoseksualiteit daar er op het medium tv door de programmamakers voor acceptatie van homoseksualiteit vaak gebruik wordt gemaakt van heterodoorbreking, waarbij de nadruk van ‘normaal’ deels wordt weggehaald bij de normaalheid van heteroseksualiteit en wordt overgeplaatst naar het normaler maken van homoseksualiteit.[10]

Belangrijk is om te begrijpen dat er nooit een goed of fout antwoord is op de vraag wat een beeld betekent. Bovendien veranderen betekenissen van afbeeldingen in de loop van tijd vaak ook nog. “It is a slippery customer changing and shifting with context, usage and historical circumstances. It is therefore never finally fixed.” (Hall, 1997, p. 9) Wanneer er over betekenis wordt gesproken moet er minder in termen van waarheid en nauwkeurigheid gedacht worden, zoals Hall voorstelt, maar meer “in terms of effective exchange – a process of translation, which facilitates cultural communication while always recognizing the persistence of difference and power between different ‘speakers’ within the same cultural circuit.” (Hall, 1997, p. 11) Van Peursen doet een soortgelijk voorstel als hij de term ‘werkelijk’ wil gebruiken als “relationeel begrip, een product van een interactief proces.” (Van Peursen aangehaald in Bulhof/van Riessen, 1995, p. 19) Taal is noch bezit van de zender van betekenissen, noch van de ontvanger. Het is een gedeelde culturele ruimte waarbinnen betekenissen geproduceerd worden door middel van taal (representatie). Beide praktijken die komen kijken bij het uitwisselen van betekenissen – zowel het zenden als het ontvangen – zijn betekenisvormende processen. De interactie tussen deze twee partijen is van groot belang.

Maar er worden geen harde feiten weergegeven, de wereld wordt beschrijvend uitgevonden als het gaat om representatie. “Waarheid is geen kwestie van een adequate weergave of spiegeling, ze komt eerder tot stand doordat wij het kennelijk geen probleem vinden om tal van aspecten van werkelijkheid weg te laten [...] Zo is wat wij waarheid noemen in werkelijkheid een bedrieglijk en conventioneel geheel. Wetenschap en taal zijn niet meer dan een spel van illusies.” (Bulhof/van Riessen, 1995, p. 11) Niemand kent het ware verhaal of kan het verhaal volledig brengen. “Representations – even those that attempt to reproduce reality such as the documentary film – are the result of processes of selection that invariably mean that certain aspects of reality are highlighted and other neglected.” (Croteau/Hoynes, 2000, p. 194) Ook Nietzsche zag dit als “het geweld van een taal”, representaties raken slechts de oppervlakte, “terwijl ze pretendeert het geheel te representeren.” (aangehaald in Bulhof/van Riessen, 1995, p. 11) Als we accepteren dat het gerepresenteerde niet gaat om wat waar is en wat niet, wat goed is en wat fout, dan kunnen we ons concentreren op wat we er allemaal in kunnen vinden. We kunnen ons dan bezighouden met onze eigen mening, maar ook kijken wat anderen er in kunnen zien en wat de makers er mee bedoeld zouden kunnen hebben. Dit is een belangrijk punt voor deze scriptie, daar het hier niet gaat om waarheid maar om het kijken naar mogelijkheden. De makers van het programma Think Pink hebben een voorstelling gehad bij het maken van het programma over hoe door deze beelden homoseksualiteit accepteerbaarder gemaakt kon worden. Het is echter nog steeds aan de kijker om daar zijn eigen betekenis en mening over te vormen aan de hand van deze tekens en symbolen. Livingstone: “The structure of the text, the experienced relation between the viewer and text, the interpretation made of the text, and the consequences of viewing are all complexly bound up together ... [and] ... the important questions concern the interrelation between the two (text and viewer): how do people actively make sense of structured texts and events; how do texts guide and restrict interpretations. The creation of meaning through the interaction of texts and readers is a struggle, a site of negotiated meaning between two semi-powerful sources.” (in Forrester, 2000, p. 134) Het is nooit de intentie geweest om in dit onderzoek een volledige analyse te geven van media-inhoud, representatie en begripsvorming. De bedoelingen van de makers staan centraal. De waarheid die zij willen verkondigen daarmee ook. [11]

 

 

3. Heterodoorbreking

 

“Voor integratie is het juist nodig dat homoseksualiteit niet als exclusief wordt voorgesteld. Dat is de paradox van heterodoorbreking op televisie.”

Schedler/Kats (1989, p. 150)

 

Er kan gestreefd worden “om het aantal homoseksuelen op het beeldscherm te vergroten of het aantal gesprekken over homoseksualiteit in uitzendingen te stimuleren. Het is echter de vraag of met een dergelijke strategie de vanzelfsprekendheid van heteroseksualiteit en de doorwerking daarvan in televisieprogramma’s geproblematiseerd wordt […] Homoseksualiteit kan namelijk op heel verschillende manieren verbeeld worden.” (Kats/Schedler, 1989, p. 50) [12] De norm waarnaar gemeten wordt is en blijft de groep van heteroseksuele blanke mannen. Alle andere groepen worden met deze groep vergeleken.[13] Heterodoorbreking wordt helaas niet direct bewerkstelligd door het louter aanwezig zijn van homoseksuelen op de tv. De tegenstellingen die er nog steeds zijn tussen hoe gewoon heteroseksueel zijn is en hoe ongewoon homoseksualiteit, ligt gegrond in de maatschappij en niet zo zeer in de media.[14] Het is mede aan de media om dit te doorbreken door bijvoorbeeld homostelletjes als kandidaat te laten functioneren in een spelletjesshow. De nadruk van het beeld van de homoseksualiteit moet niet liggen bij de problemen die een belemmering zouden vormen voor de emancipatie. Het beeld dat de maatschappij hierdoor heeft blijft hangen in het geijkte beeld. “Met name actualiteitenrubrieken en praatprogramma’s hebben er op hun manier wel iets aan gedaan. Zulke programma’s proberen vooroordelen over homoseksualiteit te relativeren, hoewel ze vaak ongewild juist ook vooroordelen reproduceren.” (Kats/Schedler, 1989, p. 52) De verschillende beelden die gebruikt kunnen worden om homoseksualiteit te representeren dragen elk op zichzelf al meerdere boodschappen in zich mee, maar “neutraliteit bestaat bij media-presentatie niet. Elk mediaprodukt refereert aan dominante maatschappelijke verhoudingen.” (Schedler/Schuyf/Soesbeek, 1989, p. 10) Echter “mediaprodukten kunnen ook een rol spelen bij het zoeken en/of herdefiniëren van een homoseksuele of lesbische identiteit en leefstijl. De wijze waarop een bepaalde mediapresentatie van mannelijke of vrouwelijke homoseksualiteit wordt waargenomen en gewaardeerd is een gecompliceerd sociaal en cognitief proces.” (Schedler/Schuyf/Soesbeek, 1989, p. 12)

Het in beeld brengen van homoseksuelen, zowel kwantitatief als kwalitatief, is tevens zeer belangrijk voor vooral jongere homoseksuelen om überhaupt een identificatiepunt te vinden. De aanwezigheid van homoseksualiteit in zowel informatieve als amusementsprogramma’s is een stap in de goede richting, of homoseksualiteit nu expliciet dan wel impliciet aanwezig is. Ook voor heteroseksuelen is het belangrijk om niet alleen de serieuze informatieve programma’s te hebben als referentiekader maar ook het amusement, waarbij hele andere insteken te zien zijn. De verschillende manieren waarop homoseksualiteit gerepresenteerd wordt op tv hebben allen een andere uitwerking en toevoeging op de betekenisvorming van homoseksuelen. Het in beeld brengen van homoseksualiteit is onderhevig aan de volgende drie kwesties[15]. De eerste is of de media-producers in de media-inhoud überhaupt beelden en beschouwingen opnemen van verschillende homoseksuele personen en omgevingen. De tweede kwestie is “the nature of media roles” (Croteau/Hoynes, 2000, p. 199); als producers homoseksuelen in hun media-inhoud betrekken, hoe worden ze dan weergegeven? Stereotypering is hier vaak een belangrijk (te weerleggen) onderdeel daar “Stereotypes function to help people classify and process information. Homosexual stereotypes include the descriptions sexually abnormal, perverted, mentally ill, and effeminate. Yet homosexuals are defined by the image people receive of them at any given period in history.” (Nungesser, 1983, p. 60) De laatste kwestie die van belang is, is “the control of production” (Croteau/Hoynes, 2000, p. 199); hebben homoseksuelen uit verschillende omgevingen controle over het creatieve proces en de productie van beelden waarin homoseksualiteit voorkomt? “This last issue is more about the production process and the nature of the media industry than about media content in itself. However, the history of media suggests that content very often reflects the views of those in control.” (Croteau/Hoynes, 2000, p. 200)

Verschillende representatie mogelijkheden worden in de volgende paragrafen besproken, van belang is om te erkennen dat niet één soort representatie, of één soort programma zorgt voor een beeldvorming van homoseksualiteit via televisie, het gaat om het programmapakket.

 

 

3.1 Benadrukte homoseksualiteit

 

Homoseksualiteit kan op verschillende manieren in een tv-programma benadrukt worden. Ten eerste moet er een onderscheid gemaakt worden tussen informatieve en amusementsprogramma’s. In informatieve programma’s met als onderwerp homoseksuelen, wordt homoseksualiteit onontkoombaar benadrukt. De volledige media-inhoud en alles wat in beeld wordt gebracht is bedoeld om de aanwezigheid van homoseksualiteit te benadrukken. In informatieve programma’s waar de nieuwswaarde en meningsvorming centraal staat komt homoseksualiteit vaak in een slachtofferrol in beeld en wordt de aandacht alleen gevestigd op aspecten die mis zijn gegaan bij de acceptatie van homoseksualiteit. De problematische kant wordt hier dan ook vooral belicht; mishandelingen, buitensluitingen en acceptatieproblemen. De vijandige omgeving van homoseksuelen heeft uiteraard veel nieuwswaarde en kan ook niet genoeg onder de aandacht komen, maar enkel deze medelijden wekkende beelden tonen is niet heterodoorbrekend en juist vooroordeel bevestigend. Dit zal dan ook een positieve beeldvorming over homoseksualiteit in de weg staan, zowel bij heteroseksuelen als bij homoseksuelen. Bovendien zullen vooral jonge homoseksuelen niet openlijk voor hun geaardheid uit willen komen en hun identiteit alleen maar verhullen om zichzelf te beschermen tegen het beeld dat hier geschetst wordt. (Bakker, 1985, p. 6)

Het stereotype beeld van homoseksualiteit dat in informatieve programma’s naar voren komt wordt niet alleen veroorzaakt door de inhoud van het beeld, maar ook door de rol die homoseksuelen in deze items hebben. Vooral voorheen, wat zal blijken uit het volgende hoofdstuk, werd dit beeld gecreëerd doordat de producenten van deze programma’s blank en hetero waren. Zij hadden dan ook weinig verstand van wat homoseksualiteit daadwerkelijk allemaal inhield. Net als bij rassenkwesties werden ook homoseksuelen genegeerd of enkel stereotyperend afgebeeld.[16]

Tegenwoordig wordt er naast de problematische beeldvorming van homoseksualiteit ook steeds vaker voor een positieve insteek gekozen, daar er in de maatschappij ook meer openheid heerst. Bij deze positieve insteek, waarbij er bijvoorbeeld uitleg over het homoseksueel zijn op een luchtigere manier gegeven wordt, wordt nog steeds het homo-zijn benadrukt. Dit is uiteraard goed voor het begrijpen van homoseksualiteit, maar met alleen deze representaties zal heterodoorbreking niet kunnen worden bewerkstelligd om het simpele feit dat gewoonheid nooit benadrukt wordt. Er zijn bijvoorbeeld ook geen hele informatieve programma’s over de blanke man die over zijn witheid en manlijkheid uitweiden.

Naast informatieve programma’s kan ook in amusementsprogramma’s homoseksualiteit benadrukt worden. Ook in deze programma’s werden ze voorheen genegeerd of wederom enkel stereotyperend gerepresenteerd. Deze stereotyperende aanwezigheid was vaak bedoeld als komische noot, vooral afkomstig uit cabaret waarbij homoseksuele cabaretiers vaak de draak staken en steken met hun eigen geaardheid om op die luchtige manier een positief beeld van homoseksualiteit te bewerkstelligen. Zij weten dat het publiek minder zal struikelen over deze amusementsprogramma’s omdat die niet belerend en meningsvormend bedoeld zijn. Verzet is dan ook kleiner, en juist omdat er op het stereotyperende beeld wordt ingespeeld, wordt op een luchtige manier homoseksualiteit onder de kijker gebracht en bespreekbaar gemaakt.

 

 

3.2 ‘Gewoon aanwezige’ homoseksualiteit

 

Naast de net besproken benadrukte homoseksuelen zijn homoseksuelen steeds vaker ook ‘gewoon aanwezig’ gelijk aan heteroseksuelen. Hiermee wordt niet alleen gedoeld op homoseksuelen die zeer aan de vooroordelen voldoen en daardoor herkenbaar zijn als homoseksueel, zoals Albert Mol, maar ook op homoseksuelen waarbij de geaardheid niet direct te onderscheiden is van heteroseksualiteit. Het gaat bij beide vooral om het aanwezig zijn naast de heteroseksuele meerderheid zonder dat benadrukt wordt dat zij homoseksueel zijn. Homoseksualiteit is bij deze representaties niet het onderwerp maar een bijkomstigheid.

 Openlijke homoseksuelen die naast heteroseksuelen meedoen aan een spelletjes-programma is een voorbeeld waarbij de nadruk niet zozeer op de geaardheid ligt. De integratie van homoseksualiteit binnen het programma is hierbij het doel. Programmamakers willen met deze representatie bestaande vooroordelen niet versterken, eenzijdig beïnvloeden of de kijker hiermee irriteren. Openlijke homoseksualiteit, vooroordeelbevestigend of niet, wordt inmiddels geaccepteerd in simpele amusementsprogramma’s waardoor het onderwerp zonder al te veel nadruk aan het publiek getoond wordt en er een verschuiving in norm zou kunnen plaatsvinden. Niet alleen het gezin en de heteroseksuele relatie worden gerepresenteerd, maar ook homoseksualiteit krijgt zijn aandeel.

 Ook de aanwezigheid van bekende, openlijke homoseksuelen, zoals de al eerder genoemde Albert Mol, werkt heterodoorbrekend. Deze rolmodellen, die bijna volledig opgenomen en geaccepteerd zijn in omroepland en de maatschappij zijn relatief frequent aanwezig in de media-inhoud. Hun homoseksualiteit is van belang op een dieper niveau, maar in eerste instantie is hun ‘gewone’ aanwezigheid wederom norm verleggend. Homoseksualiteit wordt hier in eerste instantie niet benadrukt, echter pas als het op het niveau van rolmodel beschouwd wordt. Jos Brink is hier een goed voorbeeld van.

 

 

3.3 Lesbiennes

 

In de representaties van homoseksualiteit zijn het vaak representaties van lesbiennes die ontbreken. Dit is deels ontstaan uit de historisch bepaalde ondergeschikte positie van de vrouw. Tevens is de aanhankelijkheid van de gemiddelde vrouw groter, dus is het bijvoorbeeld minder in het oog springend als vrouwen arm in arm lopen. De representaties van lesbiennes in informatieve programma’s ontbreken in grote mate, vooral ook omdat de problematiek ervan minder erkend wordt en daarom dus de aandacht verschuift naar homoseksualiteit onder mannen.

 Representaties van homoseksuele vrouwen in amusementsprogramma’s als ‘niet benadrukte homoseksuelen’ wordt ook vaak gezien als gewoon goede vriendinnen. Herkenning van lesbiennes is minder aanwezig doordat het stereotyperende beeld niet echt af te bakenen is en vaak wordt afgedaan als gewoon een wilde meid of wellicht enkel een fase van biseksualiteit. Mochten er wel representaties voorkomen van lesbiennes dan is dit onder te verdelen op de in de vorige paragraaf besproken manieren.

 

 

4. Betekenisgeving van homoseksualiteit in de periode van vertrossing

 

“Homoseksuele gedragingen en verlangens zijn wellicht van alle tijden, maar de wijze waarop ze worden geïnterpreteerd is variabel naar periode, plaats en

maatschappelijke context.”

Oosterhuis (1992, p. 12-13)

 

Het begrip ‘homoseksualiteit’ heeft geen vaste betekenis. De invloed op betekenisgeving komt van verschillende kanten en is sociaal-historisch bepaald. Tevens is het toekennen van een betekenis aan homoseksualiteit in een bepaalde periode in een bepaalde cultuur nauw verbonden met de betekenis van seksualiteit in het algemeen. Het daadwerkelijk toekennen van betekenissen van homoseksualiteit komt tot stand in sociale kringen, taal is hierbij een zeer belangrijk medium waarin betekenisgeving vorm krijgt. Zo wordt het een maatschappelijke kwestie. De maatschappij is beïnvloedbaar door taal in de breedste zin van het woord. De media tv en radio hebben een belangrijke functie bij het vormen van een maatschappelijk beeld, maar dit blijft open voor interpretatie.[17] Een betekenis van homoseksualiteit in een bepaalde periode heeft een sterke invloed op de mogelijkheid van emancipatie van homoseksuelen daar het van belang is dat er ook acceptatie aanwezig kan zijn binnen de maatschappij in die periode. Andersom heeft de emancipatie van homoseksuelen bijvoorbeeld via het medium tv weer invloed op de betekenisvorming. Er treedt hierdoor een wisselwerking op. Het hebben van vooroordelen over homoseksuelen “was characterized as pejorative beliefs and negative anticipations and feelings. Antihomosexual prejudice is evidence of real history, and changes form by altering the stereotyped image of ‘the homosexual’ propagated by the family, church, state, and school. Homoseksuals are granted, rather than earn, a reputation [...]” (Nungesser, 1983, p. 131)

 Om de verandering in betekenisvorming en daarmee de emancipatie van homoseksuelen goed te kunnen belichten is de periode van de vertrossing een ideale tijd, daar er in deze periode een verschuiving heeft plaatsgevonden in de betekenisgeving van homoseksuelen door de maatschappij. Hierbij heeft de tweedeling in de katholieke kerk en de ontzuiling van de maatschappij een belangrijke rol gespeeld.

 

 

4.1 Monopolie van kerk bij betekenisgeving van homoseksualiteit

 

“In de geschiedenis van homoseksualiteit in Nederland vormen de jaren zestig een keerpunt.” (Oosterhuis, 1992, p. 179) Onder andere de integratiepolitiek van de Nederlandse homobeweging heeft bijgedragen aan deze doorbraak. Echter, zonder de culturele veranderingen in het algemeen en zonder andere maatschappelijke krachten was het er niet zó in geslaagd een ommekeer te bewerkstelligen. Als een van deze maatschappelijke krachten worden de confessionele genoemd “[…] alleen al vanwege het numerieke overwicht en de hechte organisatie, het meest van de katholieke zuil.” (Oosterhuis, 1992, p. 180) Rond 1960 vindt er een opzienbarende kentering plaats in het katholieke denken over seksualiteit in het algemeen en homoseksualiteit in het bijzonder. De groeiende welvaart en de uitdijing van de verzorgingsstaat maken het onontkoombaar dat de traditionele denkbeelden over de seksuele moraal veranderen. Een grotere individuele onafhankelijkheid en bewegingsvrijheid worden hierdoor mogelijk gemaakt.

Opvallend is dat een katholieke organisatie[18] al in de jaren vijftig beschikte over een speciale afdeling voor homoseksuelen. Hiermee hadden de katholieke hulpverleners een voorhoederol in Nederland. De paters en psychiaters aangesloten bij deze afdeling gaven vaak adviezen aan homoseksuelen die met de kerkelijke leer strijdig waren. “De beslotenheid van de biechtstoel bood priesters (bovendien) de mogelijkheid met twee monden te spreken. Naar buiten toe moesten ze volhouden dat homoseksualiteit zware zonde was, maar onder vier ogen was het mogelijk enige soepelheid te betrachten en tolerantie op te brengen.” (Oosterhuis, 1992, p. 146) Katholieke en protestantse psy-deskundigen en zielzorgers konden voorheen door hun “morele gezag onder brede lagen van de bevolking begin jaren zestig een publiek debat op gang brengen over homoseksualiteit. Ze moesten rekening houden met felle reacties van de christelijke achterban” (Oosterhuis, 992, p. 171) Door de tweestrijd die er binnen de kerk heerst, is er nog steeds verdeeldheid in de houding van katholieken ten aanzien van homoseksualiteit. Dit werkt zeer verwarrend voor homoseksuelen en hun omgeving.

 

 

4.2 De invloed van maatschappij en media in deze periode

 

De wetenschappelijke en maatschappelijke ontwikkelingen zijn een van de belangrijkste redenen waardoor “het monopolie van de godsdienstig-morele benadering vanaf de eerste decennia van deze eeuw werden doorbroken en biologisch, medische en psychologische verklaringen hun intrede deden in de katholieke wereld.” (Oosterhuis, 1992, p. 8) De pastorale benadering in de jaren zestig was in de eerste plaats verontschuldigend, er werd gefocust op de morele toelaatbaarheid van homoseksualiteit. In de jaren 70 hield men zich bezig met “een homovriendelijke invulling van de geloofswaarden, die gestalte kreeg in de homobevrijdingstheologie.” (Oosterhuis, 1992, p. 171) In 1970 werd er zelfs door de bisschoppen onderschreven dat “homoseksuelen begripvolle pastorale hulp nodig hadden en dat discriminatie onwenselijk was” (Oosterhuis, 1992, p. 170). Homoseksuele verhoudingen werden echter niet officieel goedgekeurd. Maar doordat de contacten met andersdenkende toenamen vervaagde de vanouds gegeven grenzen. En “naarmate homoseksualiteit meer publiekelijk bespreekbaar werd, was het moeilijker om de kloof tussen leer en praktijk te handhaven en groeide de behoefte aan nieuwe kerkelijke richtlijnen.” (Oosterhuis, 1992, p. 185)

In de kerk werd de invloed van de media al gemerkt toen er druk kwam op de traditionele kerkelijke bindingen door onder andere de moderne media radio en televisie. Zij hebben de opgekomen tweestrijd binnen de kerk beïnvloed en verder aangewakkerd. De verdeeldheid in de houding van katholieken ten aanzien van homoseksualiteit is hierdoor gepolariseerd tussen de mensen die onder andere de media negeren en afkeuren, en de mensen die zich ‘laten beïnvloeden’ door dit medium. Maar ook de confessionelen zelf maakten gebruik van de media om hun standpunt te benadrukken. Denk aan onder andere de Evangelische Omroep. De EO presenteerde een representatie van homoseksuelen die ervoor moest zorgen dat, door homoseksualiteit te koppelen aan zonde en verderf, de enkele ‘dwaler’ op het goede spoor gebracht wordt. In de jaren zeventig en tachtig was er zelfs bij de kerkelijke leiding sprake van versterken van het standpunt wat betreft homoseksualiteit. De uitwerking die tv had bij de kwestie van emancipatie van homoseksuelen stond hen tegen. In 1977 gingen enkele bisschoppen tegen de vernieuwingsbewegingen in de Nederlandse katholieke kerk in. Ze wilden er een halt toe roepen, er kwam een tegenoffensief van hun kant. “Zij veroordeelden homoseksuele handelingen als zondig en spraken zich uit voor een strikte toepassing van de kerkelijke leer. Daarmee riepen zij binnen en buiten de katholieke wereld een storm van protest op en ontstond in het episcopaat verdeeldheid.” (Oosterhuis, 1992, p. 170) Veel homoseksuelen of betrokkenen wendden zich hierdoor af van de kerk. In de diversiteit van het christendom waren er echter ook nog enkelen die zeiden dat afwijzing van homoseksuelen niet tot het christendom behoorde.

“Afwijzingen en discriminatie van homoseksuelen waren steeds moeilijker goed te praten en kregen het stempel van onwetendheid en vooroordeel, of erger, van kwaadwilligheid.” (Oosterhuis, 1992, p. 171) Door de tv vervaagden de grenzen die waren gesteld. Contacten met andersdenkenden waren makkelijker te maken, “daardoor werd tegenstelling tussen de maatschappelijke praktijk en het restrictieve normen- en waardenpatroon van het verzuilde katholicisme groter.” (Oosterhuis, 1992, p. 151)

 

 

4.3 Waardering vaste relaties

 

Om acceptatie van homoseksuelen in de hand te werken drukte het COC[19] onder andere homoseksuelen op het hart om niet te losbandig te leven. Een vaste relatie werd veel meer gewaardeerd dan vrij seksueel verkeer en vluchtige seksuele contacten. Dit werd egoïstisch, oppervlakkig en geestelijk ongezond gevonden. De samenleving moest homoseksuelen gaan zien als nuttige en fatsoenlijke burgers. “Maatschappelijke acceptatie was mede afhankelijk van het verantwoordelijkheidsbesef en de ‘volwassenheid’ van homoseksuelen.” (Oosterhuis, 1992, p. 138) In het blad van de COC, Vriendschap, werd het ideaal van een vaste vriendschap zeer benadrukt “trouw, duurzaamheid en standvastigheid in de liefde waren in de homofiele verhouding even wenselijk en even goed mogelijk als in het huwelijk. […] Vaste vriendschap was van wezenlijk belang voor de ‘persoonlijke groei’ en zingeving aan het leven.” (Oosterhuis, 1992, p. 137) De waarschuwingen in dit blad hadden veel weg van christelijke denkwijzen en preken, want ook de paters hadden dergelijke uitspraken. Ze moedigden het homoseksuele alleen niet aan en ze lieten eerst seksueel verkeer in een vaste relatie slechts toe om ervoor te zorgen dat er niet te losbandig geleefd zou worden. Al gauw gaven ze “te kennen dat het in een ‘goede vriendschap’, onder bepaalde voorwaarden, ‘verantwoord’ en ‘zinrijk’ was. Lichamelijk contact was ‘geen kwestie van zonde en schuld’ wanneer de relatie op ‘trouw’ was gebaseerd, bij voorkeur ‘tot in de dood’, het ertoe diende de ‘vriendschap niet te doen vervreemden’ en het ‘net zoals het huwelijk…tot liefde’ leidde. Voor zover seksualiteit, net als in een huwelijk, was ingebed in een stabiele affectieve relatie, was zij voor de paters te rechtvaardigen.” (Oosterhuis, 1992, p. 159-160)

 

 

4.4 Emancipatie homoseksuelen

 

Homoseksuelen anno 1985 hadden het in ieder geval heel wat makkelijker zichzelf te kunnen zijn dan twintig of dertig jaar daarvoor. “Maatschappelijke verschijnselen als verminderde sociale controle, afgenomen kerkelijke invloed en ontzuiling van de media hebben het individu een niet onbelangrijke persoonlijke autonomie verschaft.” (Bakker, 1985, p. 3) Vooral de media hebben ervoor gezorgd dat de gemeenschap vergroot werd en het blikveld verruimd. In de twintig, dertig jaar die voorbij zijn gegaan tot 1985, zijn de media-uitbreiding en technologische ontwikkelingen in een stroomversnelling geraakt. “De kerk – eens in het bezit van het patent op de sociale controle – kon dat tempo niet bijhouden; verloor door de mobiliteit eerst dat patent, daarna door de media haar geloofwaardigheid en vervolgens vele belijdende leden.” (Bakker, 1985, p. 4)

Toch is er met betrekking tot homoseksualiteit een ding dat nooit veranderd zal kunnen worden, ook niet door de media: “Wanneer een Joods jochie opgroeit heeft hij te maken met vooroordelen, net als een zwart of homoseksueel kind. De ouders van het Joodse c.q. zwarte kind kennen die discriminatie uit eigen ervaring en zullen in hun opvoeding het kind van jongs af aan weerbaar proberen te maken tegen die discriminatie. Een homoseksueel kind kent dat niet[…]” (Bakker, 1985, p. 5)

 

 

4.5 Doelstellingen omroepen tegen 1985

 

Zelfs in 1985 gebeurde het nog wel eens dat bijvoorbeeld homo-kandidaten geweigerd werden om mee te werken aan spelshows, zoals de ‘1-2-3 show’ waarbij de KRO na uitgebreide negatieve aandacht in de schrijvende pers snel deze weigering introk. (Bakker, 1985, p. 14) Homoseksualiteit bleek niet bij elke omroep evenzeer erkend te worden als iets dat onder de aandacht moest komen, zij het door kandidaten in game-shows, zij het in informatieve (praat)programma’s. In het artikel van Rob Segaar en Edwin Bakker, in de bundel van Edwin Bakker, valt te lezen wat de verschillende omroepen hierover zeggen: Bij Veronica zag men “homoseksualiteit niet als probleem. ‘Er bestaat geen behoefte daar dieper over na te denken; homoseksualiteit is een volkomen geaccepteerde zaak’, aldus Lex Harding (Veronica-radio)” (Bakker, 1985, p. 18) Bij de TROS werd media vooral als rolbevestigend element gezien. Zij hadden geen bezwaar tegen participatie van openlijke homo’s in hun amusementsprogramma’s, “zolang dit de bestaande vooroordelen niet versterkt. Men wil eenzijdige beïnvloeding, wat de kijker kan irriteren, voorkomen.” (Bakker, 1985, p. 18) Bij de VARA (tv) wordt er niet zo stil gestaan bij de omvang van het probleem. “De VARA streeft naar integratie van homoseksualiteit binnen het bestaande programma-aanbod.” (Bakker, 1985, p. 19) Iets dat bij de KRO en NCRV-radio ook gebeurt, volgens de programmamakers. De KRO-TV vermijdt verder volgens de programmaleider de vooroordeelversterkende presentatie van homoseksuelen. Voor de AVRO is het eerder besproken programma met Albert Mol een goed voorbeeld van homoseksualiteit en integratie daarvan binnen de programma’s. [20] “De VPRO is van mening dat zij in verhouding tot de andere omroepen relatief veel aandacht besteedt aan homoseksualiteit; dit overeenkomstig haar doelstelling ‘op kritische wijze’ aandacht te besteden aan minderheidsgroeperingen. Zeker nu er (weer) sprake is van een toenemende agressie tegen homo’s ‘mag men de ogen niet sluiten’.” (Bakker, 1985, p. 19) De VPRO is zelfs van mening dat gezien de recente ontwikkelingen er een behoefte bestaat aan een serieus programma. Maar zoals gezegd is het niet één soort programma die de emancipatie van de homo zou kunnen helpen, het gaat om het algemene programmapakket.

Vooral de jongere homoseksuelen hebben een identificatiepunt nodig. In de vertrossingperiode werd hier een eerste stap in de goede richting gezet door zowel in informatieve als in amusementsprogramma’s homoseksualiteit aandacht te geven, expliciet dan wel impliciet.

 

 

4.6 Informatieve en meningsvormende programma’s

 

In de media is het oorspronkelijk de vijandige omgeving van homoseksuelen die in beeld komt bij informatieve programma’s. Deze heeft uiteraard veel nieuwswaarde en kan niet genoeg in de media behandeld worden, maar zoals al uiteengezet is in hoofdstuk 3 komen op deze manier alleen de vijandige omgeving en de vooroordelen naar voren. Discriminatie zal hierdoor niet verholpen worden aangezien er alleen maar gelezen wordt over deze discriminatie. Hierdoor zullen de meeste, vooral jonge, homoseksuelen hun identiteit weer verhullen om zich hiertegen te beschermen. (Bakker, 1985, p. 6) De door de omroepen aangeboden informatieve programma’s waren tussen 1972 en 1982 naar verhouding van het aantal homoseksuelen in Nederland zeer gering (5 à 10%). (Bakker, 1985, p. 9) Het gehalte informatieve programma’s was in deze periode überhaupt lager door de vertrossing binnen de omroepen waarbij amusement belangrijker was. De programma’s over homoseksualiteit die werden uitgezonden in deze periode waren onder andere: ‘Meer of Minder’ een rubriek van de NOS. De VPRO had de VPRO-homoshow (radio) opgevolgd door ‘Ook zo?’, een radio-rubriek. De VARA heeft nog het meeste aangeboden door tv-programma’s als ‘Een Groot Uur U’ en ‘Op zoek naar discriminatie’. Tevens werden verschillende speelfilms uitgezonden. De KRO had bijvoorbeeld de tv-documentaire ‘Vader heeft een vriend’. De TROS zond later enkel incidenteel op de radio wat uit. IKON en H.V. gebruikten af en toe geringe zendtijd voor bijvoorbeeld ‘Hoera een homo’ en ‘Gezin gezien’. De NCRV zond vrijwel niets uit en de EO had “enkele schandaal-verwekkende anti-homoseksuele uitzendingen die onder andere tot meerdere zelfmoorden hebben geleid.” (Bakker, 1985, p. 9)[21] Wat betreft programma’s over homoseksuelen bleef vooral de televisie achter. Mede doordat tv een groter bereik heeft zorgde dit voor huiveringen om homoseksualiteit al te zichtbaar te maken. Maar de algehele aandacht voor homoseksualiteit in de media is van 1965 tot 1985 duidelijk toegenomen. Helaas is een groot deel hiervan ook veroorzaakt door toenemende agressie en discriminatie van homo’s.

 

 

4.7 Amusementsprogramma’s

 

De vertrossingperiode was een uitermate geschikte periode voor het aankaarten van acceptatie van homoseksualiteit. De verstrooide programma’s kwamen in de plaats van programma’s die meningsvormend en informatieve inhoud als doel hadden. De inhoud van deze verstrooiende programma’s werd minder serieus genomen, omdat het niet als informatief of meningsvormend bedoeld was.

Naast de informatieve, subject gerichte programma’s en nieuws wil het nog niet echt lukken met de integratie van homoseksualiteit in de bestaande programma’s, op de praatprogramma’s van Sonja Barends en Adriaan van Dis en de series als ‘Zeg ‘ns AAA’ en ‘De Weg’ na. Dit gebrek aan integratie komt deels doordat bij het maken van programma’s de continue productiedwang voorop staat. Wat de wensen zijn van emancipatiegroepen, zoals die van homoseksuelen, is daaraan ondergeschikt. Hun wensen zijn onder andere dat er in populaire programma’s, zoals quizzes, “ook eens homo-kandidaten optreden in plaats van de eeuwige gezinnetjes.” (Bakker, 1985, p. 14) Het gaat bij de beeldvorming over homoseksualiteit namelijk om het totale programmapakket en niet alleen om de informatieve programma’s. Het publiek dat struikelde over de inhoud van informatieve programma’s zal zich minder snel tegen de amusementsprogramma’s verzetten waarin homoseksuelen voorkomen in wat voor een vorm dan ook, omdat het niet belerend en meningsvormend bedoeld is. Hiermee wordt gedoeld op onder andere spelletjesprogramma’s als ‘Wie van de 3’ met de eerste bekende tv-homo Albert Mol. Voor homoseksuelen heeft Albert Mol een voorbeeldfunctie gehad, hij wordt samen met Jos Brink vaak genoemd als de mensen die bij de emancipatie van homo’s een grote rol speelden, ook al waardeerden niet alle homoseksuelen de overdrevenheid van Mol. De openlijkheid waarmee Albert Mol verkondigde homoseksueel te zijn is voor veel homoseksuelen een verademing geweest daar, door onzekerheid van acceptatie, het niet gebruikelijk was in die tijd om openlijk voor homoseksuele geaardheid uit te komen. “In ‘Wie van de 3’ maakte Mol op typisch ‘nichterige’ manier grappen zonder dat dat conservatieve Nederlanders afstootte. Daardoor wist Mol homoseksualiteit bespreekbaar te maken.”[22] Er was een shift in de bespreekbaarheid van homoseksualiteit en was er wel meer acceptatie aanwezig in de maatschappij, maar toch kwamen velen er nog niet voor uit.

 

 

4.8 Rolmodellen

 

Veel homoseksuelen kwamen via cabaret, toneel en ballet bij de tv terecht, zo ook Albert Mol. Mol had in de jaren zeventig naast het programma ‘Wie van de 3’ tevens een dansprogramma bij de AVRO-tv, en daarnaast een aantal eigen theatershows samen met Frans Muller[23]. Jos Brink, een andere voorvechter van de emancipatie van homoseksualiteit, was eerst te horen op de radio en presenteerde in de periode van de vertrossing het programma ‘Wedden dat’ bij de NCRV. Wim Sonneveld was bekend van cabaret, dat ook op tv uitgezonden werd in deze periode, zoals ‘Doe es wat meneer Sonneveld’ (1962). Sonneveld had als typetjes ook vaak stereotype homoseksuele. Sonneveld, en ook André van Duin waren gewoon entertainers. Ze legden niet zoveel nadruk op hun homo zijn zoals Albert Mol dat deed. Robert Long (zanger, acteur) stond samen met Leen Jongewaard bekend als cabaret duo dat enigszins tegen de maatschappij schopte, niet zo zeer over homoseksualiteit maar meer in het algemeen. Dit deed Robert Long ook vaak in solo voorstellingen. Mensen als Robert Long hadden niet zoals Sonneveld homotypetjes waarmee ze het stereotype inzetten voor acceptatie van homo. Iemand die dat wel deed was Henk Elsing, van ‘Harm met het harpje’: een stereotype beeld van een homo. Veel bronnen voor het luchtig bespreekbaar maken van homoseksualiteit lagen dus bij het cabaret.

Een van de immer nog actieve tv-homoseksuelen uit de tijd van de vertrossing is Hans van Willigenburg. Hij kwam niet zo zeer uit voor zijn homoseksualiteit, ‘hij was het gewoon’. Net als Wim Nijholt dat was bij blijspelen en musicals, en Pia Beck in de Jazzmuziek-wereld. Maar door hun aanwezigheid, en het bekend zijn als homoseksueel, waren ze wel een rolmodel voor menig homoseksueel in Nederland. Dit was ook het geval bij Barrie Stevens, een Amerikaanse choreograaf en acteur die in Nederland woonde, die naast de ‘Playbackshow’ en de ‘Soundmixshow’ ook rolletjes had in ‘Ja Zuster, Nee Zuster’ en ‘Ti-ta-tovenaar’. Hij speelde niet ‘de homo’, hij was gewoon aanwezig en deed waar hij goed in was. Een tv-homo die ook erg bekend was bij de jeugd was Herman Stok. Hij presenteerde op de radio de programma’s ‘Tijd voor Teenagers’, ‘Tussen 10 plus en 20 min’(samen met Jos Brink), ‘Mix’ en ‘Wie in ’t Nederlands wil zingen’. Op tv was hij onder andere de host van ‘Top of Flop’[24]. Dit waren slechts enkele voorbeelden. In beeld kwamen dus verschillende ‘soorten’ homo, naast degenen die in informatieve programma’s aanwezig waren. Er waren die het gewoon waren en bekend werden ‘ondanks het homo zijn’, een andere groep presenteerde zich duidelijk als homo en probeerde het zo acceptabel te maken. En de laatste groep spotte zelfs een beetje met het homo zijn, op zo’n manier dat het grappig was en het dus makkelijk werd om over te praten. Hiervoor was uiteraard cabaret een goede springplank.

 Degenen die vaak ontbraken waren de lesbiennes. Uiteraard waren er wel een aantal die ervoor uitkwamen, zoals de al genoemde Pia Beck. En ‘Zeg eens AAA’ had in haar verhaallijn een lesbische relatie opgenomen. Maar lesbiennes werden nog steeds een beetje aan de kant geschoven. Dit komt deels al voor in de katholieke kringen aan het begin van de vertrossingperiode. Het in deze kringen “levende beeld van de vrouw als seksueel passief (…) heeft er wellicht toe bijgedragen dat zowel geestelijken als psychiaters lesbische vrouwen vaak weinig serieus namen.” (Oosterhuis, 1992, p. 142) Er werd gezegd dat het wel over zou gaan. Er werd vaak vastgesteld door psychiaters “dat vrouwelijke homoseksualiteit neurotisch bepaald was en in principe voor genezing in aanmerking kwam. Hoewel de kwalificatie ‘neurotisch’ ook vaak in dossiers van mannen is aan te treffen, verbonden de psychiaters daaraan vrijwel nooit conclusie dat hun seksuele voorkeur te verhelpen was.” (Oosterhuis, 1992, p. 142) Maar dit was vooral eind jaren 60 het geval. Er wordt tegenwoordig echter nog steeds anders tegen vrouwelijke homoseksuelen aangekeken. Het valt vooral minder op en wordt als minder storend bevonden als vrouwen een relatie hebben met hun eigen sekse.[25]

 

 

5. Intentionele benadering representatie homoseksualiteit

 

“This is not to say that the media have acted as a mirror, passively reflecting the inequalities of society. Rather, white, middle- and upper-class men have historically controlled the media industry, and media content has largely reflected their perspectives on the world.”

Croteau/Hoynes (2000, p. 193)

 

In Nederland is homoseksualiteit op tv tegenwoordig gangbaar. Vele openlijke homoseksuelen zijn bekende Nederlanders die bijvoorbeeld presentator zijn. Zoals we in het vorige hoofdstuk al zagen kwam dit proces in de periode van de vertrossing op gang. De aanwezigheid van deze homoseksuelen werkt de emancipatie van de homoseksueel in de hand. Informatieve programma’s over homoseksuelen maken blijft echter een probleem. Tegenwoordig is het doel van deze programma’s acceptatie te bewerkstelligen door te informeren. Echter de redacteur en de producer komen vaak in stereotype bevestigende representaties terecht, wat de emancipatie van de homoseksueel alleen maar tegenwerkt. Dit komt omdat een programma vaak wordt gemaakt vanuit een vast stramien. “Het maken van programma’s, de continue produktiedwang staat voorop. De belangen van emancipatiegroepen zijn daaraan ondergeschikt” (Schedler/Kats, 1989, p. 123).

Binnen het bedrijf kan de acceptatie van homoseksualiteit in vergevorderd stadium aanwezig zijn, gezien de vele werknemers die niet-heteroseksueel zijn. De aanwezigheid van deze homoseksuelen op programmavergaderingen zullen een extra diepte geven aan de betekenisvorming van homoseksualiteit in programma’s. Het is echter wel belangrijk dat er nog steeds gewerkt wordt aan de emancipatie van homoseksuelen, want acceptatie binnen een omroep wil nog niet zeggen dat er in de uiteindelijke programma’s een positieve betekenisvorming te vinden is. Vaak zijn heteroseksuele programmamakers niet voldoende op de hoogte van de vele verschillende aspecten van de homoscene. Zij vallen hierdoor frequent terug in de stereotype beelden waardoor de integratiemogelijkheden blijven liggen. Dit komt, zoals eerder al is gezegd, doordat stereotypes gebruikt worden in onze maatschappij “to help people classify and process information” (Nungesser, 1983, p. 60). Maar vooral bij het maken van informatieve programma’s over homoseksualiteit voor jongeren is het nog van belang dat er niet alleen een stereotype beeld gepresenteerd wordt van homoseksualiteit; zowel voor heteroseksuele jongeren als voor homoseksuelen aangezien hun mening over dergelijke zaken nog zeer vorm- en beïnvloedbaar kan zijn. Het begrip homoseksualiteit wordt onder andere sterk bepaald door beelden die de mensen te zien krijgen van dit onderwerp.

Wat de programmamaker zelf van homoseksualiteit vindt werkt uiteraard door in zijn programma’s. Maar wat binnen media studies vaak onderzocht wordt is de media inhoud, wat logisch is gezien media producten makkelijker te bereiken zijn. “The production process takes place in the relative remoteness of movie lots, recording studios, and editors’ offices. In contrast, media products surround us and are within easy reach of the researcher” (Croteau/Hoynes, 2000, p. 193). In deze analyse[26] van het media product staat echter het productieproces centraal; de keuzes die de producenten en redacteuren van het programma Think Pink gemaakt hebben om zo het programma vorm en inhoud te geven. Hierbij is een uitgangspunt dat het medium tv niet een spiegel is welke de ongelijkheden in de maatschappij reflecteert. Het zijn, zoals gezegd de “white, middle- and upper-class men [who] have historically controlled the media industry, and media content has largely reflected their perspectives on the world” (Croteau/Hoynes, 2000, p. 193). Dit vormt een obstakel bij de representatie van minderheden zoals kleurlingen, echter voor de representatie van homoseksualiteit hoeft het niet als obstakel gezien te worden daar een groot aantal van de programmamakers zelf homoseksueel is. Zij zullen er voor zorgen dat homoseksualiteit naar redelijkheid gerepresenteerd zal worden.

 

5.1 Praktijk van programma maken: Think Pink productie[27]

Bij de representatie van homoseksualiteit op tv moet er vooral aan heterodoorbreking gewerkt worden. Het is normaal dat het gerepresenteerde beeld in een heteroseksueel kader valt, daar dit de heersende ideologie is. Dit is echter maar een deel van de bevolking. Homoseksuelen moeten als normaal beschouwd worden, net zo normaal als een gezin.

De hoofduitzending van het programma is tijdens de ‘Homo 100 nacht’. Deze homo 100 wordt in het jaar 2003 voor de vierde keer uitgezonden, maar dit keer als een multimedia-format doordat niet alleen radio erbij is betrokken maar ook televisie. Op deze ‘roze vrijdag’ wordt naast de bekende, door radioluisteraars opgestelde Homo 100 hitlijst,[28] op tv door BNN daarop volgend eerst het programma Think Pink uitgezonden, gevolgd door de film Beautiful Thing[29] om af te sluiten met een Abba-special[30]. Tegelijk met deze uitzendingen is er ook nog een groot gay-feest in de Arena. Voor de uitzending van Think Pink die vrijdag, is er eerst nog een soort proefdraai de maandag ervoor waarbij de helft van de items al getoond worden, onder andere ook een coming-out. Deze items uit de eerste uitzending worden vervolgens weer over de inhoud van de uiteindelijke hoofduitzending verspreid. De item productie is hier op aangepast. De eerste uitzending is uiteraard korter dan de daadwerkelijke uitzending die ‘roze vrijdag’, welke totaal één uur duurde. Deze uitzendingen werden vervolgens 7 en 14 december 2003 herhaald.

Het algemene doel van het programma Think Pink is het op een informatieve maar speelse manier duidelijk maken aan voornamelijk jongeren wat het betekent om homoseksueel te zijn. In het begin van het productieproces wordt bepaald door de makers van Think Pink dat het doorbreken van clichés en taboes de belangrijkste doelstellingen van het programma worden. De keuze wordt gemaakt om deze clichés en taboes niet te omzeilen maar juist uitgebreid te bespreken. Ze worden eerst benoemd om vervolgens gedurende het programma ontzenuwd te worden. Deze structuur wordt gekozen omdat de programmamakers willen vertrekken vanuit het massa beeld dat zij denken dat het huidige media publiek heeft. Dit beeld van homoseksualiteit berust op stereotype en op deze clichés. Door de taboes erbij te betrekken willen de programmamakers een breder perspectief creëren. Want juist door het ontwijken van deze taboes zou er een groot deel van de huidige kijk op homoseksualiteit blijven bestaan en zou er volgens hen weinig nieuws gebracht kunnen worden.

De programmamakers zelf zijn niet homoseksueel, één is net vader geworden en de ander is een gezellige vrouw die wel vaak voor biseksueel wordt aangezien en daar het een en ander uit kan putten voor het programma. De eindverantwoordelijke is echter een openlijk bekende homoseksueel[31], door zijn inbreng wordt er doelgerichter geproduceerd. De naar zijn mening belangrijke onderdelen komen aan bod. Zijn sturing is zeer merkbaar bij tussen-beoordelingen van filmmateriaal en planningen. Echter niet alles wordt klakkeloos overgenomen door de programmamakers. Zij voegen hun eigen kijk samen met de adviezen die ze van de eindverantwoordelijke krijgen om zo tot een eindresultaat te komen die beide inzichten combineert. Door deze combinatie worden ook de verschillen bij de beoogde kijkers, welke zowel homo- als heteroseksueel zullen zijn, al direct aangesproken volgens de producenten.

Een van de cameramannen die vaak aanwezig is op draaidagen is tevens homoseksueel. Al is zijn inbreng gering, zijn aanwezigheid zelf heeft al invloed op het in beeld brengen van homoseksuelen, daar de programmamakers nu minder snel naar het bespottelijke zullen afbuigen[32], uit respect voor de aanwezigen. Dit ook mede door de presentator die tevens homoseksueel is[33].

Het productieproces begint met het brainstormen over de inhoud die het doel van het programma moet gaan uitdragen. Dit wordt grotendeels aan het begin gedaan als het idee voor het programma net geopperd is. Maar ook gaandeweg worden er aanvullingen gedaan qua inhoud en boodschap. Gaande weg gebeurt dit vooral aan de hand van het filmmateriaal dat gecreëerd wordt. Draaidagen verlopen niet altijd als producenten hopen. Soms komt het resultaat beter uit dan beoogd, maar vaak ook spelen onbeïnvloedbare factoren een storende rol bij het creëren van het perfecte beeld. De meest belangrijke onbeïnvloedbare factor blijft de mens zoals zal blijken bij de analyse van de uiteindelijke programma invulling waarbij de medewerking van verschillende mensen zeer belangrijk is voor het overbrengen van de beoogde doelen. In het bepalen van de doelen van het programma komt de denkwijze van de programmamakers het meeste naar voren. Er worden keuzes gemaakt betreffende de inhoud van het programma en de onderdelen die aan bod komen. De bekende Nederlanders die deel gaan nemen in het panel worden geselecteerd en benaderd om via deze weg hun bijdrage te leveren aan het in beeld brengen van homoseksualiteit. De contacten met een castingbureau en enkele sites voor homoseksuelen worden gemaakt om via die weg deelnemers voor de verschillende items te zoeken. Eventuele geschikte personen worden verdeeld over de verschillende items. Hierbij wordt gelet op of zij het stereotype beeld uitdragen of juist niet en het verhaal dat zij kunnen vertellen uit ervaring. Dit gebruik van het in hokjes stoppen van personen is zeer aanwezig, daar het programma hierop gebaseerd wordt en gemaakt. Het moet een programma zijn dat herkenbaar is voor het publiek. Dit publiek heeft meestal, zoals gezegd, een betekenisvorming welke in eerste instantie gebaseerd is op vooroordelen heersend in de maatschappij. Om deze te doorbreken moeten deze toch eerst aangesproken

 

worden. De eindproductie, en dan vooral de montage, kan hier ook nog een sterke hand in hebben.[34]

 De uiteindelijke hoofduitzetting bestaat uit de volgende onderdelen: feedback/commentaar van bekende Nederlandse homoseksuelen als panelleden, coming-out van de jonge biseksuele meid Charo, de ‘Wie-is-zo-show’ waar homoseksuelen elkaar moeten herkennen, de 100% gay-day in Amsterdam, het voorlichtingsonderdeel ‘Pink Seks’, de problematische coming-outs van gelovige homoseksuelen, wetenschapper Rob Tielman praat over het belang van homoseksuele rolmodellen, een test van de acceptatie van homoseksualiteit in Amsterdam met een vrouwelijk en mannelijk homoseksueel stelletje, en tot slot de metamorfose in ‘Pink Over’. Deze verschillende items worden opgedeeld en in een soort soap structuur verweven, waardoor een item dus een aantal keer terugkeert met tussendoor panelleden of andere items die tevens betrekking hebben op dit onderdeel van het thema homoseksualiteit. De programmamakers kiezen hiervoor door onder andere op deze manier ervoor te zorgen dat de kijker blijft kijken tot dat item dat hem interesseert is afgerond. Tegelijkertijd worden andere items onder zijn aandacht gebracht die vervolgens doorlopen en afgewisseld worden met weer een ander item. Zo pogen de programmamakers de kijker een breed scala aan onderdelen gekoppeld aan het thema homoseksualiteit onder ogen te brengen.

Qua vormgeving kiezen de programmamakers ervoor om met de stereotype te werken. Het scherm achter de panelleden vertoont het logo van Think Pink, maar daar achter ook een film van de Gay-Parade met een sterke roze filter er overheen. Deze beelden staan niet echt in de aandacht en zijn voor de oplettende kijker. Er is voor deze beelden gekozen omdat het uitgangspunt van het programma deze stereotype beelden zijn die men wil doorbreken. Door het grotendeels onherkenbaar maken van deze beelden door de roze filter en het logo dragen zij ook dit doel van de programmamakers uit. Verder is er gebruik gemaakt van een animatie van een kast waar het filmmateriaal in start, voornamelijk als een soort aanduiding dat een ander item weer begint. De presentator, Jeroen Kijk in de Vegte, kondigt hier in een filmpje ook het programma aan en soms de items. Met deze animatie willen de programmamakers uiteraard inspelen op het ‘uit de kast komen’ van homoseksuelen. Dit stuurt weer aan op een doel van de makers: met dit programma en de verschillende items meer openlijkheid bij homoseksuelen bewerkstelligen. De makers willen dat homoseksuelen zich vrijer gaan voelen en makkelijker hun geaardheid naar buiten laten komen. Het wordt duidelijk dat de programmamakers graag willen dat het makkelijker wordt voor homoseksuelen om een coming-out te hebben.

 De door de programmamakers gekozen presentator, Jeroen Kijk in de Vegte, is dj van Radio 3FM die in 2000 met Ruud de Wild de Homo100 op deze radiozender hebben opgezet. Deze top 100 werd “vooral in het leven geroepen om de hele dag door aanstekelijk vrolijke radio te maken.[...] Je moet ervan houden. De subgroep is zo groot en divers, dat er ook homo's zullen zijn die het stigmatiserend vinden. Daar ontkom je niet aan, die mensen hou je altijd.”[35] Het televisieprogramma Think Pink dat Jeroen Kijk in de Vegte in 2003 erbij presenteerde, geeft globaal de stand van zaken weer in ‘homoland’. Door Jeroen Kijk in de Vegte te laten presenteren, die op Radio 3FM niet openlijk voor zijn homoseksualiteit uitkomt, maar in het tv-programma wel duidelijk een referentie kader probeert neer te zetten door zijn geaardheid licht te benadrukken, wordt onder andere ook een link gemaakt met het jongeren publiek dat Radio 3FM altijd al trekt als hun luisteraars.[36] Jeroen Kijk in de Vegte haalt zelf al aan dat Think Pink voor sommige kijkers “een eerste kennismaking [zal] zijn, dus informerend voor Klaas van zestien uit Winschoten, die zich afvraagt wat er met hem aan de hand is.”[37] Voor deze groep vormt deze presentator volgens de makers een beter rolmodel dan bijvoorbeeld het geval was wanneer bijvoorbeeld Jos Brink het had gepresenteerd. De keuze voor deze presentator is bovendien zeer voor de handliggend door de connectie met de Homo100 op de radio. Tijdens het opnemen van de items wordt ervoor gekozen om Jeroen Kijk in de Vegte, aangestuurd door de regisseur, het allemaal een beetje vrolijk en luchtig te laten presenteren. De voice-overs die later opgenomen worden om over de beelden te zetten, zijn vaak ook ontladend bedoeld. De insteek die de producenten met deze presentator hebben willen neerzetten is een soort speelse Kuifje die de kijker meeneemt op een ontdekkingsreis door homoland. Een Kuifje die graag veel wil leren en de kijker zijn ontdekkingstocht wil tonen, en vooral niet wijsneuzerig over wil komen.[38] Dit alles maakt de persoon die de presentator neerzet niet te zwaar beladen en zorgt ervoor dat er een positieve, luchtige lijn in de door de makers gekozen representaties en beeldvorming van homoseksualiteit zit.

 

 

5.2 Praktijk van programma maken: Think Pink analyse item beslissingen

 

Naast de presentator hebben ook de panelleden een rolmodel functie. Zij zijn er niet alleen om te reageren op de onderwerpen van de items. De panelleden worden voornamelijk gekozen op het verschil in type homoseksuelen[39] en er wordt voor gekozen om juist ook lesbiennes goed te vertegenwoordigen omdat deze vaak buiten de aandacht vallen in informatieve programma’s.[40] Onder andere Jos Brink, Gerard Joling, Tony Neef en Pia Beck zijn gekozen vanwege hun openlijke bekendheid als homoseksueel. Zij zijn van de wat oudere generatie van vrij gevochten homoseksuelen. De één voldoet nog meer aan het stereotype beeld van homoseksuelen en lesbiennes dan de ander. Renate Reijnders, Sara Kroos, Bart Ettekhoven en Sipke Jan Bousema[41] worden onder andere gekozen uit de jongere generatie vanwege hun niet stereotyp bevestigende uitstraling. Tevens zijn zij niet direct al gerefereerd met de term homoseksualiteit doordat zij het niet zoveel naar buiten hebben gebracht als bijvoorbeeld Jos Brink en uiteindelijk ook Gerard Joling.

Verder hebben de makers ervoor gekozen bekende Nederlanders in het panel te laten plaats nemen om groter publiek te trekken. Het panel van bekende Nederlanders heeft namelijk in ieder geval voor alle kijkers (homo- en heteroseksueel) een aansprekende functie door enkel op de nieuwsgierigheid van het kijkende publiek aan te spreken. Het zijn persoonlijke verhalen die de kijker altijd wil horen vanwege hun bekendheid. Hiermee willen de programmamakers de sensatie- en roddelzucht van de (Nederlandse) maatschappij aanspreken.

Door alleen al de aanwezigheid van dit gemengde panel worden de cliche’s zowel ontkracht als bevestigd. De quotes die uit de individueel afgenomen interviews met de bekende homoseksuele Nederlanders worden gehaald, worden gebruikt om het verhaal aan te sturen, te beginnen met alle benamingen en scheldwoorden die zij kennen voor hun geaardheid kort aan elkaar gemonteerd. Bij de interviews met de panelleden is dan ook al bekend welke onderwerpen er aan bod zullen komen en hoe het programma dus ongeveer zal worden ingedeeld. De interviews worden door de programmamakers zelf afgenomen, maar alleen de bekende Nederlanders komen in beeld met hun antwoorden. Dit doen de makers om zelf zoveel mogelijk controle te hebben over de inhoud van het uiteindelijk filmmateriaal. Zij hebben het beste voor ogen wat zij uiteindelijk uit willen dragen met het panel en hun uitspraken. Ze worden aangestuurd op stereotype en vooroordeel gerichte uitspraken, maar tevens ook op uitspraken die dit beeld zouden kunnen doorbreken om zo in te spelen op de doelstellingen van de makers. Hun persoonlijke ervaring is hierbij een belangrijk element. Echter enkele keren worden uitspraken ook uit hun verband gerukt in de montage en in de context als sterk stereotypeonderstrepend gebruikt. Vooral bij het onderdeel ‘Pink Seks’ wordt dit door de programmamakers in de montage zeer vooroordeel bevestigend gemaakt, mede om het wat luchtiger te maken en niet te shockerend voor het heteroseksuele maar ook jonge homoseksuele publiek welke nog het een en ander zelf moet ondervinden. Zoals al is gebleken hebben rolmodellen een positieve invloed op de beeldvorming van homoseksualiteit, voor beide groepen. Dit is de hoofdreden waarom de producenten deze insteek hebben gekozen.

 

5.2.1 Coming-out

 

Het item van de coming-out is het minst eenvoudig te regelen voor de programmamakers, voornamelijk omdat de kandidaat dan opgelegd wordt op een van te voren bepaald moment zijn of haar coming-out te hebben en het dan ook nog uit handen te gegeven. Maar ook omdat het medium tv zeer toegankelijk is en dus heel Nederland mee zal kijken met een toch wel moeilijk en persoonlijk moment. Er wordt dan ook besloten om het item in een vroeg stadium van het productieproces te draaien zodat er eventueel nog uitwegen en oplossingen bedacht kunnen worden mocht de inhoud niet naar verlangen van de programmamakers zijn.

De keuze om dit item deel uit te laten maken van het programma is niet alleen om een homoseksueel te helpen met zijn/haar coming-out, maar tevens de kandidaat te laten functioneren als een voorbeeld en een soort rolmodel voor de rest van de homoseksuelen die niet openlijk voor hun geaardheid durven uit te komen. De programmamakers kiezen voor een jongerenforum op internet als bron voor kandidaten omdat het kijkende publiek zich daar het meeste mee zou kunnen identificeren en tevens omdat dit de leeftijdsgroep is die voor het eerst echt geconfronteerd wordt met homoseksualiteit. Dit geldt tevens voor de ouders die eventueel meekijken. De coming-out wordt, ook volgens de enquête van Expreszo, het meest in deze leeftijdsgroep gedaan. Daarom heeft het productie team hiermee besloten rekening te houden en dus niet te kiezen voor een hele gewichtige coming-out van een vader met kinderen, bijvoorbeeld.

Een kandidaat wordt gevonden op een internetforum waar een oproep is geplaatst door de programmamakers om mee te doen aan dit item. Charo, 15 jaren jong, is de enige die positief reageert, maar niet contact opneemt met de producent. Nadat Charo, op aandringen van forumberichten van de programmamakers, eindelijk toch contact opneemt met de producent, wordt besloten hoe het verder aan te pakken. De programmamakers vinden het van belag dat Charo niet te veel wordt opgelegd door het productieteam. Het moet voor haar zo comfortabel mogelijk gemaakt worden zeker in het begin van het productieproces, waar Charo nog even eenvoudig kan afhaken als dat ze kan reageren op het forumbericht.

Charo wil zelf graag haar coming-out via een videoboodschap aan haar ouders vertellen. De programmamakers gaan hiermee akkoord omdat dit de druk bij haar en haar ouders enigszins weg haalt omdat ze de camera’s niet op hun gericht hebben op het al gewichtige moment. Ze weten dat de ouders dan niet vrij zullen reageren. Productioneel is dit natuurlijk minder sensationeel. De programmamakers bedenken aan de hand hiervan hoe zij het item nog inhoud kunnen geven ondanks het gemis van de reactie van de directe reactie van de ouders. Op de eerste draaidag met de presentator en Charo willen de programmamakers duidelijk maken wat de vertrek situatie is. Wanneer de programmamakers, na research, erachter komen dat Charo haar coming-out al heeft gehad tegenover haar vrienden willen ze dit graag laten zien en nemen dit mee in deze situatieschets door ook 2 vrienden aan het woord te laten. Hiermee willen de programmamakers al een idee geven van hoe ze het al aangepakt heeft voordat ze het aan haar ouders gaat vertellen. Van belang vinden de programmamakers dat het niet als eerste aan de ouders wordt verteld maar liever eerst aan goed vrienden. De makers zijn hier van mening dat deze vrienden een goede steun kunnen zijn bij de coming-out tegenover de ouders. De makers brengen in beeld dat Charo een homoseksuele vriend heeft die al zijn coming-out heeft gehad, en dat ze aan hem veel advies heeft gevraagd. Tevens vinden de programmamakers het belangrijk de vriendin aan het woord te laten waar Charo als eerste verliefd op was en die als een van de eerste kreeg te horen dat zij biseksueel is. De nadruk bij dit korte interview ligt op het feit dat deze vriendin nu haar beste vriendin is, ‘ondanks’ dat ze de gevoelens niet deelde. Door dit te benadrukken willen de programmamakers in beeld brengen dat acceptatie er altijd wel is en dat het anders echt geen vrienden zijn. Een boodschap die Charo ook graag uit wil dragen.

Naast deze situatie in beeld te brengen, wordt ook de videoband op die dag opgenomen, wat de programmamakers vooral om tijdbesparende productionele redenen doen. Deze videoband moet echter nog gemonteerd worden, maar om het verhaal een beetje door te laten lopen kiezen de makers ervoor om net te doen dat zij hem nog diezelfde dag meeneemt om aan haar ouders te laten zien. De videoband wordt wel eerder aan Charo meegegeven, maar dan een aantal dagen voor de laatste draaidag van dit item. Dit om haar ouders de kans te geven er over na te denken en zelf te beslissen of ze die avond nog een keer zouden willen ‘naspelen’ met een camera erbij. Deze oplossing vinden de makers het dichts bij de werkelijke situatie liggen. Helaas willen de ouders niet meewerken, maar ze steken er ook geen stokje voor.[42] Uiteindelijk moet het gemis van de reactie op een andere manier opgelost worden. De makers besluiten een kort interview met Charo toe te voegen welke haar verslag en beleving van het moment weergeeft, zogenaamd op de avond zelf. In werkelijkheid is het een aantal avonden later omdat de producenten hadden gehoopt dat de ouders zich nog zouden bedenken.

De videoboodschap zelf krijgt de kijker ook te zien, omdat de makers vinden dat er anders een stuk van het verhaal mist. Om de daadwerkelijke coming-out draait het uiteraard.[43] Uiteindelijk is de reactie van de ouders niet een heel groot gemis, zoals de producenten aanvankelijk dachten. Het hele item draait om de belevingen van Charo zelf, als biseksueel, als voorbeeld voor andere homoseksuelen die niet uit de kast durven te komen. Een interview met haar werd uiteindelijk als een goede afronding van het item gezien. De situatie van een coming-out en reactie is daarnaast ook voor elk persoon en gezin anders. Het verschilt nog of het aan vrienden verteld wordt of aan de ouders. En doordat Charo er zelf opgelucht over vertelt, wordt de coming-out van haar als zeer positief naar buiten gebracht. Dit positieve wordt versterkt doordat de panelleden gevraagd wordt te reageren op de problematiek van de coming-out.

De spanning van de coming-out wordt echter niet uit de weggegaan, omdat de programmamakers niet willen dat er te licht over gedacht wordt en vervolgens de klap en reactie tegenvallen en een averechts effect hebben. Dit zou de openheid weer in de weg kunnen staan, aldus de producenten. De makers benadrukken dat er goed over een coming-out nagedacht moet worden. Ook de panelleden wordt gevraagd dit te benadrukken met eigen situaties en ervaringen. Doordat Jeroen Kijk in de Vegte zeer duidelijk zijn spanning voor Charo en haar coming-out toont, wordt het duidelijk dat het wel een gewichtig moment zal blijven. De opluchting is dan vaak des te groter.

De resultaten van het Coming Out Onderzoek 2003 van Expreszo worden er door de programmamakers ter informatie bij betrokken. Dit om meerdere perspectieven te bieden aan een van de meest belangrijkste problemen gekoppeld aan homoseksuelen; hun coming-out. Door al deze informatie te geven en te tonen, inclusief de situatie van Charo en die van de panelleden, willen de programmamakers een goed beeld geven van de problematiek en de mogelijke oplossingen en opluchting.[44]

 

5.2.2 De ‘Wie is zo-show’

 

 De programmamakers laten het item de ‘Wie is zo-show’ voornamelijk steunen op het stereotype beeld van homoseksuelen. De programmamakers willen de werking van het begrip gaydar[45] testen in deze show, van zowel een homoseksuele jongen als een lesbische meid. De makers laten de kandidaat vragen stellen, elk in een aparte ronde, aan hun eigen drie kandidaten onder wie in beide rondes slechts één echte homoseksueel dan wel lesbienne aanwezig is. Zoals Jeroen Kijk in de Vegte zelf ook aangeeft is het “een subtiel spel dat laat zien dat je homo's hebt in alle soorten en maten.”[46] Bij het zoeken naar kandidaten om op de krukken te zitten letten de programmamakers erop dat degene die wel homoseksueel is juist niet die uitstraling heeft. En andersom moeten de ‘nep-homoseksuelen’ juist wel die vooroordelen aanspreken. Om te zorgen voor een extra identificatiepunt voor het publiek van dit programma kiezen de programmamakers er wederom voor jongeren te vragen voor dit item en niet volwassenen. Zij die moeten kiezen tussen de kandidaten gaan beide keren uit van dit stereotype beeld en kiezen dus beide keren voor de verkeerde kandidaat.

Met dit item willen de makers duidelijk maken dat ook homoseksuelen zelf niet altijd weten wie homoseksueel is, waarmee aangetoond wordt dat eigenlijk iedereen het kan zijn en de kijker hierdoor wederom duidelijk ziet dat homoseksuelen niet heel specifiek tot een bepaalde ‘groep' behoren. Maar om niet te confronterend te zijn hebben de producenten ervoor gekozen deze stereotype beelden te ontkracht in de vorm van een spelshow die vooral ook de vooroordelen naar boven moet laten komen in de vormgeving en de manier van presenteren. Zeker ook door de link met Albert Mol, de eerste openlijke homoseksueel op tv welke in het panel zat bij Wie van de drie, de show waar dit item op gebaseerd is. Deze ‘wie is zo-show’ hebben de programmamakers als item gebruikt om het gehele programma niet te zwaar te maken. Tevens moet deze show beide groepen kijkers aanspreken, zowel homoseksuelen als heteroseksuelen.

Daarnaast willen de programmamakers ook met dit item aantonen dat homoseksuelen zich niet altijd met de extravagante homoseksuelen tijdens de Gay-Parade hoeven te identificeren. De makers benadrukken daarom dat eigenlijk iedereen homoseksueel zou kunnen zijn. De doelstelling van de makers is hier dus tweeledig, aan de ene kant vormt het een identificatie punt en verduidelijking voor een aantal homoseksuelen die zich niet kunnen herkennen in deze stereotype homoseksuelen. Ze hoeven niet zo te zijn om homoseksueel te zijn. Daarnaast is deze opzet natuurlijk door de programmamakers confronterend gemaakt voor de heteroseksuele kijker die waarschijnlijk ook zelf de verkeerde uit de drie kandidaten heeft gekozen. Ook zij worden erop gewezen niet enkel op vooroordelen af te gaan. De programmamakers hebben er echter ook voor gekozen om gebruik te maken van stereotype bevestigende kandidaten die de echte homoseksueel eruit moet kiezen, om zo ook deze groep homoseksuelen erkenning te geven. Maar vooral bij de keuze van het format van dit item hebben de programmamakers er voor gezorgd dat er een positieve ondertoon gegeven kan worden aan de beeldvorming van homoseksualiteit.[47]

 

5.2.3 100% Gayday

 

 De programmamakers hebben dit speelse element ook doorgevoerd in het item van de ‘100% Gayday’. De verschillende aspecten van de homoscene in Amsterdam worden getoond[48], waarbij de losbandige en extreme kant van sommige homoseksuelen licht bekritiseerd wordt door uitspraken van de presentator. Dit mede omdat de programmamakers van mening zijn dat dit de acceptatie van homoseksualiteit vaak in de weg staat omdat deze meer aanwezige vorm van homoseksualiteit ook het beeld is dat de meeste mensen bij dit begrip. Deze groep moet volgens de programmamakers echter weldegelijk aan bod komen daar het een bepaalde groep homoseksuelen is en dus niet helemaal uitgesloten kan worden. De presentator wordt daarom geïnstrueerd luchtig om te gaan met de leer- en SM-winkels op de Warmoesstraat en de dagsauna voor anonieme contacten. Maar in bijvoorbeeld de fitnessclub moet hij weer inspelen op het vooroordeel dat homo’s altijd bezig zijn met hun lichaam en met het flirten met andere mannen, waar ze maar kunnen. De programmamakers hebben met deze weergave als doelgesteld te laten zien dat alle type homoseksuelen wel iets gemeen hebben. Extreme maar ook teruggetrokken homoseksuelen kunnen in elkaar wel iets herkennen en erkennen, aldus de programmamakers.

Aan het eind van de roze dag hebben de producenten bewust gekozen voor een humoristische ontlading; de programmamakers laten de presentator zeggen dat hij zoveel geconfronteerd is met zijn homoseksualiteit dat hij er haast hetero van zou worden. Deze opmerking is toegevoegd door de programmamakers om tevens duidelijk te maken dat een homoseksueel zich niet de hele tijd met zijn homoseksualiteit bezig hoeft te houden en zich geheel hoeft af te sluiten van de heterowereld. Er is gekozen voor de wisselwerking tussen bevestiging en ontkenning om beide partijen enigszins tegemoet te komen en in beeld te brengen. De bevestiging wordt echter grotendeels ook veroorzaakt door de heteroseksuele programmamakers die het vooral humoristisch vinden en het ook op deze manier speels menen te brengen.

Voor de toevoeging van dit item is gekozen omdat zowel het heteropubliek als het homoseksuele publiek uit de ‘gesloten dorpjes’ zeer nieuwsgierig is naar wat de befaamde homoscene in Amsterdam allemaal te bieden heeft. Door het veelzijdig in beeld te brengen werkt het mee aan de positieve beeldvorming van homoseksualiteit daar de scene niet enkel wordt getoond als de leer en extravagante wereld van de Gay-Parade. Tevens is het doel van dit item om verschillende punten van herkenning te geven voor homoseksuelen, maar ook om ze te tonen waar ze zichzelf zo gezegd ‘meer kunnen ontdekken’. Voor een homoseksueel in een bedrukkende omgeving zal dit volgens de programmamakers zeer bevrijdend werken.

 

5.2.4 Pink Seks

 

 Bij het onderdeel ‘Pink Seks’ moet er vooral vermeden worden dat te veel mensen zich eraan zullen stoten. Daarom worden er door de programmamakers twee professionele voorlichters van het COC gevraagd te helpen. Het oorspronkelijke idee om twee opblaaspoppen te gebruiken en het daarmee uit te leggen is productioneel niet haalbaar en waarschijnlijk zou het te humoristisch zijn. In plaats daarvan benaderen de producenten de illustrator van Expreszo met de vraag of hij tekeningen wil maken ter verduidelijking. Deze illustraties moeten niet te confronterend en realistisch zijn maar juist meer een soort van karikatuur. De uiteindelijke tekeningen dragen inderdaad de beoogde koppeling tussen duidelijkheid maar met humor uit. Op deze manier kon er luchtig over een toch zeer confronterend onderwerp gepraat worden.

Een vrouwelijke voorlichter van het COC, eind twintig, vertelt over de verschillende mogelijkheden bij lesbische seks. Een jonge, mannelijke voorlichter van het COC geeft de mogelijkheden van de homoseksuele seks. De programmamakers kiezen hiervoor om voor een referentie kader te zorgen bij het jonge publiek. Als hier twee oudere, leraar-achtige voorlichters hadden gezeten, had het item minder goed gewerkt omdat het dan weer te serieus wordt en waarschijnlijk afstotend en onrealistisch overkomt bij het jonge publiek. De programmamakers hebben daarom deze voorlichters gekozen om te voorkomen dat het een ‘vader/moeder licht kind voor over seks’-praatje wordt.

De programmamakers kiezen ervoor om eerst wederom de vooroordelen over homo/lesbische seks in beeld te brengen met de tekeningen. Er wordt hiermee duidelijk gemaakt dat dit inderdaad een van de mogelijkheden is, maar door hierna meerdere mogelijkheden te tonen voelt de jonge homoseksueel zich niet verplicht om het bijvoorbeeld alleen anaal te doen, wat vaak een van de vooroordelen is. Door weer vanuit de vooroordelen te vertrekken, als uitgangspunt voor het huidige beeld van homoseksuelen, kan hierna een bredere kijk toegevoegd worden. De panelleden helpen bij dit onderdeel tevens door, in hun rolmodel functie, te benoemen dat er inderdaad meerdere mogelijkheden zijn. Vele van hen vinden het zelfs niet eens prettig om het anaal te doen.

Maar ook hier wordt er opgelet door de programmamakers dat het vooroordeelbevestigende beeld niet afgekeurd wordt maar ook benadrukt als mogelijkheid. Tevens hebben de producenten er op gelet dat het voor de kijkende ouderen niet te confronterend wordt gezien zij dit uiteraard projecteren op hun homoseksuele zoon of dochter. Acceptatie kan door dit onderdeel vrij snel weer diep weg zakken, zeker gezien het onderwerp seks in het algemeen nog steeds niet een van de meest bespreekbare onderwerpen is. Zoals gezegd, wordt dit opgelost door de tekeningen te gebruiken, maar ook door de panelleden in te zetten en ook hen er openlijk over te laten spreken. Vooral de oudere, openlijk bekende homoseksuelen als Jos Brink worden voor dit doel door de programmamakers ingezet. De makers vergeten echter niet dat de jongere onder de panelleden eerder een projectie kader zijn voor de ouders om hun zoon of dochter mee te identificeren (‘als zij het niet doen, dan zal het bij mij zoon of dochter ook wel meevallen, die zijn tenslotte ook de jeugd van tegenwoordig’). Het is wederom de ontkenning van één denkrichting die ervoor zorgt dat meerdere zich hierin kunnen vinden, waardoor de programmamakers meer acceptatie willen bewerkstelligen

Dit onderdeel van het programma hebben de programmamakers vooral toegevoegd om echt aan te tonen dat zij geen enkel taboe uit de weggaan bij hun representatie en begripsvorming van homoseksualiteit. Het is leerzaam voor de jongeren en voor de ouders, zijn zij van mening. En het is wel degelijk een onderdeel van het homoseksuele leven. En als de programmamakers een compleet beeld willen scheppen tegenover het volgens hun bekrompen beeld binnen de huidige maatschappij dan hoort dit onderwerp en net zo goed bij. Tevens zijn de programmamakers van mening dat het grootste deel van de negatieve ondertoon van het begrip homoseksualiteit bij dit aspect van homoseksualiteit vandaan komt. Door vooral er normaal mee om te gaan binnen het programma en het er gewoon bij te betrekken, willen de producenten het ook normaal bespreekbaar maken, net als homoseksualiteit zelf. Echter, zoals gezegd, blijft seks zelf al een gewichtig onderwerp.

 

5.2.5 Problematische coming-outs

 

 Voor homoseksuele jongeren, maar ook voor heteroseksuelen jongeren is het zeer nuttig om te weten hoe homoseksualiteit tegenwoordig ligt in de maatschappij. Dit werkt zeer confronterend. Een christelijk en een islamitische jongeman worden door de programmamakers gevraagd om te vertellen over de problemen die zij hebben ondervonden bij hun coming-out, maar ook hoe zij er mee hebben leren leven. Gelovige homoseksuelen, die er toch ook in grote mate zijn en die vaak de meeste problemen hebben met hun geaardheid omdat hun geloof het afkeurt, kunnen hier een enorme steun aan hebben volgens de programmamakers. De makers vinden echter dat aan de problematiek die er in deze omgeving is dan ook niet verder ingegaan moet worden, want juist door de luchtige aanpak van andere items in dit programma zouden deze groep homoseksuelen zich nog depressiever gaan voelen of zich juist erg gaan verzetten.

Ook voor het overige kijkerspubliek is dit punt zeer confronterend. Het is een van de doelen van de makers bij dit item om homoseksuele jongeren die niet in dit soort omgevingen opgroeien te laten zien dat het allemaal erger had gekund. Daarnaast is het een doel van de programmamakers om ook heteroseksuele jongeren hierdoor een betere mening te kunnen laten vormen over de acceptatie van homoseksuelen, omdat het in deze strenge omgeving vaak zo extreem is en het als een ziekte wordt gezien. Aan de hand van een serieus, individueel interview met de christelijke jongeman proberen de makers met behulp van Jeroen Kijk in de Vegte zelf de problemen van deze groep homoseksuelen te snappen. En met hen de kijker.

De islamitische jongeman wordt geïnterviewd door een van de programmamakers doordat Jeroen Kijk in de Vegte niet beschikbaar was op de dag van filmen. Dit zorgt voor een wat andere aanwezigheid van het verhaal van deze jongen. Maar beide jongemannen zijn wederom door de programmamakers geselecteerd om het publiek aan te spreken, omdat de jongeren in dezelfde leeftijdsklasse zitten. De programmamakers wilden echter ook de hele verschillende werelden tussen de geloven onderling in beeld brengen. Daar hebben ze daarom ook op gezocht. En voornamelijk om die reden zijn het twee verhalen geworden in plaats van enkel een persoonlijk verhaal. Dit geeft zowel de islamitische als christelijke kijkers een extra perspectief van elkaars problemen. De programmamakers wilde aantonen aan de gelovige kijkers dat het niet alleen binnen hun eigen geloof voor problemen kan zorgen. Het doel van dit item is wederom tweedelig: er moet ook voor deze groep kijkers een sterke voorbeeldfunctie gevormd worden, maar daarnaast willen ze ook de situaties inzetten voor algemene acceptatie. Deze twee geselecteerde jongeren hebben al hun angsten overwonnen, al was het met beiden niet zonder slag of stoot en werd het niet met open armen ontvangen. Met het in beeld brengen van hun verhaal tonen de makers toch aan dat het niet onoverwinnelijk is, en dat hun openheid het toch van hun angst heeft gewonnen. Wat niet alleen zoals gezegd de gelovige homoseksuelen helpt maar ook de niet-gelovigen die beseffen dat zij die ballast niet hebben. Tevens is het voor de kijkende ouders weer confronterend bedoeld, maar ook informerend. De programmamakers willen laten zien aan de ouders dat ze het zo moeilijk kunnen maken als ze willen, maar aan de geaardheid van hun zoon of dochter kan weinig veranderd worden.

Dit item is een van de meest zware items in het programma en is meer als uitleg en informatie bedoeld over hoe homoseksualiteit tegenwoordig liggen in de verschillende culturen[49]. De programmamakers willen dat elke kijker uit deze beelden zijn eigen conclusie kan trekken. Deze conclusies zullen volgens de programmamakers vaak een positieve uitwerking zullen hebben met als belangrijkste reden dat ze een tweetal hebben gezien ‘die het erger treft maar het ook nu geaccepteerd heeft gekregen op zijn eigen manier’.

Echter de programmamakers moeten er ook rekening mee houden dat echt onzeker homoseksuelen binnen een streng gelovige samenleving terug kunnen schrikken daar de reacties van beide ouders niet geheel accepterend tegenover hun zoon was. Dit item draagt dus niet enkel een positieve beeldvorming uit. Bewust hiervan trekken de programmamakers de verhalen van de panelleden erbij om zo de situatie weer enigszins te verlichten. De makers sturen de programmamakers aan op uitspraken over geloofskwesties, maar dan gebaseerd op hun eigen ervaring. De rolmodelfunctie wordt hier weer ingezet door de programmamakers.

 

5.2.6 Rolmodellen

 

Het begrip rolmodel is in ieder geval een belangrijk element bij de acceptatie van homoseksualiteit, zoals al meerdere malen gesteld is[50], ook door de programmamakers. Het is dan ook een groot begrip in het programma, en niet alleen in dit item dat daarover gaat. Een deskundige is door de programmamakers gezocht en gevraagd om in dit item over rolmodellen uitleg te geven over het begrip en de verschillen die er zijn. Er is gekozen voor een deskundige om het belang van rolmodellen meer kracht bij te zetten.

De programmamakers willen duidelijk naar voren laten komen dat de deskundige benadrukt dat de niet duidelijk aanwezige homoseksuelen voor meer acceptatie zorgen, juist doordat ze niet hun geaardheid benadrukken en gewoon aanwezig zijn. Dit is per slot van rekening ook wat er in de maatschappij qua acceptatie moet gebeuren. Deze homoseksuelen benadrukken hun homoseksuele geaardheid niet al te sterk waardoor er dus minder kijkers over kunnen struikelen.

Dit betekent echter niet dat de kracht van deze stereotype homoseksueel aan de kant geschoven wordt in de productie. Beide typen zijn door de programmamakers uitgenodigd om in het panel plaats te nemen. Producenten zijn van mening dat beide zorgen voor identificatie en acceptatie. Ze vertegenwoordigen de verschillende stromingen binnen homoseksualiteit.[51] Deze herkenning en erkenning van de benadrukte homoseksueel moet ook aanwezig zijn volgens de programmamakers om niet te veel te confronteren en na te wijzen, en vooral ook om niet te ontkennen dat ook zij deel uitmaken van onze maatschappij.

Dit item is er door de programmamakers bij betrokken om als een soort uitleg te functioneren over de werking van rolmodellen maar tevens om ervoor te zorgen dat de homoseksuelen de juiste rolmodel kunnen vinden. Dat ze niet bijvoorbeeld Jos Brink ‘nemen’, omdat iedereen dat ziet als rolmodel, en de levensopvatting van hem gaat naleven terwijl ze eigenlijk helemaal zich daar niet in kunnen vinden. Dit item moet er voor zorgen dat de homoseksuele kijker zich meer op zijn gemak gaat voelen met zijn eigen geaardheid en hoe hij in die geaardheid staat.

De panelleden die functioneren als rolmodel wordt gevraagd wie hun rolmodel is geweest, wat zorgt voor een extra dimensie in het begrip rolmodel en de plaats van de rolmodellen in het panel. Hiermee willen de programmamakers aantonen dat ook deze panelleden ooit in de schoenen van de kijkers hebben gestaan. Een grappige ondertoon geeft dit aan de zwaarte van het begrip rolmodel, wat de kijker weer een doel kan meegeven....zelf een rolmodel functie gaan vertolken, net als Charo van het coming-out item, of de twee gelovige homoseksuele jongeren. Dit zal volgens de producenten de openlijkheid in de hand werken.

 

5.2.7 Acceptatie

 

 Om de daadwerkelijke acceptatie in onze maatschappij te testen hebben de programmamakers ervoor gekozen om een test te doen in toch wel een homotolerante stad, namelijk Amsterdam. Voornamelijk is deze beslissing ook productioneel geweest, dit omdat het productiebedrijf Eyeworks in Amsterdam gevestigd is en er daarmee weinig tijd verloren zou gaan met reizen. Bovendien is in Amsterdam er altijd de garantie dat er veel, vooral ook verschillende, mensen op de been zullen zijn waarbij een reactie ontlokt kan worden. Om het verschil te kunnen testen tussen acceptatie van een homoseksueel stel en een lesbisch stel zoeken de programmamakers zowel twee jongens uit als twee meiden om mee te werken. Beide stellen worden geselecteerd op hun leeftijd, zodat deze wederom zoveel mogelijk overeen komt met de beoogde leeftijdsgroep van het grootste deel van de kijkers.

De reacties die de programmamakers met deze koppels weten te ontlokken bij het winkelende publiek vertegenwoordigen de veelzijdigheid van reacties die er binnen de maatschappij heersen. Van totale acceptatie tot totale afkeuring. Vooral de omkijkende blikken van omstanders als ze langs een homoseksueel stel lopen spelen in op wat de makers wilden laten zien: dat twee zoenende mensen van hetzelfde geslacht toch ook in Amsterdam nog opvallen.

De producenten hebben dit item bij de inhoud van het programma gevoegd, niet zo zeer als positieve benadering, maar meer om het nut van het programma zelf te benadrukken. Om de boodschap goed over te laten komen besluiten de programmamakers enkele zeer sterk uitgelokte reacties op de dag zelf op andere momenten erin te monteren dan dat ze plaats vonden. Deze reacties worden uitgelokt door vrienden van de programmamakers die zelf het een en ander roepen om zo het voorbij lopende publiek wat meer reacties te ontlokken. Deze provocaties door bekenden kunnen eruit gepikt worden omdat de personen die dit roepen niet in beeld worden gebracht. Voor deze manier van reactie ontlokken hebben de programmamakers gekozen om er zeker van te zijn dat hun boodschap van dit item echt duidelijk over komt. Ze willen laten zien dat er acceptatie is, maar nog niet door iedereen.

De koppels zelf worden ook door de programmamakers geïnstrueerd om heel provocerend zichzelf op te stellen. De makers laten de twee stellen van dezelfde sekse na elkaar flink zoenend op de Dam staan en door een drukke winkelstraat te lopen, op zo’n manier dat een hetero-paar waarschijnlijk ook nagekeken zou worden. Ook met deze opzet willen de producenten verzekeren dat de boodschap duidelijk over zal komen.

Door de verschillende reacties van geïnterviewde omstanders van verschillende leeftijden en afkomst naast elkaar te laten zien wordt echter ook een licht positieve benadering bewerkstelligd. Door de sterk afkeurende reacties te laten zien van een aantal omstanders, maar daarnaast de positieve reacties te plaatsen, hebben de programmamakers getracht tevens de wel aanwezige acceptatie te benadrukken. De drempel voor homoseksuele jongeren wordt wellicht hierdoor ook wat lager, doordat ze zien dat ze best geaccepteerd worden. De programmamakers gaan er vanuit dat de kijkers deze beelden kunnen relativeren. Dat de kijker zelf ook ziet dat de twee homoseksuele stellen zich heel provocerend gedragen en zelf kunnen bedenken dat de reacties waarschijnlijk minder extreem zijn als zij bijvoorbeeld alleen maar hand in hand lopen met een partner. Een situatie waarvan de programmamakers zich al bewust waren dat deze tegenwoordig wel veel normaler is, vooral in Amsterdam. Vooral daarom is er juist voor deze opzet gekozen.

De groepen die de situatie afkeuren, voldoen zelf eigenlijk aan een eigen stereotype gedachte, namelijk de gelovigen en ouderen blijken de meeste moeite te hebben met de situatie. Een oudere moslim heeft zelfs een hele lezing gegeven als afkeurende reactie. Doordat de moeite die deze groepen ermee zouden hebben al bekend was, zowel bij de programmamakers als bij het publiek[52], is de negatieve waarde van deze reactie veel minder belastend in de beeldvorming voor jonge homoseksuelen dan dat de positieve reacties zijn. Deze reacties zijn voor de kijker, volgens de programmamakers, belangrijker in dit item, waardoor er dus ook een positieve beeldvorming bewerkstelligd wordt. Het blijft echter een van de moeilijkste onderdelen om juist te produceren, voornamelijk vanwege de grote afhankelijkheid van de aanwezige mensen en het op een juiste manier in beeld brengen. De programmamakers hadden ook enkel voor een enquête kunnen kiezen, maar zij zijn zich ervan bewust dat je op tv wel wat meer moet laten zien dan dat. Het beeldend vertellen blijft vaak sterker en zeker interessanter om naar te kijken.

Veel verschil tussen de reacties op het homoseksuele stel en op het lesbische stel worden niet gevonden door de programmamakers. Zij wijten dit aan de provocerende opstelling van beide stellen. Het lesbische stel is niet alleen maar een stel meiden die gewoon goed bevriend zijn en arm in arm lopen. Iets dat bij een homoseksueel stel al reacties had ontlokt. Maar beide stellen staan nu stevig zoenend op straat, geen mogelijkheid voor eventuele ontkenningen dat zij een relatie hebben met elkaar.

 

5.2.8 Pink-Over

 

 Het item de ‘Pink-Over’ wordt door de programmamakers ingezet als ultiem stereotype bevestigend en tegelijk ontkennend item. Voor dit item hebben de programmamakers in eerste instantie een lesbienne en een homoseksuele deelnemer gevonden die er beide te hetero uitzien. De jongen zegt echter op een vrij laat moment in het productieproces alsnog af omdat hij te bang is voor een te stereotype beeld waardoor vrienden en familie een verkeerde indruk zouden krijgen. Het lukt de programmamakers niet om duidelijk te maken dat dit niet het doel is van het item maar juist het tegenovergestelde. Toch moet er binnen zeer korte tijd weer een nieuwe kandidaat gezocht worden. De foto’s van de verschillende bureaus worden er weer bijgepakt. In zijn plaats vinden de programmamakers een homoseksueel die zichzelf er te nichterig uit vindt zien. Door dit toeval hebben de programmamakers uiteindelijk een veel betere deelnemer voor het doel van dit item gevonden. Er wordt met deze kandidaten getoond dat een stereotype in extreme vorm niet altijd wenselijk is, maar dat te hetero ook weer te ontkennend is. Door deze metamorfose willen de programmamakers een soort spiegel creëren van de maatschappij en de beeldvorming die daar heerst, zowel bij heteroseksuelen als bij homoseksuelen.

Twee bekende stylisten worden voor de metamorfose gevraagd, waarbij het haar en make-up wordt gedaan door een bekende homoseksueel die sterk aan de stereotypen voldoet; Mari van de Ven. De programmamakers willen, om de boodschap te verduidelijken, eerst werken met de clichés door een voor de handliggende metamorfose te doen.Uiteraard is deze eerste metamorfose in scène gezet en nooit de bedoeling geweest dat dit echt als uitkomst zou dienen. Hiermee willen de programmamakers de onzin van vooroordelen aantonen, mede door ook heteroseksuele vooroordelen erbij te halen. Na de in scène gezette afkeuring van de homoseksuele kandidaten zelf, wordt de echte metamorfose gedaan die wel voldoet aan hun wensen. De makers hebben voor deze opzet gekozen om wederom aan te tonen dat niet iedereen aan het stereotype beeld voldoet noch wil voldoen. Met deze benadrukking van diversiteit binnen de groep homoseksuelen willen de makers er wederom voor zorgen dat het beeld van homoseksuelen wat breder opgesteld wordt, wat moet zorgen voor meer acceptatie. Vooral voor de ouders die zitten te kijken moet dit een ogenopener zijn, volgens de programmamakers, om het beeld van de Gay-Parade niet meer dominant te laten zijn in hun beleving van homoseksualiteit.

 

 

5.3 Laatste beslissingen en reacties

 

Bij gebrek aan zendtijd bij de omroep zijn er een aantal items drastisch ingekort door de programmamakers. De programmamakers hebben na de vele items en draaidagen de luxe om te beschikken over te veel materiaal voor te weinig tijd. Om ervoor te zorgen dat toch alle insteken die zij bij het programma willen betrekken er ook daadwerkelijk in komen, worden de meeste items ingekort. Dit komt echter vaak het item niet ten goede. Zoals het geval is bij de eindmontage van ‘De wie is zo-show’. Hier verdween een groot deel van het spel element en de humor. De programmamakers kunnen er bij dit item wel nog voor zorgen dat de boodschap duidelijk over komt, maar een hoop leuke momenten sneuvelen in dit proces. Ook kan er niet meer goed een mening gevormd worden door het publiek omdat niet alle kandidaten evenveel tijd krijgen, waardoor het echt alleen maar om het uiterlijk gaat draaien. Voor de boodschap maakt dit echter niets uit, vandaar dat de programmamakers onder andere dit item hebben ingekort. Items als de problematische coming-outs hebben meer tijd nodig om de boodschap serieus uit te dragen, vandaar dat de programmamakers deze items meer tijd geven.

Het eerste waar de programmamakers in snijden bij de eindmontage zijn vooral de entertainment elementen. Deze zijn in hun ogen toch net iets minder nuttig. Maar om ervoor te zorgen dat het allemaal weer niet te serieus wordt hebben de makers er ook voor gekozen een aantal items te laten vervallen. Zoals een item met een interview met een auteur die een boek heeft geschreven over de problemen die gelovige, islamitische homoseksuele jongeren ondervonden. Er wordt voor gekozen dit niet te gebruiken omdat het item en zijn boodschap al redelijk goed, en wellicht zelfs wel emotioneler, wordt verwoord door de twee jongemannen die uit eigen ervaring spraken over hun problematische coming-out. Tevens zou dit onderwerp naar verhouding dan veel te lang worden en de problematiek hierbij te veel benadrukt worden. Helaas weet de kijker nu niets van het bestaan van dit boek, dat voor vele gelovige jongeren wellicht toch van nut kon zijn. Als er echter gekozen moet worden tussen de kracht van een persoonlijk verhaal en het vertellen van het bestaan van deze verhalen is de strijd snel gestreden volgens de programmamakers.

Een ander item die door de programmamakers wordt weggelaten is een interview met een actrice die hetero is maar een lesbische rol moest spelen in Costa[53], en haar ervaring hiermee. Dit item wordt gedraaid om een kijk te geven op de beleving en inleving van een heteroseksuele vrouw in haar rol als lesbienne. Maar de programmamakers vinden het uiteindelijk niet echt tot zijn recht komen en vooral ook niet krachtig genoeg in zijn uiteindelijke boodschap, om het bij gebrek aan zendtijd te winnen van bijvoorbeeld enkele interviews van omstanders op de Dam bij het acceptatie item.

 

Om te peilen of de programmamakers hun doelstellingen en inhoud goed hadden opgezet wordt er na de uitzending gekeken naar de reacties van het publiek. Deze reacties zijn veelal positief. Het productieteam kijkt vooral naar de reacties op de sites voor homoseksuele jongeren omdat zij de beoogde doelgroep zijn. De gasten op deze sites waren van verschillende aarden en vooral ook verschillend per item van het programma. Vooral de diversiteit van de items wordt geprezen. Dat het programma niet enkel een stereotype beeld geeft van het homo-zijn, met de standaard onderdelen.

Eloy de Jong[54], een van de bekende Nederlanders uit het panel, stuurt zelfs nog een bedankje voor de uitzending. Hij is zeer tevreden met het eindresultaat en hoe de homoseksualiteit verwoord wordt vanuit verschillende perspectieven. Het lijkt er dus op dat de programmamakers in een groot deel van hun opzet zijn geslaagd.[55]

 

 

Conclusie

 

Aan de hand van verschillende theorieën en analyses, waaronder mijn deelnemende en observerende analyse van het productieproces het tv-programma Think Pink, is gebleken dat in jongere programma’s over homoseksualiteit, voor zowel homo- als heteroseksuelen, het van belang is dat er van meerdere kanten het begrip homoseksualiteit bekeken wordt om een zo groot mogelijk publiek aan te spreken. Hierdoor kan aan veel mensen beide kanten van het verhaal getoond worden. Centraal staat de acceptatie van homoseksualiteit door een positieve beeldvorming. De instelling van de programmamakers dat zij op deze beeldvorming een invloed hebben is een belangrijk uitgangspunt in het productieproces. De programmamakers zijn de eerste in het proces van beeldvorming die een keuze maken in representaties.

Heterodoorbreking is wel belangrijk, maar zal als doel alleen niet voldoende zijn, zeker omdat het niet eenvoudig is. Door deze opstandigheid te combineren met juist bevestiging en het inspelen op vooroordelen is het voor jongeren een lichtere kost om tot zich te nemen. Tevens komen hiermee de verschillende stromingen naar voren die er in de homoscene zijn. Er is niet één representatie van homoseksualiteit die de hele lading dekt, net zoals dat niet het geval is bij de representatie van heteroseksuelen. Door de verschillen te laten zien in representatie en ook in mening zal de acceptatie tevens makkelijker tot stand gebracht kunnen worden en is het eenvoudiger voor homoseksuele jongeren om te accepteren wie ze zijn. Een coming-out staat dan onder minder druk, waardoor jongeren sneller de keuze maken om openlijk homoseksueel te zijn. Dit zorgt weer voor meer aanwezigheid van homoseksualiteit in de maatschappij waardoor ontkenning steeds minder eenvoudig wordt.

 Bij een zeer toegankelijk medium als televisie is het van belang dat deze verschillende kanten van homoseksualiteit belicht worden. Een groot aandeel in de representatie van homoseksuele (jongeren) wordt beslist door de programmamakers. Productie-problemen kunnen er echter voor zorgen dat het gewilde beeld met boodschap soms niet helemaal duidelijk overkomt. De keuze van de programmamakers van Think Pink om juist ook de stereotype beelden te gebruiken om ervoor te zorgen dat minder mensen zich eraan stoten is een gok geweest omdat de kans er was dat juist de homoseksuelen hier over zouden kunnen struikelen, waardoor het programma een van zijn doelen mist, namelijk homoseksuele jongeren hun geaardheid laten accepteren. Dit zelfde kon het probleem zijn bij de interpretatie van de zwaardere onderdelen, de acceptatie in Amsterdam en de geloofskwesties bijvoorbeeld. Maar door ook juist dit te laten zien wordt de serieuze kant van het onderwerp direct benaderd en krijgt het programma zelf meer betekenis en kracht bij het meningsvormingsproces van de kijker. Er moet niet maar een deel belicht worden bij de representatie, maar zo breed mogelijk, hierbij ook lettend op het beeld dat het heteroseksuele publiek heeft. Alleen op deze manier kan het medium televisie op dit gebied als een soort spiegel functioneren voor de maatschappij en de begripsvorming eventueel beïnvloeden. Want om een mening te beïnvloeden, moet de mening eerst erkend en toegegeven worden daarna deels ontkracht om een nieuw licht op de zaak te kunnen geven. Waarschijnlijk deels door de heteroseksuele programmamakers is vooral in de eindproductie iets te veel de luchtigheid en humor benadrukt, zelfs lichtelijk de draak gestoken met homoseksualiteit. Hiermee werden de vooroordelen benadrukt waardoor soms goede statements, vooral van de rolmodellen in het panel, ontkracht werden en er weer teveel kracht werd toegekend aan deze vooroordelen en dus de heersende hetero-ideologie. Dit is een nadeel, maar het positieve resultaat en daarmee de bedoeling van het programma wordt niet onderuitgehaald. Door het luchtige karakter blijft er een positieve indruk achter bij een groot deel van het publiek.

 

 

Literatuur

 

Audio-visueel materiaal:

 

Think Pink, BNN, Amsterdam: Eyeworks bv, uitzending 26 september 2003

 

Academische materiaal:

 

Adorno, Th.W. “ Culture industry reconsidered” In: idem, The culture industry. Selected

essays on mass culture. London / New York: Routledge 1991, p. 85-92.

 

Ang, I. “The nature of the audience” In: Questioning the media. A critical introduction. Ed.

J. Downing A, Mohammadi en A. Scebemy-Mohammadi. London [etc]: Sage 1995,

p. 207-220

 

Ankersmit, Frank R. “Representatie, waarheid en ervaring” In: Als woorden niets meer

zeggen: de crisis rond woord en beeld in de huidige cultuur, Ed.Ilse N. Bilhof en

Renée van Riessen. Kampen: Kok Agora 1995, p. 105-122

 

Bakker, Edwin (red), Homoseksualiteit en de media, Utrecht: Interfacultaire Werkgroep

Homostudies, Rijksuniversiteit Utrecht 1985

 

Bakker, Edwin/Schuyf, Judith (ed), Homoseksualiteit en de media: verslag van een

studiedag georganiseerd door Homo RTV Urania en Homostudies Utrecht, Utrecht:

Interfacultaire Werkgroep Homostudies, Rijksuniversiteit Utrecht 1985

 

Bulhof, Ilse N./van Riessen, Renée (ed), Als woorden niets meer zeggen: de crisis rond

woord en beeld in de huidige cultuur, Kampen: Kok Agora 1995

 

Croteau, David/Hoynes, William, Media/society: industries, images, and audiences,

Thousand Oaks: Pine Forge Press 2000, p. 193-214

 

Crowley, David/Heyer Paul (ed.), Communication in History. Technology, Culture, Society,

3rd ed. New York [etc.]: Longman 1999, p. 259-300

 

Danto, Arthur C., The body/body problem, Berkeley/Los Angeles/Londen: Univ. of

California Press 1999

 

Dyer, Richard, “Entertainment and utopia”,In: Only entertainment, London/New York:

Routledge 1992

 

Dyer, Richard, Gays and film, New York: Zoetrope 1984

 

Dyer, Richard, Now you see it. Studies on lesbian and gayfilm, 2nd ed. Londen/New

York: Routledge 2003

 

Dyer, Richard, The culture of queers, Londen/New York: Routledge 2002

 

Fasel, Gerard/de Wolf, Joost, Vertrossing, de Tros en nu verder: Op weg naar een nieuwe

omroepstrategie, Nijmegen/Amsterdam: 1978

 

Fiske, J. Television culture, London/New York: Methuen, 1987

 

Forrester, Michael, Psychology of the image, Londen: Routledge 2000, p. 127-145

 

Golding, Peter/Murdock, Graham, “Culture, communication, and political economy” In:

Mass media and society, Ed. J. Curran and M. Gurevitch. London [etc.]: Arnold 1996,

p. 11-30.

 

Habermas, J. “The public sphere” In: Media studies. The reader, Ed. P. Marris and S.

Thornham. Edinburgh: Edinburgh University Press 1996, p. 92-97.

 

Hall, Staurt (ed), Representation. Cultural representations and signifying practices, Londen:

Sage 1997, p. 1-11

 

Hall, Stuart (ed), Representation. Cultural representations and signifying practices, Londen:

Sage 1997, p. 15-69

 

Kats, Erik/Schedler, Petra, “Kijk op homoseksualiteit” In: Homoseksualiteit in beeld: radio,

televisie, schrijvende pers, reclame, Ed. Petra Schedler, Judith Schuyf, Klaas

Soesbeek. Utrecht/Antwerpen: Veen 1989, p. 50-65

 

Morley, D. “Active audience theory: Pendulums and pitfalls” In: Defining media studies.

Reflection on the future of the field, Ed. M.R. Levy and M. Gurevitch, New York/

Oxford: Oxford University Press 1994, p. 255-261

 

Nungesser, Lon G., Homosexual acts, actors, and identities, New York [etc.]: Praeger 1983

 

Oosterhuis, H., Homoseksualiteit in katholiek Nederland. Een sociale geschiedenis

1900-1970, Amsterdam: Sua 1992

 

Schedler, Petra/Kats, Erik, “Zo gedaan, zo gezegd” In: Homoseksualiteit in beeld: radio,

televisie, schrijvende pers, reclame, Ed. Petra Schedler, Judith Schuyf, Klaas

Soesbeek. Utrecht/Antwerpen: Veen 1989

 

Schedler, Petra/Schuyf, Judith/Soesbeek, Klaas (ed), Homoseksualiteit in beeld: radio,

televisie, schrijvende pers, reclame, Utrecht/Antwerpen: Veen 1989

 

Segaar, Rob/Bakker, Edwin, “Gesprekken met de programmaleiders”, In: Homoseksualiteit

in de media. Ed. Edwin Bakker, Utrecht: Interfacultaire Wekrgroep Homostudies,

Rijksuniversiteit Utrecht 1985, p. 17-20

 

Overig materiaal

 

“Albert Mol in 30 minuten”, VPRO, 30 juni 2004

<http://www.vpro.nl/programma/25minuten/artikelen/16825427/>

 

“Homo 100: the Star Edition” BNN, 21 juni 2004

<http://www.bnn.nl/view/590230/590372/747948>

 

“Homo 100 nacht bij BNN” Radio.nl, 05 november 2004

<http://www.radio.nl/2003/home/medianieuws/010.archief/2003/09/84092.html>

 

Krol, Henk, “Albert Mol overleden”, Gaykrant, 30 juni 2004

<http://gaykrant.nl/site/pg_details.asp?idarticle=765>

 

Postma, Nico, “Jeroen Kijk in de Vegte: Kuifje in homoland” KrantenOnline, 05 november

2004 <http://www.krantenonline.nl/regioportal/WEM/1,1478,2637-Archief-Zoeken!!__1782107_,00.html?ArchiefID=1782107>

 

Rob’s Gay Info Page, 30 juni 2004

<http://gayinfo.tripod.com/>

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] Hierover meer in hoofdstuk 4

[2] Het volgende hoofdstuk gaat dieper in op representaties en begripsvorming.

[3] Over deze begripsvorming is meer te lezen in hoofdstuk 2

[4] Over de verschillende type homoseksuelen die in beeld worden gebracht valt meer te lezen in hoofdstuk 3.

[5] In hoofdstuk 5 volgt hiervan een verdere analyse.

[6] Barthes heeft het tevens ook nog over myth, wat nog een niveau hoger ligt bij de interpretatie van tekens. Dit niveau zal ik echter niet analyseren en daarom hier niet gedetailleerd bespreken.

[7] Daar deze scriptie draait om een casestudy van het programma Think Pink zal ik niet veel gebruik maken van de theorieën van Foucault. Het dient echter als goed discussie punt voor verdere analyse mogelijkheden

[8] In deze scriptie zal daarom het begrip representatie duidelijker worden als er in hoofdstuk 5 gekeken wordt naar de representatie van homoseksualiteit in het programma Think Pink.

[9] Dit in tegenstelling tot de meeste media studies naar het medium tv, waar veelal de constructieve benadering het uitgangspunt is omdat er vaak gekeken wordt vanuit het (actieve) publiek.

[10] Hierover meer in hoofdstuk 3.

[11] De interpretatie van de kijker en de kwestie van werkelijke werkelijkheid zijn boeiende kanttekeningen, die hier niet verder uitgediept zullen worden.

 

[12] Over de verschillende manieren van verbeelden en interpreteren valt meer te lezen in hoofdstuk 2

[13] Deze beredenering is gebaseerd op een vergelijking die in Croteau/Hoynes, 2000 (o.a. op pagina 199) wordt gemaakt aangaande rassen kwesties welke ik verder heb doorgetrokken.

[14] Kats/Schedler stellen het op de volgende manier: “De regels van het maatschappelijk verkeer bepalen in grote lijnen wat mensen doen; zo fungeert heteroseksualiteit als norm in de manier waarop mensen met elkaar omgaan.” Kats/Schedler, 1989, p. 50

[15] Deze beredenering is gebaseerd op een uiteenzetting die in Croteau/Hoynes, 2000 (op pagina 199+200) wordt gemaakt aangaande rassenkwesties welke uiteenzetting ik verder heb doorgetrokken.

[16] Deze beredenering is gebaseerd op een uiteenzetting die in Croteau/ Hoynes, 2000 (op pagina 199) wordt gemaakt aangaande rassenkwesties welke uiteenzetting ik verder heb doorgetrokken.

[17] In hoofdstuk 2 wordt hier dieper op in gegaan

[18] Welke katholieke organisatie is mij niet bekend. De hier genoemde gegevens komen uit Oosterhuis, 1992

[19] COC is de landelijke organisatie voor homoseksuelen

[20] Rob Segaar en Edwin Bakker krijgen geen gesprek met de Avro voor elkaar, evenmin met de EO en de NCRV-tv, omdat ze niet de hulp wilden van De Stichting Homo RTV Urania

[21] Dit is tevens de bron voor de opsomming van programma’s over homoseksuelen in de alinea.

[22] http://www.vpro.nl/programma/25minuten/artikelen/16825427/

[23] http://gaykrant.nl/site/pg_details.asp?idarticle=765

[24] Dit zijn onder andere gegevens die te vinden zijn op http://gayinfo.tripod.com/

[25] Zoals uiteengezet is in hoofdstuk 3

[26] Deze analyse zal gedaan worden aan de hand van mijn deelnemende en observerende aanwezigheid bij het gehele productieproces van het programma. Niet alleen het eindresultaat is hierdoor van belang, maar dit eindresultaat zal wel het uitgangspunt worden van de hierop volgende analyse.

[27] De bevindingen in deze paragraaf en de hierop volgende berusten op eigen ervaringen opgedaan tijdens de productie van het programma tijdens mijn stage bij Eyeworks bv.

[28] Uitgezonden op vrijdag 26 september op Radio 3 FM

[29] In deze Engelse speelfilm uit 1996 ontdekken twee vrienden dat de gevoelens die zij voor elkaar hebben heel wat verder gaan dan alleen maar vriendschap.

[30] Meer te lezen over de ‘Homo 100 nacht’ op: http://www.bnn.nl/view/590230/590372/747948

[31] Peter v/d Vorst, die tevens zelf presentator is en ook plaatsneemt in het panel van Think Pink

[32] In de geschiedenis van de representatie van homoseksualiteit op tv was deze bespottelijkheid een frequenter aanwezig verschijnsel gezien dat een van de manieren was om met homoseksualiteit om te gaan, naast de slachtofferrol in beeld brengen. Dit is te vergelijken met de rol die de blanke producent aan de zwarte man en andere minderheden in die tijd toebedeelden op tv.

[33] Aan het eind van deze paragraaf meer over de presentator.

[34] Voorbeelden die vooroordeel bevestigend zijn, zijn onder andere aanwezig bij enkele fragmenten van de panelleden die op een zodanige manier aan elkaar gezet zijn dat ze sterk bevestigend werken. Door de humoristische werking echter worden ze weer enigszins ontkracht. Bij de analyse van de verschillende items, die hierna volgt, zal hier uitgebreider op in gaan.

[35] Jeroen Kijk in de Vegte in een artikel uit Eindhovens Dagblad van 19-09-2003: http://www.krantenonline.nl/regioportal/WEM/1,1478,2637-Archief-Zoeken!!__1782107_,00.html?ArchiefID=1782107

[36] BNN zelf heeft ook een zeer jong publiek, wat het een van de geschikste omroepen maakt voor dit soort programma’s

[37] Jeroen Kijk in de Vegte in een artikel uit Eindhovens Dagblad van 19-09-2003: http://www.krantenonline.nl/regioportal/WEM/1,1478,2637-Archief-Zoeken!!__1782107_,00.html?ArchiefID=1782107

[38] In het artikel uit het Eindhovens Dagblad van 19-09-2003 valt te lezen dat Jeroen Kijk in de Vegte “in het programma niet de rol van deskundige op zich [wil] nemen. 'Als een soort Kuifje neem ik de kijkers mee door homoland. Een hetero had het net zo goed kunnen presenteren.'” http://www.krantenonline.nl/regioportal/WEM/1,1478,2637-Archief-Zoeken!!__1782107_,00.html?ArchiefID=1782107

[39] De verschillende type homoseksuelen worden besproken in hoofdstuk 3

[40] Zoals al bleek uit hoofdstuk 3 en 4.

[41] Dit waren niet de enige bekende Nederlanders die geïnterviewd zijn, dit zijn echter enkel voorbeelden om een punt te maken en de beredenering te verduidelijken.

[42] Ze hebben daar namelijk wel het recht toe daar Charo nog minderjarig is.

[43] Als de ouders wel hadden willen meewerken was de videoboodschap ook in beeld gebracht maar dan met de ouders erbij in beeld op het moment van vertoning

[44] Dit is tevens de bedoeling van het gehele programma. Alle onderdelen moeten bijdragen aan het uiteindelijke doel waarbij door informeren en de positieve beeldvorming niet alleen de maatschappij acceptabeler wordt maar ook dat de homoseksueel zichzelf leert accepteren.

[45] Gaydar, is de woordspeling die homoseksuelen hebben verzonnen op het idee dat zij met een soort rader hun mede-homoseksuelen kunnen herkennen

[46] In het artikel uit het Eindhovens Dagblad van 19-09-2003, http://www.krantenonline.nl/regioportal/WEM/1,1478,2637-Archief-Zoeken!!__1782107_,00.html?ArchiefID=1782107

[47] Zoals al gezegd is in hoofdstuk 4 hebben ammusements programma’s vaak een positievere uitwerking bij het aankaarten van onacceptabele onderwerpen. De ‘Wie-is-zo-show’ is duidelijk met dezelfde werking ingezet door de programmamakers.

[48] Zo neemt de presentator de kijker onder andere mee langs een tennisclub voor homoseksuelen, een gallerie met homokunst, een fitnessruimte waar veel homoseksuelen komen, een homokapper, sm- en leerwinkel, uitgaansmogelijkheden en een homovriendelijk hotel met een kamer ingericht door Nicci Nicole (een van de bekendste travestieten van Nederland).

[49] In hoofdstuk 4 kan gelezen worden over hoe homoseksualiteit vroeger lag in de gelovige maatschappij van Nederland. Met deze gegevens erbij kunnen er al een aantal nuanceringen worden toegebracht, maar uiteraard is dat niet deel van het programma dus zal dat hier buiten beschouwing worden gelaten.

[50] Niet alleen in het programma, maar ook in de verschillende hoofdstukken in deze scriptie

[51] Wat eerder in dit hoofdstuk al uitgelegd wordt, maar ook in hoofdstuk 3 al ter sprake komt

[52] Hiervan gaan de programmamakers tenminste uit, gebaseerd op de vooroordelen die hierover heersen volgens hen.

[53] Costa is een Nederlandse film en later tv-serie over een stel jongeren in het clubleven in Salou.

[54] Eloy de Jong maakte deel uit van de Nederlandse boyband ‘Caught in the Act’, in die tijd was het nog niet bekend dat hij homoseksueel was, dat werd pas bekend toen zijn relatie met een van de zangers van Boyzone aan het licht kwam. Deze ontwikkeling was zeer belangrijk in zijn vorming als rolmodel, niet meer voor jonge meisjes maar voor homoseksuele jongeren.

[55] Voor een echt goed onderbouwde conclusie op die gebied moet er een hele andere uitgebreide analyse gedaan, namelijk naar de perceptiekant van het programma. Dit is uiteraard voor verder onderzoek interessant maar zal in deze scriptie over de productiekant niet aan bod komen.