Grenzen van tabloidjournalistiek. Een kort historisch overzicht, de visies, de inhoud, de lezers en gevolgen. (Charlotte Coudeville) |
home | lijst scripties | inhoud |
1.1. Probleemstelling en doelstelling
Er is al heel wat inkt gevloeid over het fenomeen van de tabloids. Met deze masterproef wil ik aan de hand van een literatuurstudie dieper ingaan op dit soort kranten.
Daarbij probeer ik antwoord te zoeken op een aantal vragen die ik in vier punten heb onderverdeeld:
Hoe oud zijn deze tabloids? Tabloids worden beschouwd als een modern fenomeen, maar is dat wel zo? Waar zijn ze ontstaan? Als tabloids niet nieuw zijn, wie waren dan de voorlopers? Ik wens aandacht te besteden aan de geschiedenis van de tabloid, omdat het nu eenmaal belangrijk is om de oorsprong van bepaalde fenomenen te kennen. Het is namelijk essentieel bij de studie van een verschijnsel ook de achtergrond ervan te kennen.
De tabloid wordt meestal geassocieerd met goedkope lectuur. De tabloids worden door velen niet gerespecteerd en zelfs niet beschouwd als volwaardige kranten. Vanwaar deze kritiek? Wie zijn de tegenstanders? Zijn er ook voorstanders? Het lijkt me interessant om de verschillende visies tegenover elkaar te plaatsen en te bepalen wie nu het dichts bij de waarheid zit.
Welke onderwerpen behandelen de tabloids nu? Zijn er verschillen tussen de tabloids onderling en tussen verschillende landen? Een paper over tabloids dient zeker de inhoud van de tabloids te behandelen. Waarom hebben de tabloids bovendien zoveel lezers? Een antwoord op deze vraag sluit volgens mij aan bij inhoud van de tabloids. Ook dit wordt onderzocht.
Wat is de invloed van tabloids op andere kranten? Doorgaans zegt men dat dat de tabloidisering is. Maar is dat wel het juiste antwoord? Wat is tabloidisering nu precies? Wat zijn de bevindingen van studies omtrent dit fenomeen?
Laat het duidelijk zijn dat deze masterproef allesbehalve een volledige studie over de tabloids zal zijn. Daarvoor ontbrak de tijd. Mijn bedoeling is niet meer dan de lezer in te leiden in het fenomeen van de tabloids. Daarbij zal ik proberen zoveel mogelijk oog te hebben voor nuance. Als de lezer door het lezen van het artikel zin heeft om zich meer te verdiepen in de tabloids of zelf onderzoek te verrichten, ben ik meer dan geslaagd in het doel van mijn artikel.
1.2. Literatuur
Dit artikel is gebaseerd op literatuuronderzoek. Tijd en knowhow voor empirisch onderzoek waren er niet.
Ik heb me bij deze literatuurstudie vooral gebaseerd op Angelsaksische literatuur. De reden is vrij pragmatisch. Er is nu eenmaal meer materiaal gepubliceerd over de Amerikaanse en Engelse tabloidcultuur. Het is dan ook meer dan logisch dat de nadruk in deze studie ligt bij de Engelse en Amerikaanse tabloids.
De belangrijkste auteurs zijn John Fiske, Ian Connel, Elizabeth Bird en nog vele anderen.
2. Geschiedenis van de tabloid
De term tabloid werd eerst in de farmaceutische industrie gebruikt. Daar verwees het naar een pil of een tablet in geconcentreerde vorm . Het verdovende effect van deze pil en het feit dat ze gemakkelijk verteerbaar was, zorgde ervoor dat de term rond de eeuwwisseling ook verwees naar een nieuw soort krant. Het formaat van deze krant was kleiner dan de toen gewoonlijke krant, die broadsheets werden genoemd. De tabloid was handiger om mee te nemen. Rond die tijd ontwikkelde het openbaar vervoer zich ook ten volle. De tabloid was dan makkelijk leesbaar in de treinen en bussen[1].
De tabloid onderscheidt zich niet alleen wat betreft formaat van de broadsheetpapers, maar ook van inhoud. Elizabeth Bird verwoordt het als volgt: “the term tabloid …is now almost invariably used to refer tot the sensational tabloid – the paper whose stock in trade is the human-interest, graphically told story, heavy on pictures and short, pithy, highly stereotyped prose”.
De tabloid zoals we ze nu kennen is een verschijnsel van de jaren 1970 en jaren 1980, maar de oorsprong van de tabloid ligt veel verder in de geschiedenis[2]. Wat volgt is een beknopt overzicht van de evolutie van de tabloid. De nadruk ligt op de Angelsaksische landen, omdat zij in het verleden en nu nog steeds de koplopers zijn in de tabloidjournalistiek.
2.1 De voorgangers
Zoals bij veel beschrijvingen van evoluties is het ook hier onmogelijk een exacte begindatum te bepalen. De vele verschillen van land tot land, de verschillende maatschappelijke contexten, het ontbreken van historisch materiaal, enzovoort zorgen ervoor dat het moeilijk is om de oorsprong van de tabloid te achterhalen.
Doorgaans is men van oordeel dat de oorsprong van de tabloid terug te traceren is in de zeventiende eeuw. In die periode werd niet alleen de eerste aanzet gegeven tot het ‘echte’ journalistieke werk, maar er zijn ook documenten teruggevonden die als voorlopers kunnen worden beschouwd van de tabloids. Zowel in Europa als in Amerika circuleerden toen geschriften die wat de inhoud betreft de tabloid zeker niet onwaardig zijn. In vlugschriften, ballades en zogenaamde nieuwsboeken werd geschreven over moord, natuurrampen, ongewone geboortes (zoals van Siamese tweelingen) en vreemde voortekens. Het verschil tussen de eerste kranten en de ballades lag hem vooral op het vlak van schrijfstijl dan op het vlak van inhoud. De vroege vormen van populaire kranten schreven in proza, de ballades berichtten in versvorm[3].
Ook toen besteedde de ‘pers’ veel aandacht aan moordprocessen die tot aan de executie van de schuldige zeer detailleus werden beschreven. Ook evenementen waarbij de koninklijke familie was betrokken werden uitvoerig besproken. Het materiaal dat aan bod kwam in de vlugschriften en andere leunde zeer sterk aan bij de orale traditie. De meeste verslagen baadden in een sfeer van ‘horen zeggen’. De vraag naar deze pretabloids was zeer groot. De drukkers konden vaak de vraag ernaar niet bijhouden. Daarom recycleerden ze ook oude verhalen. Oude verhalen kregen een nieuw jasje, dat wil zeggen een nieuwe datum en andere locatie. Veel van die verhalen zouden – volgens Jan Brunvand – urban legends geworden zijn[4].
Behalve de vormgeving, stijl en onderwerpen was de moraliserende toon een zeer typisch kenmerk van de balladen. De gepubliceerde verhalen hadden als doel de lezer een les te geven. In die periode was dat vooral een les in religie. De Siamese tweelingen werden bijvoorbeeld beschouwd als Gods werk[5]. Die moraliserende ondertoon is trouwens iets dat zal blijven bestaan.
2.2 De oorsprong: de Penny Press
Vele historici zien een verband tussen enerzijds de toename van de human-interestverhalen en de sensationele vertelstijl en anderzijds de ontwikkeling van de penny press[6].
Vooral James Gordon Bennet dient hier genoemd te worden. Hij lanceerde het dagblad New York Herald in 1835. De meeste kranten kostten toen ongeveer zes cent. De Herald slecht één penny. De krant van Bennet had een levendige stijl en bracht zelfs verslag uit over Wall Street. Misdaden, moorden en andere criminele feiten kregen ook aandacht. Bovendien had Bennet een uitgebreid netwerk van correspondenten in de Europese hoofdsteden. Hij haalde zijn inkomsten vooral uit reclame. Het fenomeen van de penny papers was een enorm succes en kende navolging in andere steden. De ontwikkelingen in de technologie zorgden er trouwens voor dat de penny press een ware industrie werd[7].
Een andere belangrijke penny paper is (New York) Sun van Benjamin H. Day. Ook deze krant hanteerde een levendige, actieve taal en was gericht op de grote stedelijke massa. In diezelfde periode bleven ook de ballades en vlugschriften bestaan naast de penny press en de andere kranten. Deze vlugschriften waren nog steeds dezelfde als in de eeuwen voorheen. De moraliserende toon bleef bestaan, alsook de voorspelbare patronen. Moorden werden nog steeds zeer visueel beschreven. De ballades en de massagerichte kranten waren nog steeds nauw met elkaar verbonden[8].
De penny press gebruikte ook technieken die toen nieuw waren in de verslaggeving. De journalist observeerde en interviewde. Voorheen baseerde men zich vooral op documenten en gerechtelijke verslagen. De penny press lag trouwens aan de basis van de onderzoeksjournalistiek. De reporters van Bennet gingen bijvoorbeeld de plaats van het misdrijf bezoeken, verschillende getuigen interviewen, enzovoort. De misdaad werd overigens vaak aangegrepen om moraliserend naar buiten te komen[9].
In de jaren 1880 werden de steden groter, niet alleen qua omvang maar ook qua aantal inwoners. Meer en meer Amerikanen waagden hun kans in de steden en verlieten het platteland. Het is in die periode dat de Amerikaanse kranten echte ondernemingen werden waarbij de nadruk op winst lag. In die periode stak het fenomeen van yellow journalism de kop op. Deze vorm van journalistiek werd aangemoedigd door Joseph Pulitzer die in 1883 New York World overkocht. Hij hervormde de krant drastisch. De prijs werd goedkoper en hij begon een kruistocht tegen de corruptie van de regering en andere schandalen. De krant was zeer populistisch en stedelijk. Naast actualiteit en heel wat reclame waren er ook speciale pagina’s voor de vrouw, maar ook heel wat tips en columns. Ook bij de yellow papers was de moraliserende toon nooit ver weg. Maar toch streven de journalisten naar meer objectiviteit[10].
Dat de stijl van Joseph Pulitzer veel succes had, bewijzen de vele imitaties die volgden. William Randolph Hearst richtte in San Francisco de Examiner op. In 1896 daagde hij Pulitzer uit door in New York de Journal te kopen. Wat volgde was een ware concurrentieslag tussen beide mannen met alsmaar sensationelere verhalen. Tegen het eind van de negentiende eeuw was er dus niet veel meer nodig om over te schakelen naar de tabloid zoals ze nu gekend is[11].
De tabloidkrant vindt dus zijn eerste aanzet in de Verenigde Staten in de periode van yellow journalism. De volledige ontwikkeling echter gebeurde in Groot-Brittannië. De persmagnaat Alfred Harmsworth, de latere Lord Northcliffe, speelde een zeer belangrijke rol in de ontwikkeling van de tabloidkrant. Hij was degene die de echte populaire (tabloid)journalistiek zal ontwikkelen. Hij was ook degene die van de krant een echt massamedium zal maken. Hij richtte in 1896 de Daily Mail op. Deze krant bevatte korte en bondige berichten over de actualiteit. Een brede waaier van onderwerpen kwam aan het bod: sport, roddels, verhaalseries, vrouwenpagina’s, politiek en zelfs beurscijfers. Het dagblad was een enorm succes en kende tegen 1900 een oplage van bijna een miljoen exemplaren[12].
Tijdens een bezoek aan de Verenigde Staten in 1900 kreeg hij de mogelijkheid om voor één dag de New York World te leiden. Hij maakte de krant kleiner, verminderde de illustraties en stond erop dat een bericht uit maximaal 250 woorden mocht bestaan. Deze krant verscheen op 1 januari 1901. De bedoeling van de krant maakte Harmsworth duidelijk in zijn editoriaal: ‘The World enters today upon the twentieth or Time-saving century. I claim that by my system of condensed or tabloid journalism hundreds of working hours can be saved each year. By glancing down the subjoined list of contents and following the arrangement of the pages the outline of today’s news can be gathered in sixty seconds[13]’. De toon voor de tabloids van de toekomst was gezet.
Hij keerde terug naar Engeland en lanceerde er in 1903 de eerste wijdverspreide tabloid, namelijk de Daily Mirror. Het doelpubliek was voornamelijk vrouwen. Het blad werd een succes en werd het de eerste krant die de kaap van een miljoen exemplaren oversteeg[14]. Het idee van de tabloid keerde vervolgens terug naar de Verenigde Staten doordat Lord Northcliffe het tabloididee introduceerde aan Joseph Patterson, een aandeelhouder van de Chicago Tribune, die soldaat was bij de Amerikaanse troepen tijdens Wereldoorlog I. In 1919 richtte hij in New York de eerste echte Amerikaanse tabloid op[15].
Lord Northcliffes verdienste bestaat er niet alleen in dat hij een nieuw élan bracht aan de inhoud van de kranten. Hij introduceerde ook nieuwe druktechnieken in het productieproces, ontwikkelde nieuwe distributiesystemen en maakte handig gebruik van de mogelijkheden om heel wat inkomsten te halen uit de reclame. De maatschappij was dan volop aan het ontwikkelen naar een massa compsumtiemaatschappij en Northcliffe wist dat uit te buiten[16].
2.3 De twintigste eeuw: het succes van de tabloid?
Joseph Patterson zijn tabloidkrant New York Daily News was de eerste succesvolle tabloidkrant in de Verenigde Staten. De krant bevatte heel wat verhalen over bekende persoonlijkheden en wist de lezer aan zich te binden door het organiseren van schoonheidswedstrijden en het brengen van detectiveverhalen. De krant hield zich ook nog bezig met het ernstigere nieuws, hoewel deze zeer beperkt was en meestal vanuit een menselijke invalshoek werd behandeld[17].
In 1924 richtte William Hearst een Amerikaanse Daily Mirror op. Deze krant beloofde om 90 procent entertainment en 10 procent informatie. Bovendien mocht die informatie de lezer niet vervelen. Aanvankelijk leek de krant goed op de New York Daily News, maar algauw koos ze een andere weg. Het ernstigere nieuws moest plaats maken voor criminaliteit en sport. De periode 1919-1929 wordt ook wel eens het tijdperk van de jazzjournalistiek genoemd. De gangsters waren persoonlijkheden die je zeer vaak in de kranten tegenkwam. De verhalen vormden een sensationele mix van seks, misdaad, conflicten en succes. De tabloidstijl kende toen hoogdagen. De stijl is sindsdien niet veel veranderd[18].
Het succes van de Amerikaanse tabloids duurde niet te lang. Tegen de jaren 1930 waren de meeste tabloids die de jaren ervoor succesvol waren, verdwenen. Onder andere Pulitzers New York World en Hearsts Mirror hoorden bij de faillissementen. In Groot-Brittannië was de situatie enigszins anders. De populaire aanpak van de tabloidjournalistiek werd er een van de meest gehanteerde methodes. De Britse kranten die berichtten over schandalen, misdaden, beroemdheden en roddels waren een succes. Hoe komt het nu dat de Britse tabloids bleven bestaan, terwijl ze in de Verenigde Staten op de achtergrond verdwenen? Een verklaring vind je in de komst van een nieuw massamedium, namelijk de radio. De radio was in de Verenigde Staten van bij zijn aanvang commercieel. Het nieuwe medium bereikte ook een groter publiek dan de lezers van de kranten. De adverteerders waren niet meer geïnteresseerd in de dagbladen en investeerden hun geld in de radio. De radio in Groot-Brittannië was absoluut niet commercieel georiënteerd. De Britse radio moest een publieke dienst vervullen en mocht geen inkomsten halen uit de reclame. De adverteerders bleven dus hun geld steken in de tabloids waardoor ze bleven bestaan[19].
Vandaag bestaat de tabloid nog in de Verenigde Staten. Vier tabloids overleefden de komst van de radio en televisie: New York Daily News, New York Post, Boston Herald en Chicago Sun-Times. In de Verenigde Staten heb je ook nog een andere soort tabloids, namelijk de supermarket tabloids. Deze kranten houden zich helemaal niet bezig met de actualiteit en concentreren zich vooral op beroemdheden, human interest en fictie in de vorm van nieuws[20].
Er zijn twee belangrijke verschillen tussen Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Ten eerste verwijst de tabloidjournalistiek in Groot-Brittannië naar de massagerichte dagbladen zoals The Sun, Daily Express en The Mirror. In de Verenigde Staten verwijst de term tabloid naar de wekelijks in de supermarkt verschijnende tabloids. Ten tweede is de Britse pers verdeeld in enerzijds de kwaliteitskranten en anderzijds de tabloids. Dit duidelijk onderscheid tussen de types van dagbladen, de journalistieke stijlen en lezerspubliek bestaat niet in de Verenigde Staten[21].
Al van bij het begin kreeg de tabloidkrant pakken kritiek. Dat de aandacht naar de sterren, moorden en allerhande ging, konden de kwaliteitskranten en academici niet verkroppen. Tabloids kregen felle kritiek toen ze de dood van acteur Rudolph Valentino uitgebreid onder de aandacht brachten. Dezelfde dag stierf ook een professor van de universiteit van Harvard, namelijk Charles Elliot, maar de tabloids hadden voor hem geen oog. De academici waren er niet over te spreken dat over zijn dood geen verslag werd gebracht[22].
De hoger opgeleiden beschouwden de tabloids als iets slechts dat enkel maar voor de laagsten van de samenleving interessant kon zijn. Men vreesde ook de gevolgen van het lezen van de tabloids. Een literair tijdschrift, namelijk Saturday Review of Literature, spreekt zelfs van tabloid poison en vreesde dat de kleinkinderen van de tabloidlezers al rot zouden zijn vóór ze moesten groeien[23].
Tegen de jaren 1930 was de kritiek op de tabloids geluwd. De tabloidkranten raakten meer en meer ingeburgerd en werden min of meer aanvaard. De vermindering van de kritiek moet zeker in perspectief worden gezien. In de jaren 1930 was de extreem sensationele tabloid (in de Verenigde Staten) namelijk verdwenen[24].
Toch is de kritiek op de tabloids en de tabloidisering blijven bestaan. Vandaag vallen talloze auteurs de tabloid en zijn inhoud aan. Hun kritiek richt zich vooral op de tabloidjournalistiek en haar invloed op de kwaliteitspers. Zowel bij de audiovisuele en gedrukte media is er een achteruitgang van de onthullingsjournalistiek. ‘Lichte en zachte’ verhalen komen op de voorgrond. Ontspanning wordt belangrijker en informatie moet een stap achteruit doen. Human interest, sensatie, het banale, de sterren uit de films en soaps, sport, enzovoort worden tegenwoordig als belangrijkere onderwerpen beschouwd in de nieuwsverslaggeving. Infotainment is alomtegenwoordig. Het nieuws is een commercieel product geworden. De journalist doet niet meer dan datgene leveren wat de lezer, kijker of luisteraar wil. Deze trends zijn begonnen in de jaren 1980[25].
Sommige auteurs spreken zelfs van de dreiging van de tabloid en het alledaagse. Deze kritische visie bestaat volgens Colin Sparks uit een viertal elementen.
Ten eerste zien we dat de pers die zich voorheen met ernstigere onderwerpen bezighield nu meer aandacht heeft voor banale nieuwsfeiten. De zogenaamde responsible journalism hoort er niet meer bij. De gewone pers en de tabloidpers groeien naar elkaar toe. Een ander kritisch punt is de competitie tussen de kranten die ingegeven wordt door de nieuwe technologieën. De dagbladen willen hun lezerspubliek vergroten. De televisie en radio willen hoge kijk- en luistercijfers. Door de komst van het Internet en andere technologieën daalden de inkomsten van de meer klassieke media. Ook het kapitalisme heeft bijgedragen tot de tabloidisering. Nieuws moet geld opbrengen. Het nieuws wordt gemodelleerd naar het publiek. En het publiek naar waar het nieuws gemodelleerd wordt, wordt op haar beurt bepaald door de adverteerders. Deze tendenzen zorgen voor een crisis in de democratie. De journalistiek die alleen maar aandacht heeft voor hetgeen in de publieke sfeer afspeelt (politieke partijen, sociale bewegingen, enzovoort) wordt ondermijnd en zelfs gemarginaliseerd door de tabloids en de tabloidisering. Informatie die nodig is voor de burgerlijke participatie aan het publieke debat komt alsmaar minder voor in de media. Deze beperking op de informatiestroom vormt juist de grootste bedreiging voor de democratische rechtstaat[26]. De tabloid richt zich met andere woorden tot de burger als consument en levert helemaal geen bijdrage tot het leven van die burger[27].
Ondanks de vele tegenstanders heeft het tabloidnieuws ook zijn verdedigers. Academici zoals Ian Connel, John Fiske en John Langer zijn er van overtuigd dat de tabloids allesbehalve een slechte zaak zijn. De voorstanders van de tabloids beschuldigen de critici van de tabloidisering dat ze hun eigen elitaire concepten van nieuws en politiek op willen dringen. Hun visie op het nieuws en politiek zou dan moeten gelden als de enige geldende en correcte visie. Mensen die de tabloids verdedigen hebben vooral aandacht voor de inhoud van de krant en willen de interesse van de consument naar waarde schatten. Ze beschouwen het lezen van de tabloid veelal als een uitdrukking van de strijd van de gewone man tegen de hoger opgeleide elitaire groepen[28].
John Fiske verheerlijkt bijvoorbeeld de fantasierijke tabloids die te koop zijn in Amerikaanse supermarkten. Ze bieden immers een alternatieve wereld aan van ruimtewezens, onnatuurlijke verschijnselen, enzovoort. Een wereld die tegenovergesteld is aan de officiële dagelijkse werkelijkheid. Ze bezorgen de lezer een utopische fantasie van emancipatie. De lezer vergeet zo dat hij of zij vast blijft steken in haar sociale wereld van armoede. De serieuze pers wordt beschouwd als een middel die de sociale macht van de rijken bestendigt. De gezagsondermijnende teksten van de tabloids zorgen ervoor dat de sociaal zwakkeren hun mening kunnen uiten en zichzelf kunnen plaatsen tegenover de klasse van de machtigen[29].
Hij onderzocht onder andere de Amerikaanse supermarkttabloid Weekly World News en stelde dat op de voorpagina alleen al elke kop een illustratie is van hoe de gewone man zijn onkunde toch op een geruststellende manier kan beleven. Een kop zoals “Laser Beam Sets Brain Surgery Patient Ablaze” geeft de lezer de geruststelling dat de (medische) wetenschap waarvan hij zelf niets kent ook nog fouten maakt. Jostein Gripsrud heeft zo zijn twijfels over de theorie van Fiske en wijst erop dat Fiske enkel de koppen gebruikte die zijn theorie ondersteunen. Bovendien worden de verhalen over een buitenaards wezen vaak ingeleid met de zin dat de wetenschappers er eindelijk in geslaagd zijn om het wezen op te sporen. In dergelijke artikels wordt de wetenschap eerder geprezen dan in een slecht daglicht geplaatst[30].
John Langer, die vooral de tabloidisering van ernstige Amerikaanse televisieprogramma’s heeft onderzocht, heeft een meer genuanceerde opvatting. Het harde nieuws zorgt er niet voor dat de lezer of kijker zich identificeert met het onderwerp. Hij beschouwt tabloidtelevisie wel niet als gezagsondermijnend, maar vooral als amusement. Het hoge amusementsgehalte van programma’s over rechtszaken, verkeersongelukken, persoonlijke tragedies, enzovoort zorgt er dan wel voor dat de dominante ideologie die wordt verkondigd door het ernstige nieuws dooreen wordt geschud[31].
Ian Connel, die de Britse tabloids onderzocht, ziet weinig verschil tussen de ernstige pers en de tabloids. De tabloidkranten hebben evenveel aandacht voor sociale ongelijkheden en spanningen als de kwaliteitskranten. Er is alleen maar een verschil in de presentatie van de ongelijkheden en spanningen. Kwaliteitskranten leggen de zaken op een abstracte wijze uit, de tabloids zorgen ervoor dat de lezer zich gaat vereenzelvigen met het thema. De tabloidkrant gebruikt individuen en persoonlijkheden om sociale thema’s aan te kaarten. Hij beschouwt de ‘gefantaseerde’ verslaggeving niet als een groot gevaar. Hij gaat er niet mee akkoord dat velen door dergelijke verslagen de werkelijke informatie wordt ontzegd, want het is juist in die verhalen dat er potentieel zit om een mening te vormen. De verhalen richten zich meestal tegen de ‘hoogsten’ van de maatschappij. Toen de zanger Rod Stewart bijvoorbeeld met een veel jongere vrouw ging trouwen was dat een zeer groot verhaal in de tabloidpers. Waarom al die drukte? Ten eerste om lezers aan te trekken, maar ook om zijn handelingen te veroordelen. Het verhaal brengt obscene gevoelens teweeg bij de lezer, maar is tevens moraliserend[32]. Bijna alle verhalen in de tabloids gaan over de rijkdom en voordelen van de sterren. Soms is er zelfs een mooie illustratie van sociale mobiliteit. Iemand heeft het geluk om op te klimmen in de maatschappij. De meeste verhalen gaan echter wel over het misbruik van de privileges en hebben een moraliserende ondertoon. Het zijn politieke verhalen waarvan de structuur echter niet politiek is. De relaties tussen de machtige elites worden aan de kaak gesteld, degenen die het verhaal vertellen behoren niet tot die elite en de rest van het volk (de lezers) heeft geen macht. Bovendien ligt de nadruk op de misbruiken. De tabloids zijn zeer populistisch en moeten de woede van de have nots ventileren. De tabloid is volgens Ian Connel dus evenveel bezig met sociale spanningen en gevoeligheden als de ernstigere pers[33].
Hoewel Jostein Gripsrud zijn twijfels heeft over de visie van Fiske op de tabloids, heeft hij toch ook zijn bedenkingen bij de critici van de tabloids. Hij is van oordeel dat de kritiek van “het verval van een gouden tijdperk van de journalistiek” niet van toepassing is. Hij durft zelfs te spreken van een utopische kritiek. Deze kritiek is ontstaan sinds de introductie van de moderne pers en al zeer oud. De hoop op een volledig ernstige, verlichte en ethisch uitstekende pers is ijdel. Pierre Bourdieu hield zich op het einde van zijn leven ook bezig met de studie van de journalistiek. In zijn werkje ‘Sur la télévision’ valt hij de commercialisering en het dommer worden van de televisiejournalistiek aan. Door economische krachten is de journalistiek van zijn relatieve autonomie ontnomen. Het belang van de markt primeert nu, waardoor de klassieke verlichte idealen van de journalistiek niet meer vervuld kunnen worden. De druk waaronder de kranten staan zorgt er ook voor dat andere culturele velden veranderen. De commerciële druk heeft ook zijn gevolgen voor het publieke debat, de voorstelling van kunst in de gewone media, de mededeling van kennis die geproduceerd in verschillende onderzoeksmethodes, enzovoort. Sensatiezucht, personalisering en de oppervlakkige behandeling van gelijk welk onderwerp maken kritische behandelingen van ernstige kwesties niet meer mogelijk. Bourdieu vindt dat er toch intellectuelen zijn die floreren onder dergelijke omstandigheden, namelijk de ‘fast thinkers’. Zij schrijven gemiddeld een boek per jaar en staan altijd klaar om gelijk wat te becommentariëren. Onder deze academici zijn er ook sterren. Door een of andere onduidelijke reden hebben zij succes in de media. En dat succes weten zij om te buigen in kapitaal voor academisch onderzoek en een hoger salaris.
Bourdieu vindt dat de journalistiek niet alleen centraal staat in de productie en communicatie van nieuws, maar ook verantwoordelijk is voor de ontwikkelingen in het culturele veld, namelijk de politieke en culturele publieke sfeer. Wanneer de populaire journalistiek uitbreidt, heeft dat gevolgen voor het culturele, politieke en publieke leven. Gevolgen die op den duur niet meer te overzien zijn. Maar Jostein Gripsrud vindt dat Bourdieu enigszins overdrijft. Bourdieu wekt de indruk dat hij elk verslag over ongelukken, natuurrampen, bankovervallen, moorden, enzovoort er één te veel is. Uit zijn geschriften zou je kunnen denken dat hij vindt dat alle kranten op Le Monde moeten lijken. En televisie zou alleen maar programma’s moeten brengen die gekenmerkt worden door ernstige analyses. Maar dat had hij wellicht niet in gedachten. Hoe dan ook is het alternatief dat hij voorstelt utopisch, want hij wil dat de journalist zich helemaal niet bezighoudt met fait divers en allerhande zaken die in Bourdieus ogen niet ernstig genoeg zijn. Gripsrud vindt dat dergelijke ‘intellectuele’ journalistiek politiek niet haalbaar is. Te veel burgers zouden uitgesloten worden. Ze zouden niet meer kunnen deelnemen aan het publieke debat, populaire journalistiek zorgt daar gedeeltelijk wel voor[34].
4. De inhoud van de tabloid en zijn lezers
Tabloids dragen de voorkeur bij vele mensen. Hun aantrekkingskracht ligt hem vooral in de vorm, maar evenzeer in de inhoud. Jostein Gripsrud legt er wel de nadruk op dat er zeer sterke verschillen zijn van land tot land. Hij wijst erop dat er zelfs verschillen zijn tussen Denemarken en Noorwegen, terwijl deze landen op cultureel vlak nauw aan elkaar verwant zijn. Zo heeft Denemarken twee tamelijk agressieve tabloids. Deze Deense tabloids zullen meer sappige misdaadverhalen en zelfs licht pornografische foto’s publiceren in vergelijking met de Noorse en Zweedse tabloids[35]. Ik ga dieper in op het verschil tussen Groot-Brittannië en de Verenigde Staten van Amerika.
Ook het gebruik van foto’s in de tabloidjournalistiek, de aanwezigheid van persoonlijkheden in de tabloids, de honger naar schandalen en de lezers worden besproken in dit hoofdstuk.
4.1 Groot-Brittannië
Tabloids besteden vooral aandacht aan het zogenaamde soft news en verhalen die dicht bij de leefwereld van de lezer aanleunen. De inhoud wordt bovendien gekenmerkt door een duidelijke aanwezigheid van koppen en een persoonlijke invalshoek[36].
De Britse tabloidpers bestaat uit een aantal nationale dag- en zondagsbladen. De Mirror, Sun en Daily Star behoren tot de eerste categorie. De News of the World, Sunday Mirror en People verschijnen alleen maar op zondag. Deze bladen worden in het wereldje de red tops genoemd, daarmee verwijzend naar de kleur van de titels op de voorpagina. Hun belangrijkste doel is zoveel mogelijk lezers bereiken. Daarom moeten ze zeer toegankelijk zijn. De berichten zijn gemakkelijk verteerbaar en zeer emotioneel gekleurd. De koppen zijn groot. Er zijn heel veel foto’s, grafieken en kleur. Veel kwesties worden (te) eenvoudig voorgesteld en de informatiegraad is laag. Bovendien worden verhalen over beroemdheden verkozen boven politiek nieuws[37].
De competitie tussen de Britse tabloids is zeer hard. De strijd om de lezer is zeer hevig tussen de Mirror en Sun. De twee dagbladen zijn – volgens Dick Rooney - geen kanalen voor rationele discussies, het debat in deze tabloids behoort helemaal niet tot de publieke sfeer. Deze kranten vormen geen platform waar de lezers vrij kunnen participeren aan het publieke debat, gebaseerd op rationele argumenten. De functie van de Mirror en Sun is louter commercieel. De tabloids willen zoveel mogelijk exemplaren verkopen om zo aan meer adverteerders te geraken en zoveel mogelijk winst te behalen. De kranten willen een homogeen publiek bereiken en daarom publiceren ze hoofdzakelijk materiaal dat de grootste aantrekkingskracht heeft[38].
Reclame neemt een groot deel van de inhoud in beslag. Tussen 1968 en 1992 stegen de advertentieruimtes in de Sun met 238 procent. De advertentieruimte in de Mirror steeg met 152 procent. Aangezien de kranten een massapubliek bereiken is het meer dan logisch dat ze vooral reclame maken voor massaconsumptieproducten. Reclame voor vrijetijdsbesteding en ontspanning behoort hier ook bij. Sinds de jaren 1980 is er ook meer reclame voor buitenlandse reizen en voor goedkope familievakanties in Engelse campings. Dick Rooney kwam zelfs tot de conclusie dat 43 à 59 procent van deze vakantiegangers lezers waren van de Sun of van de Mirror[39].
Een ander belangrijk (recent) kenmerk van de twee tabloids is de toename van de bijlagen die commercieel materiaal bevatten. Dat wil zeggen materiaal dat er speciaal is voor de lezer als consument. De Mirror kan bijvoorbeeld een bijlage maken in samenwerking met een commerciële organisatie. Zo zijn er al bijlagen geweest over de reizen van Engeland naar Europa die aangeboden werden door Hoverspeed, reizen naar Disney World, aanbiedingen in verband met de kaskrakerfilm Titanic en een hele bijlage die besteed werd aan cadeautips voor Vaderdag[40]. De tabloids moedigen met andere woorden de consumptiedrang van zijn lezers aan.
Ook sport komt aan bod, maar de lezers willen meer dan alleen maar kunnen lezen wie gewonnen of verloren heeft. De resultaten kan je immers ook via andere media te weten komen. De tabloids bieden verhalen achter het sportevenement aan. Er worden sportverhalen verteld en geen sportfeiten gegeven. Dit kan bijvoorbeeld om een vooruitblik op een wedstrijd gaan waarbij dan allerhande nieuwtjes over de ploeg wordt meegegeven, alsook de meest recente roddels[41].
Een andere categorie waar uitvoerig verslag werd over gedaan is de showbizzsector. De Engelse tabloids besteden veel aandacht aan de kijkervaringen van hun lezers. De nadruk ligt vooral op de soap operas. Bijlagen kunnen volledig in beslag worden genomen door de televisieprogrammatie van de komende week. Uitleg over de nieuwe programma’s mag uiteraard niet ontbreken.Er zijn ook vrouwenpagina’s met modetips en recepten. Soms zijn er artikels over motors, vastgoed en persoonlijke financiën. De bedoeling van dergelijke bijdragen is het verkopen van reclame[42].
4.2 De Verenigde Staten
In de Verenigde Staten zijn de supermarkttabloids populair. Deze tabloids zijn zo genoemd omdat ze verkocht worden in (groot)warenhuizen. Deze supermarkttabloids zijn fantastisch. En daarmee wil ik niet zeggen dat ze van hoogstaande kwaliteit zijn, maar wel gefantaseerd zijn. De verhalen in de supermarkttabloids stralen een sfeer van ongeloofwaardigheid uit. De verhalen die worden verteld in deze tabloids wijken zodanig af van het mainstream gedachtegoed en geloof dat ze niet anders dan als fantastisch kunnen worden bestempeld.
De kennis die in deze tabloids tentoon wordt verspreid kan als een vorm van escapisme worden beschouwd. Men tracht de macht van zij die voor alle officiële waarheden een verklaring hebben te ontvluchten, want het is juist die officiële waarheid die de sociale macht van autoriteiten bestendigt[43].
Kevin Glyn vindt dat de fantastische tabloid niet nieuw is en zijn oorsprong vindt in de Menippische satire. Deze satire gebruikt hij als raamwerk bij de analyse van de fantastische supermarkttabloid. De term haalde hij bij Mikhail Bakhtin. Deze satire zet de wereld volledig op zijn kop. De autoriteiten worden gewisseld, verzinsels worden waarheid, de maatschappelijke orde wordt dooreen geschud. De drijfveren zijn het groteske en opschepperij. De Menippische satire lacht met de sociaal gelegitimeerde cultuurvormen die in contact worden gebracht met het absurde en het abnormale. Het is een parodie op de gevestigde macht, maar dat wil niet zeggen dat ze autoriteiten of de officiële waarheid verstoot. De menippea stellen enkel het belachelijke van het officiële discours aan de kaak[44].
Er is een gelijkenis tussen de kenmerken van de Menippische satire en de supermarkt tabloids. Het onderscheid tussen het gewone en het ongelooflijke wordt opgeheven. Categorieën die vroeger strikt van elkaar gescheiden waren, worden nu met elkaar in contact gebracht. Dit doet de tabloid ook. In 1991 brengt Weekly World News het verhaal van de beschermengel van de aan kanker lijdende televisie-acteur Michael Landon die verschijnt aan acht personen om hen te helpen. In dit verhaal worden drie aparte ‘werkelijkheden’ met elkaar verbonden. Het verhaal van de tv-acteur die stierf aan kanker, het verhaal van het personage die hij speelde, namelijk een beschermengel die elke week naar Aarde kwam om mensen te helpen, en het verhaal van de gewone mensen die gered worden door de engel[45].
De personages in de satire ervaren vaak verschillende psychologische situaties. Dit kan gaan van krankzinnigheid, schizofrenie, identiteitswissels tot ongebreideld dagdromen. De verhalen over labiele en ongedisciplineerde personen waren bijzonder populair, omdat ze een imaginaire omwenteling veroorzaken in de orde die streeft naar sociaal gedisciplineerde onderdanen. Gelijkaardige personages vind je ook in de tabloids. Zo kon een toppsycholoog in 1991 zichzelf splitsen in twee personen. Op die manier kon ze naar twee verschillende plaatsen gaan op hetzelfde tijdstip. Ook verhalen over geslachtsverandering keren steeds terug[46].
Nog iets dat de tabloids met de Menippische satire gemeen hebben is de zin voor schandalen en excentriciteit. De satire twijfelt namelijk over de dominante culturele orde. Dit komt tot uiting door de moraal, normen en etiquette van de hoogste klasse onderuit te halen. Meestal worden de officiële vertegenwoordigers van de macht uitgedaagd. De supermarkttabloid Sun vertelde zo ooit dat voormalige presidenten Van Buren, Buchanan en Arthur homoseksuelen waren[47].
Al deze menippische kenmerken komen ook samen in de fantastische tabloidjournalistiek. Het resultaat is een mengeling van horror en schandalen die sterk ingaat tegen de normen van de officiële journalistiek. De gewone journalistiek maakt een onderscheid tussen verschillende categorieën zoals wetenschap, politiek, economie, ontspanning, religie, enzovoort. De fantastische tabloidjournalistiek doet dit niet. Wetenschap en religie worden met elkaar gemengd. Politici worden zelfs gelinkt met activiteiten van buitenaardse wezens of van mensen uit de sport- of entertainmentwereld. Zo zijn er verslagen terug te vinden over hoe voormalig president George Bush advies krijgt van een professionele worstelaar, de overleden John F. Kennedy en een buitenaards wezen. En George Bush blijkt niet de enige te zijn. Ook Bill Clinton blijkt advies te hebben gekregen van een buitenaards wezen[48].
Niet alle verhalen veranderen in grootschalige schandalen. De verhalen moeten een betekenis hebben, een pointe. Het schandaalverhaal stelt de moraliteit in vraag. Roddels en schandalen trekken de morele grenzen volgens welke de mens zou moeten handelen. De verhalen maken duidelijk wat hoort en wat niet aanvaardbaar is. De verhalen die in de tabloidtelevisie en in het bijzonder de tabloidkranten komen zijn veelal melodramatisch. Maar het is juist die zin voor melodrama die ruimte voor commentaar en discussie creëert. Het goede en het kwade worden tegenover elkaar geplaatst en de verhalen lokken discussies uit[49].
De fantastische tabloid heeft verschillende inhouden en betekenissen. Soms staat de inhoud ten dienste van de dominerende sociale macht, soms gaat ze die macht uitdagen en in vraag stellen. Soms gaan deze tabloids ageren tegen de vastgeroeste man-vrouwverhoudingen. In een editie van Sun in 1989 wordt het verhaal verteld van Martin Camacho. Deze man heeft het (on)geluk gehad getransformeerd te zijn in een vrouw. Op een dag werd hij geraakt door een bliksem en heel zijn genetische structuur werd gewijzigd. Zijn leven veranderde drastisch. Hij werd ontslagen als een onderhoudsman van een golfterrein en werkt nu als een caissière. Dit verhaal bevestigt aan de ene kant het gendersysteem dat door de dominerende macht in het leven is geroepen. Een vrouw moet zich bezighouden met een vrouwelijk beroep, een man met een typisch mannelijk beroep. Maar aan de andere kant wordt ingegaan tegen de sociale verhoudingen doordat een wereld wordt voorgesteld waarin het geslacht allesbehalve een zekere zaak is. De grens tussen beide geslachten wordt onderzocht en als zeer onduidelijk voorgesteld[50].
Ook Elizabeth Bird heeft de inhoud van de Amerikaanse tabloids onderzocht. Zij is van oordeel dat de voorpagina op een mooie manier de inhoud van de tabloidkrant suggereert. De voorpagina is het belangrijkste onderdeel van de krant. Het is de voorpagina die de lezers aantrekt. De voorpagina moet de lezer overtuigen om de krant te kopen. En hoe meer lezers, hoe meer adverteerders en hoe meer inkomsten[51].
De tabloidkranten zijn zeer standvastig in hun inhoud, maar dat wil niet zeggen dat de ene tabloid met de andere valt te vergelijken wat betreft hun inhoud. De tabloids ontwikkelden in de loop van de jaren 1980 elk hun eigen specialiteit. De meest onwaarschijnlijke en ongelooflijke verhalen vind je terug in Weekly World News en Sun. Alsook, weliswaar in mindere mate, in de National Examiner. Bij National Enquirer, Star en Globe wordt meeste aandacht besteed aan de beroemdheden. Dat blijkt uit de voorpagina, maar binnenin zijn er ook verhalen over de gewone man, human interest en af en toe ook wel verhalen over bizarre verschijnselen[52].
Verhalen over celebrities zijn er altijd geweest en zullen er altijd zijn. Men heeft een voorkeur voor verhalen met een schandaalallure. Als een beroemdheid bij een schandaal betrokken is, zal de tabloid het niet nalaten om de uitspattingen van de beroemdheid te veroordelen. Maar het klopt niet dat tabloids zich alleen maar bezig houden met het neerhalen van de reputatie van een bekendheid. De meeste verhalen hebben een positieve toon en stellen de sterren als gewone mensen voor. Verhalen waarin een blik achter de schermen van een soap of een sitcom wordt geworpen, krijgen meer en meer succes. Dus niet alleen het privé-leven van de beroemdheid, maar ook hun professioneel leven komt aan het bod in de tabloids[53].
Voorts gaat men ook trachten depressieve verhalen over de gewone man te vermijden. In de jaren 1960 waren verhalen over gruwelijke moorden, ongelukken en verminkingen nog bijzonder populair. Vandaag lijkt men van dergelijke verhalen afstand te hebben genomen. Gruwelijke verhalen waarbij baby’s en kinderen zijn betrokken worden vermeden. Verhalen met een gelukkig einde daarentegen worden dan wel opgenomen. Een verhaal over een baby die nooit geknuffeld kan worden omwille van haar huidziekte is een in se een depressief verhaal. Het verhaal kent ondanks het slechte nieuws toch een positieve noot. De moeder vertelt namelijk dat het meisje enorm veel zelfvertrouwen heeft en dat ze altijd kan rekenen op een haar familie die haar door dik en dun zal steunen. De tabloids benadrukken voortdurend het belang van kinderen en het belang van goede ouders. Dat neemt echter niet weg dat verhalen over moorden nog steeds voorkomen. Meer bepaald om de gevolgen van onnatuurlijk gedrag aan te tonen. Dat gedrag wijkt dan meestal af van de gangbare familiale normen. Zo zal Sun verslag brengen over een vrouw die haar man vermoordde omdat hij haar mishandelde. De tabloid spreekt zelfs van ‘her abusive sicko husband’. De morbide verhalen in de traditie van de vroegere tabloids zijn ook niet volledig verdwenen. Vandaag gaan deze verhalen zelden over mensen met wie de lezer enige affectie voelt. De slachtoffers of de doden zijn in dergelijke verhalen nooit Amerikanen, maar altijd buitenlanders[54].
Verhalen over selfmade miljonairs zijn een constante in de tabloidcultuur. De verhalen over hoe armoedzaaiers door hard werk miljonairs worden dienen als een inspiratie. Verhalen over vrijwilligers en helden doen het ook altijd goed. De Enquirer deelt regelmatig een trofee uit voor een held. Van de lezers wordt verwacht dat ze helden nomineren. Verhalen waarin de gehandicapten obstakels overwinnen zijn ook populair. Dergelijke verhalen zijn inspirerend en optimistisch. In de jaren 1960 was het enigszins anders. Toen was er sprake van een echte freakshow. Andere belangrijke categorieën zijn de medische wonders en ontdekkingen, zelfhulptips en adviescolumns. Ongewone fenomenen doen het ook altijd goed. Onopgeloste mysteries van occulte aard. Spoken, astrologie en de UFO’s komen wel niet in alle tabloids in dezelfde mate voor. Ook bijna-doodervaringen zijn goed tabloidmateriaal[55].
De Amerikaanse tabloid staat ook vol met reclame. De adverteerders die geïnteresseerd zijn in de tabloids zijn wel geen grote nationale bedrijven zoals Coca Cola of een of ander automerk. De reclame sluit nauw aan bij de zelfhulpthema’s en adviescolumns. Haargroeimiddels, middeltjes tegen het ouder worden en allerlei manieren om er aantrekkelijker uit te zien worden gepromoot. Ook manieren om vlug en gemakkelijk geld te verdienen worden geadverteerd. De advertenties in de tabloids worden in het wereldje ook wel ‘daft ads’ genoemd[56].
De Amerikaanse tabloids, in tegenstelling tot de Britse, doen niet mee aan een soort van partijpolitiek. Politieke kwesties worden niet behandeld, tenzij ze gepersonaliseerd kunnen worden. Politiek is dus niet aan de orde, maar toch hebben de tabloids een zeer conservatief, zelfs reactionair karakter. De Amerikaanse ‘traditionele’ waarden worden verdedigd. Een mooie illustratie vind je terug in de Globe: een studente wist in Princeton University de Amerikaanse vlag te redden toen punkers hem dreigden in brand te steken. De studente wordt dan ook bewierookt als een echte heldin. Ook de religieuze waarden zijn zeer conservatief. Beroemdheden hebben succes dankzij God, gewone mensen ontsnappen aan rampen en winnen de loterij dankzij hun geloof in God, enzovoort. Bovendien is seks er nooit expliciet aanwezig. De foto’s in de Amerikaanse tabloids vertonen zeer weinig bloot[57].
Dat conservatisme van de tabloids komt meest tot uiting in de representatie van etnische minderheden, homoseksuelen en vrouwen.
In het verleden kwamen de zwarten helemaal niet aan bod in de tabloids. En als ze al in de tabloids voorkwamen, dan werden ze voorgesteld als slechteriken. Nu komen zwarten iets meer aan bod, maar de balans blank-zwart slaat nog altijd door in het voordeel van de blanken. De toon van het artikel met zwarten is zelden positief.
De tabloids zijn overwegend impliciet racistisch, maar in hun homofobie zijn ze zeer expliciet. Homoseksualiteit wordt voorgesteld als een zonde die gestraft moet worden. AIDS wordt dan ook als een straf gezien, zeker wanneer het om de gewone man gaat. Wanneer het over homoseksuele sterren gaat is men minder hard. De regel is: hoe populairder de ster, hoe minder negatief en veroordelend het artikel zal zijn.
In de representatie van de vrouwen, zal de tabloid vooral nadruk leggen op het huwelijk en de kinderen. Beiden zijn van primordiaal belang. De heldinnen in de verslagen zijn nooit carrièrevrouwen, maar getrouwde vrouwen en moeders[58].
Over het algemeen kan men zeggen dat de tabloids een voorspelbaar karakter hebben die amper gewijzigd is de afgelopen decennia[59] .
4.3 Het gebruik van foto’s in de tabloidjournalistiek
Volgens Karen Becker is de fotografie heel duidelijk zichtbaar in de dag- en weekbladen, maar ondanks die duidelijke aanwezigheid wordt die fotojournalistiek zelden betrokken bij discussies over de journalistiek zelf. Fotografie wordt trouwens meestal gelieerd met de populaire media dan met de kwaliteitspers. Dat is vooral duidelijk in de tabloidpers en de discussies over de tabloids. De aanwezigheid van foto’s is een parameter dat vaak gehanteerd wordt in het bepalen of de krant tot het populaire of meer ernstige genre behoort. Daarom ook dat de tabloids als populair worden beschouwd[60].
De dagbladen zijn maar vrij laat overgeschakeld naar het gebruik van foto’s. Dit wil echter niet zeggen dat illustraties uit den boze waren. De periodieke pers, en dan vooral de weekbladen, hadden een visuele verslaggeving vóór de komst van de gedrukte foto[61]. In de late jaren 1890 werden af en toe foto’s gepubliceerd in kranten. Pas in de jaren 1920 gaat de tabloidpers er volop gebruik van maken. Voor het eerst verschenen grote sensationele foto’s met geweld, seks, ongevallen en schandalen als mogelijke onderwerpen. Het was voor de sensatiepers de ideale manier om de aandacht te trekken en zo meer exemplaren te verkopen. Men kon daarin zeer ver gaan. Zo publiceerde Daily News in 1928 de foto van de executie van een vrouw die schuldig werd gevonden van de moord op haar man. Fotografen werden niet toegelaten bij de executie, maar een persfotograaf slaagde er toch in om een camera binnen te smokkelen in de executiekamer. Hij had de camera aan zijn enkel gebonden en slaagde erin een – weliswaar tamelijk onduidelijke - foto te maken van de executie. De foto stond op de voorpagina met daarboven de kop ‘DEAD!’[62].
Tot de jaren 1920 kwam je dus zeer zelden foto’s tegen in dagbladen. De tabloidkranten zijn de eersten die er volop gebruik van zullen maken. Tegen de tijd dat fotojournalistiek wat praktischer werd, waren de conventies rond het gebruik van foto’s al min of meer gevestigd. Door de hoofdrol die de foto speelde in de tabloidpers stond men in de kwaliteitspers zeer wantrouwig tegenover dit medium[63]. De foto stond voor een lange tijd gelijk met sensatie.
De meeste foto’s in de tabloidkranten zijn vrij simpel en van een lage kwaliteit. Er zijn foto’s van gewone mensen, beroemdheden en van opvallende gebeurtenissen. De onbekende mens wordt meestal zeer gewoon in zijn vertrouwde omgeving afgebeeld. Een familie die rond de eettafel zit of in de zetel in de woonkamer, kinderen met hun huisdieren, enzovoort. De emotie op hun gezicht is gemakkelijk leesbaar, meestal als een uitdrukking van vreugde of verdriet[64].
Er zijn twee patronen in de manier waarop onbekende personen in de tabloids worden gerepresenteerd. Het eerste is de officiële identificatie, zoals een portret waarbij de persoon frontaal wordt getrokken met zijn ogen gericht in de camera. Het tweede is de spontane, vaak oprechte portretten waarbij de persoon meestal iets doet[65]. Foto’s van beroemdheden zijn enigszins anders. Zij worden meestal achter de schermen van hun publieke leven gefotografeerd, samen met familie en geliefden. Ze zien er altijd gelukkig en rustig uit. De huishoudelijke omgeving zorgt ervoor dat de sterrenstatus als het ware wordt geneutraliseerd. We zien ze zoals ze ‘echt’ zijn. Foto’s van sterren tijdens een optreden zijn zeer gewoon. Meestal worden deze foto’s naast de ‘achter de schermen’-foto’s geplaatst[66]. Ook foto’s van sterren op onbewaakte momenten zijn typisch voor tabloids, maar de paparazzi die dergelijke foto’s nemen hebben toch de populaire weekbladen als belangrijkste werkgevers[67]. Foto’s van evenementen zoals politieke rellen of natuurrampen doen het ook altijd goed in de tabloids. Fotografen worden dan naar het buitenland gestuurd en krijgen dan de stempel opgedrukt ooggetuige te zijn. Zij moeten er dan ook voor zorgen dat vooral de menselijke kant van de gebeurtenis naar buiten wordt gebracht. De nadruk ligt hem dan op de gewone man, met een voorkeur voor kinderen[68].
Al deze foto’s hebben wel geen betekenis zonder de woorden, de grafische elementen en andere factoren die rond het beeld staan. Over het algemeen is de tekst veel dramatischer dan de foto’s alleen. Het zijn bovendien vooral de koppen die voor het sensationele aspect zorgen[69]. De foto’s hebben met andere woorden een belangrijk aandeel in de lay-out en in de visuele vormgeving van elke pagina. De tabloids hebben grote, liefst dramatische en dramatiserende foto’s en grote liefst even dramatische en dramatiserende koppen[70].
4.4 Persoonlijkheden, casus Frank Bough
In de tabloids spelen individuen een belangrijke rol. Er wordt bijvoorbeeld over sterren gefantaseerd. Velen vinden dat juist die gefantaseerde reportages een gevaar vormen. Ian Connel vindt dat echter niet. Er zit meer achter dergelijke reportages dan je eerst zou denken. Hij vraagt zich vooral af waarom zulke verhalen zo interessant zijn voor de gemiddelde lezer. Zelfs interessanter dan de verslaggeving over bepaalde belangrijke kwesties, zoals de politiek waarvan de meeste lezers vervreemd zijn[71].
De zogenaamde lagere klassen kennen ook een betekenis toe aan deze fantastische reportages, maar de toegekende betekenis zal wellicht niet voor hun eigen goed zijn. Connel gelooft ook niet dat de meningen dan tegenover de dominante structuren komen te staan[72].
Ian Connel onderzocht de verhalen over het wangedrag van bekende persoonlijkheden die je in elke tabloid terugvindt. Connel vindt het belangrijk om even stil te staan bij deze verhalen. Hij vraagt zich zelfs af hoe het komt dat hij, ondanks het feit dat hij kwaliteitslezer is, zich ook aangetrokken voelde tot dergelijke verhalen. Vanwaar de interesse voor zulke reportages? Het gros van de persoonlijkheden waarover wordt geschreven komt trouwens uit een publieke sector, zoals televisie of de showbusiness[73].
Verhalen over schandalen van de sterren brengt bij de lezer – zoals al eerder vermeld - zekere obscene interesses teweeg, zo kan de lezer bijvoorbeeld geïnteresseerd zijn in het seksleven van de ster. Maar als het verhaal zich dan (over verschillende dagen) volledig ontrolt, zal de lezer alsmaar minder sympathie koesteren voor de ster die de vrouwen waarmee hij een relatie had, slecht heeft behandeld. Het verhaal speelt in op twee soorten lezers met elk hun eigen interesse. De tabloidverhalen willen ook altijd iets onthullen. De aantrekkingskracht van de tabloids kan gedeeltelijk daarin liggen. Maar het is meer dan dat. De schrijvers van tabloidverhalen willen de hoofdrolspelers van hun verhalen confronteren met hun geheimen en schandalige situaties. Tabloidverhalen overschrijden de grens tussen dat wat kan en niet kan worden bediscussieerd in het openbaar. Ze richten hun aandacht van hun lezers namelijk naar dat wat de mensen met een publiek beroep hebben uitgespookt in hun privé-leven. Het gebeurt wel eens dat bijvoorbeeld een politicus een scheve schaats reed, maar er bestond toen een soort stilzwijgend pact tussen de politicus en de journalist. De tabloidjournalisten houden helemaal geen rekening met deze gentlemen’s agreement. De verhalen in deze kranten dagen trouwens op een zeer populistische manier het voorrecht waarover de persoonlijkheden beschikken uit. Ze vormen een uitlaatklep voor de frustratie van de gewone mens. Een mooi voorbeeld is de casus Frank Bough[74].
Frank Bough was lange tijd de presentator van een nieuwsmagazine en sportrubriek op de BBC. Hij was ook de presentator van de BBC’s ochtendprogramma Breakfast Time. Hij genoot de reputatie van zeer professioneel bezig te zijn met zijn beroep en werd al snel vereenzelvigd met de manieren van de Engelse middenklasse. Het beeld dat de kijkers van hem hadden was dat hij een keurige man was met een interesse voor sport en graag uitstapjes deed met zijn kinderen. Hij was met andere woorden Mister Clean. Tot een tabloid bekend maakte dat hij een zware druggebruiker was en zelf betrokken was bij seksfeestjes. Iedereen reageerde uiteraard geschokt op het bericht. Het mag geen twijfel lijden dat die verhalen hem tot een persona nog grata hebben gemaakt. Vreemd genoeg hebben de verhaalconstructies nooit Frank Bough zelf als oorzaak van zijn ondergang aangestipt. De oorzaak wordt gezocht in de seks- en drugsfeestjes. Het zijn de feestjes en het schandaal die ervoor hebben gezorgd dat hij van het BBC-scherm verdween en niet Frank Boughs besluit om betrokken te zijn bij deze feestjes. De verhalen lijken toch nog een deel van het mythologische personage van Frank Bough te willen beschermen. Het personage was namelijk zo sterk dat het gewoon niet mogelijk was om hem voor te stellen als iemand die deelneemt aan zulke activiteiten[75].
In de tabloidjournalistiek komt het er niet alleen op aan om onthullende verhalen te vertellen, maar ook lessen te geven in moraliteit. Dit doet men door onwaardige en ongepaste handelingen te tonen. Deze lessen zijn zeer simpel en bovendien conservatief van aard[76].
Het verlangen om deze verhalen over ‘personaliteiten’ te schrijven hangt samen met de visie dat die ‘personaliteiten’ leden zijn van een bevoorrechte kaste. Bijna alle verhalen maken bekend hoe rijk die mensen wel zijn. In het geval van Frank Bough wordt vermeld dat hij wel 100.000 pond per jaar verdient[77].
Het thema van loyaliteit komt veel voor in de tabloidverhalen. Een man zal bijvoorbeeld in het openbaar zeggen dat hij zijn vrouw en kinderen zeer graag ziet en zijn succes aan hen te danken heeft, maar wordt dan betrapt waardoor die loyaliteit van de man plots ver te zoeken is[78].
Ian Connel is echter wel van oordeel dat de morele beschuldiging van de misbruiken niet het belangrijkste punt is in de verhalen. Het zijn politieke verhalen, omdat ze de antagonistische relaties behandelen. Het gaat hier om de relatie tussen de machtige elite, waaruit de ‘helden’ van de verhalen afkomstig zijn, de vertellers die wel betrokken zijn bij de elite, maar er zeker geen deel van uitmaken, en de machteloze gewone man, voor wie de verhalen worden verteld. Het feit dat de nadruk vooral op de misbruiken van de rechten en privileges van de elite ligt, zorgt ervoor dat het verhaal enigszins politiek getint is. Bovendien wordt er een bepaalde ideologie gehanteerd die de wereld verdeeld ziet tussen twee klassen, de have en de have nots, waarbij de eersten alles hebben dat de tweeden verlangen. Een ander ideologisch kenmerk is dat de tabloids populistisch zijn. Dat wil enerzijds zeggen dat ze geschreven zijn voor het volk. Anderzijds verwijst het naar de meedogenloze stijl waarmee de reporters de schandalen waarbij de sterren zijn betrokken onthullen[79].
Toch blijven deze verhalen vrij conservatief. Zo heeft men er niets op tegen dat bepaalde mensen voorrechten hebben en andere niet. Men zal alleen maar kwaad worden als die privileges worden toegekend aan de verkeerde mensen. Het is dus zeker niet de bedoeling van de tabloids om de ongelijkheid tussen de mensen een halt toe te roepen, maar dat neemt niet weg dat ze wel bepaalde autoriteiten kunnen ondermijnen. Tabloids moedigen kritisch inzicht aan. Zeker wanneer het over het gedrag van de klasse van de ‘personaliteiten’ gaat[80].
Volgens Ian Connel zijn de tabloids evenzeer bezig met sociale verschillen en spanningen als de ernstige kranten. Hun manier van aanpakken is gewoon anders. Ze leggen gewoon de nadruk op de ster en zijn voordelen en maken daarmee de categorie van sociale verschillen minder abstract[81].
4.5 De lezers
Wie leest nu tabloids? Over dat onderwerp is nog niet veel onderzoek gedaan. Wat volgt zijn de onderzoeksresultaten van Elizabeth Bird. Zij onderzocht wie de Amerikaanse supermarkttabloid National Examiner leest[82]. Ze plaatste een advertentie in de tabloid, gericht naar de lezers om hun ervaringen met de tabloid, liefst met de melding van hun leeftijd, beroep en geslacht, met haar te delen. Meer informatie over de lezer zelf was welkom. Ze kreeg 114 brieven van lezers. Daaruit maakte ze vervolgens een selectie. De geselecteerde mensen nodigde ze dan uit voor een face to face interview van ongeveer een uur. De meeste reacties op de advertentie kwamen van vrouwen, blanken en van mensen van middelbare leeftijd of ouder.
Opvallend is dat een lezer van een tabloid amper de term tabloid gebruikt. Hij of zij spreekt liever over een weekly. Bovendien beseffen alle soorten lezers dat het toegeven dergelijke bladen te lezen bij velen schaamte naar boven brengt. Daarom zal de zogenaamd intelligente lezer de krant alleen lezen of delen met anderen als hij of zij die krant min of meer kan uitlachen. De loyale lezers schamen zich echter niet en begrijpen vaak niet waarover men zich zo druk maakt. Ook de mannelijke lezers schamen zich niet. De schaamte die je bij het kopen van een Playboy kunt voelen, begrijpen ze wel, maar zich voor een tabloid schamen? Die schaamteloosheid kan men in verband brengen met hun invulling van de term tabloid. Voor hen vervult de tabloid immers een informatieve functie en daarvoor kan je je toch onmogelijk schamen.
Er zijn er die de tabloid lezen omwille van de humor en ontspanning die ze erin terugvinden. Voor hen zijn de verhalen zo ongeloofwaardig dat ze grappig worden. Ze beseffen dat de inhoud van de tabloid wel vulgair en goedkoop is. Bovendien zal dit soort van lezer de ‘normale’ lezer van een tabloid niet ernstig nemen en hem of haar zelfs uitlachen. De lezer wordt dan als lichtgelovig en stom bestempeld en men kan niet begrijpen waarom de lezer al die absurde verhalen zomaar slikt.
Maar slikken de loyale lezers alles wel? Hoe zit het met het geloof van de lezers in de onderwerpen die aan bod komen in de National Enquirer? Uit het onderzoek bleek dat de geïnterviewden wel geloofden in astrologie, numerologie, UFO’s, reïncarnatie, bijna-doodervaringen, enzovoort. Toch zijn de lezers zeer selectief in wat ze geloofden. Iemand die bijvoorbeeld niet geloofde in de UFO’s, was er dan wel van overtuigd dat helderzienden de toekomst kunnen voorspellen. Een andere vrouw was ervan overtuigd dat UFO’s niet bestonden, maar zelf was ze wel een fervente astrologe die alle artikels over astrologie verzamelde in een plakboek. De meeste lezers vonden trouwens dat de verhalen in de tabloids goed onderzocht en nagetrokken waren. Een lezer besefte wel dat de UFO-verhalen uitgevonden waren, maar dat kon hem niet weerhouden om te denken dat de tabloids toch goed gedocumenteerde bladen zijn.
De meeste lezers nemen de verhalen over het algemeen niet al te ernstig. Velen nemen de verhalen in de tabloids met een grote korrel zout, maar toch zijn maar zeer weinig mensen zeer sceptische en kritische lezers. Er is namelijk een groot geloof in het paranormale en ongewone fenomenen, maar tegelijkertijd zijn de lezers geen passievelingen die zomaar alles slikken. De kritiek van de tegenstanders van de tabloids is dus niet helemaal terecht. Het effect van de tabloid op zijn lezer is niet dramatisch, zoals men het al eens durft te zeggen.
Heel wat critici denken dat het wereldbeeld van de tabloidlezers gebaseerd is op dat wat in de tabloids staat. Deze veronderstelling gaat ervan uit dat de lezers vooral ongeletterden zijn, maar om de tabloid te kunnen lezen moet je toch over enige capaciteiten beschikken. De lezers van de tabloid zijn misschien niet de hoogst opgeleide mensen, maar ze behoren evenmin tot de laagst opgeleiden van de maatschappij. De brieven die de onderzoekster kreeg getuigden van toch enige geletterdheid. Van velen was de spelling en stijl vergelijkbaar met die van een student. Vele lezers houden bovendien van lezen. Bovendien lezen ze van alles. Elizabeth Bird zegt het volgende: “A twenty-eight-year-old man also has eclectic tastes, reading newspapers, books, and the Bible, and mentioning his favorite writers – Erma Bombeck and Edgar Allen Poe. For this reader, as for others, tabloids are just one source of enjoyment among many[83].” Er zijn er trouwens die de tabloid lezen en tegelijkertijd geabonneerd zijn op een dagblad. De tabloid brengt dan verlichting. Kranten brengen immers informatie die vooral uit slecht nieuws bestaat. Andere lezers lezen dan weer helemaal geen dagblad, omdat ze vinden dat de tabloid hen voldoende informeert.
Tabloids worden door vele lezers als een bron van informatie beschouwd. Hun belang verschilt naargelang de lezer. Voor sommigen is de informatie uit een tabloid gelijkwaardig aan het nieuws, afkomstig van andere media. Anderen beschouwen de tabloid dan weer als een grap waarmee eens goed gelachen kan worden.
Over het algemeen kan men stellen dat de tabloids de dagbladen, tijdschriften, televisie en andere media niet vervangen, maar ze bieden wel een extra dimensie aan de informatie die wordt aangeboden door die andere media. De tabloid is een forum voor ongewone visies waaruit de lezer zelf kiest welke visie hem of haar het beste ligt.
4.6 De honger naar schandalen
De honger naar schandalen is een van de meest dominante kenmerken van tabloidjournalistiek. Het voortdurende verlangen om schandalen open te stellen aan het publiek is nu de dagelijkse praktijk in de perswereld. Niet alleen de tabloids, maar ook de mainstream media amuseren zich ermee[84].
Mediaschandalen ontstaan meestal wanneer een privé-handeling die ingaat tegen de heersende morele waarden, publiek wordt gemaakt. De gevolgen van die bekendmaking zijn dan meestal niet te overzien. Schandalen kunnen iedereen treffen: sterren, gewone mensen en politici[85]. De media, en vooral de tabloids, proberen aan vele verhalen de status van een schandaal te verlenen, want schandalen verkopen nu immers kranten en trekken de aandacht van de kijker[86].
Iedereen kan dus bij een schandaal betrokken zijn, maar het zijn toch meestal schandalen waarbij de “machtigen” betrokken zijn die het meest de aandacht krijgen. De schandalen van de Britse koninklijke familie zijn daar een voorbeeld van. Door de media werden ze bekender. Dat had zijn voordelen: er is bijvoorbeeld een grotere intimiteit met de onderdanen. Maar hierdoor kwamen de familieleden ook meer over als familiair. De koninklijke familie leek meer op ons dan we ooit hadden verwacht. Als ze dan iets doen dat in een min of meer normaal gezin niet gebeurt, wordt dat al vlug een schandaal[87].
Waarom streven media vandaag zo naar schandalen? Het is al vermeld. Het winstmotief. Men wil de aandacht van lezer of kijker trekken om onder andere de adverteerder tevreden te stellen. Schandalen zijn dan het ideale lokmiddel. Maar dat is niet alles. Het mediaschandaal is een populair forum om bepaalde morele kwesties onder de loep te nemen en te bediscussiëren. Schandalen zijn dus meer dan alleen maar sensatie. Er zijn er zelfs die vinden dat schandaaljournalistiek heel goed lijkt op onthullingsjournalistiek. Soms worden zelfs belangrijke adverteerders aan de kaak gesteld. Toen bijvoorbeeld uitlekte dat de bazen van Texaco enorm racistische uitspraken hadden gedaan, hield het feit dat het oliebedrijf een belangrijke bron van inkomsten was voor de kranten, de media niet tegen om het verhaal toch te brengen[88].
Waarom hebben schandaalverhalen nu zo’n succes, waarom vinden mensen het leuk om ze te volgen? Een heel eenvoudig antwoord: omdat ze er gewoonweg van houden. Schandalen zorgen voor onderwerpen waarover kan gepraat worden met de buurman, met je collega’s, enzovoort. De vraag is nu hoe de mensen die schandalen interpreteren in de context van het dagelijkse leven? Elizabeth Bird onderzocht dit. Onderzoekers vóór haar hebben dezelfde vraag gesteld. Sommigen hadden een psychologische verklaring en beschouwden het publiek dan als sensatiezoekers en hun nieuwsgierigheid als morbide. Dergelijke verklaringen suggereren dat het onnatuurlijk is om zich aangetrokken te voelen tot “onwaardig” nieuws. Bird gaat hiermee niet akkoord en ziet het publiek als een groep van actieve, selectieve lezers die zich afvragen welk voordeel ze uit het verhaal kunnen halen[89].
Mediaschandalen worden ook een bijzonder manier behandeld. Ze beginnen meestal als een kort nieuwsbericht. De dagen na het verschijnen van het eerste bericht, ontwikkelen de schandalen zich ten volle. De verhalen die dan volgen zetten het echte schandaal pas in gang. En het is de manier waarop ze worden verteld dat ervoor zorgt dat ze de mensen bijblijven. Het moet een verhaal zijn. Een menselijke invalshoek is daarbij essentieel[90].
De lezers vinden het wel belangrijk dat ze goed geïnformeerd worden over belangrijke zaken, maar voelen zich toch het meest aangetrokken tot dramatische, meer opwindende verhalen. Deze hoeven niet per se schandalen te zijn. Het kan om gelijk welk verhaal gaan, zolang het maar menselijk is. En de tabloids zitten juist vol dergelijke verhalen[91].
Waarom monden bepaalde nieuwsberichten nu uit in schandalen, en andere dan weer niet? Dat vraagt Bird zich af. Volgens haar moeten schandalen een nut hebben, ze moeten iets betekenen. De verhalen die blijven bestaan behandelen morele waarden, angsten of fantasieën van de gewone man. Schandalen tasten de grenzen van de moraliteit af[92].
Schandalen zetten mensen aan om na te denken over hun eigen leven. De vraag “wat zou ik gedaan hebben?” komt dan vaak naar boven. De personalisering van de verhalen zet hen ertoe aan om zulke vragen te stellen[93].
Verhalen met slachtoffers zijn bijzonder populair. Volgens John Langer bieden verhalen over slachtoffers van verkeersongelukken en misdaad drie verschillende soorten van plezier aan. In de eerste plaats vindt men ontspanning in de sociale en psychologische warboel waarin de slachtoffers plots in terecht komen. Het ‘plezier van de onzekerheid’ zorgt er dan weer voor dat de lezer zich bewust wordt van de gevaren van de wereld. Een ander niet te verwaarlozen plezier is het plezier van het lezen. Mensen lezen enorm graag human-interestverhalen omdat ze zich dan kunnen identificeren met de mensen. Er is een emotionele verbondenheid. Dat neemt echter niet weg dat de meeste schandaalverhalen een bepaalde afstand ten opzichte van de lezer creëren. Zeker naar het einde van een schandaal toe, wanneer de algemene consensus is gevormd. Deze afstand wordt mooi geïllustreerd door de grappen die dan ontstaan rond bepaalde schandalen. Denk maar aan de grappen rond Michael Jackson en de beschuldiging van seksueel misbruik van minderjarigen[94].
Is het nu goed of slecht dat mensen plezier halen uit schandaalverhalen? Er zijn verschillende visies over het antwoord. John Fiske beschouwt de schandaalverhalen als bevrijdend. Het gewone volk wordt tegenover het machtsblok geplaatst. Populair nieuws levert dan sociale en politieke kritiek. Dat is ook wel zo, als je ervan uitgaat dat de lezers zeer kritisch omgaan met de verhalen. Dit is echter niet altijd zo. Bovendien willen schandaalverhalen vooral een morele status quo bewaren. Mediaschandalen zijn een soort van ontspanning die het machtsblok helpt zijn macht te bestendigen. Er is nu een ‘knowledge gap’ tussen zij die het ernstige nieuws consumeren en zij die alleen maar schandaalverhalen lezen. Als de laatste groep helemaal geen interesse heeft in ernstig nieuws, zullen ze ook niets kunnen veranderen waardoor het machtsblok blijft bestaan. Althans volgens Daniel Hallin[95].
Toch sluit Bird haar onderzoek met een positieve noot. Ze denkt niet dat de schandaalverhalen het ernstige nieuws wegduwen. Publiek debat is nog steeds mogelijk. Mensen discussiëren nog steeds over politiek en economie. Maar het gevaar is er wel dat de agenda waarover wordt gedebatteerd en die wordt bepaald door de media, zeer triviaal wordt. Als we alleen nog maar zullen praten over schandalen, gaan complexe materies die invloed hebben op ons allen, aan velen voorbij. Op die manier zal het machtsblok steeds machtiger worden en dat kunnen we niet laten gebeuren[96].
5. De invloed van de tabloids: de tabloidisering?
5.1. Inleiding
Wat is tabloidisering nu? Howard Kurtz beschrijft de tabloidisering van de Amerikaanse media als volgt: een achteruitgang van de journalistieke waarden, vermindering van het zogenaamde hard news zoals politiek en economie en een vermeerdering van het soft news, met een voorkeur voor sensatie, schandalen en entertainment. Voorts is er ook een verandering in datgene wat de media denkt dat de kiezers moeten weten over een persoon of hij/zij al dan niet in staat is om een politiek ambt te vervullen. Er is een personalisering van de politiek. Dit impliceert dat tabloidisering een proces is. Het betekent ook dat de zogenaamde ernstige pers de agenda van de tabloid als het ware overneemt. Daarom moet men ook bij de studie van de tabloidisering de kwaliteitspers onderzoeken en niet tabloids zelf. Tabloidisering is bovendien geen internationaal uniform proces. De graad van tabloidisering verschilt van land tot land. Het begrip is trouwens zeer vaag. Wat betekent dat het best vanuit diverse dimensies worden onderzocht[97].
In de Verenigde Staten is de tabloidisering zeker geen uniform proces. De supermarket tabloids hebben zeer wisselvallige successen. De oplages kennen periodes van groei, maar ook van daling. Er is bovendien geen absolute aanwijzing en bewijs dat de tabloids de ernstigere dagbladen vervangen. Er is zelfs een evolutie dat de tabloids ernstiger worden, zoals USA Today. Maar dat verschijnsel is wel vrij uniek.
De situatie in de Groot-Brittannië is enigszins anders. Daar zou het proces al een hele tijd bezig zijn. De tabloid zoals ze gekocht kan worden in een gewone krantenkiosk is daar een enorm succes. Dit succes had vooral zijn weerklank op de ernstige meer populaire kranten dan op de kwaliteitsdagbladen. Zeker wat betreft de gedrukte media neigt de Britse pers naar een verregaande tabloidisering die ingegeven is door competitie. Het Britse tv-nieuws slaagt er nog het best in om zijn oorspronkelijke nieuwswaarden te bewaren[98].
Heel wat auteurs zien in de televisie de grote boosdoener van de tabloidisering van de kranten. Bourdieu stelt dat het gewicht van de televisie alsmaar groter wordt en dat daardoor de dagbladen een andere visie hebben ontwikkeld met betrekking op de nieuwsgaring. Het is door de invloed van televisie dat kranten nu meer aandacht besteden aan sport en fait divers. De Bens is van oordeel dat kenmerken die eigen zijn aan de televisieberichtgeving zijn overgeheveld naar de dagbladen. Dagbladen kiezen meer en meer voor een persoonlijke, verhalende en dramatiserende aanpak waardoor de inhoud minder complex, eenvoudiger en vlotter leesbaar wordt. Ook Tuchman ziet in de tendens naar kortere zinnen een aanpassing van de kranten aan de televisie. En volgens hem is het vooral de commerciële televisie die het medialand in rep en roer zet. Neil Postman, de auteur van ‘We amuseren ons kapot’ is van hetzelfde oordeel en vond zelfs dat de tabloidisering een groeiende ontwikkeling kent. Hoffman wijst erop dat de kranten meer en meer beroep doen op servicejournalistiek. Het dagblad geeft voortaan raad over allerhande onderwerpen zoals reizen, tuinieren, mode, enzovoort. De competitie in de dagbladsector is zo groot, dat de krant niets anders kan doen dan overschakelen op sensatie. Het is in veel gevallen de enige manier op het lezersbestand op peil te houden[99].
Voor vele auteurs ligt de oorzaak van tabloidisering dus bij de televisie. Maar er zijn zeker ook andere oorzaken die aan de basis liggen van tabloidisering. Het medialandschap is zodanig competitief en commercieel geworden dat de oplage van de dagbladen is gedaald. De kranten reageren door zich aan te passen aan de interesse van de lezer. Het is trouwens een vrij logische reactie dat de dagbladen zich aanpassen en veranderen. Kranten evolueren ook mee met hun tijd en zullen daarbij de grenzen aftasten van wat kan en wat niet kan. Daarbij wordt de private sfeer alsmaar belangrijker. Taboes die vroeger rond pedofilie, zelfmoord en incest bestonden zijn verdwenen. En door het vlottende kiesgedrag zijn politici nu verplicht om via gepersonaliseerde campagnes kiezers voor zich te winnen. Een andere oorzaak is de technologie. Door verbeterde druktechnieken is het voor kranten gemakkelijker geworden om foto’s en illustraties te drukken[100].
De tabloidisering heeft volgens Laurence Hauttekeete en nog vele andere auteurs twee centrale kenmerken, namelijk de shift in de nieuwswaarden en de visualisering van de berichtgeving. Het eerste slaat op de overgang van een rationeel discours naar een sensationeel discours. Franklin spreekt over het neologisme newszak en wijst daarbij op vier tendensen. Er is minder internationaal en parlementair nieuws en er wordt bovendien minder aan onderzoeksjournalistiek gedaan. Het aantal columnisten is toegenomen en visies worden belangrijker dan het nieuws zelf. Er is een toename van de populaire verhalen. En als laatste tendens zijn er meer editorial features. Visualisering betekent dan weer dat er meer kleur, meer illustraties, grotere foto’s, enzovoort bij te pas komen. Volgens Franklin volgen de kranten dezelfde weg als de tabloids. Op hun voorpagina’s staan ook grote foto’s, opvallende titels, weinig tekst, enzovoort[101].
In de jaren 1990 groeide de aandacht voor de (al dan niet vermeende) neergang van de journalistieke standaarden in de kwaliteitspers. Er is heel wat te doen rond de verspreiding van de waarden van de tabloidpers naar de zogenaamde broadsheet kranten. De eigenaars van kranten kregen het verwijt dat ze te veel bezig waren met het zakelijke aspect van een dagblad en te weinig met de sociale kanten van hun krant[102].
Men dacht trouwens dat de interesse van de lezers veranderd was. De gewone kranten gingen zich richten tot de jonge lezers die in andere verhalen geïnteresseerd waren. Ze slaagden in hun opzet en wisten lezers weg te trekken van de tabloids. Er waren heel wat tegenstanders tegen de evolutie van de tabloidisering, zowel uit de wereld van de politiek als van de journalisten. Maar de evolutie had ook zijn verdedigers. Anderen vonden dat de aandacht die besteed werd aan onderwerpen die voordien taboe waren de pers relevanter en tevens toegankelijker maakten. Bovendien was de nieuwe aandacht van de broadsheet kranten voor ‘seks, moord en popsterren’ niet rampzalig voor de ‘oude’ onderwerpen. De Britse kwaliteitspers besteedde nog altijd evenveel aandacht aan de binnenlandse en buitenlandse zaken als dertig tot veertig jaar eerder[103].
5.2. Tabloidisering van de Britse pers
In welke mate is de Britse pers nu eigenlijk getabloidiseerd? Twee Britse onderzoekers namen de proef op de som. Zij deden een kwantitatief onderzoek naar de tabloidisering van twee broadsheet papers, namelijk de Times en de Guardian en van drie tabloidkranten, namelijk de Mirror, de Sun en de Express. De academici onderzochten de hoeveelheid van internationaal nieuws, het aantal foto’s en tekst, de hoeveelheid human- interestverhalen of verhalen uit de entertainmentsector en de hoeveelheid politieke verslaggeving. En dat over een periode van 1952 tot 1997[104].
Uit hun onderzoek is gebleken dat er alsmaar minder aandacht wordt besteed aan het internationale nieuws. In 1957 waren er nog 3, 7 artikels per pagina over buitenlands nieuws. In 1997 nog slechts 0,4. De resultaten doen vermoeden dat er een daling is in de internationale berichtgeving in de Britse kranten, maar men mag niet vergeten dat in die periode de kranten alsmaar dikker zijn geworden. Het is dus moeilijk uit te maken of er een continuïteit of een daling is in de hoeveelheid internationaal nieuws in een krant. Bij die andere broadsheet paper, namelijk de Guardian, merken we dezelfde evolutie op[105].
Het aantal foto’s per pagina is in de onderzochte periode over het algemeen dan weer toegenomen. Interessant is dat het aantal foto’s per pagina van de Times en de tabloidkrant Mirror ongeveer hetzelfde is in de jaren 1990[106].
De hoeveelheid woorden per verslag is bij de Times langzaamaan verminderd vanaf 1982. Daarmee gepaard gaande verminderde ook het aantal verhalen per pagina. In 1952 waren dat nog 24 verhalen per pagina. In 1997 waren er dat nog elf. Het lijkt erop dat de verhalen een beetje langer worden, maar dat ze in aantal wel inkrimpen. Bij de Guardian is er stijging van het aantal woorden per artikel. Bovendien is het aantal woorden bij de Guardian gemiddeld hoger dan bij de Times. Het aantal verhalen per pagina is bij de Guardian ook gedaald, maar minder drastisch dan bij de Times[107].
De Mirror kent een drastische stijging van het aantal woorden per verhaal. Van 1962 tot 1982 stijgt het aantal woorden van tachtig tot 330. Maar tegen 1997 bedroeg het aantal woorden per verhaal nog slechts 160. Uit het onderzoek is gebleken dat er een gelijkenis is tussen de broadsheet paper Times en de tabloid Mirror. De Mirror heeft echter wel minder verhalen per pagina dan de Times. Dat wil zeggen dat de Mirror heel wat van zijn pagina’s opvult met foto’s[108].
Voorts zijn de human- interestverhalen min of meer op hetzelfde niveau gebleven over de hele periode. Bij beide tabloids is er geen opvallende stijging of daling op te merken in het aantal van dergelijke verhalen. Bovendien is de inhoud van de verhalen amper veranderd in de loop der jaren. Er is wel een enorme toename van verhalen over sterren en de showbusiness. De onderzoekers zoeken hiervoor een verklaring in het feit dat de publieke interesse in verhalen over soapsterren, film- en popsterren is toegenomen. In de gewone dagbladen blijft het aanbod van human- interestverhalen en artikels over de showbusiness tot 1982 relatief klein, maar vanaf dan schiet ze de hoogte in. Samen maken dergelijke verhalen nu al 10 procent uit van het nieuws in deze kranten. In deze categorie wordt bovendien het nieuws over sport, de koninklijke familie en criminaliteit niet meegerekend[109]. Men kan op dit vlak niet ontkennen dat er tabloidisering is.
De tabloids lijken in de onderzochte periode een verhoogde aandacht te hebben gekregen voor de politiek. Maar het percentage is nog altijd zeer klein: slechts 6 procent. De politieke verslaggeving is bij de broadsheets min of meer hetzelfde gebleven. Het aanbod van de politieke verhalen is bijvoorbeeld niet gedaald, met een gemiddelde van 9 procent. Het verschil tussen de hoeveelheid politieke verhalen van de twee verschillende krantensoorten is niet groot. Er dient wel gezegd te worden dat wat de inhoud betreft het verschil wel merkbaar is, maar toch is het gegeven interessant[110].
Is er nu sprake van een tabloidiseringsproces in de Britse pers? Ondanks het feit dat bepaalde vaststellingen een zekere graad van tabloidisering doen vermoeden, doen de onderzoekers hierover geen duidelijke uitspraak. Er zit volgens hen een sociale kritiek achter de beschuldiging van tabloidisering. Die kritiek vindt zijn oorsprong in het feit dat de populaire cultuur altijd in zijn waarde wordt beoordeeld volgens de normen van de dominante (elitaire) cultuur. Vanuit de elitaire cultuur werd er altijd neergekeken op de populaire cultuur. Het debat rond de tabloidisering dient ook in dat perspectief te worden bekeken. De kritiek op de tabloids en tabloidisering heeft dus een ideologisch kantje, maar dat neemt niet weg dat die kritiek geen inhoud heeft of helemaal niet terecht kan zijn.
De sociale taak van de media, namelijk het publiek informeren, staat onder druk. En die druk komt juist van de hogere ‘klassen’, van de economisch machtigen. De vastgestelde veranderingen met betrekking tot de Britse media zijn dan eerder een illustratie van de veranderingen in de politieke economie van de communicatie en informatie-industrie. De discussie zou – volgens hen - daar beter over gaan dan over de al dan niet verminderde professionaliteit van de media[111].
5.3. Tabloidisering en gekkekoeienziekte: omgaan met paniek en angst
Het nieuws van vandaag zit vol met angsten en vormen van paniek. Het thema van vrees en schrik komt meer en meer voor in het nieuwsaanbod. Niet alleen onrust rond een bepaalde moraliteit, zoals pedofilie en pornografie, maar ook angsten zonder morele dimensie komen in het nieuws voor. Een mooi voorbeeld hiervan is de paniek rond gezondheid, meer bepaald medicijnen, medische fouten, genetica en voedsel.
Rod Brookes onderzocht de tabloidisering vanuit een welbepaalde ‘gezondheidscasus’, namelijk de verslaggeving rond de gekkekoeienziekte. Eén van de vaak genoemde gevaren van tabloidisering is dat door verhoogde commercialisering en globalisering de publieke functie van de media ten onder zou gaan. De media zouden hierdoor hun rol in de publieke sfeer niet meer kunnen vervullen. Ze zouden de burgers niet meer die informatie bieden die nodig is om een democratie te doen functioneren. De pers zou een arena waar verschillende meningen tegenover elkaar worden geplaatst en waaruit de burger dan zelf kiest welke hem het beste ligt. Zo ook met de gekkekoeienziekte, de media moeten berichten over de gevolgen van BSE en moeten de debatten rond de ziekte meedelen aan het publiek. Maar door tabloidisering zou deze rol niet meer aanwezig zijn. De klachten rond tabloidisering zijn veelal beschuldigingen dat de media te vlug paniek zaait[112].
Maar klopt dit wel? Rod Brookes onderzocht twee verschillende mediavormen en hun verslaggeving over BSE, namelijk de talkshow Oprah en de Britse tabloidpers. Beide vormen stonden zeer sceptisch tegenover de officiële definitie van het risico die verbonden was aan BSE. Politici en wetenschappers waren daarom niet tevreden. Ze wilden immers dat het publiek gerustgesteld zou worden. De tabloidpers deed juist het omgekeerde door paniek te zaaien met koppen zoals What the hell can we eat en Beef: what are we to believe now?. De populaire Britse pers was dan weer sceptisch tegenover de officiële kennis. Maar dergelijke scepticisme betekent niet dat de officiële kennis wordt verwaarloosd. Ze wordt alleen maar geherinterpreteerd door bijvoorbeeld gebruik te maken van statistieken om de risico’s van BSE aan te tonen. De Britse pers en Oprah stonden zeer kritisch tegenover uitspraken van autoriteiten en experts, maar dat wil absoluut niet zeggen dat ze de voedselindustrie of de regulering ervan in vraag stelden. Hoe zit het nu met de tabloidisering? De tabloidverslaggeving deed niet meer dan de officiële definities van BSE en zijn gevolgen op een ander niveau plaatsen. De risico’s van de ziekte werden aangetoond door te verwijzen naar het dagelijkse leven. Daarbij werd altijd aan individualisering gedaan. De lezer werd persoonlijk aangesproken. De arena die normaal gevormd wordt door de media voor rationele discussie, werd nu gekenmerkt door paniek en angst. En dit kenmerk heeft belangrijke gevolgen voor degenen die betrokken zijn bij het milieu, de gezondheid en de politiek. Zij worden immers als irrationeel, emotioneel en zelfs hysterisch voorgesteld. Rod Brookes vindt dan ook dat verder onderzoek zich vooral moet richten naar de individualisering, want het is juist hierdoor dat de noties van publieke en private sfeer op hun kop worden gezet[113].
5.4. Het onderzoek van Ian Connel naar tabloidisering: buitenlandse berichtgeving
Ian Connel heeft zich ook beziggehouden met de studie van de tabloidisering[114]. Tabloidisering betekent voor Connel in de eerste plaats dat het rationele plaats maakt voor het sensationele. Hij onderzocht het aandeel van internationaal nieuws. Daarbij hanteerde hij volgende criteria: de hoeveelheid beeldmateriaal, de verschillende onderwerpen en de verzachting van het ‘harde’ nieuws. Hij kwam tot de conclusie dat het vooral de kwaliteitskranten zijn die berichten over het buitenlandse nieuws. Van al de kranten besteedde The Financial Times meeste aandacht aan het internationale nieuws. Maar ook de tabloids The Sun, Daily Mirror en Daily Star hebben aandacht voor internationaal nieuws, hetzij in veel mindere mate. The Sun heeft bijvoorbeeld maar een aandeel van 2,4 procent van het volledige Britse aanbod van internationaal nieuws. Connel stelde tevens vast dat er geen overdreven gebruik van illustraties is bij de kwaliteitskranten. De meeste niet-geïllustreerde artikels gingen bovendien over internationaal nieuws. Zelfs bij de tabloids zijn de foto’s vrij beperkt.
Er is wel een duidelijk verschil wat betreft de onderwerpen. Het meest voorkomende onderwerp in de kwaliteitskranten is de politiek, bij de tabloids ligt de nadruk eerder op human interest. Maar toch is de ondertoon van de human interest ook aanwezig in The Times en The Independent. Tabloids maken wel een onderscheid tussen aan de ene kant politiek, economie en zakelijk nieuws en aan de andere kant de human interest. In de kwaliteitskranten is dat onderscheid minder opvallend. Het harde nieuws wordt ‘verzacht’. Aangezien zoiets niet gebeurt bij de tabloids, kan Connel moeilijk geloven dat dergelijke evolutie van de tabloids is afgeleid. Toch dient een kanttekening bij het onderzoek van Connel worden geplaatst. Zijn onderzoek is slechts een momentopname. Hij onderzocht immers de kranten uit een periode van één jaar[115].
5.5. De Verenigde Staten: misdaad en gerecht floreren
Richard Fox en Robert Van Sickel onderzochten vooral het fenomeen van tabloid justice, maar bespreken ook hoe alarmerend de situatie is in de huidige Verenigde Staten. De fascinatie voor misdaad is niet nieuw. Amerikanen hebben altijd al van dicht bij rechtszaken van criminelen willen volgen. De drama’s en tragedies die zich in een rechtszaak afspelen trekken de mensen aan. De tabloids staan vol van dergelijke verhalen. De onderzoekers vinden het echter problematisch dat nu ook de gewone media zich focust op gepersonaliseerde misdaadverhalen. Onderwerpen die voorheen enkel en alleen maar te vinden waren in de tabloids hebben nu ook hun weg gevonden naar de mainstream press. Op een zeer regelmatige basis vind je tabloidverhalen terug in de ernstige pers, en dat bij zowel de gedrukte als bij de audiovisuele media. De media brengt vaak misdaadverhalen die enkel maar van belang kunnen zijn voor de betrokken zelf, en dat allemaal om meer kijkers en lezers aan te trekken. De media hebben veel van hun zelf opgelegde standaarden verlaten[116]. De auteurs vinden het wel logisch dat bepaalde rechtszaken, bijvoorbeeld rond president Bill Clinton, de aandacht van de gewone pers trekken, omdat ze van nationaal belang zijn. Maar zelfs zulke zaken worden op een sensationele wijze verslagen dat je maar moeilijk het onderscheid meer kunt maken met de meer duidelijke tabloidgevallen. De Amerikaanse journalisten hebben al van oudsher een bepaalde ethische code: bescherming van de privacy, het tonen van een goede smaak, geen verkeerde voorstelling maken van gebeurtenissen, interviews of foto’s van mensen die een trauma hebben meegemaakt voorzichtig gebruiken, niet arrogant worden in het opsporen van nieuws, opletten bij het noemen van namen van criminelen en voor een goede balans zorgen tussen de rechten van de verdachte op een eerlijk proces en het recht van het publiek om geïnformeerd te worden. De auteurs merken op dat de laatste jaren deze principes altijd maar meer met de voeten werden betreden[117].
Vooral in de jaren 1990 heeft de media grondige wijzigingen ondergaan. Een van de meest markante waarnemingen is dat het aantal lezers sinds de jaren 1960 fel is gedaald door de komst van de televisie. De nieuwsorganisaties, zowel bij de gedrukte als audiovisuele media, hebben een altijd maar kleiner wordend publiek. Om dan toch lezers en kijkers blijven aan te trekken, zijn ze bijvoorbeeld online gegaan. Een andere verandering is dat velen hun stijl hebben veranderd van een traditionele, ernstige stijl naar een stijl waar de nadruk meer op human interest, sensatie en de tabloidjournalistiek ligt[118].
Vandaag spenderen de mainstream media heel wat tijd aan tabloidverhalen: misdaad, rechtszaken, maar ook het leven van beroemdheden. Waarom krijgen dergelijke verhalen nu zoveel aandacht? Een van de redenen moet worden gezocht in het feit dat rechtszaken en onderzoeken aan de pers de mogelijkheid bieden om over een lange periode op een vrij goedkope manier aan gedetailleerde verslaggeving te doen. Het publiek zelf is niet altijd te vinden voor de rechtszaken. Velen vinden ze saai. De aandacht die de media in bepaalde gevallen eraan besteed is voor hen onbegrijpelijk. Maar aan de andere kant hebben een andere publieksmeting en kijkcijfers dan weer aangetoond dat het publiek wel degelijk houdt van dergelijke verhalen. Het is dus moeilijk om uit te maken of de berichtgeving van rechtszaken er al dan niet gekomen is omdat het publiek ernaar vroeg[119].
Tabloids zijn oud en hebben – weliswaar in een andere vorm – altijd bestaan. Er werd al in de zeventiende eeuw documenten verspreid die berichtten over moorden, rampen en ongewone (natuur)verschijnsels. Ballades en vlugschriften vertelden dan bijvoorbeeld over het verloop van een ramp in versvorm.
Een belangrijke ontwikkeling is die van de Penny Press in de Verenigde Staten van de jaren 1830. De penny papers waren beduidend goedkoper dan de andere kranten. Om toch winst te kunnen maken, moesten vele exemplaren worden verkocht. Dit kon alleen maar door human-interestverhalen te brengen. In een levendige, actieve stijl brachten reporters verslag uit over moorden en andere criminele activiteiten. Ondertussen werden de Amerikaanse steden groter. In de jaren 1880 kende het stedelijke leven in de VSA een enorme bloei. In die periode ontwikkelde zich een nieuwe vorm van journalistiek, namelijk yellow journalism. Op zoek naar schandalen trachtten kranten op een zeer populistische wijze de corruptie van de regering aan te klagen. Hoe sensationeler, hoe beter.
Hoewel de aanzet van de tabloidkranten, zoals wij ze kennen, zich in de VSA situeert, is het toch een Engelsman die de krant volledig zal ontwikkelen. Lord Northcliffe zal van de tabloid een echt massamedium maken. In 1903 lanceerde hij de eerste wijdverspreide tabloid, namelijk Daily Mirror. Het idee vond al vlug navolging in de Verenigde Staten. En is sindsdien niet meer uit de krantenwereld verdwenen.
De tabloids hebben van bij hun ontstaan bakken kritiek ontvangen. Ze besteden alleen maar aandacht aan de banale zaken van de maatschappij en hebben geen oog voor ernstig nieuws. Doordat tabloids geen aandacht besteden aan politiek, gaat de eigenlijke functie van de krant verloren. De burger wordt niet meer ingelicht over de zaken die echt een invloed op zijn leven hebben en wordt dom gehouden, waardoor de kenniskloof met de machtigen groter wordt. Dat is een veel gehoorde kritiek. Toch zijn niet alle academici zo negatief tegenover de tabloids. De bekendste voorstander is John Fiske. Hij vindt bijvoorbeeld dat de Amerikaanse tabloids fantastisch zijn. Ze bieden een andere wereld aan die helemaal tegengesteld is aan de echte, waardoor de sociaal zwakkeren zich toch kunnen verzetten tegen de autoriteiten. Hij vindt trouwens dat de ernstige pers niet meer dan een machtsmiddel is van de rijken. Volgens Ian Connel is er weinig verschil tussen de ernstige pers en de tabloids. Beiden hebben evenveel aandacht voor de sociale ongelijkheden en spanningen. Het is alleen in de manier waarop die gepresenteerd worden dat er verschil is.
Maar wie heeft nu gelijk? De verdedigers of de tegenstanders? De waarheid ligt ergens tussenin. De kritiek op de tabloids dat ze te weinig aandacht besteden aan hard nieuws is terecht. Maar wat is het alternatief dan? Critici komen niet met oplossingen voor de dag. En als er dan voorstellen worden gedaan, zijn ze veelal utopisch en niet haalbaar. Bepaalde voorstanders, en vooral John Fiske, zijn dan weer te lovend over de tabloids.
Tabloids verschillen naargelang het land. Zelfs tussen Angelsaksische tabloids zijn er verschillen. Britse tabloids behandelen andere onderwerpen dan Amerikaanse supermarkttabloids.
Terwijl de Britse tabloids een soort van uitlaatklep zijn voor de “machtelozen”, zijn de supermarkttabloids een vorm van escapisme waardoor zelfs de macht van de autoriteiten wordt bestendigd. Beide genres hebben een voorkeur voor schandalen, maar voor de Amerikaanse tabloids moeten de verhalen excentriek, bijna ongeloofwaardig zijn. De Britse tabloids houden ook wel van schandalen, maar deze moeten ergens nog een band hebben met de lezer. Er zullen zeer zelden buitenlandse schandalen aan bod komen in Britse tabloids. Terwijl het wel eens gebeurt dat er in de supermarkttabloids over zeer schandalige toestanden in Korea of Rusland wordt gesproken.
Er zijn natuurlijk ook heel wat gelijkenissen: beroemdheden, ongewone gebeurtenissen, human interest, soft news,… komen in beide tabloids aan bod. Ook politiek wordt behandeld, zij het op een verschillende manier. De Britse tabloids doen aan partijpolitiek. Zo kunnen ze bijvoorbeeld de socialistische of de conservatieve partij steunen in verkiezingsperiodes. Amerikaanse tabloids doen dit helemaal niet. Dit neemt echter niet weg dat in de gepersonaliseerde politieke verhalen een patriottische ondertoon schuilgaat. Amerikaanse tabloids zijn zeer conservatief en zullen de “traditionele” waarden verdedigen.
Foto’s spelen een belangrijke rol in de tabloidjournalistiek. Hoe dramatischer de foto, hoe beter. De relatie met de kop (van het artikel) is daarbij van essentieel belang.
De verhalen in de tabloids gaan in de eerste plaats over mensen die het gemaakt hebben en die privileges hebben waarover de gewone man, de lezer dus, niet beschikt. Televisiepersoonlijkheden, filmsterren en zangers komen veel aan bod. En als ze betrokken zijn bij een schandaal, zorgt dat voor een extra dimensie. De lezers kunnen hun woede ventileren tegen die persoon omdat hij zijn privileges heeft misbruikt. Daarom beschouwt Ian Connel deze verhalen dan ook als politieke verhalen die de relatie tussen de have en have nots behandelen.
Mensen zijn al altijd gefascineerd geweest door schandalen. Vanwaar komt die honger nu? De media vinden schandalen interessant, omdat ze in de eerste plaats meer kranten doen verkopen. Schandalen stellen echter ook bepaalde morele kwesties aan de kaak. Daardoor wordt door sommigen de schandaaljournalistiek ook wel vergeleken met onderzoeksjournalistiek. De schandaalverhalen zijn volgens Elizabeth Bird vooral een succes, omdat ze de grenzen van de moraliteit aftasten, waardoor de lezer ook over zijn eigen leven begint na te denken.
Wie zijn de lezers nu? Op dit domein dient nog veel onderzoek te worden verricht. Allerlei soorten mensen lezen tabloids. Het is de manier waarop ze een tabloid lezen dat verschillend is. De loyale lezer is bereid om bijna alles te slikken. De andere leest de tabloid voor ontspanning, om eens goed te kunnen lachen.
Welke invloed hebben tabloids nu op de andere kranten? Bepaalde academici zijn zeer hard en zien in tabloids de oorzaak van de ‘verloedering’ van de kranten. Anderen relativeren dat dan weer. Is de tabloid eigenlijk wel de oorzaak van de tabloidisering? Het is nogal naïef te denken dat een dergelijk complex fenomeen als tabloidisering maar één oorzaak heeft. Er kunnen verschillende redenen worden aangehaald om tabloidisering te verklaren. Een krant moet in de eerste plaats geld opbrengen, anders kan ze niet overleven. Daarom moet het zich aanpassen. Het dagblad moet een overlevingsstrategie hanteren en past zich aan de commerciële samenleving aan. Onze samenleving verandert ook voortdurend. Alsook de lezersgewoonten, het cultureel klimaat, druktechnologieën, enzovoort. Allen hebben wel enige invloed gehad op de huidige tabloidisering van kranten. Volgens mij ligt de oorzaak van tabloidisering voornamelijk bij de commerciële druk waaronder kranten vandaag staan. De originele tabloids zelf hebben minder schuld aan tabloidisering die doorgaans wordt aangeduid als een achteruitgang van de journalistieke waarden en een vermindering van het zogenaamde hard news.
“Sensatie, schandalen en entertainment” is nu de succesformule. Er werd vooral in de jaren 1990 onderzoek gedaan naar de tabloidisering van de (kwaliteits)pers. Uit onderzoek is gebleken dat die pers inderdaad een transformatie heeft ondergaan: er kwam meer aandacht voor human interest en in veel gevallen was er een daling van het aanbod van buitenlands en politiek nieuws. Bovendien is het visuele aspect van een krant ook belangrijker geworden.
Vandaag houden mainstream media zich ook bezig met onderwerpen waarmee alleen de tabloids zich vroeger mee bezig hielden, waaronder rechtszaken.
Laat het duidelijk zijn. Het laatste woord over de tabloids en aanverwante onderwerpen is nog niet gevallen. Hoe meer studies erover verschijnen, hoe meer vragen erbij komen. Vooral de vragen waarom mensen de tabloids graag lezen en wie die mensen precies zijn, zijn nog niet duidelijk beantwoord. Daarvoor zou men een grootschalig publieksonderzoek moeten voeren. Ik zelf had geen tijd om hierover empirisch onderzoek te verrichten, maar misschien zal dit artikel een aanzet ertoe zijn.
Barnett (S.), ‘Is it Tabloidisation wot done it?’. In: Seaton (J.), Politics and the media: harlots and prerogatives at the turn of the millennium, Oxford, 1998.
Barnhurst (K. G.) en Nerone (J.). The Form of News. A History. New York, 2001.
Becker (K.), ‘Photojournalism and the Tabloid Press’. In: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, pp. 130-153.
Bird (E.), ‘What a Story! Understanding the Audience for Scandal.’ In: Lull (J.) en Hinerman (S.), Media Scandals, Morality and Desire in the Popular Marketplace, Oxford, 1997, pp. 99-121.
Bird (E.). For Enquiring Minds. Knoxville, 1992.
Bird (E.). The Audience in Everyday Life. Living in a Media World. New York en London, 2003.
Bromley (M.), ‘The ‘tabloiding’ of Britain: ‘Quality’ newspapers in the 1990’s’. In: Bromley (M.) en Stephenson (H.), Sex, lies and democracy : the press and the public, London, 1998.
Brookes (R.), ‘Tabloidization, Media Panics and Mac Cow Disease’. In: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 195-209.
Conboy (M.). The Press and Popular Culture. London, 2002.
Connel (I.), ‘Personalities in the Popular Media’. In: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, pp. 64-83.
Dahlgren (P.), ‘Introduction’. In: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, pp. 1-23.
Esser (F.), ‘Tabloidization of News: A Comparitive Analysis of Anglo-American and German Press Journalism’. European Journal of Communication, 14 (3), pp. 291-324.
Fiske (J.), ‘Popularity and the politics of information’. In: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, pp. 45-63.
Fox (R.L.) en Van Sickel (R.W.). Tabloid Justice: criminal justice in an age of media frenzy. Londen, 2001.
Franklin (B.). Newszak and News Media. New York, 1997.
Glynn (K.). Tabloid Culture. Durham, 2000.
Gripsrud (J.), ‘Tabloidization, Popular Journalism and Democracy’. In: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 285-300.
Gripsrud (J.), ‘The Aesthetics and Politics of Melodrama’. In: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, pp. 84-95.
Hauttekeete (L.).De tabloidisering van kranten: mythe of feit? De ontwikkeling van een meetinstrument en een onderzoek naar de tabloidisering van Vlaamse kranten. Onuitgegeven doctoraatsverhandeling Ugent, academiejaar 2004-2005.
Kurtz (H.). Media Circus, The Trouble with America’s Newspapers. New York, 1993.
Lull (J.) en Hinerman (S.), ‘The Search for Scandal’. In: Lull (J.) en Hinerman (S.), Media Scandals, Morality and Desire in the Popular Marketplace, Oxford, 1997, pp. 1-33.
McLachlan (S.) en Golding (P.), ‘Tabloidization in the British Press: A Quantitative Investigation into Changes in British Newspapers, 1952-1997’. In: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 75-89.
McNair (B.). News and Journalism in the UK (Fourth Edition). London, 2003.
Rooney (D.), ‘Thirty Years of Competition in the British Tabloid Press: The Mirror and the Sun 1968-1998’. In: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 91-110.
Sloan (B.). I watched a wild hog eat my baby : a colorful history of tabloids and their cultural impact. Amsterdam, 2001.
Snoddy (R.). The Good, the Bad and the Unacceptable. The Hard News about the British Press. London, 1993.
Sparks (C.), ‘Introduction. The Panic over Tabloid News’. In: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 1-40.
Sparks (C.), ‘Popular Journalism: Theories and Practice’. In: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, pp. 24-44.
Uribe (R.) en Gunter (B.), ‘The tabloidization of British tabloids’. European Journal of Communication, 19 (3), pp. 387-402.
home | lijst scripties | inhoud |
[1] Esser (F.), ‘Tabloidization of News: A Comparitive Analysis of Anglo-American and German Press Journalism’, European Journal of Communication, 14 (3), p. 292.
[2] Bird (E.), For Enquiring Minds, Knoxville, 1992, pp. 8-9.
[3] Ibid., pp. 9-10.
[4] Ibid., p.10.
[5] Ibid., p.11.
[6] Ibid., p. 12
[7] Kurtz (H.), Media Circus, The Trouble with America’s Newspapers, New York, 1993, p. 342.
[8] Bird (E.), op. cit., pp. 12-14.
[9] Ibid., pp. 14-15.
[10] Ibid., pp. 16-17.
[11] Ibid., p. 18.
[12] Franklin (B.), Newszak and News Media, New York, 1997, p. 80
[13] Ibid., p. 80.
[14] Ibid., p. 80.
[15] Esser (F.), art. cit., p. 294.
[16] Franklin (B.), op. cit., p. 80.
[17] Bird (E.), op. cit., p. 19.
[18] Ibid., pp. 19-20.
[19] Esser (F.), art. cit., p. 295.
[20] Ibid., p. 295.
[21] Ibid., pp. 295-296.
[22] Bird (E.), op. cit., p. 20.
[23] Ibid., p. 21.
[24] Ibid., p. 23.
[25] Franklin (B.), op. cit., pp. 4-6.
[26] Sparks (C.), ‘Introduction. The Panic over Tabloid News’, in: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 3-5.
[27] Ibid., p. 29.
[28] Ibid., p. 25.
[29] Ibid., p. 25.
[30] Gripsrud (J.), ‘Tabloidization, Popular Journalism and Democracy’, in: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, p. 286.
[31] Sparks (C.), art. cit., pp. 25-26.
[32] Connel (I.), ‘Personalities in the Popular Media’, in: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, pp. 64-66 en pp. 70-73.
[33] Ibid., p.78 en pp. 81-82.
[34] Gripsrud (J.), art. cit., pp. 287-289.
[35] Gripsrud (J.), ‘The Aesthetics and Politics of Melodrama’, in: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, p. 84.
[36] Uribe (R.) en Gunter (B.), ‘The tabloidization of British tabloids’, European Journal of Communication, 19 (3), p. 387.
[37] Rooney (D.), ‘Thirty Years of Competition in the British Tabloid Press: The Mirror and the Sun 1968-1998’, in: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, p. 91.
[38] Ibid., pp. 92-93.
[39] Ibid., pp. 99-100.
[40] Ibid., p. 104.
[41] Ibid., p. 105.
[42] Ibid., p. 105.
[43] Glynn (K.), Tabloid Culture, Durham, 2000, p. 143.
[44] Ibid., p. 145.
[45] Ibid., pp. 146-147.
[46] Ibid., p. 147.
[47] Ibid., p. 148.
[48] Ibid., pp. 148-150.
[49] Bird (E.), The Audience in Everyday Life. Living in a Media World, New York en London, 2003, pp. 32-34.
[50] Glyn (K.), op. cit., pp. 150-151.
[51] Bird (E.), For Enquiring Minds, p. 39.
[52] Ibid., pp. 40-42.
[53] Ibid., pp. 44-48.
[54] Ibid., pp. 48-55.
[55] Ibid., pp. 56-61.
[56] Ibid., pp. 64-66.
[57] Dit en al het volgende vind je terug in Ibid., pp. 67-76.
[58] Ibid., p. 77.
[59] Ibid., p. 77.
[60] Becker (K.), ‘Photojournalism and the Tabloid Press’, in: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, p. 130.
[61] Ibid., p. 131.
[62] Ibid., p. 134.
[63] Ibid., p. 135.
[64] Ibid., p. 140.
[65] Ibid., p. 141.
[66] Ibid., p. 141.
[67] Ibid., p. 142.
[68] Ibid., p. 143-144.
[69] Ibid., p. 144.
[70] Gripsrud (J.), ‘The Aesthetics and Politics of Melodrama’, in: Dahlgren (P.) en Sparks (C.), Journalism and Popular Culture, London, 1992, p. 86.
[71] Connel (I.), art. cit., p. 64.
[72] Ibid., p. 65.
[73] Ibid., p. 68.
[74] Ibid., pp. 73-74.
[75] Ibid., p. 76.
[76] Ibid., p. 77.
[77] Ibid., p. 78.
[78] Ibid., p. 80.
[79] Ibid., pp. 81-82.
[80] Ibid., p. 82.
[81] Ibid., p. 82.
[82] Het volgende fragment is gebaseerd op Bird (E.), For Enquiring Minds, pp. 107-137.
[83] Ibid., p. 135.
[84] Lull (J.) en Hinerman (S.), ‘The Search for Scandal’, in: Lull (J.) en Hinerman (S.), Media Scandals, Morality and Desire in the Popular Marketplace, Oxford, 1997, p. 1.
[85] Ibid., p. 3.
[86] Ibid., p. 6.
[87] Ibid., pp. 8-9.
[88] Ibid., pp. 28-29.
[89] Bird (E.), ‘What a Story! Understanding the Audience for Scandal’, in: Lull (J.) en Hinerman (S.), Media Scandals, Morality and Desire in the Popular Marketplace, Oxford, 1997, pp. 99-100.
[90] Ibid., pp. 101-103.
[91] Ibid., p. 104.
[92] Ibid., pp. 106-107.
[93] Ibid., p. 111.
[94] Ibid., pp. 114-116.
[95] Ibid., pp. 117-119.
[96] Ibid., p. 119.
[97] Esser (F.), art. cit., pp. 293-294.
[98] Sparks (C.), ‘Introduction. The Panic over Tabloid News’, in: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, pp. 21-24.
[99] Hauttekeete (L.), De tabloidisering van kranten: mythe of feit? De ontwikkeling van een meetinstrument en een onderzoek naar de tabloidisering van Vlaamse kranten, Onuitgegeven doctoraatsverhandeling Ugent, academiejaar 2004-2005, pp. 87-88.
[100] Ibid., pp. 98-99.
[101] Ibid., pp. 136-138.
[102] Bromley (M.), ‘The ‘tabloiding’ of Britain: ‘Quality’ newspapers in the 1990’s’, in: Bromley (M.) en Stephenson (H.), Sex, lies and democracy : the press and the public, London, 1998, pp. 25-26.
[103] Ibid., pp. 28-29.
[104] McLachlan (S.) en Golding (P.), ‘Tabloidization in the British Press: A Quantitative Investigation into Changes in British Newspapers, 1952-1997’, in: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 75-78.
[105] Ibid., pp. 78-79.
[106] Ibid., p. 81.
[107] Ibid., pp. 81-82.
[108] Ibid., p. 82.
[109] Ibid., pp. 84-85.
[110] Ibid., p. 86.
[111] Ibid., p. 88.
[112] Brookes (R.), ‘Tabloidization, Media Panics and Mac Cow Disease’, in: Sparks (C.) en Tulloch (J.), Tabloid Tales, Lanham, 1999, pp. 195-196.
[113] Ibid., p. 196.
[114] Het tijdschrift waarin het artikel van Ian Connel is opgenomen is niet meer terug te vinden in de bibliotheek van de Vakgroep Communicatiewetenschappen in Gent. Daarom heb ik me vooral gebaseerd op de samenvatting van het onderzoek die Laurence Hauttekeete in haar doctoraatsverhandeling heeft opgenomen.
[115] Hauttekeete (L.), op. cit., pp. 160-162.
[116] Fox (R.L.) en Van Sickel (R.W.), Tabloid Justice: criminal justice in an age of media frenzy, London, 2001,, pp. 54-55.
[117] Ibid., pp. 58-60.
[118] Ibid., p. 61.
[119] Ibid., pp. 62-63.