Evolutie of revolutie? Het tijdschrift Streven over huwelijk, gezin, seksualiteit en geboorteregeling in de periode 1958-1973. (Janssens Christiaan)

 

home lijst scripties inhoud  

 

Woord vooraf

 

Ik wil iedereen bedanken die mij geholpen heeft bij het maken van dit werkstuk, Toon Bosch voor de begeleiding, Lieke van den Bulck voor de correcties en mijn vrouw voor haar geduld. Daarnaast ben ik Frans Van Bladel dankbaar voor de tijd die hij heeft vrijgemaakt voor een interview. Ten slotte wil ik de medewerkers van de bibliotheek van de Universiteit Antwerpen bedanken voor hun welwillende assistentie.

 

 

1. Inleiding

 

De onstuimige jaren zestig van de twintigste eeuw spreken nog altijd tot de verbeelding zelfs voor hen die toen nog niet geboren waren. Recente studies onderstrepen het historische belang van deze jaren. Voor de Britse historicus Arthur Marwick is het een periode van '(...) outstanding historical significance in that what happened during this period transformed social and cultural developments for the rest of the century'.[1] Historici vragen zich af welke maatschappelijke krachten toen in beweging kwamen. Welke sociale groepen en individuen waren daarvoor verantwoordelijk en wat was het effect van het streven naar een andere, minder autoritaire samenleving?

De Nederlandse historicus Hans Righart zag in het generatieconflict, tussen een oude elite en een linkse tegencultuur, de belangrijkste oorzaak van de maatschappelijke turbulentie in Nederland tijdens de jaren zestig.[2] James Kennedy verwierp deze visie en stelde dat het juist deze elite was die in die periode de versnelde modernisering van de maatschappij stuurde.[3] Deze discussie kan echter niet zomaar overgeplaatst worden naar Vlaanderen.[4] Men neemt te vanzelfsprekend aan dat de Vlaamse situatie dezelfde was met dat verschil dat Nederland als progressief land voorliep op Vlaanderen.

De bestudering van de maatschappelijke veranderingen concentreerde zich lange tijd vooral op de jaren zestig. Men was van mening dat juist daar in een paar jaar zich een ingrijpende breuk met het verleden voltrok. Aan dat beeld wordt echter ook getwijfeld. Voor de socioloog K. Schuyt en de kunsthistoricus E. Taverne kwamen de jaren zestig niet uit de lucht vallen.[5] In de jaren vijftig vond het voorkoken plaats van een naderhand revolutionaire moderniseringsgolf.

De modernisering van de westerse wereld is een proces dat gestart is in de late middeleeuwen. Er ontstond een steeds grotere scheiding tussen godsdienst en maatschappij. Halfweg de negentiende eeuw is deze ontwikkeling versneld onder invloed van de industriële revolutie. Het gezins- en beroepsleven werd meer en meer van elkaar gescheiden. In de eerste helft van de twintigste eeuw groeiden de verschillende gezinsvormen, burgerlijke, boeren- en arbeidersgezinnen, geleidelijk aan meer naar elkaar toe. Huishoudens bestonden in toenemende mate uitsluitend uit ouders en hun ongehuwde kinderen. In deze gezinnen werd het aantal kinderen bewust beperkt. De man verrichte betaald werk buiten de gezinssfeer terwijl de vrouw overwegend haar werk daarbinnen vond. De relaties tussen de huwelijkspartners kenmerkten zich door een sterkere emotionele betrokkenheid en door een toenemende gelijkheid. Rond 1950 was dit 'moderne' gezin het standaardtype geworden.[6]

Het decennium na 1945 was in Vlaanderen vooral een periode van herstel, wederopbouw en vernieuwing. Dat ging echter niet gepaard met ingrijpende politieke veranderingen. De Vlaams-nationalistische partijen werden vanwege collaboratie weggezuiverd. De dominante katholiek culturele elite bleef in het zadel. Onderwijs en opvoeding bleef doordrongen van katholieke normen en waarden.

Vlaanderen bleef zodoende nog lang in de naoorlogse jaren een katholieke bolwerk. Daarbinnen stond trouw aan de kerk en het leven volgens de geboden en verboden centraal. Ten aanzien van liefde, seksualiteit, huwelijk en voortplanting waren de geboden en verboden van de kerk onaantastbaar. Er bestaat echter altijd een verschil tussen de voorgeschreven orde en de praktijk. De bedreven praktijk week in een aantal aspecten zeker af van hetgeen de kerk voorschreef. Toch had de katholieke moraalleer ten aanzien van huwelijk, gezin en seksualiteit een grote invloed. Velen werden er vanaf de schoolbanken mee geconfronteerd en bleven in deze onaantastbare eenheid geloven.

Modernisering betekende in deze jaren veelal de intensivering van decennia eerder opgestarte processen.[7] Deze kwamen na 1945 in een stroomversnelling terecht. Op politiek, sociaal en cultureel vlak was Vlaanderen nog altijd dominant katholiek. Binnen die katholieke cultuur stonden visies op onderwijs, opvoeding, liefde, huwelijk en seksualiteit in het teken van de kerk. Echter langzaamaan, onder invloed van een complex aantal factoren waarvan de snelle economische groei en welvaartsvermeerdering tot de meest spectaculaire behoren, werd het katholiek geloof met zijn vele en machtige maatschappelijke verknopingen in tal van instituties ondergraven. Er zijn zowel externe oorzaken - welvaartsgroei, veranderend internationaal klimaat, onderwijs, opkomst Amerikaanse invloeden - als interne oorzaken. Jonge priesters en nieuwe theologen hadden andere visies op de wereld en de mens. Op het Tweede Vaticaans Concilie kwam de verdeeldheid binnen de kerk tot uiting toen vernieuwers en behoudzuchtigen hun stem luider dan voorheen verhieven. Achteraf bekeken zette de achteruitgang van de invloed van de kerk versneld door.

In dit onderzoek richten we ons op deze tanende invloed van de kerk en haar pogingen zich aan de veranderende maatschappij aan te passen.

We volgen aan de hand van het katholieke tijdschrift Streven hoe zich in de periode 1958-1973 bepaalde maatschappelijke visies ontwikkelden. Hoe positioneerde Streven zich ten opzichte van huwelijk, gezin, seksualiteit en geboorteregeling tijdens deze periode? Hoe werd de moderniseringsstrijd in Streven gevoerd? Koos Streven voor vernieuwing? Kwamen er zowel conservatieve als progressieve opinies aan bod? Was er begin jaren zeventig een conservatieve reflex? Wat waren de gevolgen voor het maandblad Streven?

Ons startpunt wordt gevormd door 1958, het jaar waarin in Streven andere opinies werden geuit. 1958 is het jaar van de Wereldtentoonstelling te Brussel en het Schoolpact, 1973 dat van de oliecrisis. Beide jaren zijn typerend voor het tijdgewricht dat hier beschreven wordt. Het Schoolpact beëindigde de Schoolstrijd (1951-1958) waarin de oude tegenstellingen tussen klerikaal en antiklerikaal opnieuw werden opgerakeld. De Wereldtentoonstelling geeft goed het beeld weer van de komende jaren zestig waarin het idee the sky is the limit snel opgang maakte. De oliecrisis van 1973 en de daaropvolgende economische crisis brachten weer meer nuchterheid.

 

 

2. Maatschappelijke veranderingen in Vlaanderen

 

2.1 De crisis van het moderne gezin

 

Na de Tweede Wereldoorlog leefden katholieken op zedelijk gebied de richtlijnen na van de encycliek Casti Connubii uit 1930.[8] De daarin ontvouwde leer rond huwelijk en gezin sprak zich expliciet uit voor een autoritaire opvoeding, gecentraliseerd rond kinderzegen, huwelijkstrouw, onverbrekelijkheid van het huwelijk en duidelijk afgebakende rollen voor de man en de vrouw. De man werkte buitenshuis en de vrouw werkte thuis in de huishouding. Zij was bovendien belast met de zorg voor gezin en opvoeding, ook de religieuze kant daarvan.

Het huwelijk bereikte midden jaren zestig een vrijwel maximale populariteit. Trouwen, en liefst jong, was het devies voor vrijwel iedereen. Daarna kwam een kentering. Het gezin, de christelijke hoeksteen van de maatschappij, kwam onder druk van een nieuwe moderniseringsversnelling. Het kerngezin, bestaande uit een door huwelijk verbonden paar met kinderen, werd minder en minder de dwingende constructie van weleer. De begrippen huwelijk en gezin hadden in 1975 niet meer dezelfde lading en betekenis als in 1955. Echtscheiding, emancipatie, abortus en seksualiteit waren aan het einde van deze periode geen taboe meer.

De stelling dat het gezin per definitie de ideale en enige leefvorm was, werd door steeds minder mensen onderschreven. Men kreeg ook oog voor de nadelen van het traditionele gezin zoals de soms benauwende beslotenheid, de rigide taakverdeling tussen man en vrouw, de spanningen tussen jong en oud en de starre gezagsverhoudingen.

 

 

2.2 Naar een profane samenleving

 

Samen met deze sociale veranderingen zette zich in Vlaanderen een trend in van ontkerkelijking, secularisatie en ontzuiling.

In de jaren vijftig werd 90 % van de huwelijken kerkelijk ingezegend en werden bijna alle kinderen gedoopt. Deze jaren kenmerkten zich door kerkgang, bedevaarten, kerkdiensten, congregaties, novenen, processies, preken, aflaten en vasten. Tijdens de zondagsdienst werd Latijn gesproken ondersteund door gezangen en orgelmuziek. Het was de glorietijd van de katholieke kerk. Toch kwam ze ook intolerant en dwingend over: uit de echt gescheiden personen ontvingen geen sacramenten, crematie was onvergeeflijk, zelfmoordenaars mochten niet in gewijde grond begraven worden.

Tussen 1958 en 1973 zakte het aantal kerkbezoekers met bijna 40%.[9] In 1975 woonden nog 30% van de Vlamingen wekelijks een eucharistieviering bij.[10] De daling van de rekrutering voor de clerus is echter nog een significanter gegeven.[11] Als gevolg hiervan trok de katholieke kerk zich geleidelijk terug naar het strikt religieuze. De bisschoppen gaven geen stemadvies meer in de jaren zestig De verstrengeling van politiek en religie werd zwakker.

 

 

2.3 Politiek, economie en cultuur

 

Bovenstaande ontwikkelingen zien we ook terug in de politiek zelf. De Christelijke Volkspartij (CVP) had lange tijd de volstrekte meerderheid. Tussen 1950 en 1954 kende België een homogene CVP-regering. Vooral in Vlaanderen had de CVP een groot kiezerspubliek (60% in 1950). In de jaren die volgden zou deze invloed echter sterk terugvallen. De CVP-PSC verloor tussen 1958 en 1974 bijna 18% van haar kiezers. Toch behaalde de CVP In 1974 nog 45 van de 108 Vlaamse kamerzetels.[12]

 

Tabel 1: stemmenpercentages CVP-PSC in Vlaanderen en Wallonië

Bron: Witte, E. en J. Craeybeckx, Politieke geschiedenis van België sinds 1830 (Antwerpen 1985) 289.

 

De emancipatie van Vlaanderen kreeg onder invloed van de Vlaamse Beweging vorm met als resultaat o.a. het vastleggen van de taalgrens (1963), Leuven-Vlaams (1968) en culturele autonomie (1970). Het eind van het unitaire België leek nabij.

De Vlaamse samenleving in de jaren vijftig kenmerkte zich door een echte “hokjesmentaliteit”.[13] Katholieken, socialisten en liberalen hadden elk hun eigen zuil.

Voor velen speelde het leven zich af binnen één wereld, van de wieg tot het graf. De katholieken werden beschermd tegen de verderfelijke invloed van de buitenwereld. Katholieke bibliotheken hadden geen boek in hun uitleenbestand dat door hun zuil als verdacht geklasseerd werd. De katholieke kerk voorzag in bijna alle maatschappelijke behoeften: ontspanning, onderwijs, ziekenfonds, vakbond, enz. De gelovigen moesten op geen enkele manier nog andersdenkenden ontmoeten.

Tijdens de tweede helft van de jaren zestig takelden de verzuilde structuur af. Men vond meer en meer dat de verzuiling haaks stond op het pluralisme en de verdraagzaamheid binnen een samenleving. Groepen en organisaties werden opgericht om de verzuiling te doorbreken. Progressieve christenen en socialisten zochten toenadering. Nu, bijna 40 jaar later, is er sprake van een zekere progressieve frontvorming. Weinig leden van het Algemeen Christelijk Werkersverbond (ACW) hebben de sprong echter gewaagd. De katholiek zuil bleef, zij het met de nodige veranderingen, intact.

De jaren zestig karakteriseren zich door een voortschrijdende, snelle economische groei en een steeds grotere welvaart. Ze vormen het hoogtepunt van een dertig jaar durende economische groeicyclus die onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog startte en pas eindigde met de oliecrisis van 1973.

Vlaanderen had in de jaren vijftig nog een duidelijke economische achterstand ten opzichte van Wallonië. In de gouden jaren zestig maakte Vlaanderen een sterke inhaalbeweging. In 1960 vertegenwoordigde Vlaanderen 45% van het bruto nationaal product. Dit steeg naar 54% in 1970.[14] Het meest rechtstreekse gevolg van de economische expansie was echter de enorme stijging van de levensstandaard. De Vlaming kon in 1973 twee maal zoveel goederen en diensten aanschaffen als in 1958. De Vlaamse maatschappij veranderde onder invloed van de moderniseringsprocessen in de richting van een welvaartssamenleving. Een dergelijke economische groei heeft onvermijdelijk gevolgen op het gebied van de mentaliteit, zoals de Britse historicus E.P. Thompson opmerkte, 'there is no such thing as economic growth which is not, at the same time, growth or change of a culture'.[15] De economische groei wijzigde diepgaand de opvattingen van veel Vlamingen. De traditionele waarden en deugden werden vervangen door het consumentisme. Vermaak, consumptie en uiterlijk zijn belangrijker dan arbeidsethos en spaarzaamheid. Vanaf de jaren zestig woonde meer dan de helft van de Vlamingen in een eigen huis met radio en televisie, badkamer, koelkast en toilet met waterspoeling.[16]

De toename van de media was spectaculair: radio (in België 1939: 1,1 miljoen; 1950: 1,5 miljoen; 1959: 2,5 miljoen) en televisie (in België 1958: 233.000; 1959: 392.000; 1960: 618.000; 1962: meer dan 1 miljoen; 1970 meer dan 2 miljoen).[17] Deze media verspreidden, samen met onder andere de specifieke op vrouwen gerichte bladen, ideeën zoals emancipatie van de vrouw, gebruik van anticonceptie en nieuwe vormen van vrijetijdsbesteding. Televisie en films fungeerden als een venster op de wereld en hadden een enorme culturele impact. Zij introduceerden de American way of life.[18]

 

 

3. Het cultureel en maatschappelijk maandblad Streven

 

 

3.1 Oorsprong

 

Streven werd opgericht door pater Frans De Raedemaeker s.j. (1895-1961).[19] De Raedemaeker was van 1927 tot 1937 leraar aan het aan het Onze-Lieve-Vrouwcollege te Antwerpen. Hij maakte zijn leerlingen bewust van hun christelijke, Vlaamse en sociale verantwoordelijkheid. Hij zette hen aan tot zelfstandig denken. Vrucht hiervan was Streven, waarvan het eerste nummer in december 1931 verscheen.Van alumniblad werd Streven in 1933 een officieel cultureel maat­schappelijk tijdschrift, een uitgave van de Societas Jesu, de Jezuïeten. Wat Vlaams en christelijk was kon op goedkeuring van Streven rekenen. Wat uit het buitenland kwam of een modernistische inslag had, werd veroordeeld of gewoon genegeerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog lagen de artikelen in de lijn van de Nieuwe Orde.[20] Na de oorlog werd De Raedemaeker één van de grote promotoren van het jezuïetenweekblad De Vlaamse Linie.[21] In oktober 1947 bracht hij met pater J. van Heugten, de hoofdredacteur van het Nederlandse Katholiek Cultureel Tijdschrift (KCT), de samensmelting tussen KCT en Streven tot stand.[22] Hierdoor werd Streven een gezamenlijke onderneming van Vlaamse en Nederlandse Jezuïeten. De Raedemaeker bleef tot 1953 Vlaams hoofdredacteur.

Streven stelde zich tot aan het einde van de jaren vijftig de intellectuele emancipatie van de Vlaamse katholieken tot doel. De redactie trachtte via Streven invloed uit te oefenen op de maatschappelijke ontwikkelingen, een typisch jezuïtische karaktertrek.[23] In de bijdragen kwamen de volgende onderwerpen aan bod: de rechten van de mens, menselijk relaties, techniek en organisatie, dienstweigering, euthanasie, wetenschappelijk en marxistisch hu­manisme en de toekomst van het katholicisme. De artikelen getuigden van een behoudsgezind katholicisme.

Van 1957 tot 1973 had Frans Van Bladel de leiding over de Vlaamse redactie. Tot 1963 was J. van Heugten s.j.[24] en tot 1973 Adriaansen s.j. zijn Nederlandse tegenhanger. Streven veranderde onder het (gedeelde) hoofdredacteurschap van Van Bladel van een apos­tolisch blad in een blad waarin christelijke intellectuelen openlijk en openbaar naar een modus vivendi met de moderne geseculariseerde cultuur en samenleving zochten. Het tijdschrift werd aldus een forum van reflectie en discussie over de christelijke identiteit.

De programmaverklaring van de Vlaamse redactie in 1978, opgesteld door de theatercriticus Carlos Tindemans en geredigeerd door Frans Van Bladel, vatte goed samen waarvoor Streven stond (en staat). De Vlaamse redactie wilde (...) een groep vormen van christelijke signatuur, van intellectueel geïnteresseerde lezers met een pluriforme en open opstelling. Zij zagen Streven als een middel om te werken aan de bewustwording, verkenning en evaluatie van de cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen.[25] Deze programmaverklaring werd geschreven in het eerste nummer van de Vlaamse editie van Streven. Naar aanleiding van spanningen en verschillende visies hadden de Vlaamse en Nederlandse redacties besloten om ieder hun eigen weg te gaan.

Aan de Nederlandse editie van Streven kwam reeds in december 1980 een einde. Dat was voornamelijk te wijten aan personeelstekort. Er waren te weinig Jezuïeten om het in leven te houden en het was blijkbaar niet denkbaar het blad in handen te geven van leken. Het Vlaamse Streven kon slechts een klein deel van de Nederlandse abonnementen recupereren.[26]

In 1991 was er van Nederlandse zijde weer interesse om tot samenwerking te komen. Het was de programmaverklaring van de Vlaamse redactie uit 1978 die hen aantrok.[27] Het grote verschil met het vorige Nederlands-Vlaamse blad is dat er nu slechts één redactieteam is met Vlaamse en Nederlandse redacteurs.

 

 

3.2 Streven en zijn lezers

 

In 1958 had Streven tweeduizend, in 1971 zesduizend betalendeabonnees.[28] Het aantal lezers lag echter veel hoger vermits het maandblad goed verspreid was in openbare en universitaire bibliotheken. In de bibliotheek van de Universiteit Antwerpen zijn alle nummers sinds 1933 bewaard. De aantekeningen in de marges bewijzen dat Streven veel wordt gebruikt als bronmateriaal voor werkstukken en scripties.

Onder de lezers bevonden zich politici, academici, journalisten en leiders van kerk en drukkingsgroepen. In 1971 werd een enquête gehouden bij de lezers waaruit bleek dat 92% van de lezers leken waren.[29] Deze groep werd op basis van het beroep verder ingedeeld.

 

Tabel 2: verdeling lezers Streven naar beroep in 1971. (exclusief geestelijken)

Bron: 'Streven en zijn lezers', Streven september (1971) 1133.

 

Men stelde in deze enquête bovendien vast dat de lezersgroep in Vlaanderen opmerkelijk jonger was dan in Nederland.[30] Streven werd ook hoofdzakelijk door katholieken gelezen.[31]

3.3 Auteurs en bijdragen

 

Onder de auteurs bevonden zich veel academici, hoogleraren en universitaire docenten.[32] Het tijdschrift opende in den regel met een theologisch of religieus georiënteerd artikel. Daarna volgden bijdragen van zowel religieuzen als leken. Veel artikelen gingen over geloofs- en kerkaangelegenheden. Tussen april 1959 en maart 1974 was de verdeling als volgt:

 

Tabel 3: Aantal bijdragen in Streven per onderwerp 1959-1973

 

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

Tot.

Editoriaal

 

6

7

6

5

 

 

 

 

5

10

6

2

 

 

47

Godsdienst en theologie

12

15

18

16

19

19

20

16

13

27

15

8

4

9

5

216

Letterkunde

13

15

12

18

18

15

12

18

11

9

13

15

13

12

13

207

Sociale wetenschappen

34

31

21

14

13

17

16

10

11

23

15

21

30

28

17

301

Onderwijs

 

 

 

3

3

5

2

 

 

 

 

 

 

 

 

13

Kunst en cultuur

15

26

17

14

11

18

22

34

23

21

20

26

12

4

11

274

Geschiedenis

4

8

2

6

5

2

3

2

1

 

 

 

2

 

2

37

Filosofie

2

 

5

3

4

4

2

8

7

4

11

7

5

9

6

77

Wetenschap

10

5

9

9

9

6

3

9

7

4

4

 

2

 

 

77

Politiek

10

13

11

6

5

8

14

5

9

16

16

15

17

20

17

182

Biografie

 

 

 

4

3

1

 

1

 

 

2

 

 

 

 

11

Varia

2

1

2

 

 

1

 

1

5

2

7

6

 

4

3

34

Totaal

102

120

104

99

95

96

94

104

87

111

113

104

87

86

74

1476

 

De bijdragen over godsdienst en theologie stegen tot 1964, het einde van het tweede Vaticaans Concilie. Het hoogste aantal werd gehaald rond 1968, de periode van de encycliek Humanae Vitae. Daarna publiceerde Streven aanmerkelijk minder over dit thema.

 

Figuur 1: evolutie bijdragen in godsdienst en theologie

 

De bijdragen over politiek verdubbelden tussen 1959 en 1972. Deze stijging was procentueel nog uitgesprokener omdat het aantal bijdragen daalde. In deze cijfers is geen rekening gehouden met het politiek overzicht - internationaal, België en Nederland - dat sinds 1961 elke maand in Streven verscheen.

Dezelfde evolutie kan ook afgeleid worden uit het aantal stukjes in de rubriek Forum verscheen.

 

Tabel 4: aantal bijdragen in Forum per onderwerp 1959-1973

jaren

59

60

61

62

63

64

65

66

67

68

69

70

71

72

73

Tot.

Godsdienst en theologie

11

4

12

10

6

7

6

8

7

4

4

2

5

5

4

95

Letterkunde

7

8

4

3

2

4

13

13

11

3

0

4

4

2

3

81

Sociale wetenschappen

2

6

5

5

6

2

2

4

7

1

6

5

5

7

1

64

Onderwijs

 

 

0

0

0

1

1

0

0

0

0

0

0

0

0

2

Kunst en cultuur

7

6

7

2

4

13

22

14

14

4

7

12

4

5

5

126

Geschiedenis

2

2

0

0

1

0

3

1

3

0

0

0

0

0

1

13

Filosofie

2

1

0

0

1

2

4

1

3

3

1

1

7

3

1

30

Wetenschap

1

1

0

2

1

0

0

0

1

1

1

0

0

0

0

8

Politiek

5

1

1

0

0

2

2

5

2

0

1

4

9

7

8

47

biografie

 

2

0

1

1

0

0

2

1

0

0

0

0

0

0

7

Varia

3

2

0

0

0

4

6

0

1

1

0

4

5

2

1

29

Totaal

40

33

29

23

22

35

59

48

50

17

20

32

39

31

24

502

 

 

De bijdragen over politieke kwesties maakten in 1973 een derde uit van het totale aantal artikelen.

 

Figuur 2: evolutie bijdragen in Forum

 

Zoals hierboven reeds vermeld, richt(te) Streven zich op de intellectueel geïnteresseerde mens. Deze mens moest zich echter een progressief profiel aanmeten. De Vlaamse socioloog Jacobs plaatste in 1988 Streven tussen de christen-democratische en sociaal-democratische ideologie samen met Kultuurleven van de Dominicanen en de Gids op Maatschappelijk Gebied van het ACW.[33]

Frans Van Bladel heeft ooit het idee geopperd om met Kultuurleven te fusioneren. Dit stuitte echter op een resoluut 'njet' van de toenmalige hoofdredacteur van Kultuurleven.[34]

 

Figuur 3: intellectuele kernen in Vlaanderen

Bron: D. Jacobs, 'Intellectuele kernen in Vlaanderen, een aanzet', Kultuurleven 55 (1988) 328-329.

 

 

4 Streven 1950-1973

 

4.1 Van conservatief naar progressief

 

Door de economische groei, de technologische ontwikkelingen, de grotere mobiliteit, de individualisering, de televisie en onder invloed van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965), kwam er in de jaren zestig binnen de katholieke kerk een veel grotere openheid voor de moderne wereld.[35] De fundamenten van de kerkelijke moraalleer werden ondergraven door de toegenomen welvaart, maar ook doordat binnen de kerk zelf een vernieuwingsbeweging op gang kwam. De oude, populaire paus Johannes XXIII deed een oproep tot vernieuwing. Velen zagen dit Aggiornamento als een aanpassing van het katholicisme aan de moderne wereld.[36]

Geïnspireerd door het werk van de Franse filosoof Teilhard de Chardin s.j. identificeerde een aantal concilievaders de christelijke hoop met het moderne vooruitgangsgeloof. De Vlaamse dominicaan Edward Schillebeeckx, theologisch adviseur van het Nederlandse episcopaat, schreef een revolutionaire verhandeling over de bisschoppelijke collegialiteit. Vele bisschoppen volgden Schillebeeckx en riepen in emotionele pleidooien om meer democratie, bisschoppelijke collegialiteit en afschaffing van de macht van de curie. Niet de paus alleen, maar de paus samen met de bisschoppen zou moeten beslissen. Tweeduizend bisschoppen, de overgrote meerderheid, stonden achter de vernieuwing.[37]

Toen het Vaticaans Concilie werd afgesloten, leefde de verwachting dat er uitspraken gedaan zouden worden over de seksuele ethiek en over de verhouding tussen man en vrouw. Het slotdocument van het concilie, Gaudium et Spes, benadrukte het belang van een verantwoorde vruchtbaarheid.[38] Paulus VI, de opvolger van Johannes XXIII, hulde zich echter in stilzwijgen. Pas in juli 1968 werd de encycliek Humanae Vitae uitgebracht. De katholieke kerk trok zich op de oude stellingen terug en kondigde een restrictieve huwelijksmoraal af.[39] Vernieuwing had plaats gemaakt voor restauratie. In de strijd tussen moderniteit en antimoderniteit kozen veel gelovigen voor de eerste, de gevestigde kerk voor het laatste.

Daarom is het interessant om te kijken naar het katholiek cultureel-maatschappelijk maandblad Streven. In de jaren vijftig, zestig en zeventig verschenen er verscheidene artikelen over huwelijk, gezin, seksualiteit, anticonceptie en abortus. Aan de hand van deze artikelen analyseren we of, en zo ja hoe, de visies over de modernisering van de katholieke normen en waarden, toegespitst op huwelijk, gezin, seksualiteit en geboorteregeling, evolueerden.

 

 

4.2 Streven in de periode 1950-1958: de 'stille' jaren vijftig

 

Tot het hoofdredacteurschap van Frans Van Bladel in 1957 volgde Streven op het punt van huwelijk en gezin alleen de orthodoxe lijn, zoals deze door Rome werd aangegeven. Deze orthodoxe lijn was gebaseerd op de encycliek Casti Connubii van Pius XI uit 1930, bevestigd door Pius XII in 1951. Men kan deze huwelijksmoraal samenvatten met de volgende punten: huwelijkstrouw, verbod op echtscheiding, verbod op seks voor of buiten het huwelijk, autoritaire opvoeding, kinderzegen en traditionele rolmodellen voor de huwelijkspartners. Als geboortebeperking was alleen de periodieke onthouding toegelaten.[40]

Ik geef drie voorbeelden die goed de teneur weergeven van de artikelen die tussen 1950 en 1958 over deze onderwerpen verschenen.

 

Echtscheidingen als verschijnsel van de Amerikaanse samenleving[41]

In dit artikel van december 1951 werd echtscheiding nog beschouwd als een berucht aspect van de Amerikaanse samenleving, waaraan de Amerikaanse cultuur mede zijn kwade reputatie had te danken. De auteur verdacht de individuele Amerikaan ervan de christelijke moraal te negeren. Echtscheiding was een gevolg van het individualisme, dat op zijn beurt leidde tot ontwaarding van huwelijk en afbrokkeling van het gezinsleven waardoor de belangen van het kind werden geschaad. Deze belangen zouden het best behartigd worden in een onverbreekbaar huwelijk. In dit huwelijk was voor de auteur ook geen plaats voor enige vorm van tegennatuurlijke geboortebeperking. Een bijkomende factor voor de achteruitgang van het traditionele gezin was de toenemende beroepsarbeid van de gehuwde vrouwen. De auteur zag in de praktijk van de echtscheidingen een analogie tussen de Amerikaanse samenleving en het Late Romeinse Rijk.

 

Gezinsproblemen van deze tijd[42]

In november 1953 schreef Dra. G. Wintermans een artikel over de Gezinsproblemen van deze tijd. Daarin zocht zij een verklaring voor de crisis in het gezinsleven. Zij vroeg zich ondermeer af of (...) uithuizigheid, echtscheiding, weigering van kinderzegen, kinderverwaarlozing en andere symptomen van gezinsverval zo frequent zijn? In haar antwoord stelde zij dat de oplossing zou liggen in een herwaardering van het gezinsleven met het ontwikkelen van bekwaamheden zoals naaien en borduren als bijdrage aan de huiselijke gezelligheid. Voor de auteur kreeg (...) ook de huishoudelijke ontwikkeling van de meisjes een veel bredere betekenis dan alleen een materiële. Hoog boven de betekenis voor de nationale economie en de volksgezondheid, voor zuiniger huishoudelijk beheer en beter verzorging van de individuen staat de waarde voor de gezondheid van het gezinsleven van degelijke huishoudelijke kennis van de huismoeders.

 

Evangelie en Huwelijksbeleving[43]

In oktober 1958 verscheen dit artikel van de hand van pater S. Trooster s.j.. Het was een theologische verantwoording van het kerkelijk standpunt. Voor de auteur was (...) vruchtbaarheid in het huwelijk een zending van Godswege. Voor hem bleek in de onverbrekelijke huwelijksband de vruchtbare wederzijdse liefde van man en vrouw en was de huwelijksdaad die de wil tot vruchtbaarheid uitsluit heiligschennend, tegennatuurlijk en zwaar zondig.

Dezelfde auteur schreef dat jaar nog een stuk over geboortebeperking waarin het laatste standpunt herhaald werd.

 

 

4.3 Streven in de periode 1958-1968: Streven moderniseert

 

Vanaf het Vlaamse hoofdredacteurschap van Frans Van Bladel in 1957 verschenen er meer en meer bijdragen met progressief-katholieke standpunten. Ook op het punt van gezin, seksualiteit en geboorteregeling werd de vraagstelling progressiever. Dit kwam goed tot uiting in het artikel van H. Hendrickx s.j. in het nummer van februari 1959.[44] Het rekende af met het traditionele gezin dat de auteur een schijngezin noemt. '(...) Het wil de schijn ophouden tot het vorige type te behoren (het gesloten 19e-eeuwse gezinstype), maar het is uitgehold door de sociale druk. Er zijn innerlijke spanningen omdat de vrouw aan haar man zijn uithuizigheid verwijt, of omdat de man weigerachtig staat tegenover de emancipatie van de vrouw, of omdat de ouders aan hun kinderen een gezelligheidsideaal willen opdringen waarin ze zelf niet meer geloven. Dit type komt (...) talrijk voor in België en Nederland zeker in katholieke kringen; jammer genoeg, want dit saaie gezin maakt het gezinsleven gehaat.'

Hendrickx hield hier overduidelijk een pleidooi voor het open gezin waarin een evenwicht moest bereikt worden tussen gezin en samenleving, aangepast aan de eisen van de moderne samenleving. 'Man en vrouw, stelde hij, knappen samen het gezinswerk op; de kinderen worden er vanaf 16 jaar niet meer autoritair behandeld.'

Maar de meer behoudende redactieleden deelden deze opvatting niet. In oktober 1960 verscheen een bijdrage van Dr. J. Holt met een bevestiging van de traditionele visie op huwelijk en seksualiteit.[45] In een redactioneel artikel in het nummer van januari 1962, De actuele huwelijksproblematiek, constateerde men dat de mensheid in een overgangstijd verkeerde waarin praktisch alle gevestigde - en dus ook katholieke - waarden opnieuw werden herzien.[46] Tegen deze achtergrond stelde men de gewetensvraag die bij veel christenen naar boven kwam, '(...) de gewetensvraag die hen confronteert met het goed van huwelijk en gezin. Het goed van het huwelijk brengt (...) mee dat de mens (...) werkelijk man en vrouw zijn en in de dagen van het aardse bestaan in geregelde herhaling één worden. Het goed van hun gezin - uit deze volwaardige eenheid gesproten - brengt mee dat zij zich verheugen in hun kinderen aan wie zij hun gezamenlijke leven schonken. Dit (...) wordt door het kwaad bedreigd (...) naarmate de mens zich menselijker ontplooien wil en minder geneigd is zijn leven en toekomst aan de kringloop van een anonieme natuur over te laten. (...) Wanneer de mens echter zijn procreatie tot een bewuste keuze maakt, raakt hij aanstonds aan zijn sexualiteit en daarmee aan zijn huwelijk.'

Enerzijds had dit artikel nog een traditionele inslag. De man (niet de vrouw!) kreeg als gebod dat hij nooit mocht opteren voor de uitweg der anticonceptie.

Anderzijds, schreef de redactie dat het kind niet louter doel is van huwelijk en sexuele activiteit. De man moest de vrouw beminnen om haar zelf, de vrouw de man ontvangen om hem zelf. Dat daardoor het mensdom door de anticonceptie te weinig zou groeien, was geen zorg van de kerk. Dit kan men moeilijk een orthodoxe visie noemen.

Wat vond de auteur van dit redactioneel dan strijdig met de leer van de Kerk? Waarom was voor hem anticonceptie ontoelaatbaar? Zijn antwoord luidde dat semen en ovulum authentiek en volwaardig menselijk leven bevatten: de eenwording bestaat in de gave van het eigen mannelijke, bezielde leven aan de vrouw. (...) Dan zou de weigering van het semen neerkomen op een weigering van authentiek menselijk leven. Het artikel eindigde met een hoopvol beeld voor de toekomst.De christelijke overdenking der geheimen van sexe en liefde, van vruchtbaarheid en huwelijk zou stof moeten bieden voor verdieping en bezinning. Voor de auteur was het een geluk dat men leefde in een tijd waarin deze benadering (...) het weer ging winnen van de simplificaties en abstracties, waarin een zeker rationalisme ons gevangen hield.'

Het artikel had enkele modernistische trekjes maar was globaal nog traditioneel. Direct na dit editoriaal volgde echter een andere bijdrage, getiteld De impasse van het geweten, met een totaal andere benadering om tot een doorbreking van de feitelijk gewetensnood te komen. [47] Men constateerde dat zeer veel christenen (...) uitgerekend op dit punt , nl. dat van de huwelijkskuisheid, in een impasse verkeerden. Men vond dat niemand meer al te gauw zou beweren dat het verlangen naar de normale gemeenschap in eerste instantie werd ingegeven door een duistere lust die men dan maar met Gods genade moest bedwingen door onthouding, al of niet periodiek. (...) Het huwelijksverlangen echter was een normaal en positief menselijk goed. Het is duidelijk dat er binnen Streven verschillende visies waren over deze problematiek.

In het volgende nummer van februari 1962, Psychohygiëne en huwelijksbeweging, ging de polemiek verder.[48] De Nederlandse auteur Den Ottolander vroeg zich af of men geen tegennatuurlijke sexuele zelfverminking eiste, als men zelfs in het huwelijk voorbehoedmiddelen of coïtus interruptus verbiedt (...)? Hij was de mening toegedaan dat iedere ingreep ongeoorloofd is die onze geslachtsdaad van haar gevolgen wil beroven. Dit maakt duidelijk in welk kamp we de auteur moeten plaatsen. Hij beschouwde het standpunt van de kerk inzake geboorteregeling en huwelijkstrouw als onherroepelijk maar liet nog een deurtje open voor 'verdieping'.

De bijdrage van de Nederlandse pater P. Schoonenberg s.j. in Streven van maart 1962 handelde over het huwelijk in heilshistorisch perspectief.[49] Hier werd op basis van het Nieuwe en Oude Testament aangetoond dat het huwelijk onontbindbaar is. Hij citeerde:

'Wat God derhalve heeft verbonden, mag een mens niet scheiden' (uit Matteus 19:6). Voor hem was geslachtelijke gemeenschap voor de huwelijkssluiting uitgesloten. Zelfs de belofte van trouw bij de verloving zou niet voldoende zijn omdat dan de verbintenis nog niet ten volle in de Heer is.

De maand daarop had Schoonenberg reeds een volgende bijdrage klaar, De zin van het huwelijk.[50] Het was een verdediging van de encycliek Casti Connubii van Pius XI. In deze encycliek werden de opvattingen van het kerkelijk wetboek gehandhaafd. Volgens deze codex was het primaire doel van het huwelijk het voortbrengen en opvoeden van kinderen. Het secundaire doel was de wederzijdse hulp en het genezen der begeerlijkheid. (can. 1013 §1) Schoonenberg verbond het primaire doel aan de ongeoorloofdheid van anticonceptuele praktijken. Daarbij werd ook elke vorm van kunstmatige inseminatie afgewezen. Opmerkelijk was wel zijn standpunt over het secundaire doel. Hij leidde hieruit af dat de parende individuen zelf door hun paring worden verkwikt en gestimuleerd. Voor deze pater was een actief seksueel leven tussen de gehuwden dus heilzaam. Hij besloot dat de opbouw van een gezin het resultaat is van de liefdeband tussen de gehuwden zodat deze door hun schenkende liefde aan de kinderen (...) elkander voltooien tot de volle menselijkheid van het ouderschap.

In april 1964 publiceerde pater Adriaansen s.j. een bijdrage over de Her-ontdekking van de seksualiteit.[51] Adriaansen was pater van Heugten s.j. in 1963 opgevolgd als hoofdredacteur van de Nederlandse redactie van Streven. Adriaansen was behoudender in zijn opvattingen in vergelijking met zijn Vlaamse collega Van Bladel.[52] Deze tegenstellingen zouden dan ook merkbaar worden in hun bijdragen over abortus in 1973.

De bijdrage van de Nederlandse pater G. Mulders s.j., Het persoonlijke geweten, laatste norm?, was een pleidooi voor vrije gewetensontplooiing, van de katholiek in zijn kerk, voor een moderne manier van denken in de geest van het tweede Vaticaans Concilie.[53] Deze vrijheid zou dan ook gelden bij gewetensvragen zoals nieuwe methodes voor de regeling van de menselijke seksualiteit.

Streven publiceerde direct na dit artikel een verduidelijking van dr. de Vink, Het persoonlijke geweten en de planning.[54] Hoe duidelijk dit artikel was blijkt uit de volgende citaten:

Is het de mens geoorloofd met de huidige kennis van het natuurprobleem, het natuurnoodwendige proces der ovulatie en derhalve ook de fertiliteit naar believen stil te leggen en te regelen?

Alle gelovige auteurs stellen zich op het standpunt, dat een totale verhindering van de conceptie in elk geval ongeoorloofd is. Is dit echter hetzelfde bij een tijdelijke onderbreking van de vruchtbaarheid? Neen, dit zal iedereen beamen.

en verder:

(...) maar men passe op, niet af te glijden in emotionele ontladingen van één of andere partij, waarbij de mens als redelijk schepsel Gods gediskwalificeerd wordt als een nummer, dat volgens een bepaald stramien moet leven om daardoor de eeuwige zaligheid te bereiken.

Dit artikel kon zonder gevolgen in Streven verschijnen. Artikelen met dezelfde teneur in het jezuïetenweekblad De Linie leidden tot het opheffen daarvan.

 

4.4 1968 Streven en de encycliek Humanae Vitae

 

'Aan de eerbiedwaardige broeders
patriarchen, aartsbisschoppen, bisschoppen
en de overige plaatselijke gezagsdragers
die in vrede en gemeenschap leven
met de Apostolische Stoel
Aan de geestelijkheid en de gelovigen
van de gehele katholiek gemeenschap
en aan alle mensen van goede wil
over de gehele aarde

Over een juiste geboortenregeling'

 

 (Aanhef van de encycliek Humanae Vitae)[55]

 

Streven leek na 1964 te wachten op een teken van leven uit Rome na het afsluiten van het Vaticaans Concilie. Tot 1968 verschenen er geen bijdragen over huwelijk, gezin en seksualiteit. Het stuk van Bernardine Bishop, De toekomst van de vrouw, had de rol van de vrouw in de kerk als thema.[56] De bijdrage van de Leuvense hoogleraar S. De Batselier, De geperverteerde mens, ging over afwijkend seksueel gedrag.[57]

In juli 1968 verscheen de encycliek Humanae Vitae waarin een restrictieve huwelijksmoraal werd afgekondigd. In de encycliek werden de ongeoorloofde middelen ter geboortenregeling verworpen zelfs om therapeutische redenen.[58] Het antimodernisme leek de kerk te heroveren.

Het was de periode waarin de anticonceptiepil meer en meer opgang maakte en als een bevrijding werd beschouwd.[59] De exclusieve band tussen seksualiteit en voortplanting was nu echt doorbroken. Vrouwen konden een eigen seksueel leven leiden met geringe risico's van zwangerschap. De roemruchte encycliek Humanae Vitae van paus Paulus VI uit 1968 ging bij het grote publiek door voor het wapen dat de Rooms-katholieke Kerk in stelling bracht tegen het toenemende gebruik van voorbehoedsmiddelen in de Westerse wereld. De encycliek werd dan ook een bron van verzet zowel binnen als buiten de kerk. Het werkte de vervreemding van de kerk die de progressieve kerkleiders zo moeizaam hadden geprobeerd te vermijden, alleen maar in de hand. Geen enkele encycliek heeft zoveel beroering gewekt bij het grote publiek.[60]

De paragrafen over het gebruik van voorbehoedsmiddelen vormden toen al een achterhoedegevecht tegen een bijna algemeen aanvaardgebruik.[61] Katholieken overwonnen hun schroom doordat medici het middel voorschreven om onregelmatige menstruatie te reguleren. Dat de vrouw daardoor periodiek onvruchtbaar was, was dan mooi meegenomen.

De vooraanstaande Belgische kardinaal Suenens was geschrokken van de seksuele moraal die Humanae Vitae voorstond.[62] Hij stelde zich echter loyaal op en trachtte met de Belgische bisschoppen, trouw aan de Romeinse tekst, zijn zeilen aan te passen aan de wind.[63] Dit is opmerkelijk als men deze houding vergelijkt met die van de Nederlandse collega's.[64] In Nederland moest 'Rome' ingrijpen o.a. door het benoemen van twee conservatieve bisschoppen.[65] De encycliek heeft in Vlaanderen geen invloed gehad op het gedrag van de gelovigen. Zo zouden de Katholieke Arbeiders Vrouwen (KAV) in 1973 deelnemen aan een voorlichtingscampagne over anticonceptie.[66]

In het editoriaal in Streven van oktober 1968 dat voorafging aan het artikel, Naar aanleiding van de encycliek 'Humanae Vitae', van de Duitse theoloog Karl Rahner s.j. sprak de redactie zich uit tegen de encycliek.[67] Men stelde de vraag of deze encycliek een gezonde vorm van uitoefening van het universele leergezag in de kerk was. Het antwoord van de redactie was ontkennend.

Om drie redenen had de redactie kritiek op Humanae Vitae: vanwege de manier waarop de encycliek tot stand was gekomen, vanwege de inhoud en tenslotte vanwege het gebrek aan dienstbaarheid van de paus. In het daaropvolgend nummer nuanceerde Adriaansen dit standpunt enigszins.[68] Dat wijst er op dat Van Bladel en Adriaansen niet volledig dezelfde opinie hadden. Merkwaardig was wel dat Adriaansen deze bemerkingen maakte uit naam van de redactie in een editoriaal. Hij was van mening dat feiten en ideeën pas kunnen worden geïnterpreteerd wanneer men er van nabij kennis heeft van kunnen nemen.

Rahners artikel telde negentien bladzijden wat ongebruikelijk lang was voor een bijdrage in Streven.[69] Het toont het belang van het onderwerp. De encycliek werd beschouwd als een herzienbaar leerstuk daar het niet ex cathedra was verkondigd. Voor de auteur werd in de encycliek slechts een streefnorm geformuleerd. De status quaestionis van het artikel was niet om argumenten naar voren te brengen die naar onze opvatting de onjuistheid of tenminste het niet bewezen zijn van de pauselijke norm objectief aantonen maar om duidelijk te maken dat er boven en naast de abstracte mogelijkheid van een onschuldig dwalend geweten in dit concrete geval redenen bestaan voor het feit dat ook een katholiek geweten psychologisch begrijpelijk tot de (subjectieve) overtuiging kan komen, dat het niet gebonden is aan de pauselijke norm. En, stelde de auteur, mocht dan nog de pauselijke norm juist zijn dan moest men er nuchter rekening mee houden dat een groot aantal katholieken het bindend karakter ervan niet erkent of erkennen zal.

Rahner hoopte, zich baserend op de brief die de Duitse bisschoppen naar Rome hadden gestuurd, dat men zou inzien dat de pauselijke uitspraak herzienbaar was en dus aangepast kon worden aan de moderne samenleving. Deze aanpassing is er echter nooit gekomen.[70]

 

 

4.5 1969-1973 Streven en de abortuskwestie

 

Tussen 1969 en 1973 verschenen in Streven verschillende bijdragen over abortus provocatus. Dit was zowel in Nederland als in Vlaanderen een 'hot item'. In 1973 werd de Vlaamse arts en hoogleraar Peers wegens het plegen van abortus in voorarrest geplaatst.[71] Zijn aanhouding maakte een storm van reacties los. Ook in Streven werd de discussie gevoerd. In 1969 gaf A.A. Haspels een Motivatie voor geboorteregeling.[72] In april 1971 schreef A.J. Leijen het artikel, Abortus en universele ethiek, naar aanleiding van het afwijzende standpunt van de Nederlandse bisschoppen over abortus provocatus.[73] In 1972 en 1973 verschenen twee bijdragen overgenomen uit Etudes, het Franse jezuïetenweekblad. Uit onverdachte hoek kwamen onverwachte standpunten.

 

Abortus en eerbied voor het leven[74]

In maart 1972 publiceerde Streven het artikel Abortus en eerbied voor het leven. Dit artikel van de hand van de Franse jezuïet Pierre Antoine was eerder verschenen in Etudes. De schrijver vroeg zich af wat menselijk leven is. Mens zijn is erkend worden, luidde zijn antwoord. Verder verduidelijkte hij dat mens zijn betekent (...) door een menselijke gemeenschap erkend worden als een van die gemeenschap. Antoine vond dat je de ogen niet meer mocht sluiten voor de realiteit door abortus in de clandestiniteit te blijven dringen en blind te blijven voor de duizenden gevallen van uiterste nood. Hij pleitte voor de oprichting van centra voor raadpleging en hulpverlening die niet zouden mogen ontaarden in legale abortusklinieken. Deze centra zouden dan door de ervaring die ze opbouwen een beter inzicht kunnen verschaffen.

 

Een hervorming van de Franse wetgeving inzake abortus[75]

Het rapport dat Streven in april 1973 publiceerde was ook overgenomen en vertaald uit het Franse jezuïetentijdschrift Etudes. Het was een regelrecht pleidooi voor een ver­andering van de Franse wetgeving inzake abortus. Een interdisciplinaire groep van gynaecologen, biologen, psychiaters, theologen waaronder Bruno Ribes s.j. directeur van Etudes, had dit opgesteld. Radio Vaticana noemde dit rapport misleidend en gevaarlijk en wees het af als een verkeerde oplossing.

In dit rapport werd gesteld dat een louter repressieve wetgeving of een struisvogel­politiek niet langer houdbaar was. De auteurs pleitten voor een opener preventief beleid inzake contraceptie om het aantal zwangerschapsonderbrekingen te doen verminderen. Men constateerde echter dat vermindering nog geen verdwijning betekende daar mislukte contraceptie het belangrijkste motief was voor een abortusverzoek. Er was een tendens ontstaan om abortus en contraceptie op gelijke voet te stellen. Men stelde ook vast dat seksualiteit werd losgemaakt van vruchtbaarheid. Een andere tendens was de emancipatie en effectieve gelijkberechtiging van de vrouw die niet meer overgeleverd wou zijn aan de willekeur van de man. Verder stond er dat als een vrouw een kind wil, zij ook zelf wil uitmaken wan­neer.

De auteurs van het rapport trachtten praktische voorstellen te doen voor een hervorming van de wetgeving.

Binnen de redactie werd over dit rapport verschillend geoordeeld. Zowel Van Bladel als Adriaansen gaven hun visie in een apart commentaar. Het lijkt alsof zij beiden een ander rapport hadden gelezen.

Van Bladel zag het al een regelrecht pleidooi voor een ver­andering van de (Franse) wetgeving inzake abortus.[76] Dit rapport was voor hem een nieuwe bijdrage tot het debat voor de regeling op abortus-als-noodoplossing. Hij stelde vast dat velen van dat recht niet wilden horen. Voor hem kon je er echter niet omheen. Hij vreesde dat de kerk weer, zoals bij de discussie over anticonceptiva, een strategische terugtocht ging houden. Voor hem moest er een ethiek komen van de menselijke autonomie, ook ten opzichte van de 'eerbied voor het leven'.

Adriaansen zag in het rapport wel bijzonder interessante kanten, het onderscheid tussen menselijk en wat vermenselijkt is, maar het gaf hem te weinig houvast voor een nadere aanduiding van de al of niet geoorloofdheid van abortus.[77] Hij kon het niet eens zijn met de stelling dat men een recht op abortus wil claimen op grond van een levensopvatting die de rechten van de bestaande mens primair stelt en dus de vrouw wil laten uitmaken of zij een zwangerschap wil laten doorgaan of niet. Men zou dan kiezen, aldus Adriaansen, voor een verregaande autonomie van de mens tegenover het ontstane of reeds bestaande leven. Hij vond het een illusie abstracte normen te willen vaststellen voor een wettelijke regeling daar deze toch altijd weer omgebogen of verdraaid kunnen worden. Hij waardeerde het rapport vooral om de nadruk die de auteurs legden op geboor­teregeling en gezinsopvoeding.

Dit meningsverschil verhoogde de reeds bestaande spanningen tussen beide hoofdredacteurs wat uiteindelijk leidde tot een scheuring in 1978.

 

 

5 De botsing tussen de Vlaamse en Nederlandse redactie.

 

 

5.1 De Linie

 

Frans Van Bladel was sinds 1957 Vlaams hoofdredacteur van Streven maar ook sinds 1962 van het jezuïetenweekblad De Linie-Brussel.[78] Tot 1962 volgde De Linie-Brussel (tot 1954 De Vlaamse Linie) de orthodoxe lijn van Rome. Vanaf het aantreden van Van Bladel, die een progressieve koers voorstond, verschenen er omstreden artikelen onder andere over huwelijk en geboorteregeling. Op 23 augustus 1963 publiceerde De Linie-Brussel een bijdrage van J. Arts s.j., Geweten en kindertal[79], naar aanleiding van de toespraak op televisie over huwelijksliefde en verantwoordelijkheid van Mgr. Bekkers, bisschop van Den Bosch.[80] Arts schreef dat het een groot voordeel was dat door het verschijnen van de pil een toestand was ontstaan, die niet zomaar kon worden afgewezen door de kerkelijke autoriteiten. Dit nieuwe middel kon aan de mensen verantwoordelijk terug gegeven waarop ze recht hadden. Voor Arts was de pil niet tegennatuurlijk. Er volgden nog bijdragen van de Nederlandse psychiater dr. C. Trimbos die vond dat de minachting voor het huwelijk nog krachtig klonken in de gewelven van de Sint-Pieter.[81] Van Arts verscheen nog een artikel over de pil met een louter wetenschappelijke weergave.[82] Dit, samen met een bijdrage van begin 1964, Gesprekken met 3 echtparen[83], had bij de lezers van De Linie-Brussel kwaad bloed gezet. Vele briefschrijvers vroegen een ondubbelzinnig antwoord.[84] Was De Linie-Brussel voor of tegen anticonceptie? Het weekblad verwees naar het artikel van P.G. Mulders s.j., Het persoonlijk geweten laatste norm?, uit het januarinummer van Streven (zie boven).[85] De behandeling van deze kwestie was voor velen, geestelijken en leken, de druppel die de emmer deed overlopen.[86] De pogingen om het weekblad in handen te geven van een lekenbestuur mislukten. [87] De Linie-Brussel werd in maart 1964 opgedoekt. Vroegere lekenredacteurs van De Linie-Brussel zetten het werk voort in De Nieuwe. In het eerste nummer van dit weekblad werd nog verwezen naar het stopzetten van De Linie-Brussel.[88] Voor de katholieke flamingant Michiel Vandekerckhove had De Linie gestalte gegeven aan de vrijheid van onderzoek en de openheid van het katholicisme op merkwaardige wijze door onze bisschoppen in de conciliebijeenkomsten verdedigd. Onder meer op het gebied van de moraal werden stellingen geponeerd (in De Linie-Brussel), die lang reeds in het verborgene leefden maar nog onvoldoende openlijk aan de dag waren getreden in intellectuele discussie. Voor hem werd deze poging in het zand gesmoord, niet om financiële redenen; misschien om "de steriele twisten" waarin het weekblad een onafhankelijk en door de partijpolitici niet zeer gewaardeerd geluid heeft doen klinken, hoogstwaarschijnlijk om het geheime optreden van enkelen die slechts één waarde kennen, nl. het conservatisme.[89]

Hoe komt het dat er aan Streven niet geraakt werd? Belangrijke redenen waren waarschijnlijk het intellectuele lezerspubliek, de kleine oplage en het feit dat Streven zich veel minder op het politieke terrein begaf.[90] Er was echter ook steun van progressieve Vlaamse jezuïeten en leken die hadden gepleit voor een versterking van De Linie-Brussel. De Nederlandse jezuïet C. Kerremans die voor het generalaat een inspectie uitvoerde bij De Linie-Brussel, verklaarde aan Frans Van Bladel dat één groep jezuïeten hem zei '(...) als je iets wil doen voor de Jezuïeten in Vlaanderen moet je De Linie versterken. De anderen zeggen: als je iets wil doen voor de Jezuïeten in Vlaanderen, moet je De Linie afschaffen.'[91]Het lijkt er op dat er een compromis werd bereikt. Voor de conservatieven werd De Linie afgeschaft terwijl de progressieven verder onbelemmerd hun ding konden doen in Streven.

 

 

5.2 Quo vadis? De conflicten en de scheiding

 

In de laatste uitgave van De Linie-Brussel stond een advertentie voor Streven, Streven gaat door, met een inhoudsopgave van het aprilnummer.[92] Daarin was ondermeer sprake van een bijdrage getiteld Herwaardering van de sexualiteit. Vreemd genoeg verscheen in april een bijdrage met ongeveer dezelfde titel, Her-ontdekking van de seksualiteit (zie boven)[93], van Adriaansen. Was dit een foutje of zat hier meer achter? Was de oorspronkelijk voorziene bijdrage vervangen door een artikel met een minder progressieve inhoud? Adriaansen was, zoals inmiddels duidelijk is, veel behoudsgezinder dan Van Bladel. Dat leidde tot verschillende conflicten. Een eerste voorbeeld is het februarinummer van 1961. Van Bladel weigerde een redactioneel van de hand van de toenmalige Nederlandse hoofdredacteur Dr. J. van Heugten s.j., Zonde en tragiek[94]. In de plaats van deze bijdrage wilde Van Bladel een redactioneel van Karel Van Isacker s.j. publiceren. Dit redactionele artikel, Stakingen in België[95], over de gespannen situatie in België naar aanleiding van de stakingen tegen de Eenheidswet, verscheen uiteindelijk in een aparte Vlaamse editie. In de Nederlandse editie van Streven stond het artikel van van Heugten. Het essay, Straatrevoluties in België, van Van Isacker werd wel in beide edities gepubliceerd.[96]

In 1969 was Van Bladel voornemens een artikel te publiceren over het Amsterdamse conflict. De aanleiding was een incident in Amsterdam in verband met het voorgaan in de eucharistieviering van een gehuwde priester. Van Bladel pleitte voor een nieuwe opvatting van de kerk, een nieuwe beleving van eucharistie, een nieuw zicht op het ambt en vooral een nieuwe houding tegenover wereld en realiteit. Men was er getuige van, aldus Van Bladel, hoe nieuwe denk- en leefwijzen de oude deden kraken.

Dit editoriaal is nooit verschenen.[97] Het stootte op een 'veto van de Nederlandse redactie', herinnert Van Bladel zich in zijn bijdrage Het geheugen van Streven, in een speciale uitgave naar aanleiding van het zestig jaar bestaan van het maandblad in 1993.[98]

Een ander incident vloeide voort uit drie artikelen van de schrijver Eric De Kuyper over seksualiteit.[99] De Kuyper presenteerde en becommentarieerde hierin de toen opkomende feministische visies op seksualiteit van onder andere Simone de Beauvoir en Germaine Greer. Wederom was de Nederlandse redactie het met de inhoud daarvan niet eens. De Kuyper mocht zich verdedigen op een bijeenkomst te Breda waar hij, gesteund door de Vlaamse redactie, zijn standpunt uiteenzette. De Nederlanders hielden voet bij stuk en de artikelen werden niet gepubliceerd. In zijn bijdrage aan het speciale nummer van Streven in 1993[100] schreef De Kuyper dat de Nederlandse redactie tijdens die bewuste periode minder progressief was dan de Vlaamse. Dit bleek duidelijk bij een ander conflict.

Dit ontstond in 1973 naar aanleiding van de publicatie in Streven van een artikel uit Etudes[101], Een hervorming van de Franse wetgeving inzake abortus[102]. In het interview dat ik had met Frans Van Bladel, noemde hij deze publicatie 'het strafste' dat hij in Streven heeft gedaan.[103] Zoals eerder aangehaald, verschilde de interpretatie van Van Bladel met die van Adriaansen. Adriaansen heeft dan ook sterk geprotesteerd tegen publicatie van dit artikel. Deze en andere meningsverschillen en conflicten hebben in 1978 geleid tot de splitsing van Streven in een Nederlandse en Vlaamse editie.

In het redactioneel van de eerste Vlaamse editie stelde de redactie dat de opvatting van de redacties in Vlaanderen en Nederland over (...) het blad dat ze eigenlijk wilden maken, eigenlijk niet meer geheel en al dezelfde waren.[104] De Nederlandse redactie wilde, volgens de Vlaamse redactie, (...) de voorkeur geven aan evenwichtige, goed geargumenteerde exposés, met voor en tegen, zonder partij te kiezen voor tendensen en ontwikkelingen die zij als te extreem ervaart.[105] De Vlaamse redactie daarentegen vond (...) dat ze ook alternatieve ideeën een kans moet geven en, omgekeerd, geen plaats vrij moet maken voor ideeën die ze als te behoudend beschouwt.[106] De Vlaamse redactieleden zagen zich als 'agents of change'.[107] De Nederlandse redactie vond zich niet conservatief. Zij was zich echter wel bewust dat veel mensen dit wel vonden.[108] De verdwijning van het Nederlandse Streven was voornamelijk te wijten aan personeelstekort. Men had nog onvoldoende Jezuïeten om het in leven te houden. Het was blijkbaar niet denkbaar om het blad in handen te geven van leken. Ook op dit punt verschilden Van Bladel en Adriaansen. Het was de overtuiging van Van Bladel om Streven op termijn over te dragen aan leken.[109]

6 Conclusie

 

 

We hebben de evolutie van het maandblad Streven besproken van de jaren vijftig tot de jaren zeventig. Samenvattend kun je deze zo omschrijven: voor het aantreden van Frans Van Bladel was Streven conservatief, de opvattingen van de kerk werden slaafs gevolgd. Streven maakte deel uit van de katholieke pers die in de jaren vijftig nog gold als klankbord, spreekbuis en opvoedster van het katholieke Vlaanderen. Onder Van Bladel veranderden deze standpunten. Hij koos toen resoluut voor vernieuwing. Er was invloed uit Nederland, veel bijdragen werden overgenomen uit De Linie-Amsterdam. De Linie-Amsterdam was eind jaren vijftig al enige malen in conflict geraakt met 'Rome'.[110] Van Bladel werd in 1962 ook hoofdredacteur van De Linie-Brussel waar hij ook de progressieve stem liet doorklinken. De evolutie naar progressivisme was een aanvoelen door Van Bladel van wat op komst was.[111] De toenmalige redactie van De Linie was overtuigd dat in Vlaanderen evenveel leefde als in Nederland, maar dat dit alles meer 'ondergronds' gebeurde.[112] In 1964 werd De Linie-Brussel echter opgedoekt. Streven mocht blijven bestaan en bleef dan ook tegen de haren van velen instrijken.

Streven nam ten opzichte van huwelijk, gezin, seksualiteit en geboorteregeling meer en meer een progressieve houding aan en stelde veel traditionele katholieke standpunten in vraag. De Nederlandse co-hoofdredacteur aan de zijde van Van Bladel, eerst van Heugten dan Adriaansen, had echter een behoudsgezinde signatuur. Men kan zeggen dat beiden vertegenwoordigers waren van de orthodoxe, preconciliaire strekking binnen de katholieke kerk. Hun standpunten waren nog meer in de lijn van de encycliek Casti Connubii uit de jaren dertig.

Ook wat betreft Humanae Vitae hadden de beide hoofdredacteurs verschillende opinies. Adriaansen luchtte zijn mening in een apart editoriaal doch uit naam van de redactie. Hieruit kan men afleiden dat hij niet alleen stond binnen Streven.

Deze 'moderniseringsstrijd' binnen de redactie van Streven kreeg zijn hoogtepunt naar aanleiding van enkele ophefmakende bijdragen over abortus provocatus. Vooral het rapport dat was overgenomen uit Etudes heeft de spanning tussen beide kampen binnen de redactie verder doen stijgen. Beide hoofdredacteurs gaven een andere interpretatie van het rapport.

We ontzenuwen in deze studie dus enigszins het beeld van het conservatieve Vlaanderen en het progressieve Nederland.

Dit beeld van het behoudsgezinde Vlaanderen kon ontstaan omdat het moderniseringsproces in Vlaanderen nog onvoldoende is onderzocht. Te veel wordt gekeken naar de situatie in Nederland en de Verenigde Staten, hoe dit proces zich daar voltrok. De Vlaamse samenleving blijkt echter anders te zijn. De redenen hiervoor zijn o.a. de communautaire problemen, het niet verwerkte verleden van de Tweede Wereldoorlog, de niet verdwenen zuilencultuur, underdogfrustratie van de Vlaming enz.

Het Nederlandse debat over een generatieconflict in deze jaren kan dus niet zomaar overgenomen worden. Zoals reeds in de inleiding gesteld is, nuanceert James Kennedy dit beeld enigszins in zijn boek Nieuw Babylon.[113] Nederland ontwikkelde zich op korte termijn van traditioneel, bekrompen, godsdienstig land tot het land dat een gids is voor de wereld. Hij toont aan dat deze ontwikkelingen in Nederland vrij vlot verliepen. De belangrijkste reden hiervoor, stelt Kennedy, waren de denkbeelden en het gedrag van de Nederlandse elite. Deze elite deed weinig moeite om een status-quo te behouden, niet door vooruitstrevendheid maar door de overtuiging dat de veranderingen niet meer tegen te houden waren. Ze was bereid zich aan te passen aan aanzienlijke sociale en culturele veranderingen.[114] Het is ironisch dat de "culturele revolutie" van de jaren zestig werd vergemakkelijkt, gestuurd en zelfs aangemoedigd door gematigde en in wezen ouderwetse elites.[115]

Het was voor deze elite dat Streven schreef. De evolutie in visie van de bijdragen in Streven loopt dan ook gelijk met deze veranderende mentaliteit. De mentaliteit binnen de katholieke kerk was na de vernieuwingspogingen van de jaren zestig echter terug conservatief. Men zou dan ook verwachten dat deze conservatieve reflex ook tot uiting zou komen in het toch nog katholieke weekblad. Modernisten en antimodernisten bleven de degens kruisen. Dit verschil in visie binnen de redactie leidde tot verscheidene conflicten over abortus, anticonceptie en huwelijksmoraal die uiteindelijk in 1978 de splitsing van Streven tot gevolg hadden. Het behoudende Nederlandse Streven kon het maar twee jaar uitzingen. Het meer progressieve Vlaamse Streven overleefde echter en werd begin jaren negentig terug een volwaardig modern Groot-Nederlands maandblad.

 

 

Literatuurlijst

 

Bijdragen uit Streven (chronologisch):

 

 

Geraadpleegde literatuur:

 

Personalia

 

 

 

Lijst met gebruikte afkortingen:

 

 

Bijlage

 

Fragment interview met Frans Van Bladel op 1 juni 2004. Hierin blikt hij terug op de eerste periode van zijn hoofdredacteurschap:

 

'Je mag niet vergeten dat er toen twee redacties waren, één in Nederland en één hier. En wij, ik vooral, lag nogal vaak in conflict met de Nederlandse redactie, met Adriaansen en zijn voorganger van Heugten. Er is een uniek nummer van die periode. Streven verscheen zowel in Nederland als in Vlaanderen juist hetzelfde. De overeenkomst was dat de helft van de tekst van de Vlamingen en de andere helft van de Nederlanders kwam. We moesten overeenkomen welke artikelen we opnamen. Ik ging regelmatig naar Amsterdam, de ander naar hier. Een unieke nummer dateert uit de tijd van de Eenheidswet, 1960/1961. Van Heugten wil een artikel publiceren in Streven over de erfzonde. Ik zei dat dat niet ging, daar praatten we niet meer over, zeker niet zoals hij daar over praatte. Ik wou dat niet publiceren. Op dat ogenblik zat Van Isacker nog bij Streven. Hij had een redactioneel artikel over de staking tegen de Eenheidswet, een maatschappelijk probleem. Ik zei dus dat de Vlaamse redactie het artikel ging publiceren en Nederland publiceert dan maar die erfzonde. Dit is dus een uniek nummer waarin de twee redactionele artikels verschillen. De helft met het editoriaal van van Heugten ging naar Nederland de andere helft met het editoriaal van Van Isacker bleef hier. Je moet er dus soms rekening mee houden als men iets schreef over de actuele huwelijksproblematiek, is dat dan door een Nederlander of door een Vlaming geschreven? Want er kunnen verschillen zijn. Het beste voorbeeld is dat artikel over abortus waar in hetzelfde nummer een redactioneel van mij staat en een redactioneel van Adriaansen. De Nederlandse redactie was toen conservatiever. De Vlaamse redactie van Streven was progressief. Sommige progressieve Nederlanders zijn zeker wel in Streven actief geweest, bijvoorbeeld van Luijk Hij heeft een artikel geschreven in 63/64 over Honest to God van Robinson, een Engelse bisschop. Dat is een boek dat mij in mijn opvattingen geweldig beïnvloed heeft, waar ik geweldig voor was. En ik zie dat een jaar nadien Adriaansen daar ook over schrijft, Robinson en nu verder. Van Luijk verdedigde Robinson, Adriaansen was hiervoor op zijn hoede.

Ik heb ook ervaring gehad met De Linie, een weekblad van de Jezuïeten. dat is ook een bewogen geschiedenis geweest. De Linie is ontstaan uit een Nederlands blad. Ik ben daar twee jaar hoofdredacteur van geweest, tezelfdertijd had ik Streven nog. Maar toen was De Linie[116] in Nederland heel progressief. De Linie[117] nam daar veel uit over. Dat was de tijd van de pil en De Linie verdedigde die pil. Toen stonden wij wel een beetje alleen. Een deel van de progressiviteit is uit Nederland gekomen, via mij. Wij namen die artikelen over en maakten die bij ons bekend. Ik vond dit normaal. Ik heb het blad moeten stopzetten. Van hogerhand, van de Generaal-overste van de Jezuïeten, is er gezegd dat daar mee moest gestopt worden.

Het strafste dat ik in Streven heb gedaan is een vertaling van een artikel over abortus uit Etudes. Daar is sterk tegen geprotesteerd door Adriaansen.

Bij Streven heb ik nooit problemen zoals bij De Linie gehad. In die tijd was het nog zo dat priesters voor ze iets publiceerden hun primaten van de bisschop moesten hebben. Dat had ik voor mezelf, de overste van de Jezuïeten had dat aan mij, aan de redactie van Streven gegeven. Censuur vooraf is er nooit geweest. Achteraf zijn er wel artikelen verschenen waarover lezers, in sommige gevallen weet ik wie dat was, naar Rome schreven. Uit Rome werd dan de opdracht gegeven om het door twee, drie censoren te laten nalezen.

Ik heb zeker een rol gespeeld met het overnemen van progressieve artikelen zoals bijvoorbeeld het artikel uit Etudes van de Franse jezuïet Antoine.

Bij mijn aantreden als hoofdredacteur had ik direct het gevoel dat er iets moest veranderen. Het was op dat moment nog zeker een conservatief blad. Dit heb ik o.a. gedaan met het aantrekken van andere redacteurs zoals Frans Boenders, De Kuiper, Verschaffel, Leo Geerts, Carlos Tindemans. Die naam had ik wel dat ik sommige mensen rond Streven verzamelde, ze noemden dat mijn vriendjes.'

 

home lijst scripties inhoud  

 

[1] A. Marwick, The sixties. Cultural revolution, in Britain, France, Italy and the United States, c.1958-c.1974 (Oxford/New York 1998) 5.

[2] H. Righart, De eindeloze jaren zestig, geschiedenis van een generatieconflict (Amsterdam 1995) 25-31.

[3] J. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw (3e druk; Amsterdam 1999).

[4] M. Hooghe en A. Jooris, Golden sixties: 1958-1973 (Gent 1999) 67.

[5] K. Schuyten en E. Taverne, 1950: Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000) 383.

[6] T. Zwaan ed., Familie, huwelijk en gezin in West-Europa (Heerlen 1993) 240-241.

[7] K. Schuyt en E. Taverne (2000) 24.

[8] Paragraaf op basis van: W. Dumon, Gezien het gezin: feiten en waarden (Leuven 1995).

[9] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 36.

[10] Ibidem, 37.

[11] H. Gaus, Politieke en sociale evolutie van België (Leuven 1992).

[12] T. Luykx, Politieke geschiedenis van België (Amsterdam/Brussel 1973) 432-454.

[13] paragraaf op basis van: L. Huyse, De verzuiling voorbij (Leuven 1987).

[14] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 17.

[15] E.P. Thompson, 'Time, Work-Discipline, and Industrial Capitalism', Past and Present 38 (1967) 56-97.

[16] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 18.

[17] R. Gobijn e.a., De fifties in België, ASLK-galerij (Brussel 1988) 328 en 'Enkele welvaartsindicatoren, België', www.ufsia.ac.be/CSB/tabel%203j.pdf (juni 2004).

[18] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 30.

[19] Paragraaf op basis van de speciale uitgave van Streven in december 1993 naar aanleiding van het zestig jarig bestaan van het blad.

[20] Mededeling van Frans Van Bladel aan de auteur (gesprek 1 juni 2004).

[21] B. Boersema, De Linie, 1946-1963 (Amsterdam 1978) 125.

[22] O. Lankhorst, 'Hoe oud of jong is Streven? Honderdvijentwintig, tweeënzestig, zestig of twee jaar?', Streven december (1993) 973.

[23] R. Laermans, 'Tussen twee stoelen. Over de ongemakkelijk zittende identiteit van Streven.', Streven juni (1990) 783-787.

[24] s.j. : societatis jesu (lid van de Compagnie der jezuïten SJ)

[25] 'Streven: Vlaamse editie', Streven oktober (1978) 3-8.

[26] Mededeling van Frans Van Bladel aan de auteur (gesprek 1 juni 2004).

[27] 'Redactioneel', Streven oktober (1991) 3.

[28] Cijfers 1971 op basis van het artikel: 'Streven en zijn lezers', Streven september (1971) 1131.

[29] 'Streven en zijn lezers', Streven september (1971) 1131-1140.

[30] Ibidem, 1132.

[31] Ibidem, 1133.

[32] Ibidem.

[33] D. Jacobs, 'Intellectuele kernen in Vlaanderen, een aanzet', Kultuurleven 55 (1988) 328-329.

[34] Mededeling van Frans Van Bladel aan de auteur (gesprek 1 juni 2004).

[35] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 36-37.

[36] Ibidem, 36.

[37] K. Schuyten en E. Taverne (2000) 362-363.

[38] E. Schillebeeckx en L. van Gelder, 'Pastorale constitutie over de kerk in de wereld van deze tijd (Gaudium et spes Nederlandse vertaling)' in: E. Schillebeeckx ed., Constituties en decreten van het Tweede Vaticaans Oecumenisch Concilie (Amersfoort 1967).

[39] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 37.

[40] W. Dumon, Gezien het gezin: feiten en waarden (Leuven 1995).

[41] P. Pijnappels, 'Echtscheidingen als verschijnsel van de Amerikaanse samenleving', Streven december (1951) 233-243.

[42] G. Wintermans, 'Gezinsproblemen van deze tijd', Streven november (1953) 147-158.

[43] S. Trooster, 'Evangelie en huwelijksbeleving', Streven oktober (1958) 11-19.

[44] H. Hendrickx, 'Gezin en samenleving', Streven februari (1959) 399-408.

[45] J. Holt, 'Harmonisatie in huwelijk en geslachtsleven', Streven oktober (1960) 45-48.

[46] 'De actuele huwelijksproblematiek', Streven januari (1962) 297-302.

[47] 'De impasse van het geweten', Streven januari (1962) 303-312.

[48] P. Den Ottolander, 'Psychohygiëne en huwelijksbeleving', Streven februari (1962) 405-414.

[49] P. Schoonenberg, 'Het huwelijk in heilshistorisch perspectief', Streven maart (1962) 497-507.

[50] P. Schoonenberg, 'De zin van het huwelijk', Streven april (1962) 605-613.

[51] G. Adriaansen, 'Her-ontdekking van de seksualiteit', Streven april (1964) 617-622.

[52] Toen ik Frans Van Bladel het artikel van Adriaansen over seksualiteit uit 1964 liet zien, was hij zeer verbaasd dat Adriaansen ooit iets had geschreven over dit onderwerp. Het artikel ging over de 'geïntegreerde' seksualiteit en het celibaat.

[53] G. Mulders, 'Het persoonlijk geweten, laatste norm?', Streven januari (1964) 322-332.

[54] L. De Vink, 'Het persoonlijk geweten en de planning', Streven januari (1964) 333-339.

[55] 'Encycliek Humanae Vitae Van Paulus VI', Katholiek Archief 34 (1968) op website http://www.katholieknieuwsblad.nl/vertaal/humvit.htm#hst2 (juni 2004).

[56] B. Bishop, 'De toekomst van de vrouw', maart Streven (1967) 575-583.

[57] S. De Batselier, 'De geperverteerde mens', oktober Streven (1967) 49-56.

[58] 'Encycliek Humanae Vitae Van Paulus VI', Katholiek Archief 34 (1968) op website http://www.katholieknieuwsblad.nl/vertaal/humvit.htm#hst2 (juni 2004).

[59] Paragraaf op basis van M. Hooghe en A. Jooris (1999) en K. Schuyt en E. Taverne, (2000).

[60] H. Westhoff, Geestelijke bevrijders (Nijmegen 1996) 559.

[61] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 45.

[62] Uit tekst persconferentie van kardinaal Danneels, aartsbisschop van Mechelen-Brussel, naar aanleiding van het overlijden van Suenens op 6 mei 1996. Tekst op www.kerkgrimbergen.be/suenens

[63] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 48.

[64] J. Kennedy, (1999) 115.

[65] G. van den Boomen, 'Een tweede Simonis', De Nieuwe Linie 26 januari (1972).

[66] M. Hooghe en A. Jooris (1999) 48.

[67] P. Smulders, 'Editoriaal', Streven oktober (1968) 3-4.

[68] G. Adriaansen, 'Editoriaal', Streven november (1968) 115-116.

[69] K. Rahner, 'Naar aanleiding van de encycliek Humanae Vitae', Streven oktober (1968) 5-23.

[70] R. Michiels, 'Pleidooien voor een zorgzame kerkopbouw' in: J. Haers ed., Volk van God en gemeenschap van de gelovigen (Averbode 1999) 246-261.

[71] 'De CLG-werking in Brussel', Digest 10 (1999) 4.

[72] A. Haspels, 'Motivatie voor geboorteregeling', Streven juli (1969) 1008-1013.

[73] A. Leijen, 'Abortus en universele ethiek', Streven september (1971) 1204.

[74] P. Antoine, 'Abortus en eerbied voor het leven', Streven maart (1972) 564-571.

[75] 'Een hervorming van de Franse wetgeving inzake abortus', Streven april (1973) 633-655.

[76] F. Van Bladel, 'Recht op abortus', Streven april (1973) 627-629.

[77] G. Adriaansen, 'Het abortusvraagstuk', Streven april (1973) 630-632.

[78] Paragraaf gebaseerd op B. Boersema, De Linie, 1946-1963 (Amsterdam 1978), Van De Voorde, M., Het politieke opinieweekblad De Linie (1948-1964) (Gent 1970) en 'Evolution et disparition d'un hebdomadaire d'opinion : le cas "De Linie"', Crisp CH242 (Brussel 1964).

[79] J. Arts, 'Geweten en kindertal', De Linie 23 augustus (1963). (overname uit De Nieuwe Linie (Amsterdam)).

[80] M. Van De Voorde, Het politieke opinieweekblad De Linie (1948-1964) (Gent 1970) 140.

[81] C. Trimbos, 'De evolutie in de huwelijksverhouding', De Linie 25 oktober (1963).

[82] J. Arts, 'Interview met Dr. J. Holt', De Linie 13 december (1963). (overname uit De Nieuwe Linie: J. Arts, 'Gesprek met een dokter. Wat is de pil eigenlijk voor middel', De Nieuwe Linie 17 augustus (1963).

[83] 'Gesprekken met 3 echtparen', De Linie 3 januari (1964). (overname uit De Nieuwe Linie (Amsterdam)).

[84] Zo schreef een lezer dat (...) Het publiek wordt zuiver wetenschappelijk ingelicht zonder een artikel te laten volgen over wat de christelijke moraal er over zegt. In De Linie 17 januari (1964) 5.

[85] G. Mulders, 'Het persoonlijk geweten, laatste norm?', Streven januari (1964) 322-332. Uit dit artikel werd geciteerd in: De Linie 24 januari (1964).

[86] M. Van De Voorde, (1970) 138.

[87] Ibidem, 37.

[88] M. Vandekerckhove, 'De Linie is dood, leve De Nieuwe!', De Nieuwe 3 april (1964) 1.

[89] Ibidem.

[90] M. Van De Voorde, Het politieke opinieweekblad De Linie (1948-1964) (Gent 1970) 43.

[91] Ibidem, 42-43.

[92] 'Streven gaat door', De Linie 27 maart (1964) 7.

[93] G. Adriaansen, 'Her-ontdekking van de seksualiteit', Streven april (1964) 617-622.

[94] J. van Heugten, 'Zonde en tragiek', Streven februari (1961) 383. (Nederlandse editie)

[95] K. Van Isacker, ' Stakingen in België', Streven februari (1961) 409. (Vlaamse editie)

[96] K. Van Isacker, 'Straatrevoluties in België', Streven februari (1961) 422.

[97] Het staat wel in: F. Van Bladel, 'Het geheugen van Streven', Streven december (1993) 1012-1014.

[98] F. Van Bladel, 'Het geheugen van Streven', Streven december (1993) 1011-1017.

[99] E. De Kuyper, 'Mijn eigen-zinnig Streven', Streven december (1993) 1000-1001.

[100] Ibidem.

[101] Frans jezuïetenblad

[102] 'Een hervorming van de Franse wetgeving inzake abortus', Streven april (1973) 633-655.

[103] Mededeling van Frans Van Bladel aan de auteur (gesprek 1 juni 2004).

[104] 'Streven: Vlaamse editie', Streven oktober (1978) 4.

[105] Ibidem.

[106] Ibidem.

[107] Ibidem, 6.

[108] 'Exit Streven Nederlandse editie', Streven december (1980).

[109] Mededeling van Frans Van Bladel aan de auteur (gesprek 1 juni 2004).

[110] B. Boersema (1978) 342-345.

[111] M. Van De Voorde (1970) 36.

[112] Ibidem.

[113] J. Kennedy, Nieuw Babylon in aanbouw (3e druk; Amsterdam 1999) 20.

[114] Ibidem, 21.

[115] Ibidem, 20.

[116] De Linie-Amsterdam

[117] De Linie-Brussel