Een Standaard in Vlaanderen? Vlaams-Katholieke krant op zoek naar kwaliteit en politieke invloed 1947-1976. (Karel Van Nieuwenhuyse) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
HOOFDSTUK III
MEI 1947 - APRIL 1954: DE MOEIZAME HEROPBOUW VAN HET KRANTENBEDRIJF
G. DE STANDAARD TEGENOVER EEN AANTAL SOCIAAL-ECONOMISCHE EN MAATSCHAPPELIJKE GROEPEN
De Standaard besteedde in de jaren 1947-50 gemiddeld tweewekelijks aandacht aan de middenstand[231]. Vanaf 1951 werd de frequentie opgedreven tot een gemiddelde wekelijks aandacht aan de middenstand. Daarnaast verscheen meermaals per week de rubriek ‘Bij de Christelijke Middenstand’, vanaf half januari 1953 vervangen door ‘Koerier voor de middenstand’. In die rubriek verschenen aankondigingen, reglementen, vragen, initiatieven, data van zitdagen, verslagen van vergaderingen en lezingen, weetjes, etc. Vanaf oktober 1953 verscheen wekelijks een ‘Tribune van de middenstand’: daarin werd, door een redacteur van de krant die evenwel niet ondertekende, een middenstandsvraagstuk behandeld. Het kon gaan over een nieuwe wet, maar evenzeer over organisatorische problemen, over kleinhandelsprijzen, over de vergelijking van sommige situaties met het buitenland etc.
Regering en CVP werden meermaals opgeroepen de belangen van de middenstand te behartigen, zeker in de periode van de homogene CVP-regeringen: ‘de linksen’ keken immers naar de middenstand niet om, luidde het. De krant pleitte voor de oprichting van een apart ministerie van de Middenstand, voor een fiscale gelijkheid voor de middenstand, voor het recht op een zeker pensioen voor middenstanders, voor een stopzetting van de dumpingprijzen der supermarkten, voor een vestigingswet, voor een vereenvoudiging van de wetgeving, voor het rekening houden met de middenstand in het sociaal overleg (de middenstand dreigde volgens de krant verdrukt te worden tussen patroons en vakbonden) etc. Tevens moest de CVP voldoende middenstanders op haar lijsten opnemen. Middenstanders van hun kant werden aangespoord in verkiezingstijd om op de CVP te stemmen: BSP en liberale partij waren voor geen haar te vertrouwen, en droegen de middenstand een kwaad hart toe. De zelfstandigen mochten niet toegeven aan de lokroep van de liberalen, of van Buset en de socialisten[232].
De krant besteedde, qua middenstandsorganisaties, in hoofdzaak aandacht aan het NCMV, aan haar protestacties, studiedagen, standpunten (die soms letterlijk werden overgenomen) etc. Sporadisch kreeg een andere middenstandsvereniging het woord: op 7 juni 1948 bvb. kwam Pauwels, bestuurslid van het Sociaal Verweer, aan bod in ‘Feiten en beschouwingen’. Gaandeweg leunde ze steeds meer aan bij het NCMV: op 15 juli 1951 riep ze de middenstanders zelfs op zich te verenigen in het NCMV. Op 5 december 1952 deed de krant dit voor een zoveelste maal opnieuw, zonder nu evenwel het NCMV als zodanig te noemen. Integendeel pleitte de krant ervoor dat niet langer een politicus aan het hoofd van de middenstand zou staan. Hield dit een sneer in naar NCMV-voorzitter Maurice Santens, die tegelijk CVP-Senator was? Of was het meer in het algemeen bedoeld, gezien het feit dat ook het ACMV - het Algemeen Christelijk Middenstandsverbond: de dissidente NCMV-afdeling Antwerpen die zich in de loop van 1952 afscheurde, en in de berichtgeving af en toe ook aan bod kwam - onder leiding stond van een politicus: de CVP-Senator Joseph Clijnmans[233]? Betrokkenen konden hierop geen antwoord geven. Wat er ook van zij, het NCMV bleef alleszins het meeste aan bod komen van de diverse middenstandsverenigingen. Op 12 januari 1953 riep ze het NCMV zelfs op uit te breiden naar de burgerij (de vrije beroepen etc.) om een machtige organisatie te worden.
Ook in de coulissen groeide tussen De Standaard en het NCMV een goede relatie. In het begin was er nochtans even een strubbeling geweest. Gaby Vandeputte, nationaal secretaris van het NCMV vanaf 1949, verklaart: “In de eerste jaren liet De Standaard soms het Sociaal Verweer aan bod komen in haar artikels. Dit kwam omdat het blad van het Sociaal Verweer op de Standaard-persen werd gedrukt. Ik was van mening dat men beter enkel over het NCMV kon schrijven. Ik ben toen in de aanval gegaan door in De Middenstand (het NCMV-ledenblad) te schrijven dat De Standaard te weinig aandacht besteedde aan het NCMV. Op dat ogenblik dreigde de NV De Standaard met een proces. NCMV-voorzitter Maurice Santens heeft dat dan in de Senaat proberen effen te praten met Victor Leemans, met succes blijkbaar.” Manu Ruys bevestigt dat er sprake was van “een kleine vete tussen De Standaard en het NCMV, omdat het Sociaal Verweer af en toe aandacht kreeg in de krant. Dat schiep onbehagen bij het NCMV. Die ‘vete’ was evenwel niet van lange duur.” Albert De Smaele van zijn kant verklaart dat het conflict eerder te wijten was aan het feit dat “Gaby Vandeputte, die ik kende van in de KSA, een zeer sterke Gids-man was. Hij keek met argusogen naar De Standaard en vond ons niet zo sympathiek. Vandaar die reactie van hem. Overigens hadden wij met voorzitter Maurice Santens goede contacten. Wat Victor Leemans betreft: iedereen wist dat hij erg dicht bij De Standaard stond. Zo gebeurde het dat men langs hem ging i.p.v. zich rechtstreeks tot de krant te richten.” [234] Op de rol van Victor Leemans komen we later uitgebreider terug.
In de beginjaren ’50 verbeterden de relaties sterk. Zoals vele Vlaamse CVP’ers accepteerde ook nationaal secretaris van het NCMV Gaby Vandeputte vanaf dan definitief het bestaan van de krant. Bovendien legde het NCMV het erop aan goede relaties te kweken met de pers: enkel op die manier kon ze met haar standpunten naar buiten treden. Vandeputte stelt: “Na het conflict eind de jaren ’40 groeiden en verbeterden de relaties tussen het NCMV en De Standaard. Ik kon, als ik dat wilde, artikels opgenomen krijgen in de krant. Ik had contacten met Jan Moustie, Jef Uytterhoeven en Karel Hemmerechts. Die contacten gebeurden vaak telefonisch en hadden tot doel de overbrenging van informatie. Af en toe werd ook van gedachten gewisseld. Met De Smaele praatte ik over middenstands- maar ook over politieke aangelegenheden. Ik trachtte o.m. steun te verkrijgen voor sommige programmapunten en voor de lijstvorming, in die zin dat ik de middenstandskandidaten aanduidde. In De Standaard, die de middenstand goed genegen was, konden wij op sympathie rekenen. Overigens was het niet alleen ik die contacten onderhield. Voorzitter Santens bvb. had in het parlement vaak contact met Manu Ruys.”[235]
Vanuit welke bekommernis kwam nu die aandacht voor de middenstand voort? Volgens Hemmerechts, die werd aangeduid om de contacten met de middenstand te verzorgen, was dit “een vorm van klantenbinding, niet alleen naar hun vertegenwoordiging in de CVP, maar ook naar de lezer toe: de middenstanders moesten zich kunnen herkennen in de krant. Eenmaal dit het geval was, kon je ze een stuk op sleeptouw nemen.”[236] Volgens Albert De Smaele “beschouwden wij de krant als een blad dat zeer sterk steunde op de middenstand, of beter gezegd op de middenklasse. Het merendeel van onze lezers stamde uit de middenklasse. Het is dan ook niet meer dan logisch dat wij er aandacht schonken. Een krant wordt niet op een eiland gemaakt. Over het NCMV, de specifieke organisatie van de middenstand, gaven wij ook heel wat informatie: dit hangt terug samen met het vorige.”[237] In de krant zelf viel te lezen: “De kranten hebben het niet als een noodzakelijk karwei maar als een aangename plicht beschouwd hun berichtgeving uit te breiden tot en aan te passen aan de middenstandssector, omdat daardoor de contacten met het lezerspubliek konden verruimd en verdiept worden.”[238] Hieruit mag duidelijk blijken dat het hier een vorm van ‘klantenbinding’ (of ‘lezersbinding’) betrof. Uiteraard doet dit niets af van de bewering van De Smaele.
Artikels over landbouwproblematiek kwamen in 1947-48 slechts driewekelijks voor, vanaf 1949, analoog aan de middenstand, tweewekelijks. Vanaf 1952 verscheen de wekelijkse rubriek ‘De fruitteelt in Haspengouw’, waarin prijzen werden opgenomen, reglementen, tips voor teelt, etc. Opnieuw werden CVP en regering opgeroepen de landbouwbelangen ter harte te nemen. Op 18 augustus 1951 bvb. wenste De Standaard landbouwminister Charles Héger proficiat met een reeks maatregelen, maar spoorde hem tegelijk aan tot het treffen van meer verregaande en grondige maatregelen. Anderzijds werd de boeren aangeraden hun stem op de CVP uit te brengen.
Qua boerenorganisaties besteedde de krant vooral aandacht aan de Belgische Boerenbond, een organisatie nauw aanleunend bij de CVP en behorend tot de katholieke zuil[239]. Zijn studiedagen en standpunten kregen hun plaats in de berichtgeving. Meermaals sprak de krant zich lovend uit over de organisatie: o.m. omdat ze de boeren weghield van bij het communisme[240]. Voorzitter Mullie en algemeen proost Mgr. Cruysberghs konden op sympathie rekenen.
Nu en dan liet De Standaard ook de concurrent van de Boerenbond, het Boerenfront, aan bod komen[241]. “Men make zich van deze organisatie niet af met een glimlach en een schouderophalen.”[242] Ze kende immers een sterke ledenaanwas: veel ontevredenen keerden zich af van de Boerenbond en vervoegden de rangen van het Boerenfront. Toch leverde de krant kritiek op het Boerenfront: ze ging bvb. niet akkoord met haar onvruchtbare kritiek m.b.t. de fruitteelt[243]. Vanaf 1950 kwam het Boerenfront nog slechts aan bod t.g.v. haar jaarlijks congres in de tweede helft van februari.
In de eerste jaren waren er niet danig veel contacten tussen De Standaard en de boerenorganisaties[244]. Volgens Jan Hinnekens, die vanaf 1953 op de Boerenbond kwam, was het zo dat de organisatie zich, na de schandalen uit de dertiger jaren, wat op de achtergrond hield. De Smaele verklaart dat de Boerenbond niet zo sympathiek stond tegenover De Standaard, gezien de erfenis van het verleden: toenmalig eigenaar van de krant Gustaaf Sap kwam in de jaren ’30 sterk in aanvaring met de Boerenbond. Dat het Boerenfront in de krant ook aan bod kwam, heeft met dezelfde reden te maken: Gustaaf Sap had die organisatie gesteund in diezelfde jaren ’30[245]. Karel Hemmerechts verzorgde de contacten met de Boerenbond, en binnenlandredacteur Jan Moustie met het Boerenfront.
Gemiddeld tweewekelijks (vanaf 1950 wekelijks) verscheen in De Standaard een artikel over arbeidersaangelegenheden. Hierbij werd vooral aandacht besteed aan het ACW en de verenigingen onder zijn koepel, zoals het ACV en zijn onderscheiden vakcentrales, KAJ, KAV, LBC, etc.[246] De Landsbond der Christelijke Mutualiteiten, ressorterend onder de koepel van het ACW, kon vanaf 1952 op een eigen rubriekje rekenen in De Standaard: ‘Het hoekje van de mutualiteit’. Dat bevatte nieuwtjes, weetjes, mededelingen, aankondigingen etc.
De Standaard maakte het tot haar strategie om het katholieke ACV (en ACW) te promoten ten nadele van het socialistische ABVV[247]. Voortdurend werden beiden tegenover elkaar geplaatst, waarbij onveranderlijk de conclusie luidde dat het ACV beter de arbeidersbelangen behartigde dan het ABVV[248]. Het ABVV werd verweten om de haverklap nutteloze en onzinnige stakingen te organiseren, ofwel uit politieke oogmerken, ofwel in een streven naar nationalisatie van het economisch leven en de ‘vorming’ van een totalitaire staat. Het ACV werd opgeroepen om niet aan enig syndicaal opbod mee te doen.
De Standaard stond op het standpunt dat syndicale organisaties verzoening tot stand moeten brengen tussen arbeid en kapitaal, moeten zorgen voor harmonie, opvoeding van de arbeider en orde. Aan het ABVV verweet ze dat die dat niet deed: ze dreigde enkel met stakingen, al dan niet door politieke motieven ingegeven of onder communistische druk. Bovendien durfde het ABVV nooit fouten toegeven: altijd lag de schuld bij de werkgever[249]. Vanaf 1950, met het aantreden van de homogene CVP-regeringen, werd het ABVV volkomen verguisd in de krant: ze was geen vakbeweging meer, maar een verlengstuk van een politieke partij, de BSP. Al haar acties waren politiek geïnspireerd. De krant noemde het schandalig dat de ABVV’er Liebaers, die vond dat zijn syndicaat met zijn stakingen tegen de dienstplicht van 24 maanden zijn boekje te buiten ging, uit het ABVV was gestemd: blijkbaar kon het socialistisch syndicaat geen kritiek verdragen[250]. De Standaard veroordeelde de ‘dictatuur van het arbeiderssyndicaat’ die het ABVV trachtte te vestigen. De regering moest hiertegen optreden: ze mocht zich het initiatief niet laten afnemen door de socialistische vakbond. Ook meer in het algemeen waarschuwde de krant bij diverse gelegenheden voor de somtijds ‘dictatoriale macht’ van de vakbonden[251].
In diezelfde jaren 1950-54 werd het immers erg duidelijk dat De Standaard geen beste vriend was van de vakbonden. In de discussie rond het economische medezeggenschap voor arbeiders was dit al duidelijk geworden. N.a.v. de rerum novarumviering van 1953 bleek het nogmaals. De krant noemde het “verkeerd vanwege sommige vakbondsleiders die zich christelijk noemen, te pas en te onpas te schermen met een terminologie die bij de arbeiders verwarring moet stichten. Al te dikwijls nog worden de werkgevers afgeschilderd als een kaste van volksvijandige uitbuiters die uiteraard de arbeiders zou willen bedriegen.” Dit was een te veroordelen praktijk. Bovendien moest volgens de krant “het scherp-offensieve eisenprogram wijken voor een meer constructief bedrijfsprogram.” Binnenkort zouden arbeiders immers medeverantwoordelijkheid moeten dragen in de werking en de leiding van het economische leven. Dit stelde evenwel eisen: “De vakbondsleiders dienen te begrijpen dat de bedrijfshoofden hen slechts als volwaardige raadgevers in de opbouw van de ondernemingen zullen aanvaarden, indien bezadigd en wijs overleg de plaats inneemt van demagogie en syndicaal opbod.” De krant steunde, tegen de socialisten en liberalen in die de maatschappij wilden inrichten op andere waarden, “op de sociale doctrine van de kerk. En in die doctrine vinden arbeiders en patroons elkaar in volkomen verstandhouding weer, ten einde een sociaal pact te sluiten.”[252] De krant verklaarde zich nogmaals tegenstander van syndicaal opbod, demagogie (ook van het ACV[253]) en staking.
Daarnaast speelde mee dat de christelijke arbeidersbeweging haar eigen pers had, nl. Het Volk. De Standaard vond het dan ook niet nodig om óók de arbeidersbelangen te gaan verdedigen. Ten derde vond de krant dat de vakbonden politiek een te groot gewicht hadden. Zeker in latere jaren haalde ze sterk uit naar de veel te grote politieke macht van de vakbonden.
Bijzonder tevreden was De Standaard dan wel weer over de Vlaamse Sociale Week georganiseerd door het ACW. De krant vond dat Vlaanderen meer aandacht moest schenken aan het economische aspect van het Vlaamse vraagstuk: het initiatief van het ACW was erg belangrijk daarin. Het ACW werd aangemoedigd op deze weg verder te gaan[254]. Tevens werden ACW en ACV aangepord om de repressie en epuratie mee een halt toe te roepen[255]. Wat het Vlaamse aspect betreft, zag de krant in de christelijke arbeidersbeweging dus een bondgenoot.
Veel contacten met ACW en ACV waren er niet, met het ABVV zelfs helemaal geen. De Smaele had, zoals we reeds hoger aanhaalden, met ACW-voorzitter PW Segers enige contacten, en voerde sporadisch gesprekken met ACV-voorzitter Gust Cool, met Jef Deschuyffeleer (algemeen secretaris van het ACW vanaf 1948), en met Raf Hulpiau (ACW-voorzitter vanaf 1951, in opvolging van PW Segers). Een speciale redacteur voor het volgen van de arbeidersaangelegenheden was er in de eerste jaren niet. Enerzijds was er een tekort aan mankracht op de redactie, en bovendien stond het ACW en ACV wat wantrouwig tegenover De Standaard. Dit kwam deels omdat de krant erom bekend stond eerder bij de patroons aan te leunen, en deels omdat een aantal ACW’ers Gids-mannen waren, zoals bvb. Jef Deschuyffeleer, die in 1950 voorzitter van de Vlaamse vleugel van de CVP werd[256].
De Standaard was inderdaad nogal patronaal gezind was, wat o.m. door Ruys wordt bevestigd. Deze opstelling was niet nieuw: vóór de Tweede Wereldoorlog onder Gustaaf Sap stond de krant ook al op een patronaal standpunt. Albert De Smaele, zelf patroon, zette deze houding verder. In de berichtgeving drong de krant effectief aan op harmonie, kantte ze zich tegen stakingen, eiste ze de bestraffing van relschoppers, etc. De geest van de artikels droeg een zweem van patronale voorkeur met zich mee, die tevens ook mee verklaart waarom De Standaard de arbeidersbeweging niet bijster genegen was.
De patroonsorganisaties zelf, zoals VEV, ACVW en VBN (in 1949 pas voor het eerst vermeld) kwamen in de krant nochtans erg weinig aan bod, een opflakkering in 1951 (toen tweewekelijks een artikel verscheen over de (christelijke) werkgeversorganisaties) niet te na gesproken[257]. De eerste jaren bedroeg het gemiddelde slechts maandelijks een artikel. Een verklaring hiervoor ligt voor een groot deel in het feit dat de werkgeversorganisaties bijlange na niet zo vaak vergaderden als bvb. de vakbonden. Er viel m.a.w. veel minder nieuws te rapen. Zou het anderzijds ook kunnen dat ACVW-voorzitter en VBN-voorzitter (vanaf 1952) Léon Bekaert daar voor iets tussen zat? In elk geval dient het gezegd dat er in de eerste jaren haast geen contacten waren met werkgeversorganisaties. Ons zijn er geen gegevens over bekend.
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
[230] De Standaard (5 november 1953).
[231] Ze nam in die periode de verdediging van de middenstand op zich, tegen de uitvallen van Jos Van Eynde in Volksgazet, en tegen de veel te strenge controleurs van minister Moens de Fernig. De krant noemde de middenstand “de ruggengraat van elk vrijheidsregime”. Daarom moest hij gesteund worden tegen de coalitie BSP - coöperatieven - grootwarenhuizen. De Standaard (11 september 1947).
[232] Over de opening van de BSP naar de middenstand, zie Timperman, “1945-54”. De krant liet zelfs het NCMV zelf aan het woord in haar kolommen. In een artikel ondertekend door R. Merckaert van het NCMV klonk het als volgt: “Door haar christelijk sociaal programma biedt de CVP de beste waarborgen om enerzijds het gevaar van de etatisatie en van het dirigisme te keren en anderzijds de uitwassen van de absolute vrijheid te voorkomen.” De Standaard (7 augustus 1952).
[233] Voor het AMVC, zie Bosman, “De Vlaamse Beweging”, 252-253.
[234] Interviews Gaby Vandeputte 17/8/99, Manu Ruys 17/11/99 en Albert De Smaele 6/6/00.
[235] Interview Gaby Vandeputte 17/8/99. Karel Hemmerechts bevestigde dit relaas.
[236] Interview Karel Hemmerechts 22/2/99.
[237] Interview Albert De Smaele 30/3/99.
[238] De Standaard (6 april 1953).
[239] Over de Boerenbond in die periode schreef Van Molle, Ieder voor allen, 324 e.v. en 343 e.v.
[240] De Standaard (3 oktober 1947).
[241] Over het Boerenfront, zie Bosman, “De Vlaamse Beweging”, 249-252.
[242] De Standaard (6 juli 1949).
[243] De Standaard (25 juli 1949).
[244] Begin 1954 gingen binnen de Boerenbond stemmen op om verandering te brengen in de (nauwelijks bestaande) relatie met de pers. Op een vergadering van het hoofdbestuur wees toenmalig ondervoorzitter Conix “op de wenselijkheid in onze persdienst een ‘pers-attaché’ op te nemen, die vooral zou gelast zijn met de ‘public relations’. Het hoofdbestuur verklaart zich met dit voorstel akkoord, dat verder in het Coördinatiecomité zal besproken worden.” Verslag vergadering hoofdbestuur 15/2/54. Archief Belgische Boerenbond, 6.2.3.17 verslagen hoofdbestuur 1954. In hoeverre hier iets van in huis kwam, zou nog moeten blijken.
[245] Interview Jan Hinnekens 1/9/99 en Albert De Smaele 30/3/99.
[246] Over het ACW, zie Pasture, “Herstel en expansie”, 258-290. Over het ACV, zie Mampuys, “De christelijke vakbeweging” 221-238.
[247] Bij de bekendmaking van de uitslagen der sociale verkiezingen in 1950 bvb. herhaalde De Standaard nogmaals haar standpunt: ze toonde zich verheugd over de bevredigende score van 40% voor het ACV, gezien de omstandigheden. Ze beklemtoonde dat het ACV beter zorgde voor de arbeiders, sociale vrede nastreefde en niet voortdurend dreigde met rumoer en stakingsgeweld. Overigens eiste de krant een bestraffing van revolutionaire stakers en stakingen. De minister van Binnenlandse Zaken werd opgeroepen maatregelen te nemen voor de binnenlandse veiligheid. De Standaard (12 maart 1950).
[248] Over het ABVV, zie Hannotte, “Het Algemeen Belgisch Vakverbond”, 73-80.
[249] De Standaard (5 maart, en 10 en 14 november 1949).
[250] De Standaard 8 augustus en 26 september 1952).
[251] De Standaard (21 oktober 1951 en 9 augustus 1952).
[252] De Standaard (14 mei 1953).
[253] Bovendien riep de krant de christelijke vakbond op om ruimte te laten binnen de CVP voor de andere standen. De autonomie van de CVP mocht door het ACV niet aangetast worden. De zgn. ‘bevriende parlementsleden’ mochten geen slaven worden van het ACV, dat moest samenwerken met de andere standen rond de CVP. De krant noemde enig wantrouwen van de CVP jegens de vakbond gewettigd. De Standaard (16 september 1951, en 20 februari en 6 oktober 1953).
[254] De Standaard (30 augustus 1950).
[255] De Standaard (24 november 1951).
[256] Interview Albert De Smaele 10/3/99 en 6/6/00, en Manu Ruys 17/11/99. Hun verklaring klinkt heel aannemelijk.
[257] De opflakkering in 1951 hing samen met de eisen die de vakbonden stelden: de krant liet de stem der patroons des te harder weerklinken, en met het congres van het ACVW van 5-6 mei 1951 in Antwerpen. De Brouwer, Vijftig jaar II, 161-168.Over de patroonsorganisaties, zie o.m. ook Vanthemsche, “De reorganisatie”, 128 e.v.