“Majority Involvement in Minority Movements”. Blanken binnen het Student Nonviolent Coordinating Committee, VS, 1960-1968. ( Caroline Lievens)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

Inleiding.

 

“In its short and unhappy life, the Student Nonviolent Coordinating Committee as an organization moved from utopian hopes to an almost nihilistic despair, from militant interracialism to black separatism, and from a commitment to radical reform of the Southern racial order to advocacy of revolution” [1].

 

Dit citaat vergeet weliswaar de successen te vernoemen waartoe het Student Nonviolent Coordinating Committee (SNCC, uitgesproken als Snick) heeft bijgedragen, maar niettemin geeft het toch een goed beeld van de evolutie weer. In slechts zes jaar tijd evolueerde het interraciale SNCC van een Beloved Community, een organisatie die meermaals werd omschreven als een ‘vereniging van broeders, een cirkel van vertrouwen’ naar een organisatie die Black Power predikte en intern gekenmerkt werd door vijandigheid, verwarring en persoonlijke tragedies. Voornamelijk de evolutie van interraciale organisatie naar een organisatie die segregatie predikte, boeide me.

Hoe komt het dat de blanken die vol goede bedoelingen hun diensten aanboden bij de strijd van de zwarten voor het opheffen van hun minderwaardige positie, de wrevel opriepen van de zwarten zelf en door hen uit de beweging werden gezet ? Waren het de maatschappelijke druk en de wederzijdse vooroordelen opgebouwd door eeuwenlange onderdrukking van de zwarten die de samenwerking tussen blanken en zwarten en de opbouw van een geďntegreerde maatschappij onmogelijk maakten ? Was het het klassenverschil of het verschil in opleiding tussen de twee groepen of was het toch voornamelijk een raciaal gebonden probleem ? Wat zorgde ervoor dat een organisatie die toch wel opmerkelijke successen kende, zo snel ten onder ging, en waarom kon ze intern niet waarmaken wat ze extern predikte, namelijk de integratie van de zwarten binnen de blanke Amerikaanse maatschappij ?

 

In deze thesis wil ik specifiek de rol analyseren die de blanken in het Student Nonviolent Coordinating Committee speelden.

De deelname van de meerderheid in een minderheidsorganisatie, en meer specifiek binnen burgerrechtenorganisaties in de Verenigde Staten, is een onderwerp dat al meerdere auteurs heeft geďnspireerd. Er zijn reeds verschillende sociologische werken over geschreven.

Alphonso Pinkney[2] onderzocht wie deze vrijwilligers precies waren, uit welk milieu ze kwamen, hoe ze stonden ten opzichte van de Amerikaanse maatschappij in haar geheel, en wat de persoonlijke en professionele gevolgen van hun inzet waren, ...

Demerath, Marwell en Aiken [3] focusten zich in hun studie omtrent ervaringen en reacties van een grote groep studenten in het Zuiden, voornamelijk op de problemen waarmee blanke vrijwilligers te kampen hadden in een overwegend zwarte beweging.

Gary T. Marx en Michael Useem[4] onderzochten dezelfde problemen en vergeleken ze daarenboven met de problemen waarmee blanken te kampen hadden binnen de abolitionistische beweging en met deze van de kaste-Hindu’s in de beweging ter afschaffing van de groep kastenlozen in Indië.

 

Deze en andere werken waren bijzonder interessant om een idee te krijgen van het wie, hoe en waarom van de vrijwilligers. Deze studies hebben echter altijd betrekking op de burgerrechtenbeweging in haar geheel en maken geen onderscheid tussen de vrijwilligers binnen het SNCC of binnen een andere beweging. Het leek mij dus interessant om specifiek binnen het SNCC op zoek te gaan naar problemen, oplossingen en gevolgen van deze “majority involvement in minority movements”.

Dat ik de blanken specifiek binnen het SNCC wilde onderzoeken, heeft enkele redenen.

Ten eerste bestond het SNCC meer dan de andere bewegingen uit jonge mensen, en aanvankelijk hoofdzakelijk uit studenten, wat op zich een specifiek dynamisme met zich meebracht.

Op de tweede plaats was het een beweging die de grens door andere organisaties getekend, verschillende malen overschreed. Het was met andere woorden de beweging die het verste ging in haar beleving. Bovendien kende de organisatie aanvankelijk een zeer specifieke structuur waarbij gedeeld leiderschap zeer belangrijk was en waarbij bureaucratisering en hiërarchie zoveel mogelijk werden geweerd.

Daarenboven trad er bij geen enkele andere organisatie zo’n duidelijke verschuiving op betreffende de wenselijkheid tot interracialiteit: gaande van aanvaarding naar volledige uitsluiting van de blanken.

Ten slotte was het SNCC de eerste organisatie die het concept ‘Black Power’ heeft uitgewerkt. Het leek me dus interessant om na te gaan hoe de blanken zowel binnen de organisatie als daarbuiten op dit concept hebben gereageerd. Hoe werd de slogan trouwens concreet ingevuld?

 

Hoewel ik in mijn thesis voornamelijk de gewijzigde houding ten opzichte van de blanken en de oorzaken van die verandering wilde schetsen, kon ik dit niet doen zonder uitgebreid in te gaan op de radicalisering van het SNCC. De veranderende ideeën binnen het SNCC, het verbreken van vroegere bondgenootschappen, ... hadden allen hun invloed op de houding ten opzichte van de blanken in de eigen organisatie.

 

Zowel de gewijzigde houding ten opzichte van de blanken als de groeiende radicalisering van het SNCC heb ik onderzocht aan de hand van verschillende bronnenreeksen.

Ten eerste vermeld ik hierbij de microfilms van het Roosevelt Study Center (hierna afgekort als RSC). De voor mij belangrijkste reeks was deze van het SNCC. Deze bestaat uit drieënzeventig microfilms waarin informatie staat over de oprichting, werking en evolutie van het SNCC. Krantenknipsels, verslagen van vergaderingen, correspondentie, flyers, brieven, financiën, persoonlijke documenten, rapporten van psychiaters en psychologen, maar ook enkele gepubliceerde artikels uit verschillende tijdschriften werden hierin opgenomen. Daarnaast was het RSC ook nuttig voor de New York Times clipping die ik daar kon doornemen.

Naast deze primaire bronnen heb ik me ook op literatuur gebaseerd die opgenomen is in de bibliografie. Toch wil ik hierbij het nut van de autobiografieën even aanstippen. In de boeken van Forman, Mary E. King, Cleveland Sellers, John Lewis, ... werd er uitgebreid ingegaan op de spanningen binnen de organisatie. Nog meer dan in de documenten op microfilm komen de frustraties aan de oppervlakte en worden ze begrijpelijker gemaakt. Het positieve en interessante wat het SNCC betreft, is dat er zowel autobiografieën van zwarten als van blanken voorhanden zijn.

 

Opbouw van de thesis.

 

In het eerste hoofdstuk behandel ik het ontstaan van het Student Nonviolent Coordinating Committee en de aanvankelijke werking en structuur van de organisatie. Bovendien sta ik stil bij zes elementen die de beweging bij haar ontstaan kenmerkten, maar die in de loop van de tijd op de achtergrond zijn geraakt.

 

In een tweede hoofdstuk ga ik uitgebreider in op de blanke vrijwilligers binnen de burgerrechtenorganistie in het algemeen. In dit hoofdstuk onderzoek ik de sociologische kant van de vrijwilligers. Wat kenmerkte hen? Waarom en in welke mate vervoegden ze de burgerrechtenorganisatie? Waren het rebelse jongeren die vanuit persoonlijke problemen de burgerrechtenorganisatie vervoegden of waren het doorsnee jongeren die meer dan hun leeftijdsgenoten bekommerd waren om het welzijn van de zwarten in hun land?

 

In het derde hoofdstuk behandel ik de specifieke problemen van de blanke vrijwiligers binnen het SNCC en de veranderende houding van de zwarten ten opzichte van de blanken. Aangezien de veranderende houding ten opzichte van de blanken niet los kan gezien worden van de meer globale radicalisering van het SNCC, geef ik een uitgebreid verslag van de evolutie die het SNCC meemaakte tussen de jaren 1960 en 1968. Deze evolutie wordt onderverdeeld in drie subhoofdstukken, die elk staan voor een verschillende fase van het SNCC. Een eerste succesvolle fase tussen de jaren 1960-1964 beschrijft het ontstaan, de eerste acties en de beruchte Freedom Summer. De tweede fase, tussen 1964 en 1966 wordt gekenmerkt door interne onzekerheden, een groeiend raciaal bewustzijn en de eerste ernstige problemen met de blanken binnen de organisatie. Deze interne onzekerheden poogt men te overstijgen in een derde fase, 1966-1968, door het benadrukken van het raciale element met de slogan Black Power. Het gebrek aan goede programma’s en de oplopende spanningen binnen het SNCC zorgden er echter voor dat het SNCC al vlug een stille dood stierf.

 

Het vierde hoofdstuk tenslotte probeert de gewijzigde houding ten opzichte van de blanken te verklaren. De verschillende oorzaken die aan de basis lagen van de problemen met de blanken, kunnen in drie grote categorieën worden onderverdeeld. De personele, de organisatorische en de maatschappelijke oorzaken worden achtereenvolgens behandeld.

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[1] R.H. KING, Civil Rights and the Idea of Freedom, New York, Oxford University Press, 1992, p138.

[2] A. PINKNEY, The committed: White activists in the civil rights movement., New Haven, College & University P, 1968, 239 p.

[3] N.J. DEMERATRH III, G. MARWELL, M.T. AIKEN,” Criteria and Contingencies of success in a Radical Political Movement”, in: Journal of social issues, Vol.27, n°1, 1971, pp. 63 – 80.

[4] G.T.MARX, M.USEEM, “Majority involvement in minority movements: civil rights, abolition, untouchability.”, in: Journal of social issues, Vol.27, n°1, pp.81 – 104.