Schutterijen en Schutterijmuziek in de Negentiende Eeuw. (Rien van Beusichem) |
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |
Voorwoord
Gaarne wil ik dit voorwoord gebruiken om antwoord te geven op de vraag ‘hoe het allemaal zo gekomen is’ en om enkele mensen te bedanken.
Bij het beantwoorden van de vraag hoe ik tot mijn scriptieonderwerp ben gekomen (nee, ik ga hier niet in op de vraag waarom ik op mijn vijftigste zo nodig muziekwetenschap moest gaan studeren) moet ik onwillekeurig denken aan de tv-commercial van de internetaanbieder XS4ALL: ‘Ik weet het nog goed, ik keek op de wekker en dacht nog maar één ding: 1 mei 1993, 7.11 uur’. Zoiets is mij ook overkomen. Ik weet het nog goed: het was 1 oktober 2001, 15.30 uur, zaal 1.09, Drift 21, college Inleiding Nederlandse Muziekgeschiedenis. In een gloedvol betoog over de verschillen tussen de stads- en private muziekcolleges, het Utrechtse en het Arnhemse model in de 18e-eeuwse concertpraktijk, de opkomst van de militaire musici en de populariteit van de militaire muziek liet Emile Wennekes zich, welhaast terloops, ontvallen dat de militaire muziek nog steeds een slecht gedocumenteerd segment van de Nederlandse muziek en het Nederlandse muziekleven is. Hij vatte zijn betoog samen door het geheel te plaatsen in een cultuursociologische context, samengevat onder het begrip beschavingsoffensief: in een krachtenspel tussen distinctio en imitatio zouden culturele initiatieven van hogere naar lagere bevolkingsklassen zijn overgedragen.
Het onderliggende proces van stratificatie van de samenleving en de daarmee samenhangende gevolgen voor de muzikale activiteiten van diegenen die zich tot een bepaalde laag willen rekenen, is een terrein dat me sindsdien niet meer heeft losgelaten. Gelukkig bood de cursus Muzieksociologie van Joost Langeveld de gelegenheid deze sociale processen theoretisch uit te diepen. Tijdens de colleges Popmuziekgeschiedenis van Lutgard Mutsaerts kwam duidelijk naar voren dat sociale stratificatie niet alleen een langtermijn verticale maar ook een korttermijn horizontale component heeft. Deze component komt duidelijk naar voren bij de constructie van groepsidentiteiten via de keuze van muziek. In de werkgroepen onder leiding van Kwee Him Yong werden we voortdurend uitgedaagd kritisch na te denken over de zingeving van muzikale activiteiten van diverse groepen mensen en paradigma’s te (re)construeren voor uiteenlopende muzikale culturen en strata binnen een cultuur. Begrippen als motivatie, competentie, diversiteit, differentiatie, ordening, stabiliteit en dynamiek kregen hun plaats en betekenis in de analyse van schijnbaar complexe zaken.
Maar ondertussen was de militaire muziek en de genese van de militaire orkesten nog steeds even slecht gedocumenteerd als op 1 oktober 2001. Ik besloot me er eens in te gaan verdiepen, eigenlijk met de gedachte dat zo’n reconstructie misschien wel eens mee zou kunnen vallen. Medestudent en militair musicus John Smit wees mij op het in de negentiende eeuw parallel met de militaire muziek ontwikkelde instituut schutterijmuziek, een volkomen onontgonnen terrein. Het leek me enorm uitdagend om mijn tanden daarin te zetten. Het aardige van de negentiende-eeuwse schutterijen was dat het primair burgerorganisaties waren, die gemeentelijk waren georganiseerd maar in uiterlijk vertoon en rangenstelsel kenmerken van een militaire organisatie vertoonden. Dus ik dacht meteen aan, jawel, stratificatie, distinctie, imitatie, etc. Zover is het echter niet helemaal gekomen. In mijn scriptie ben ik niet veel verder gekomen dan het formuleren van een concept-antwoord op de vraag hoe het nou eigenlijk zat met de schutterijen en de schutterijmuziek in het krachtenveld van het negentiende-eeuwse muziekleven in Nederland. Dit bleek al een behoorlijke klus te zijn. De enorme diversiteit in zowel genese als ontwikkeling van schutterijorkesten laten een algemene karakterisering niet toe. Bij de inventariserende studie ontsloot zich echter stukje voor stukje een panorama van een niet onbelangrijk segment van het muziekleven in Nederland. Het materiaal lag soms diep in de stedelijke en (provinciale) rijksarchieven verborgen. Hoewel ik in eerste instantie een eenzaam bestaan leidde als ambulant archiefbezoeker, bleek het onderwerp zeer aan te spreken bij de diverse archiefmedewerkers die ik in de loop van het onderzoek heb ontmoet. In veel gevallen motiveerden zij mij om nog één of twee stapjes verder te gaan bij het speurwerk dan ik oorspronkelijk van plan was. Mijn grote dank daarvoor.
Een bijzondere ervaring deed ik op na de bestudering van een onderzoeksverslag van ene H. Bruggeman over de Bossche schutterijmuziek. De contacten met Henk Bruggeman hebben onder meer geleid tot het alsnog boven water halen van enkele composities van bekende Nederlandse kapelmeesters. Deze composities zullen wellicht (wederom) tot klinken gebracht worden tijdens de concertserie in het najaar van 2007 in het kader van de herdenking van het feit dat het dan honderd jaar geleden zal zijn dat de Schutterijen in Nederland werden opgeheven. Ik voelde me soms wel enigszins bezwaard als na een telefoontje ongevraagd hele pakketten informatie op mijn deurmat vielen. Beste Henk, als dat in mijn vermogen had gelegen zou ik jou zonder enige schroom hebben benoemd tot doctorandus honoris causa in de schutterijkunde.
Beste Emile, zeer bedankt voor het vertrouwen dat je – in uiteenlopende hoedanigheden, zowel tijdens de diverse stadia van mijn studie als bij daaraan gerelateerde activiteiten – steeds in mij hebt gesteld. Gezien de nauwgezetheid waarmee je een concept van deze scriptie van commentaar hebt voorzien, kan ik niet anders dan concluderen dat je een ongetwijfeld glansrijke carrière in de microchirurgie bent misgelopen.
Voor de support en het zorgvuldig doornemen van de tekst dank ik mijn geliefde Jacomien. Het eerstvolgende sinterklaasgedicht komt in de vorm van een vierstemmig motet, dus bereid je maar vast voor.
Mijn studietijd in Utrecht werd zeker veraangenaamd door de wijze waarop vele jaargenoten mij tegemoet zijn getreden. Zeer bedankt daarvoor.
Tenslotte dank ik iedereen die, op welke wijze dan ook, oprechte belangstelling heeft getoond voor de wijze waarop ik, op een niet erg gebruikelijk moment, getracht heb mijn leven een andere wending te geven. Ik realiseer me nu pas dat die belangstelling me meer goed heeft gedaan dan ik soms heb laten blijken.
Bennekom, april 2006
home | lijst scripties | inhoud | vorige | volgende |