Radicaal-links in België en de val van de Muur. Hoe overleefden de KP, de SAP en de PVDA de val van het 'reëel bestaande socialisme'? (Jan Buelinckx).

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

 

DEEL III

RADICAAL-LINKS EN DE GEBEURTENISSEN VAN 1989-1991: OVERLEVEN OF STERVEN?

 

 

HOOFDSTUK 4: DE BIJDRAGE VAN DRIE BELGISCHE RADICAAL-LINKSE INTELLECTUELEN

 

Het leek mij interessant om als afsluiter van dit laatste deel ook eens de analyse van enkele Belgische radicaal-linkse intellectuelen te bekijken. Een belangrijk werk daarbij is ongetwijfeld Socialisme en vrijheid, een bundel die al in 1990 verscheen, dus nog voor de uiteindelijke implosie van de Sovjetunie. Uit dat werk zal ik de analyse van moraalfilosoof en historicus Jaap Kruithof en van theoloog en wiskundige Marc Vandepitte bespreken. Tot slot volgt nog de zeer interessante visie van sociaal-geograaf Eric Corijn die in 1999 in het Vlaams Marxistisch Tijdschrift verscheen. Waarom dit er nog bij gooien? Het geeft naar mijn bescheiden mening de lezer de mogelijkheid om de analyses die de partijen opmaakten, te vergelijken met die van onderstaande intellectuelen. Radicaal-links staat immers bekend om een bepaalde intellectuele traditie. Denk maar aan de vele debatten die er georganiseerd worden, waarbij telkens weer dezelfde belangrijke ideologische en historische discussies opduiken.

 

1. Jaap Kruithof

 

Moraalfilosoof, historicus en maatschappijcriticus Jaap Kruithof analyseert in een bijdrage in de bundel Socialisme en vrijheid de desintegratieprocessen in Oost-Europa.[468] Tevens houdt hij een pleidooi voor de progressieven om de moed niet op te geven en vast te houden aan de socialistische basisbeginselen.

 

“De deconstructieve processen in Oost-Europa zijn niet alleen anti-stalinistisch, maar ook anti-socialistisch. Gorbatsjov verkondigt wel dat hij een communist en een marxist is, maar elke onbevooroordeelde observator weet dat hij sinds jaren bezig is het kapitalisme te re-introduceren. […] Terwijl Modrow in de DDR, voor zover ik kan nagaan, trouw bleef aan zijn socialistische beginselen, heeft Gorbatsjov ze opgegeven, zoals Castro hem terecht verwijt.”[469]

 

Kruithof vindt het ook niet kunnen dat bepaalde socialisten de val van het ‘reëel bestaande socialisme’ toejuichen:

 

“Het is hoogst bedenkelijk dat, op het moment dat het duidelijk was dat het socialisme in Oost-Europa ineenstortte, sommige westerse socialisten stonden te juichen en hun achterban wijsmaakten dat nu het ogenblik was aangebroken om een waar socialisme in te voeren. Sommigen hebben de afgelopen maanden kapitale denkfouten gemaakt. Dat sociaal-democraten stonden te glunderen is niet verwonderlijk, zij hebben het kapitalisme altijd gesteund. Echte socialisten doen met zo’n vervuiling van basisbeginselen niet mee, zij verzetten zich tegen stalinistische kankergezwellen maar klappen niet in hun handen als met dat stalinisme ook de collectivistische fundamenten van Oost-Europa worden afgebroken.”[470]

 

Volgens Kruithof is het einde van de Sovjetunie meer dan de val van het ‘stalinisme’. Hij vindt ook dat het ‘leninisme’ in vraag moet gesteld worden. Het ‘leninisme’ is in zijn ogen een bepaald patroon in een bepaalde historische conjunctuur en dus niet toepasbaar op de hedendaagse moderne complexe samenlevingen.

 

“De crisis van het Sovjetsysteem is meer dan de desintegratie van het stalinisme. Ook het leninisme moet in vraag worden gesteld. Sinds jaren heb ik mijn geloof in dat model verloren zonder de socialistische basisbeginselen op te geven. Misschien is dat patroon, historisch gezien, hanteerbaar in een bepaalde fase van de maatschappelijke ontwikkeling, maar voor moderne samenlevingen is het beslist onbruikbaar.”[471]

 

Kruithof is met deze bijdrage ook duidelijk beïnvloed door het werk van de Amerikaanse socioloog/historicus Immanuel Wallerstein. Die had reeds eerder gesteld dat het socialistisch blok een subsysteem was van het kapitalistische wereld-systeem:

 

“Het magistrale avontuur van Lenin in Oost-Europa is mislukt. Het grote kapitalistische wereldsysteem, sinds de 16de eeuw op onze planeet geïnstalleerd, heeft een deelsysteem dat een andere weg koos, geëlimineerd.”[472]

 

Ondanks het mislukken van het socialistische experiment, mogen volgens Kruithof de socialistische basisbeginselen niet opgegeven worden. Zolang het mondiale kapitalisme  bestaat, zal er immers een tegenbeweging blijven bestaan.

 

“Feitelijke nederlagen – en die hebben we de laatste twintig jaar wel moeten incasseren – brengen bij socialisten depressies, zelfs fundamentele vertwijfeling teweeg. […] Tegen die verwarring moet worden gereageerd door de nadruk te leggen op wat het socialisme is en wil. Mijns inziens is het meest wezenlijk dit: socialisten zijn egalitaristen, zij pleiten voor gelijke kansen voor allen; die gelijkheid moet niet alleen op een secundair vlak, b.v. het politieke niveau gevestigd worden maar op het meest primaire peil, nl. de economie; gelijkheid op economisch niveau impliceert collectivisering van het produktieproces met ingebouwde democratische spelregels (verregaande decentralisering is b.v. niet in tegenspraak met socialisme).”[473]

 

Het ‘stalinisme’ en het ‘leninisme’ zijn in de ogen van Kruithof ten dode opgeschreven, maar het ‘democratisch socialisme’ zeker niet. Hij eindigt dan ook met een bijzonder hoopvolle boodschap aan de linkse beweging.

 

“Voor de wanhopigen, ontmoedigden, gedemoraliseerden die het niet meer zien zitten blijft er een boodschap. Het socialisme is de wereldbeweging van de vertrapten en onderdrukten, het beleeft momenteel nederlagen, maar het is allerminst dood. Na de modellen die nu bezwijken zullen er nieuwe komen. Het socialisme heeft een machtige, vitale bron, de basisdeficiënties van het wereldkapitalisme. Dat stelsel schept elke dag grotere polarisaties tussen rijk en arm, mens en natuur. Het is per definitie niet in staat de basiswaarde van de rechtvaardigheid te realiseren. Als socialisten hier verslagen worden, duiken ze noodzakelijkerwijze elders op, omdat het kapitalisme niet in staat blijkt wat dan ook fundamenteel op te lossen. De toekomst is aan ons. Venceremos.”[474]

 

2. Marc Vandepitte

 

Filosoof-theoloog Mark Vandepitte spreekt in zijn bijdrage De Aufhebung van Lenin, die ook in de bundel Socialisme en Vrijheid verscheen, van een crisis van het marxisme.[475] Hierin maakt hij duidelijk dat er een radicale kritiek van de marxistische theorie nodig is, wil men in de toekomst nog iets betekenen.

 

Ten eerste moet er volgens hem komaf gemaakt worden met zelfgenoegzaamheid en dogmatisme, want dergelijke houding bezoedelt de marxistische en socialistische traditie. Vandepitte verwoordt het als volgt: 

 

“Een rijke traditie als het socialisme mag niet stranden op zelfgenoegzaamheid of dogmatisme.”[476]

 

De gebeurtenissen 1989-1991 moeten volgens Vandepitte kritisch en correct onderzocht worden:

 

“Konden de ‘ware’ marxist-leninisten vorige crisissen bagatelliseren en de schijn hoog houden dankzij ‘de verwezenlijkingen’ van het Oostblok en China, dan maakten de bloedige gebeurtenissen in Peking en Roemenië en de sociaal-economische en politieke aardverschuivingen in Oost-Europa daar een abrupt einde aan. Deze keer is de crisis te algemeen en te spectaculair om genegeerd te worden. De communistische systemen barsten uit hun voegen en de basisprincipes worden in versneld tempo overboord gegooid. De communistische gesloten bolwerken hebben hun poorten opengezet voor de oprukkende vrije markt en ze evolueren in een ijltempo en zonder schroom naar één van de volgende vier modellen: sociaal-democratie, kapitalistische democratie, markt-Stalinisme (China), in het beste geval democratisch socialisme.”[477]

 

Volgens Vandepitte betekent het einde van de Sovjetunie het einde van een historische poging om het kapitalisme te vervangen door het socialisme. Dat wil echter niet betekenen dat het hele marxistische gedachtengoed mislukt zou zijn.

 

“Dat ingrijpend historisch proces komt als een godsgeschenk voor de traditionele anti-communisten en de wat vermoeide apologeten van de vrije markt. […] Bewust of onbewust wordt de ineenstorting van het reëel bestaand socialisme vereenzelvigd met het failliet van het gehele marxistisch gedachtengoed en van de communistische beweging in zijn geheel.”[478]

 

Socialisten en communisten moeten een nauwkeurige analyse maken van de gebeurtenissen en concrete lessen trekken uit het falen van het Sovjetexperiment.

 

“Wat betekent die zware crisis voor de linkerzijde? Eenieder die blijft streven naar een meer gelijke, vrije en klassenloze maatschappij moet een nauwkeurige analyse maken van de afgelopen gebeurtenissen en er de nodige lessen uit trekken. Of het marxisme en het socialisme nog toekomst hebben, hangt daar in grote mate van af. Het uur van de waarheid is aangebroken.”[479]

 

Vandepitte is hier de mening toegedaan dat het marxisme-leninisme ernstig in vraag moet gesteld worden.

 

“Het is voor de marxist-leninisten de hoogste tijd om de hand in eigen boezem te steken en om de basispremissen en evidenties grondig te evalueren, ze zonodig te schrappen of te herdenken.”[480]

 

Hij gaat zelfs verder en komt tot het besluit dat het marxisme-leninisme dient losgekoppeld te worden.

 

“Het loskoppelen van Marx en Lenin geeft het socialisme nieuwe ideologische ruimte. Het failliet van het marxisme-leninisme betekent meteen ook het failliet van de canonisering en dogmatisering. Marxistische orthodoxie bestaat niet meer. […] Er is nog veel werk voor de boeg, er dient nog veel puin geruimd. We staan voor een tijdperk van grondige herbronning (revisionisme) en bezinning. Aan u de eer.”[481]

 

3. Eric Corijn

 

In een artikel in het Vlaams Marxistisch Tijdschrift van 1999 dat de titel De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur draagt, gaat marxist en sociaal-geograaf Eric Corijn dieper in op de positie van de radicale linkerzijde.[482] Zijn hoofdstelling is dat er binnen anti-kapitalistisch links een nieuwe grondslagendiscussie moet komen in plaats van het steeds wederopvoeren van historische debatten. Die discussie zou moeten leiden tot een substantiële kritiek op het kapitalisme. Corijn brengt vier belangrijke punten aan.

 

Een eerste belangrijk punt is volgens hem dat radicaal-links een grondige balans dient op te maken van het ‘reëel bestaande socialisme’. Hij verwoordt dat als volgt:

 

 

1. Het is voor de gehele linkerzijde, en in de eerste plaats voor diegenen die zich anti-kapitalistisch noemen, noodzakelijk een balans op te maken van de eigen verhouding tot het "socialistisch experiment", het "reëel bestaande socialisme", het "staatskapitalisme" of de "bureaucratische arbeidersstaten". De gehele twintigste eeuw lang is de ontwikkeling van de linkerzijde en de arbeidersbeweging (mede) bepaald door het bestaan van een deel van de wereld dat zogenaamd buiten de kapitalistische dynamiek stond. Het had een invloed op de theoretische, strategische en taktische debatten en droeg op beslissende wijze bij tot de organisatorische vormgeving van de huidige linkerzijde. Het euforische klimaat rond de "val van de muur", het afwijzen van de "verworvenheden van de arbeidersbeweging" en de sterke depolitisering dreigen nu tot een nefast geheugenverlies te leiden. De vraag blijft dus welke lessen uit het "socialistisch experiment" op creatieve wijze kunnen/moeten worden geïnvesteerd in een vernieuwd alternatief. Wat moeten we "meenemen" uit de debatten over het stalinisme, het eenpartijenstelsel, de verhouding ontwikkeling zware industrie en consumptie, de vreedzame coëxistentie, de rol van de voorhoedepartij, de mogelijkheden tot politieke revolutie, de verhouding staat-partij-civiele maatschappij, de nationaliteitenkwestie en noem maar op?[483]

             

Hiermee bedoelt Corijn dus niet dat het opmaken van zo een balans het wederopvoeren van de bekende historische debatten (Trotski-Stalin bijvoorbeeld) moet inhouden, want:

 

“Dergelijke balans dient vooral de justificatie van het eigen (voort)bestaan en wordt meestal nog gedacht in de kern van het verhoopte toekomstig historisch blok, dat het kapitalisme moet overstijgen. Dergelijk vertoog ondersteunt de energie die nodig is om meestal zeer kleine organisaties recht te houden en om zich af te bakenen, meestal op sectaire wijze. Het houdt de bestaande versplintering in stand. De huidige organisatorische en ideologische toestand van de zogenaamde antikapitalistische linkerzijde lijkt me eerder een deel van het probleem dan een deel van de oplossing te zijn.”[484]

             

Volgens Corijn is het absoluut noodzakelijk voor radicaal-links om in het reine te komen met haar verleden. De verwerking ervan moet volgens hem uitgaan van het eigen falen. De meeste analyses worden tot nu toe hoofdzakelijk gekenmerkt door een defensief conservatisme of een dogmatische orthodoxie. Dit leidt, volgens Corijn, tot immobilisme en weinig vooruitgang in de sociale strijd.

 

De meeste bewegingen links van de sociaal-democratie worden vandaag nog getekend door hun onverwerkt verleden. Dat leidt tot een defensief conservatisme en soms tot een dogmatische orthodoxie. Men moet de vraag stellen welke bijdrage tot de reële strijd voorstellen tot eenheid met/tussen dergelijke organisaties inhouden en of ze niet alleen passen in een eigen overlevingsstrategie die niet direct is verbonden met de reële sociale beweging. Vele van die organisaties in Europa noemen zich ten onrechte partij, terwijl er geen overeenstemming is tussen hun programma en hun directe praktijk of alleen een (imaginaire) overeenstemming op (zeer) lange termijn. De uitbouw van een hernieuwd programmatisch en politiek alternatief binnen de huidige samenleving vereist een meer directe overeenstemming tussen theorie en praktijk, tussen (het niveau van het) programma en organisatie. Het nut van politieke theorie kan slechts voelbaar worden gemaakt in een directe relatie tot de praktijk. En van zodra samenwerking op iets langere termijn voor de realisatie van een politiek programma in het vooruitzicht wordt gesteld, moet men ook bereid zijn in eenzelfde organisatie te werken. (Een politieke organisatie dient immers in de eerste plaats om de praktijk te coördineren). Wat buiten het praktisch perspectief valt moet in open discussie blijven en behoort dus toe tot discussieclubs, studiedagen, netwerken of andere liga’s.”[485]

            

In zijn tweede punt legt Corijn uit dat de val van de Muur de sociaal-democratische pool terug in het centrum van de linkerzijde heeft geplaatst.

 

“2. De val van de muur heeft de sociaal-democratie opnieuw in het centrum van de linkerzijde geplaatst. Ook zij was gedurende bijna 90 jaar (mede)bepaald door het "communistisch alternatief". In de meeste gevallen onderhield de sociaal-democratie een zeer ambivalente verhouding met de regimes in Oost-Europa, gesteund op enerzijds anti-communisme en anderzijds het wederzijds respect van de bureaukraten in de politiek van de "vreedzame coëxistentie". Met de val van de muur verklaarden vele sociaal-democratische leiders ook de historische overwinning van hun ideologie. Men liet dan wel in het midden of men doelde op de (alternatieve) parlementaire weg naar het socialisme, dan wel op de westerse kapitalistische welvaartstaat.”[486]

 

Volgens hem wordt de huidige sociaal-democratie gekenmerkt door een zwak ideologisch en historisch kader:

    

“Wat moet worden vastgesteld is het gebrek aan (ideologische) ruggegraat van de sociaal-democratie. Het is alsof met de val van de muur ook elke historische referentie naar het eigen verleden is weggevallen. Daardoor ook is het doctrinaire debat omzeggens afwezig en is er een ontstellend povere kadervorming. […] In die gehele evolutie verdwijnt het basisprincipe van de brede socialistische beweging: het gelijkheidsstreven. Niet alleen trekt men de mogelijkheid ervan in twijfel, vandaag wordt ook de wenselijkheid ervan verlaten. Men moet dus de vraag stellen in hoeverre de sociaal-democratie haar eigen geschiedenis nog als referentie heeft. Om een interessante discussie te voeren is het nu misschien beter rechtstreeks met het liberalisme te debatteren, omdat dat nog een consistente filosofische en maatschappelijke traditie heeft. Het sociaal-liberalisme vormt daarvan trouwens een onderafdeling. In België is het alsof de sociaal-democratie terugkeert naar haar gemeenschappelijke wortels met het sociaal-liberalisme van eind negentiende-begin twintigste eeuw, dat het ideologische bindmiddel is van de vrijmetselarij.”[487]

 

In zijn derde punt heeft Corijn het over de kritiek op het kapitalistische systeem. Hij maakt daarbij de zeer pertinente opmerking dat de huidige systeemkritiek minder vanuit een alternatief kan worden geleverd, maar eerder vanuit de interne tegenstellingen van het systeem zelf. Dit is volgens hem een zeer moeilijke opdracht.

             

“3. De val van de muur heeft de crisiselementen die het kapitalisme in zich draagt niet geëlimineerd. De kritiek op het kapitalisme moet echter worden herschikt: ze kan minder vanuit het/een alternatief worden geleverd, dan wel vanuit een kritiek op de interne tegenstellingen van het systeem. Het is met andere woorden moeilijker/minder geloofwaardig geworden het kapitalisme aan te klagen omdat men een beter voorstel heeft, dan wel systematisch aan te tonen hoe het kapitalisme en haar verdedigers er niet in slagen de eigen (humanistische) doelstellingen te verwezenlijken. Men zal duidelijk moeten maken hoe het "harmoniemodel", hoe de voorgehouden "win-win" situatie tussen markteconomie en sociale vooruitgang, een illusie is. Laten we daarbij de schreeuwerige houding laten varen. We zullen de mensen niet overtuigen door exorcisme, door duivelsuitdrijving. De meerderheid van de (werkende) bevolking is niet bezeten door een vreemd lichaam. Ze maakt gewoon deel uit van een kapitalistische maatschappelijke ordening, ze is ingebed in de bestaande ruilverhoudingen. En dat geldt trouwens op dezelfde wijze voor anti-kapitalisten. Niemand staat buiten het systeem, elkeen spreekt vanuit een positie in het systeem. Het debat moet als een open discussie worden benaderd, met analyses en argumenten en met democratische methodes. Misschien moeten we met de val van de muur ook die verfoeilijke traditie van de arbeidersbeweging achterlaten, die elk debat onmiddellijk als een oorlog tussen goeden en slechten ziet, waarin alle stoten zijn toegelaten, en waarin men steeds spreekt vanuit de positie van de vaststaande waarheid die de ander alleen uit eigenbelang weigert te zien.”[488]

             

De linkerzijde staat dus voor een zware en moeilijke opdracht. Praktische coalities en radicaal kritisch onderzoek zijn volgens Corijn dan ook absoluut noodzakelijk om tot een sociale basis te komen voor een praktijk ‘beyond capitalism’. Er moet zeker afgestapt worden van het grote eigen gelijk en van blind zwart-wit denken, want:

 

“Heeft het verloop van de twintigste eeuw ons niet geleerd hoe moeilijk het is de wetmatigheden van de geschiedenis te doorgronden (als die al bestaan) en hoe moeilijk het is de sociale praktijken in de tijd te voorspellen (laat staan ze te oriënteren over verschillende generaties heen).”[489]

             

Als vierde en laatste punt stipt Corijn aan dat de progressieve beweging terug moet zoeken naar een nieuw groot verhaal, naar een soort utopie, waarin rekening gehouden wordt met cruciale concepten als duurzame ontwikkeling en maatschappelijke vooruitgang.

 

“4. Toch moet er gezocht worden naar de bouwstenen voor een nieuw groot verhaal. De val van de muur betekende helemaal niet het einde van de grote verhalen, zoals de postmodernisten het ons voorhouden. Het betekent wel de hegemonie van het ene liberale verhaal dat geen tegenspraak duldt, dat zich op ondemocratische wijze laat vastleggen in internationale verdragen en instellingen, dat drijft op een "pensée unique" en op de mythe van de "vrije markt", dat zich in een veelheid van culturele instellingen laat reproduceren. Een alternatief verhaal moet eenzelfde mythische kern hebben, een principe dat alle andere structureert, dat zowel analytisch als ethisch werkzaam is en dat hegemonisch kan worden (dat door bijna iedereen wordt aanvaard en waartegen het uiterst moeilijk is zich te verzetten). Zowel de ervaring van het communisme als de sociale differentiëring in het laatkapitalisme hebben het principe van de "gelijkheid" (en het perspectief van de klassenloze maatschappij) een serieuze knauw gegeven. Het is moeilijk, en onderwerp van discussie, - de meest flagrante vormen van onrecht niet te na gesproken - vast te leggen welke verschillen tussen mensen/groepen onterecht zijn en moeten worden weggewerkt en welke verschillen differentie zijn en moeten worden gehuldigd. De discussie over identiteit (universalisme en particularisme) is vandaag één van de moeilijkste onderwerpen en de traditie van de Verlichting heeft geen sluitende oplossingen aangedragen. "Gelijkheid" is dus een zeer moeilijk basisprincipe voor het grote verhaal. Vooral als het wordt verbonden met de "vrijheid" en de "broederlijkheid". Ook dat is deels een effect van de implosie van de experimenten in het Oosten.”[490]

             

De ‘duurzame ontwikkeling’ is een begrip dat de ecologisten hebben aangedragen. Volgens Corijn is het dan ook van groot belang dat de ecologische beweging (of Groene Beweging) interageert met de arbeidersbeweging en haar vertegenwoordigers. Dat is ook zijn hoopvol besluit:

 

“Het is een oefening van theoretische praktijk, het is een onderzoeksproject, het is een uitdaging voor de linkerzijde én voor de groenen. Wat vandaag bestaat zijn slechts aanzetten. Het vervolg op Het Kapitaal, een proeve van politieke ecologie, moet nog worden geschreven. Misschien kan dat ons uit de categorieën van de negentiende eeuw halen en "de massa’s in de eenentwintigste eeuw beroeren". Misschien haalt dat ons uit het "blokdenken" (op basis van vooral territoriale onderverdelingen) dat vele linksen van hun strijd in de twintigste eeuw hebben overgehouden en dat ons zo slecht wapent tegenover het proces van mondialisering. Na de muur moeten nog wel enkele andere grenzen vallen.”[491]

 

4. Conclusie

 

Waar deze drie linkse intellectuelen het allemaal over eens zijn is het feit dat de radicaal-linkse beweging een grondige balans dient op te maken van het falen van het socialistische experiment. Dat is volgens hen noodzakelijk om de idee van het socialisme levend te houden. Met het verdwijnen van de Muur is immers niet de structurele ongelijkheid, inherent aan het kapitalistische systeem, verdwenen. Het opmaken van een historische en ideologische balans en het zoeken naar gelijkenissen in plaats van naar verschillen kan dan ook nuttig zijn om een nieuw alternatief voorop te stellen.

 

 

home

lijst scripties

inhoud

vorige

volgende

 

[468] Zie: KRUITHOF (J.), De toekomst van Europa: een geopolitieke verkenning. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990. Kruithof maakt een gelijkaardige analyse in DEBROUWERE (J.) (red.), Stappen naar de verte. Leo Michielsen: leraar, marxist. Leuven, 1997. Dat boek is een eerbetoon aan de invloedrijke Belgische marxist Leo Michielsen. Ook in: KRUITHOF (J.), Het Neoliberalisme. Berchem, 2000, komt die analyse terug.

[469] KRUITHOF (J.), De toekomst van Europa: een geopolitieke verkenning. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 27.

[470] KRUITHOF (J.), De toekomst van Europa: een geopolitieke verkenning. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 28.

[471] KRUITHOF (J.), De toekomst van Europa: een geopolitieke verkenning. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 28.

[472] KRUITHOF (J.), De toekomst van Europa: een geopolitieke verkenning. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 28.

[473] KRUITHOF (J.), De toekomst van Europa: een geopolitieke verkenning. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, pp. 28-29.

[474] KRUITHOF (J.), De toekomst van Europa: een geopolitieke verkenning. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 29.

[475] Zie: VANDEPITTE (M.), De Aufhebung van Lenin. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990. Volgens Kris Merckx van de PVDA zou Marc Vandepitte vandaag niet meer achter deze analyse staan. Hij vertelde me dat in een persoonlijk gesprek op 15/05/2002 in Hoboken. Ik hou hier rekening mee, gezien Vandepitte vandaag toch dicht bij de PVDA staat.

[476] VANDEPITTE (M.), De Aufhebung van Lenin. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 108.

[477] In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, pp. 108-109.

[478] VANDEPITTE (M.), De Aufhebung van Lenin.  In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 109.

[479] VANDEPITTE (M.), De Aufhebung van Lenin. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 109.

[480] VANDEPITTE (M.), De Aufhebung van Lenin. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 112.

[481] VANDEPITTE (M.), De Aufhebung van Lenin. In: Socialisme en vrijheid. Berchem, 1990, p. 122.

[482] Zie: CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, 33ste jg., nr. 4, 1999, pp. 2-8.

[483] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, 33ste jg., nr. 4, 1999, p. 2

[484] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, 33ste jg., nr. 4, 1999, p. 3.

[485] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, 33ste jg., nr. 4, 1999, p. 4.

[486] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, 33ste jg., nr. 4, 1999, p. 4.

[487] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistsich Tijdschrift’, 33ste jg., nr. 4, 1999, p. 5.

[488] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, nr. 4, 1999, p. 6.

[489] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, nr. 4, 1999, p. 6.

[490] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, nr. 4, 1999, p. 7.

[491] CORIJN (E.), De Europese linkerzijde tien jaar na de val van de muur. In: ‘Vlaams Marxistisch Tijdschrift’, nr. 4, 1999, p. 8.