Twintig jaar Raamtheater. Een zoektocht naar de geschiedenis van een theater (1978-1998). (Gertie Brouwers)

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

DEEL III: HET REPERTOIRE VAN HET RAAMTHEATER EN DE RECEPTIE IN DE VLAAMSE KRANTEN

 

I. De receptie in de Vlaamse kranten

 

Wat geschreven wordt in de pers komt niet steeds overeen met de ‘werkelijkheid’, of met wat het publiek, of de spelers zelf ervaren. Dit geldt des te meer voor de toneelrecensies, die maar al te vaak een zeer persoonlijke visie op de (al dan niet) geziene voorstellingen weergeven. Een stuk dat een unaniem lovende kritiek krijgt in de pers, hoeft daarom geen publiekstrekker te zijn, en omgekeerd geldt net hetzelfde.

Walter Tillemans zelf zei in 1998 over dit onderwerp in een interview in De Morgen het volgende: “Het publiek dat naar theater gaat, vindt zich niet terug in de brouwsels van de hooggeleerde recensenten van de zogenaamde kwaliteitskranten. Die houden enkel een onderlinge competitie in woordneukerij. Het probleem is dat die amateurs – die eigenlijk allemaal zelf kunstenaar hadden willen worden – door de overheid onmiddellijk als ‘kenners’ worden beschouwd. Je moet in dit land opletten of je wordt na je derde recensie al opgenomen in de Raad voor Advies. Ik trek me al jarenlang niets aan van de kritiek. Neem nu zo een Wim Van Gansbeke. Die verliet na vijf minuten de zaal bij Spel van Liefde en Toeval. Dat stuk hebben we twee jaar voor volle zalen gespeeld, maar meneer vond het maar niets en hij wilde dat ook zeer luidruchtig aan het publiek vertellen.”[144]

Door hier scherp uit te halen naar de “onkunde” van enkele recensenten maakte Tillemans zich bij deze groep zeker niet populair.

 

Zeker kan de vraag gesteld worden in hoeverre de perskritieken representatief zijn voor de beoordeling van een stuk. Dat het om de persoonlijke mening gaat van één toeschouwer, die de stukken ook anders (kritischer) bekijkt dan de doorsnee toeschouwer is reeds vermeld. Het is vanzelfsprekend dat elke persoon een toneelvoorstelling op een andere manier beleeft, omdat de perceptie bij elke mens anders is en erg persoonlijk.

 

Aan theater in het algemeen wordt in de Vlaamse kranten te weinig aandacht besteed. Anton Segers deed in dit verband een kleine steekproef in De Scène in 1992. Het ging om een zeer beperkt onderzoek, maar het resultaat sprak voor zich. De Gazet van Antwerpen en Het Laatste Nieuws besteden elk één duizendste van hun ruimte aan theater, Het Nieuwsblad zelfs maar een half duizendste. De Standaard doet al iets beter met drie duizendste, Het Volk reeds een half honderdste, en De Morgen scoort het meest, met net iets meer dan één honderdste.[145] Bijster veel is dit zeker niet te noemen.

 

Toch wordt er aan de pers een belangrijke rol toegeschreven, hoewel niet iedereen daaraan wil toegeven, zoals Walter Tillemans bijvoorbeeld. Pers is voor theater een belangrijk gegeven. Het gaat daarbij wellicht niet in de eerste plaats om de recensies, maar om de aandacht die wordt besteed aan het theater in de media. Zelfs met een negatieve publicatie wint een theater aan aandacht, daar is de controverse rond het Toneelhuis een mooi voorbeeld van. Al wordt er ‘schandaal’ geroepen, des te beter, dan komen de mensen net kijken om er over te kunnen meespreken. Hoe meer controverse hoe beter. Zolang de zalen vollopen, is er geen probleem.

Wanneer dit echter niet het geval is, wordt er vaak met een verwijtende vinger naar de pers gewezen. Dan wordt het tekort aan succes vaak toegeschreven aan slechte recensies, of de afwezigheid ervan.[146]

 

 

II. Enkele vergelijkingen

 

Reeds vanaf het begin van zijn carrière opteerde Walter Tillemans bewust voor een theatervorm die een zo breed mogelijk publiek kon aanspreken. Elitair theater is aan hem niet besteed, het was het ‘grote’ publiek dat Tillemans wou aanspreken.[147]

Het Raamtheater haalde recordcijfers met voorstellingen als Arme Cyrano!, dat ongeveer 144 keer werd gespeeld, De Tuinman van de Koning dat ongeveer 350 keer werd opgevoerd, en Pak ‘em Stanzi dat rond de 370 voorstellingen haalde.

Om de receptie in de Vlaamse kranten te vergelijken met de publiekcijfers zijn enkele voorstellingen gekozen bij wijze van steekproef, omdat een volledig onderzoek ons hier te ver zou leiden: het Raamtheater produceerde in zijn twintigjarig bestaan namelijk ca. 100 voorstellingen.[148]

Voor de keuze van deze vergelijking, hebben we ons gebaseerd op de stukken die de bevoorrechte getuigen zich als ‘meest memorabele’ herinnerden, stukken die opvallende perskritieken kregen, en stukken die volgens de publiekcijfers zeer succesvol bestempeld kunnen worden.

Aan enkele bevoorrechtte getuigen werd gevraagd de voor hen meest memorabele stukken op te schrijven, dit zowel in de positieve als negatieve zin. Wat opviel was dat ook bij de medewerkers van het RaamTeater de meningen omtrent de voorstellingen wel eens kunnen verschillen.

 

 

 

“Beste” voorstellingen volgens de

bevoorrechte getuigen en het aantal stemmen

“Minder goede” voorstellingen volgens

de bevoorrechte getuigen en het aantal stemmen

De Canadese Muur (Brusselmans en Lanoye) (1988-89)

 3

De Grieken (Kotler/ Aeschylos/ Euripides/Sophocles) (1994-95)

 3

De Kontrabas (Süskind) (1982-83)

 2

Het Archimedes-principe (Van Laerhoven) (1996-97)

 3

De Schommel (Mazya) (1994-95)

 

 2

La Locandiera (Goldoni) (1995-96)

 3

Kunst (Reza) (1995-96)

 2

Reis om de wereld in 80 dagen (Verne/Kohout) (1988-89)

 2

Nen Belgische Leeuw (Mamet) (1978-79)

 2

De Goede Moeder (Goldoni) (1991-92)

 1

Pak ‘em Stanzi (Luckham) (1983-84)

 2

De Spaanse Brabander (Bredero) (1985-86)

 1

Arme Cyrano! (Rostand/Kohout) (1982-83)

 1

De Piano (Van Pellecom) (1997-98)

 1

De Lintjes van Mijnheer Schutz (Fenwick) (1994-95)

 1

Gilgamesj (Van de Velde) (1992-93)

 1

De Stoel van Stanislawski (Van Meir) (1986-87)

 1

Goya, of de Slaap van de Rede (Vallejo) (1991-92)

 1

Droom van een Zomernacht (Shakespeare) (1984-85)

 1

Het Einde van de Wereld (Fo) (1979-80)

 1

Geschiedenis van een Paard (Tolstoj) (1987-88)

 1

Scapino! (Molière/Dunlop) (1987-88)

 1

Gilgamesj (Van de Velde)

(1992-93)

 1

Siberië (Mitterer) (1992-93)

 1

Hamlet (Shakespeare) (1986-87)

 

 1

_

 

Jeugdziekte (Bruckner) (1992-93)

 

 1

_

 

Mevr. Klein (Wricht) (1989-90)

 

 1

_

 

Om nooit te vergeten (Ayckbourn) (1995-96)

 1

_

 

Play Macbeth (Shakespeare/ Kohout) (1980-81)

 1

_

 

Spoken (Ibsen) (1988-89)

 

 1

_

 

Teibele en haar duivel (Singer) (1987-88)

 1

_

 

Valentin’s Onzin (Valentin/ Vingerhoets) (1989-90)

 1

_

 

 

Wat voor ogen moet gehouden worden bij deze lijst, is dat niet elke bevoorrechte getuige die reageerde op de vragenlijst de hele evolutie van het Raamtheater heeft meegemaakt. Bij vier was dit wel het geval. (Marc Cnops, Frank Aendenboom, Toon Brouwers en John Willaert). Eén werkte mee vanaf 1982 (An Nelissen) één vanaf 1984 (Guy Voets jr.) één vanaf 1993 (Rob Karreman).

 

Wat hierbij opvalt, is dat er meer eensgezindheid bestaat over de minder goede voorstellingen dan over de goede voorstellingen. Het is natuurlijk zo dat de herinnering aan een voorstelling vaak samenhangt met het “succes” van de acteur/trice of de regisseur die ze hebben gekoppeld aan een bepaalde opvoering van een stuk. Zo komt De tuinman van de Koning niet voor, terwijl deze productie toch ongeveer 250 keer opgevoerd werd, en daardoor succesvol kan genoemd worden. Deze voorstelling was echter een monoloog, gebracht door Luc Philips en geregisseerd door Walter Tillemans. Er waren niet veel andere medewerkers bij betrokken en wellicht zijn er dan minder snel goede of slechte herinneringen mee verbonden.

Bovendien is het niet makkelijk om uit ongeveer 100 producties zes stukken uit te pikken die als ‘goed’ of ‘minder goed’ moeten beoordeeld worden. Dat impliceert namelijk dat er een selectie moet gemaakt worden, maar op basis van welke criteria? Geen enscenering is met een andere te vergelijken, en bij elk stuk zijn er andere factoren die de voorstelling memorabel kunnen maken.

Soms werd de lijst (bewust?) niet ingevuld. Dit kan zijn om zeer uiteenlopende en verschillende redenen. Bijvoorbeeld om geen mensen op de tenen te trappen, of omdat er geen enkele voorstelling beter of minder goed bevonden werd. Een van de medewerkers (Frank Aendenboom) zegt dan weer dat wanneer er met zekerheid zou geweten zijn hoe er een op alle vlakken geslaagde productie moest gemaakt worden, er geen subsidies meer zouden nodig zijn. Maar dat is inderdaad niet het geval, en aan elke voorstelling word gewerkt en gesleuteld, en tracht men er het beste van te maken.

 

Niet iedereen heeft gereageerd op de vragenlijst, maar het is dan ook slechts een middel geweest om een beeld te krijgen van de meningen van de medewerkers, en het had niet de intentie om een exhaustief onderzoek te zijn.

Bij de minder goede voorstellingen zijn er drie die driemaal voorkomen. Dit zijn De Grieken (Kotler), La Locandiera (Goldoni) en Het Archimedesprincipe (Van Laerhoven). De Reis om de wereld in 80 dagen wordt tweemaal vernoemd.

Gilgamesj (Van de Velde) komt dan weer voor in de beide categorieën.

Bij de beste voorstellingen werden er meer stukken opgegeven. De Canadese Muur (Brusselmans/Lanoye) werd drie maal opgegeven in deze categorie. Dan zijn er zes voorstellingen die tweemaal worden vernoemd. Dit zijn De Kontrabas (Süsskind), De Schommel (Mazya), Hedda Gabler (Ibsen), Kunst (Reza), Nen Belgische Leeuw (Mamet) en Pak ‘em Stanzi (Luckham).

 

Wat nu volgt is een kleine bespreking van tien stukken met de perskritieken. De keuze van de stukken had kunnen gebeuren bij wijze van steekproef, maar er werd geopteerd om de stukken uit de terugbezorgde vragenlijsten te nemen. Er werd gekozen voor vijf stukken uit de lijst van de beste voorstellingen. Dit zijn Nen Belgische Leeuw, Pak ‘em stanzi, De stoel van Stanislawski, De Canadese Muur en De Schommel. Vier voorstellingen die werden gekozen uit de ‘minder goede’categorie zijn: Het einde van de wereld, De reis om de wereld in 80 dagen, Goya, of De slaap van de rede en De Grieken. Gilgamesj kwam voor in de beide categorieën.

 

 

III. Nen Belgische Leeuw van David Mamet (Seizoen 1978-79)

 

Dit stuk betekende op 15 februari 1979 de definitieve start van het Raamtheater in de Hoogstraat. De cast bestond uit Frank Aendenboom als de Meester, Roger van Kerpel als Don, en John Willaert als de jonge ‘junk’ Bobby. De regie was in handen van Walter Tillemans, Marc Cnops ontwierp en bouwde het decor.[149] Acht jaar later zou het stuk nog eens opgevoerd worden met dezelfde cast. [150]

 

American Buffalo is de bijnaam van één der eerste munten van de Verenigde Staten, eenvoudig omdat er een buffel op afgebeeld stond. De Amerikaanse auteur David Mamet koos deze benaming als titel voor zijn stuk dat zich afspeelt in een goor winkeltje in tweedehandse spullen. Door middel van drie mannen, die in dit triest milieu leven, toont hij ons de zelfkant van een steedse maatschappij.

De situaties zijn zó herkenbaar dat de actie zich gemakkelijk had kunnen afspelen in Antwerpen. Walter van den Broeck, die de Nederlandse vertaling maakte, heeft het stuk dan ook naar het Antwerpse milieu omgewerkt. De titel lag voor de hand: het eerste Belgische muntstukje was versierd met een leeuw. Vandaar: Nen Belgische Leeuw.[151]

 

Het publiek leek deze start van het Raamtheater wel te appreciëren. Er werden 26 voorstellingen gespeeld, en er kwamen 1.709 toeschouwers opdagen. Het seizoen daarop werd Nen Belgische Leeuw opnieuw op de affiche gezet met nog eens 18 voorstellingen waar 1.038 mensen op af kwamen.[152] Het stuk kreeg een vrijwel unaniem lovende pers. Zowel het stuk, de acteurs, de regie als het decor werden rijkelijk geprezen. Hoewel het stuk van David Mamet niet als wezenlijk ‘vernieuwend’ theater werd aanzien kon het op positieve reacties rekenen. Het was immers een stuk dat beter gespeeld kon worden op een klein plateau, net geschikt voor de zaal van het Raamtheater in de Hoogstraat.

Herman Van Dijck schreef in de Gazet Van Antwerpen dat dit stuk een schitterende start van het Antwerps Raamtheater betekende. “Het is een groot artistiek succes over de hele lijn (…) het Raamtheater heeft van dit stuk een indrukwekkende voorstelling gegeven in een schitterende regie van Walter Tillemans. Frank Aendenboom, Roger Van Kerpel en John Willaert mogen zonder uitzondering op een sublieme prestatie terugblikken.”[153]

Ook in De Standaard werd er gezegd dat het Raamtheater niet slecht begonnen was. “De acteurs, geregisseerd door Walter Tillemans, brachten in een raak typerend decor van Marc Cnops een sterke voorstelling.”[154] In De Morgen schreef Koen Calliauw dat de voorstelling vooral door de acteursprestaties een gelukte start voor het nieuw theatertje betekende.[155] Ingrid van der Veken had het in de Nieuwe Gazet over het beloftevol debuut van John Willaert. Ze was echter van mening dat het geen wezenlijk nieuw theater was, maar een stuk dat een ruim publiek kan aanspreken, en dat toch een heel eigen waarde ontleent aan zijn verwoording en de uitstekende wijze waarop het verdedigd wordt.[156]

Ook bij de wederopvoering tijdens het volgende seizoen was de pers nog steeds enthousiast. Bij de wederopvoering in 1986 werd Nen Belgische Leeuw nog steeds de succesproductie genoemd van enkele jaren terug. F.V.A. waarschuwde er in Het Volk echter voor dat er vooral geen steriel of intellectualistisch theater moest verwacht worden.[157]

 

Zo te zien was dit een uitstekende start voor het Raamtheater. Er was met weinig middelen, maar een groep enthousiaste theatermensen een succesvolle productie tot stand gekomen. Meteen twee vliegen in één klap, want niet alleen werd er met deze productie een nieuw theater geopend in Antwerpen, het introduceerde ook de nog redelijk onbekende David Mamet in Vlaanderen. Het Raamtheater zou na Nen Belgische Leeuw nog vijf stukken van Mamet opvoeren. Een Lang Leven theater in het seizoen 1979-80, wat nog teerde op het succes van Nen Belgische Leeuw. Met Oude banden, Lege handen en Zwarte pony, twee eenakters, werd de zaal aan den Drink in het seizoen 1984-85 ingespeeld door het Raamtheater. De zaal werd tijdelijk gehuurd, in afwachting van een eigen huis. Oleanna werd gespeeld in het seizoen 1992-93, en werd heropgevoerd in het daaropvolgende seizoen. Het Kryptogram stond op het programma in 1995-96 en Speed the Plow in 1997-98.

 

 

IV. Het einde van de wereld van Dario Fo (Seizoen 1979-80)

 

Het einde van de wereld was een wereldcreatie van het stuk van Dario Fo. Het ging in première op 10 mei 1980. De zeer jonge cast bestond uit John Willaert, Eric Kerremans, Anneleen Cooreman en Moniek de Beun. De Italiaan Arturo Corso stond in voor de regie. Er zouden 22 voorstellingen gespeeld worden voor 1.276 toeschouwers.[158]

 

Na een enorme natuurramp is de mensheid op de aarde totaal uitgeroeid. Op enkele exemplaren na, die zich toevallig ergens diep in een riool hadden opgehouden. Aanvankelijk blijken het maar twee exemplaren te zijn, een man en een vrouw. De grote moeilijkheden beginnen echter wanneer blijkt dat er nog een tweede man de ramp overleefde. Bovendien blijken er op aarde allerlei geheimzinnige dingen te gebeuren. Zo zijn de katten bezig zich in een sneltempo te beschaven. Ook de dag en de nacht gaan elkaar steeds sneller opvolgen.[159]

 

Herman Van Dijck schreef in de Gazet Van Antwerpen dat er gefluisterd werd dat Dario Fo zijn stuk zelf te slecht vond om het met zijn eigen groep te monteren. Toch had hij de vertolking aanstekelijk gevonden.[160]

Over de jonge cast waren trouwens de meeste recensenten wel te spreken. Gerd de Ley had het in Het Nieuwsblad over een enthousiaste ploeg jongeren waarvan de acteerprestaties er mochten wezen, met dynamiek, beweeglijkheid en vaart die je slechts uitzonderlijk in het Vlaamse theater tegenkomt. Over de regie van Corso was er niets dan lof te bespeuren in het Nieuwsblad: “schitterende vondsten perfecte timing”. Maar het overbodige gemoraliseer, het bladvulsel en de te lang uitgesponnen ideeën verzwakken de komedie.[161]

Monique La Roche had het een lollig einde van de wereld gevonden een, vermakelijke voorstelling. Het resultaat vond ze levendig, lollig en opbeurend.[162]

In De Standaard was de auteur er vanovertuigd dat de regisseur en acteurs duidelijk hun best deden om er een spetterende vertoning van te maken. Maar dat lukte niet helemaal. Het eerste deel van de voorstelling werd zelfs vervelend bevonden.[163]

Ingrid Vander Veken vond Het einde van de wereld ondanks de zwakke kanten toch heerlijk theater.[164]

 

Na deze wereldcreatie zoud het Raamtheater nog enkele keren met een wereldprimeur naar voor treden van buitenlands werk, waaronder Realpolitiek (Simonetta) op 27 september 1980 en Arme Cyrano (Rostand/Kohout) op 18 december 1982.

 

 

V. Pak ‘em Stanzi van Claire Luckham (Seizoen 1983-84)

 

Pak ‘em Stanzi van Claire Luckham werd door het Nieuw Ensemble RaamTeater voor het eerst opgevoerd op 4 mei 1984. Het was het laatste stuk dat het RaamTeater zou spelen op het adres in de Hoogstraat. Nadien speelde het stuk nog enkele seizoenen door in de verschillende zalen die het Raamtheater-gezelschap zou bespelen. Pak ‘em Stanzi ging onder meer op tournee in Vlaanderen, Nederland en Duitsland, en het Raamtheater werd met de ploeg van Pak ‘em Stanzi uitgenodigd op het theaterfestival van Edinburgh in 1988.

Drie seizoenen lang bleef het volk toestromen om dit catch-spektakel te kunnen meemaken. In het seizoen 1988-89 stonden er weer enkele voorstellingen op het programma ter gelegenheid van het jubileum van het RaamTeater.

De eerste Raamtheater-versie haalde meer dan 250 voorstellingen. Op 17 september 1985 werd reeds de 100.000ste bezoeker verwelkomd.[165]

Walter Tillemans regisseerde het stuk, Marc Cnops ontwierp het decor, Jan Leyers zorgde voor de muzikale begeleiding. De acteurs en actrices kregen als voorbereiding op het stuk een zes maanden lange training van de catch-kampioen Al Bastian. De choreografie werd verzorgd door Rit Verelst en Bob Verhelst stond in voor de kostuums.

Anneleen Cooreman en An Nelissen vertolkten om de beurt Pak ‘em Stanzi en Platina Fluffy om de zware fysieke last van de rol van Stanzi te verdelen. Eric Kerremans speelde Toni Macho, de echtgenoot van Stanzi. Katrien Devos was Happy Mama, Roger Van Kerpel vertolkte de rol van Lieve Paps, John Willaert speelde zowel Scheidsrechter als Dr. Psycho Taster.[166]

In het seizoen ‘86-’87 speelde Anneleen Cooreman de rol van Stanzi en Katelijne Verbeke Happy Mama.[167]

Ook onder het Ensemble KNS-RaamTeater zou Pak ‘em Stanzi weer op het programma staan. Er zouden nogmaals ongeveer 50 voorstellingen gespeeld worden. De cast werd bijna volledig vervangen: Lieve Cornelis speelde Stanzi, Veerle Dobbelaere en Pascale Michiels Platina Fluffy, Anne-Mie Gils was Happy Mama, en Bernard Verheyden vertolkte de rol van Lieve Paps. Van de originele cast bleven enkel Eric Kerremans en John Willaert over.[168]

 

In Pak ‘em Stanzi wordt de worsteling van een jonge vrouw om haar zelfstandigheid - eerste levensjaren, schooljaren, eerste werkkring, verliefdheid, huwelijk en teleurstellingen, successen en nederlagen - getoond als een waarachtige worstelwedstrijd in een catchring te midden van het publiek. Een “struggle for life” in de ring. Telkens wordt Stanzi gedwongen te vechten. Tegen haar ouders, haar vriendin, haar echtgenoot Toni Macho. Stanzi kent nederlaag op nederlaag, tot zij haar eigen catchgreep ontwikkelt: de “venus-grijptang”.

Stanzi wordt beroepsworstelaar, en maakt carrière. Maar haar man Toni Macho stelt haar voor de keuze: zijn huisvrouw blijven of uit elkaar gaan. Stanzi lost dit probleem op haar eigen manier op: zij zal er met Toni om vechten. Dit wordt het hoogtepunt van de catchavond: de strijd tussen man en vrouw, de strijd tussen de seksen.

De pers was zeer verdeeld in het oordeel van de voorstelling van Pak ‘em Stanzi. Sommige recensenten hadden kritiek op de commerciële aanpak van het Raamtheater, en vonden het ‘volksstuk’ puur entertainment, spektakel zonder meer.

Klaas Tindemans kreeg in De Standaard de indruk dat er wel uiterst nauwkeurig gewerkt was aan de catch zelf, maar niet aan de show er rond.[169] Monique la Roche noemde Pak ‘em Stanzi niettemin onweerstaanbaar entertainment.[170]

Ingrid Vander Veken zegt in De Nieuwe Gazet / Het Laatste Nieuws: “Als catch spektakel is en theater spektakel is (of kan zijn), dan is Pak ‘m Stanzi spektakel in het Kwadraat.”

De pers stak het niet onder stoelen of banken dat het bij deze voorstelling om spektakel ging. Spektakel, maar dan van een hoog niveau. In Het Volk werd Pak ‘em Stanzi zelfs spektakel van de bovenste plank bevonden.[171]

Ook in de Gazet van Antwerpen werd er geschreven: “Voor wie houd van spektakel en show, het stuk vooral niet te ernstig neemt, en er niet tegen opziet mee lawaai te maken, biedt het RaamTeater een garantie op een ontspannend avondje uit, op de grens tussen theater, sport, musical en circus.”[172]

 

Pak ‘em Stanzi werd meer dan 300 maal opgevoerd, zowel in binnen- als in buitenland.

Bij de wederopvoering van Pak ‘em Stanzi tijdens de samenwerking Ensemble-KNS-RaamTeater (1991-1994) schreef de pers al iets minder enthousiast over het catch-spektakel, maar Linda Berghmans was van mening dat het stuk weinig van zijn pit verloren had.[173]

In De Nieuwe Gazet werd er geschreven dat je niet vaak meemaakt dat Rock ’n Roll muziek, songs van Jan ‘Soulsister’ Leyers, en joelende toeschouwers in het theater voorkomen. Toch wil men zich hier niet echt negatief uitspreken, want even verder staat: “Genuanceerd of geraffineerd theater kan je dit bezwaarlijk noemen, maar je zal zelden zo een geamuseerd en enthousiast publiek op de tribunes zien”. Ook Erik Kerremans wordt even geprezen, die als Toni Macho meer dan ooit in vorm bleek te zijn.[174]

Ook Het Nieuwsblad bestempelde Pak ‘em Stanzi nog steeds als een adembenemend spektakel. “De acteurs spelen en zingen de pannen van het dak en leveren een atletische prestatie om u tegen te zeggen, waardoor de naïeve zwart-wit intrige naar de achtergrond verdwijnt.”[175]

 

Als leerling van Herman Teirlinck heeft Walter Tillemans ook steeds diens ideaal willen helpen realiseren: het streven naar een theater voor een breed publiek, het werken aan een eigen spelcultuur met een groot gezelschap waarin de beste krachten in een hecht ensemble met elkaar samenwerken.[176] Ook met het Raamtheater heeft hij getracht om de erfenis gestalte te geven. Voor dat ‘gestalte geven’ heeft Walter Tillemans onder meer geput uit de opvattingen en technieken van een ‘volkstheater’.[177] Pak ‘em Stanzi noemde hij echt volkstheater. Walter Tillemans had geen boodschap aan theater dat het ‘hogere’ zocht, hij wou theater maken dat iets aansprak wat wij als mensen gemeenschappelijk hebben.[178]

Bij het ‘oude volkstheater’ zijn de voornaamste aantrekkelijkheden het gebruik van het dialect en een zekere streekgebondenheid die daaruit voortvloeit, de absoluut traditionele inlevingspatronen, het bewust hanteren van de voorspelbaarheid (happy-end) en de moraalles. Bij het ‘nieuwe volkstheater’ houdt het repertoire het midden tussen boulevard- en gemoderniseerd en geëngageerd populair theater, dat zeer commercieel is van instelling.

Volgens Marianne Van Kerkhoven kan Pak ‘em Stanzi van het Raamtheater in deze categorie van het ‘nieuwe volkstheater’ ondergebracht worden. In hun poging om populariteit en kritiek met elkaar te verzoenen, worden de oorspronkelijke elementen van het vormingstheater binnen een zo commercieel mogelijk gedachte theaterorganisatie gebracht, dat zij al hun maatschappelijke kracht verliezen. In dit nieuw soort volkstheater primeert uiteindelijk het kritiekloze amusement. Ondanks de beste bedoelingen verdringt volgens Van Kerkhoven de catch-entourage en de fysieke prestatie van de acteurs in Pak ‘em Stanzi de perceptie van de politieke inhoud van het stuk. In het nieuwe volkstheater is geen gevecht meer aanwezig noch met de politieke, noch met de artistieke opvatting van het publiek.[179]

Walter Tillemans dacht het zijne van de ‘geleerde woorden’ van Etcetera “dat toch enkel vol staat met onleesbare artikels”, want de zalen zaten vol mensen, die blijkbaar genoten van dit onderhoudende volkstheater.[180]

 

 

VI. De Stoel van Stanislawski van Guido Van Meir (Seizoen 1986-87)

 

De Stoel van Stanislawski was een creatie van het Nieuw Ensemble RaamTeater van het stuk geschreven door Guido van Meir in een regie van Walter Tillemans. Het decor werd gemaakt door Marc Cnops, de jonge cast bestond uit An Nelissen, Luc Wijns, Mark Peeters, John Willaert, Riet van Gool, Katelijne Verbeke, Manuela Van Werde en Ann Pira. Het stuk ging in première op 23 januari 1987 als tweede stuk dat gespeeld werd in het RaamTeater op ’t Zuid. Het werd nog eens opgevoerd in het seizoen 1987-88.

Het stuk was een satire op een aantal aspecten van de theaterwereld, maar ook over het machtsmisbruik in de maatschappij. Guido van Meir zelf noemde het een metafoor over de jeugdwerkloosheid, maar ook een satire op een bepaald soort modistisch regisseurstheater.

 

Een groep werkloze jonge acteurs en actrices gaan op een auditie bij een arrogante, gevierde avant-garde regisseur die de jonge kandidaten op een ongenadige manier manipuleert, hun wanhoop uitbuit en vanuit zijn superieure positie deze jongeren, die stuk voor stuk bereid zijn om tot het uiterste te gaan om die ene prestigieuze rol te bemachtigen, op een weinig scrupuleuze wijze tegen elkaar uitspeelt in een gevecht waarbij iedereen het tegen iedereen opneemt.

De eerste test die de kandidaat acteurs moeten ondergaan is de stoel van Stanislawski, een bekende improvisatieoefening van de Russische regisseur en theaterpedagoog Constantin Stanislawski (1863-1938). Een speler gaat zitten op een stoel en de tegenspeler heeft als opdracht hem door zijn argumenten, spel en geloofwaardigheid van de stoel te doen opstaan.[181]

De Stoel van Stanislawski kreeg een goede pers, die varieerde van wild enthousiasme tot gewoon een leuke, gezellige avond zonder meer. Toch waren er ook negatieve reacties op de voorstelling, vooral over de kritiek die het stuk zou geven op bepaalde regisseurs. De toneelcriticus Wim van Gansbeke, meende zelfs dat de voornaam van het personage in het stuk, Jari, een expliciete verwijzing was naar de regisseur Jan Fabre. Het zou een samentrekking zijn van diens voornamen, namelijk Jan en Henri.[182]

 

In Het Nieuwsblad wordt De Stoel van Stanislawski boeiend hedendaags theater genoemd, met een spannende intrige, een dosis humor, en een cast met niet minder dan acht talentrijke spelers die gedurende twee uur de aandacht van het publiek weet gaande te houden, waar de regie van Walter Tillemans niet vreemd aan is.[183]

Ingrid Vander Veken vond het in de eerste plaats gewoon grappig en spannend theater.[184]

In Het Volk werd er geschreven dat De Stoel van Stanislawski in de eerste plaats sterk theater is, waaruit de liefhebber raak geformuleerde en goed uitgebeelde kritiek op bepaalde modeverschijnselen binnen het theater kan destilleren.[185]

In De Standaard was men er echter niet van overtuigd dat wie minder bekend is met de tirannie van het regisseurstheater de ‘inside-jokes’ zal snappen, maar dat dat toch gecompenseerd wordt door het spannend handelingsverloop.[186]

In De Morgen noemt Monique La Roche De stoel van Stanislawski meeslepend, een onderhoudend stukje toneel, met geestige dialogen en verrassende situaties. De acteurs weten het volgens haar bovendien op meeslepende manier te brengen, zodat in het Raamtheater weer een opwekkend avondje theater te beleven valt.[187]

Ook de Gazet van Antwerpen heeft het over ‘comfortabel theatergenot’ en ‘onderhoudend en vlot theater’. “De Stoel van Tillemans zit vol verrassingen, biedt ruimte voor uitbundige acteerprestaties, zonder dat daarbij de tragische inhoud wordt verloochend.”[188]

 

Op 3 maart 1987 verscheen er in De Morgen een dossier van drie bladzijden gewijd aan de controverse rond De Stoel van Stanislawski, met als titel: “Wie krijgt Van Meir uit de stoel van Stanislawski?” Als inleiding op dit dossier schrijft Jack van Gils: “Het is vreemd dat er in de media niet méér te doen is rond dit toneelstuk. Niet omdat er een echte polemiek uitblijft tussen voor- en tegenstanders van een soort vernieuwend theater, waar dit stuk óók een beetje over gaat, maar waar alleen een handvol ‘freaks’ wat aan zou hebben. Vreemd echter, omdat een groot publiek duidelijk laat blijken een nieuw stuk van een Vlaamse auteur amusant en boeiend te vinden. Hadden we daar dan geen gebrek aan? Zaten we niet te wachten op talentvolle Vlaamse toneelschrijvers? ‘Het publiek moet maar oordelen’, zeggen theatercritici die we over De Stoel om hun mening vroegen. ‘Dik in orde’, zegt het publiek al meer dan een maand in de zaal van het Raamtheater.”[189]

De ‘gevreesde’ toneelrecensent Wim van Gansbeke liet er geen twijfel over bestaan dat hij het stuk niet kon appreciëren. Het stuk zou volgens hem ook té expliciet uithalen naar het moderne project-theater, het regisseurstoneel van mensen zoals Jan Fabre en Jan Decorte.

Martin Desloovere zegt in een nabeschouwing in Documenta dat er onnodig veel heisa rond dit stuk is gemaakt. “Van Meir heeft gewoon een vrij origineel stuk gebracht dat nu eens niet vervalt in oubolligheid.”[190]

Door de heisa of niet, het publiek vond de voorstelling oké. Het stuk werd dan ook heropgevoerd in het seizoen 1987-88.

 

Met De Stoel van Stanislawski werd niet voor de eerste maal een stuk van eigen bodem gespeeld. De Tuinman van de Koning ging 31 maart 1986 in première. Het was een monoloog geschreven door Walter van den Broeck met Luc Philips in de hoofdrol In september 1987 kreeg Walter Tillemans de Thaliaprijs, onder meer voor de bijdrage die hij had geleverd tot de Vlaamse dramaturgie (o.a. de creatie van De stoel van Stanislawski).[191]

Na dit stuk werden er nog elf Vlaamse stukken opgevoerd in het RaamTeater. Houten Clara (Christiaens & Tillemans) werd geschreven in opdracht van het Centrum Elzeveld naar aanleiding van het 750 jarige bestaan van het St. Elizabethgasthuis te Antwerpen in 1988. De Canadese Muur werd door Herman Brusselmans en Tom Lanoye geschreven in opdracht van het RaamTeater in 1989.

Tijdens de samenwerking tussen de KNS en het RaamTeater van 1991 tot 1994 werden er zes Vlaamse stukken gespeeld: Falerin, of hoe het lot weer tot leven kwam (Van Meir), Gilgamesj (Van de Velde), Leven en dood van het water (Christiaens), De Spaanse hoer (Claus), De Braderij (Christiaens & Fabri) en De Getuige (Van Pellecom).

Ook na de periode van het Ensemble KNS-RaamTeater werd er doorgegaan met het creëren van Vlaamse auteurs. Amanda en de Widowmaker was alweer een adaptatie naar toneel van een novelle van Walter Van den Broeck in 1994, ditmaal met Nora Tilley in de solorol. Van Het Archimedesprincipe van Bob Van Laerhoven werd een dramatische lezing gehouden in 1997. De Piano was in 1998 het tweede werk van Knarf Van Pellecom dat geprogrammeerd werd in het RaamTeater.

Zo werd er in het totaal reeds dertien maal Vlaams werk gebracht in het RaamTeater. Van deze dertien stukken werden er acht geregisseerd door Walter Tillemans.

 

 

VII. De reis rond de wereld in 80 dagen van Rostand/Kohout (Seizoen 1988-89)

 

De auteur Pavel Kohout maakte van dit verhaal van Jules Verne een toneelbewerking. Speciaal voor het jubileum van het Raamtheater herschreef Kohout deze bewerking in 1988. Bij gelegenheid van de première van De Reis rond de wereld in 80 dagen op 11 november 1988 vierde het gezelschap tien jaar Raamtheater, vijf jaar Nieuw Ensemble RaamTeater en tien jaar samenwerking met Pavel Kohout.[192] Walter Tillemans regisseerde, tien acteurs speelden 75 rollen, Marc Cnops maakte het decor en Bob Verhelst ontwierp de kostuums. Er werden 39 voorstellingen gespeeld.[193]

 

In de recensies die in de Vlaamse kranten verschenen waren de meningen over deze jubileumvoorstelling verdeeld. Ingrid van der Veken pleitte ervoor dat de productie van De reis om de wereld een visitekaartje zou krijgen van waar het RaamTeater voor staat: auteurstheater voor een breed publiek waarin het spel centraal staat.[194] Ook in De Morgen werd het stuk als jubileumvoorstelling erg geslaagd bevonden. “Ze roept niet alleen reminiscenties op aan de ‘goede oude tijd’ van August en Cyrano, ook de ‘jongste traditie’ van erg stereotiep theater wordt gerespecteerd.”[195]

De Gazet van Antwerpen vond De reis om de wereld in de eerste plaats een wonderbaarlijke ontdekkingstocht, waarbij 10 acteurs het klaarspelen om in meer dan 70 rollen alle doorkruiste gebieden te bevolken.[196]

De Nieuwe Gazet vond het eveneens een geslaagde reis rond de wereld. Zelfs na een nachtje slapen bleef de overtuiging dat de bewerking van Jules Vernes roman door Pavel Kohout een schot in de roos was, met de bedenking dat de 10 acteurs - goed voor ruim 70 rollen - over een onblusbaar uithoudingsvermogen beschikten. Toch moest er enigszins gerelativeerd worden: “Er draven zoveel episodes voorbij dat je ook wel eens naar rustpunten snakt, zodat je meer houvast krijgt aan het verhaal.”[197]

Hoewel de pers niet echt negatief uithaalde naar de voorstelling, bleef de belangstelling van het publiek matig. Dit kan wellicht alles te maken hebben met het feit dat de voorstelling drie uur duurde. Net zoals in De Nieuwe Gazet werd er door Mark van Steenkiste in De Standaard de opmerking gemaakt dat het een “lange reis” was: “Tegen een ijzig tempo wordt de fantasie van de toeschouwer geprikkeld. Speelse vondsten wisselen elkaar af: ongecompliceerd, grappig, soms naïef. Het aanvankelijk boeiende schouwspel stuikt echter ineen door te veel herhalingen en langdradigheid.”[198]

Hoewel deze bewerking van Jules Vernes De Reis om de wereld in 80 dagen bij de “minder goede” stukken op de lijst voorkomt, zijn de bewerkingen van Pavel Kohout de eerste tien jaar van het bestaan van het Raamtheater zeer belangrijk en succesvol geweest. Op de lijst van de “beste” voorstellingen staan vier stukken vernoemd waarvoor Pavel Kohout een bewerkingen maakte: Play Macbeth, Arme Cyrano, Droom van een zomernacht en Hamlet.

 

In het seizoen 1980-81 stond Play Macbeth, een bewerking van Macbeth van Shakespeare, op het programma, dat op 27 maart 1981 in première ging.

In 1978 werd Play Macbeth reeds in Praag opgevoerd in talrijke huiskamers, omdat Kohout wegens zijn regime-onvriendelijke houding niet meer bedrijvig mocht zijn in het theater. Zo was hij genoodzaakt om de originele Macbeth aan te passen aan vijf acteurs die ter beschikking stonden om deze ‘huiskamerversie’ te spelen.[199]

Deze klassieker was echter ook perfect op maat van het Raamtheater geschreven. De drieentwintig rollen werden door Kohout voor het ensemble verdeeld over acht acteurs. Hugo Claus zorgde voor de vertaling, Walter Tillemans regisseerde het geheel. Julienne De Bruyn speelde Lady Macbeth, Frank Aendenboom Macbeth, de rest van de rollen werd verdeeld over Roger Van Kerpel, John Willaert en Anke Helsen. De productie had succes, er werden 23 voorstellingen gespeeld in de Hoogstraat, waar ruim 1.600 toeschouwers naartoe kwamen. Het volgende seizoen stond het stuk weer op de affiche met 15 voorstellingen waar nog eens 1.127 toeschouwers op afkwamen.[200]

De meeste recensenten waren enthousiast over deze ‘huiskamerversie’ van Macbeth. Herman Van Dijck vond dat ook buiten de Praagse omstandigheden deze Play Macbeth zinvol én ijzersterk bleek. De prestaties hadden hem recht naar de keel gegrepen, zowel die van de acteurs, als van de regisseur Walter Tillemans, die de kleine ruimte uitstekend benut had.[201]

De Nieuwe Gazet sprak van een springlevende Macbeth en een absolute toneeltopper, en ook De Standaard vond het een echt goede voorstelling, een schot in de roos.[202]

Toch was niet iedereen het eens met de ‘ingekorte’ versie van Macbeth. Guy Van Bruyssel had het een vermoeiend stuk gevonden. Volgens hem was hier van theater als ontspanning geen sprake. Hij stelde zich tevens vragen bij deze ‘aangepaste’ Macbeth. Een goed woordje had hij wel over voor Walter Tillemans, die toch met een inventieve regie wist te redden wat er te redden viel. [203]

 

De bewerking Arme Cyrano (Rostand) ging in wereldpremière op 18 december 1982. De eerste 27 voorstellingen waren meteen goed voor 3.432 toeschouwers.[204] Het volgende seizoen ging deze productie op tournee. De voorstelling werd uiteindelijk ongeveer 140 maal opgevoerd.

Deze bewerking van Rostand’s Cyrano de Bergerac werd door Pavel Kohout speciaal voor het Raamtheater gemaakt voor een kleine cast. Karel Vingerhoets speelde de rol van Cyrano, Els Olaerts was Roxane, tijdens het seizoen 1982-83 werd zij vervangen door An Nelissen. Walter Tillemans deed de regie, en vertaalde het stuk met de hulp van Karel Vingerhoets.

In 1984 regisseerde Walter Tillemans dit stuk eveneens in het Burgtheater te Wenen, waar hij als gast was aangetrokken. Karel Vingerhoets, die een jaarcontract kreeg aangeboden bij het Burgtheater, speelde toen de rol van Ragueneau.[205]

Voor zijn vertolking in Arme Cyrano, kreeg de acteur Karel Vingerhoets de Thaliaprijs in 1983 en de Dr. Oscar de Gruyterprijs in 1985 voor ‘beste acteur’.[206]

In de pers werd het stuk over het algemeen zeer gunstig onthaald. Superlatieven werden niet gemeden. L.R. sprak in De Morgen over een “virtuoze Cyrano in het Raamtheater” en “een onbetwistbaar hoogtepunt in het toneelgebeuren”.[207] Ingrid van der Veken had het in De Nieuwe Gazet over een “briljante Cyrano”, en de Gazet van Antwerpen sprak van “een meesterlijke vertolking van een meesterlijk stuk”.[208] In Het Nieuwsblad werd het stuk echter gekraakt door Guy van Bruyssel. Hij had “met stijgende verveling en ergernis” de voorstelling bijgewoond.[209] Bij de wederopvoering in 1983 waren de meeste recensenten nog steeds enthousiast.[210]

 

Nog twee Shakespeare- bewerkingen van Kohout die op de lijst voorkomen zijn Droom van een zomernacht en Hamlet. Ook voor Droom van een zomernacht en Hamlet werden de stukken aangepast aan het aantal spelers die beschikbaar waren in het RaamTeater, werd de vertaling gemaakt door Hugo Claus en nam Walter Tillemans de regie op zich. Droom van een zomernacht werd gespeeld in een van de zalen die het Nieuw Ensemble RaamTeater bespeelde aan den Drink te Borgerhout. Hamlet werd het openingsstuk voor het RaamTeater op ’t Zuid.

Verder werden er ook originele stukken van Pavel Kohout in het repertoire van het Raamtheater opgenomen: August, August, August en Pat, of Een Koningsspel. In het seizoen 1987- 88 werd de bewerking van Pavel Kohout van Von Horvath’s Verhalen uit het Weense Woud opgevoerd in het kader van Europalia ’87, het tweejaarlijks internationaal festival, georganiseerd door het Paleis van Schone Kunsten Brussel, dat toen in het teken van Oostenrijk stond.

 

 

VIII. De Canadese Muur van Herman Brusselmans en Tom Lanoye (Seizoen 1988-89)

 

De Canadese Muur was een creatie van een Vlaams stuk, geschreven door Herman

Brusselmans en Tom Lanoye.[211] Walter Tillemans regisseerde het stuk, dat op 24 maart 1989 in première ging. Het decor werd gemaakt door Jan Van Riet. De rollen werden vertolkt door Eric Kerremans, Katelijne Verbeke, Anneleen Cooreman, Marc Peeters en Roger van Kerpel. Er werden 36 voorstellingen gepland, maar wegens het succes werden dat er nog eens 56 bij een reprise in het seizoen 1989-90.[212]

 

Koning Voetbal heerst als geen ander over onze samenleving. De media staan er bol van, en het leven van velen wordt er onherroepelijk door verminkt. Triomf en leedvermaak, echtbreuk en sensatie, tragiek en samenzang. Het had een Griekse tragedie kunnen zijn.

De Canadese Muur is een spel waarin twee vroegere vrienden elkaar na jaren weer ontmoeten, waarin twee vrouwen de speelbal zijn van intriges en van het rollenpatroon, en waarin een oude vader de enige is met een goedgespekte portefeuille.

Jean-Pierre kreeg als jong belofte een contact aangeboden bij Anderlecht maar koos voor een middenstandshuwelijk met Sonja, de dochter van zijn clubvoorzitter. Hun relatie is verziekt en Jean-Pierre zoekt zijn toevlucht in de drank. De jonge buurvrouw Elly, die kapster is en weduwe, helpt wat in het huishouden en heeft een zoontje voor wie ze droomt van een voetbalcarrière. Onverwacht komt de oude ploegmaat Richard op bezoek, die ook nog Lode, hun ex-trainer en vader van Jean- Pierre, uitnodigt. Dit leidt tot dramatische toestanden in deze Vlaamse huiskamer. Oude wonden worden opengereten, schokkende dingen onthuld en verwijten worden heen en weer geslingerd, terwijl de drank rijkelijk vloeit.[213]

 

In de pers werd er zeer positief geoordeeld over de eerste samenwerking tussen de twee jonge auteurs Tom Lanoye en Herman Brusselmans. Ook over de regie van Walter Tillemans en het samenspel van het ensemble wordt door de meeste recensenten geapprecieerd. Zo vond Marc van Steenkiste in De Standaard de voorstelling van De Canadese Muur een vinnig en plezierig kijkstuk met een verbluffend samenspel van de acteurs.[214]

Geert vander Speeten was van oordeel dat Brusselmans en Lanoye een eerste-klasse stuk schreven. Verder sprak hij nog over de vele aardigheidjes die verstopt zaten in de Canadese Muur, die regisseur Walter Tillemans met grote zorg op het toneel had weten te brengen.[215]

Lanoye en Brusselmans hadden de verwachtingen volledig ingevuld volgens De Morgen. “Het stuk is lang (drie uur), maar verveelt geen moment. De Canadese Muur zit boordevol variatie.”[216] Ook Ingrid Vander Veken was in de Nieuwe Gazet vol lof over het schrijversduo en het Raamtheater: “Niemand zal kunnen beweren dat dit stuk aan spanning en drama ontbreekt. Niemand zal kunnen zeggen dat Brusselmans en Lanoye geen stuk kunnen opbouwen en geen dialogen kunnen schrijven, dat Walter Tillemans niet weet hoe hij moet regisseren dat in het Raamtheater niet vaak heerlijk wordt gespeeld.”[217]

Ook het publiek vond de weg naar De Canadese Muur, en het stuk werd heropgevoerd in het seizoen 1989-1990.

 

De Canadese Muur is één van de Vlaamse stukken die werden gecreëerd in het Raamtheater. Andere Vlaamse auteurs die vertoond werden in het Raamtheater hebben gemeen dat hun oeuvre opvalt door een grote sociale gevoeligheid. De stijl van Walter van den Broeck bijvoorbeeld is realistisch en herkenbaar, met een grote aandacht voor een volkse typering van de personages. Ook het werk van Jan Christiaens (vaak in samenwerking met Walter Tillemans) wordt gekenmerkt door het maatschappij-kritische beeld dat wordt opgehangen.

De teksten van Tom Lanoye en Herman Brusselmans beelden eveneens een herkenbare sociale (Vlaamse) werkelijkheid uit, meestal sterk geparodiëerd. De beide auteurs schetsen de tragiek van het alledaagse leven van de kleinburger, maar ook de ridicule banaliteit.[218]

 

 

IX. Goya, of De slaap van de rede van Antonio Buero Vallejo (Seizoen 1991-92)

 

Goya, of De slaap van de rede was het openingsstuk dat de samenwerking tussen de Antwerpse KNS en het RaamTeater moest inleiden in de Stadsschouwburg. Het stuk ging op 13 september 1991 in première.

Het stuk gaat over de strijd tussen een geniaal kunstenaar (Goya) en de macht. Tussen de eigenzinnigheid van een vrij man en een vorst (Ferdinand VII) die de absolute macht wil, en de wil van de kunstenaar wil breken.

Door zijn doofheid neemt Goya sinds 31 jaar de wereld alleen nog visueel waar. Zijn omgeving wordt een onbegrijpelijke, irritante komedie. Buero Vallejo plaatst het publiek in de situatie van Goya. Hij laat de mensen spreken, zonder dat het publiek iets hoort, net zoals de dove Goya. Enkel de geluiden en stemmen van zijn verbeelding is hoorbaar.[219]

Directeur Walter Tillemans regisseerde, de senografie werd in handen gegeven van Josef Svoboda, de hoofdrol van Goya was weggelegd voor Luc Philips.

 

Deze opening kon - ondanks het enthousiasme waarmee het was aangekondigd - alles behalve de grootse verwachtingen inlossen die er gecreëerd waren rond het nieuwe samenwerkingsverband. Er konden bovendien slechts tien voorstellingen gespeeld worden, omdat Luc Philips met gezondheidsproblemen sukkelde. Hij kon het fysiek niet aan om de geplande voorstellingen nog verder te spelen, zodat een aantal voorstellingen dienden geschrapt te worden. Wellicht had dit ook te maken met de slechte kritiek die er verwerkt moest worden. De pers was ronduit vernietigend over dit openingsstuk.

Cynisch werd er in de pers gevraagd waar de aangekondigde theatervernieuwing bleef. De recensenten konden deze vernieuwing absoluut nergens vinden, in tegendeel, de hele voorstelling werd conventioneel genoemd.

Wim Van Gansbeke was van mening dat in handen van Walter Tillemans Goya een voorstelling was waar theaterrealisme en conventionaliteit in enscenering, acteursbehandeling en expressie hoogtij vierden.[220]

Lili Lebeau schreef in de Gazet van Antwerpen dat de start van het ‘nieuw theatertijdperk’ in de KNS met Goya ronduit een kwelling was geweest.

Ze was van mening dat de triomfantelijk aangekondigde start van Walter Tillemans’s nieuw verbond tussen RaamTeater en KNS geen voltreffer was geworden. Volgens haar had Luc Philips uiteraard het publiek op zijn hand, maar miste hij de repliek van zijn medespelers, en het publiek reageerde niet enthousiast. Het kersverse Ensemble bracht met deze sombere en taaie voorstelling alleszins niet de glansrijke start waarop het publiek gerekend had.[221]

In Het Volk werd er gesteld dat er zeker niet gesproken kon worden van een toneeltopper, omdat de regie, de enscenering en vertolking zo conventioneel, academisch en voorspelbaar werden bevonden, dat van de sprankelende strijd tussen een geniaal kunstenaar en de macht enkel een stram historisch drama zonder spirit overbleef.[222] Nochtans bleven de critici mild over de acteerprestaties in het algemeen, en over deze van Luc Philips in het bijzonder.

In Het Nieuwsblad werd geschreven dat het Luc Philips was, die in de rol van Goya de grootste prestatie leverde, en dat hij een volwaardige tegenspeelster in Peggy de Landtsheer had gevonden. De Tsjechische scenograaf Josef Svoboda die het decor en het lichtontwerp had verzorgd, kon in Het Nieuwsblad ook nog op enige bijval rekenen: “Josef Svoboda ontwierp een uitgekiend en evenwichtig decor, dat de nadelen van de immense KNS-scène tot een minimum beperkt.” Toch werd het geheel alles behalve als bevredigend beschouwd: “De toeschouwer wordt echter te weinig bij de zaak betrokken, blijkt veeleer observator dan mede-lijder en raakt te zelden ontroerd.”[223]

Ingrid Vander Veken was er van overtuigd dat Walter Tillemans drie kunstenaars had verenigd op wie de tijd geen vat had of heeft: acteur Luc Philips, de Tsjechische meester-scenograaf Josef Svoboda, en de Spaanse schilder Francisco de Goya. Zij vond dan ook dat het aan geen van deze drie lag dat deze Goya of de slaap van de rede de nochtans hooggespannen verwachtingen niet kon inlossen.[224]

Voor Mark Van Steenkiste bleef Goya een gesloten boek. Hij had de voorstelling nooit meeslepend en nooit intrigerend gevonden.[225]

 

 

X. Gilgamesj van Wannes van de Velde (Seizoen 1992-93)

 

Wannes van de Velde schreef zijn Gilgamesj - een ongegeneerde Antwerpse versie - oorspronkelijk voor poesjenellen. In de theaterversie van het Ensemble KNS-RaamTeater krijgen de goden, de talrijke mythologische figuren, en de bekende Antwerpse poesje-figuren de Neus en de Kop gestalte door het fantasievol spel van de acteurs, uitbundige maskers en kostuums, en live-muziek uit Turkije. Aan de vormgeving van de voorstelling werd veel belang gehecht.

De rollen waren weggelegd voor Karel Vingerhoets, An Nelissen, Koen De Sutter, Marc Peeters, Hans van Cauwenberghe, Chris Cauwberghs en Mark Stroobants. De scenografie werd verzorgd door John Bogaerts, Walter Tillemans en Wannes van de Velde samen. De kostuums werden ontworpen en uitgezocht door Christine Collin en Wannes van de Velde. Voor de maskers werd er speciaal een beroep gedaan op Flo Collins, en de muziek werd live uitgevoerd door Sadettin Tezerdi en Wannes van de Velde. [226]

De voorstellingen van Gilgamesj werden opgevoerd in het RaamTeater op ’t Zuid, en ging in première op 4 september 1992. De voorstelling werd 27 maal opgevoerd voor 4.388 toeschouwers.[227]

 

Het Gilgamesj-epos is het nationale heldendicht van Babylonië en Assyrië (het huidige Irak), dat omstreeks het midden van vorige eeuw op kleitafels werd teruggevonden in het paleis van de Assyrische koning Assurbanipal.

Gilgamesj is de koning van de stad Uruk, die zichzelf voor een onsterfelijke halfgod houdt. Zijn brutaal en wellustig optreden ontstemt zijn onderdanen. Sjamasj, de zonnegod, geeft hem een rivaal, de natuurmens Enkidu. Na een hevig tweegevecht tussen Gilgamesj en Enkidu, bewonderen ze elkaars kracht, en samen trekken ze op verovering. De overmoed van Enkidu wordt met de dood bestraft. Dit treft Gilgamesj zo diep dat hij op zoek gaat naar het mysterie van het zijn.

Het conflict tussen het verlangen van Gilgamesj naar onsterfelijkheid en zijn eindig lot als mens vormt de kern van dit verhaal.[228]

 

Gilgamesj vinden we in de beide categorieën terug, zowel bij de positief als bij de negatief beoordeelde stukken. In het geval van de ‘minder goede’ lijst werd er wel bij vermeld dat het ging om een goed stuk, maar een verkeerde voorstelling.

Bij de pers waren de meningen eveneens verdeeld. De positieve reacties gingen voornamelijk over de vormgeving en de visuele effecten van het stuk. In Het Nieuwsblad werd de creatieve aanpak geprezen (de visuele effecten en de sterke dialogen) van het eeuwenoude gedachtegoed van Gilgamesj, wat het ook voor het ook voor het grote publiek bevattelijk maakt.[229] Ook Linda Berghmans heeft het in De Standaard over de opvallend mooie maskers en stadsmaquette, en de amusante kakofonie van Antwerps, Gents en West-Vlaams dialect.[230]

Bij Het Volk vonden ze echter dat de voorstelling doolde in bedenkelijk jolijt, en dat het Ensemble KNS-RaamTeater het seizoen maar zwakjes had ingezet met deze Gilgamesj.[231] In de Gazet van Antwerpen betreurde ook Lili Lebeau dat enkel het stramien en een hoogst simpele boodschap overbleef.[232]

 

 

XI. De Schommel van Edna Mazya (Seizoen 1994-95)

 

De Schommel werd geschreven door de Israëlische Edna Mayza naar aanleiding van een echt gebeurd voorval. In augustus 1988 hadden zes tienerjongens gedurende verschillende dagen seks met een meisje van veertien jaar in een kibboets nabij Haifa. Terwijl het proces tegen de jongens bezig was werd Games in the backyard geschreven.

De jonge cast van De Schommel bestond uit Robert de la Haye, Hans van Cauwenberghe, Peter Michel, Bart Voet en Christel van Schoonwinkel. De regie was in handen van Oded Kotler, die het stuk ook in het Stedelijk Theater te Haifa had geregisseerd waar hij artistiek directeur was. [233] Een seizoen eerder regisseerde Oded Kotler voor het Ensemble KNS-RaamTeater A Shayna Maidel, ’n Mooi Meisje (Lebow) in het RaamTeater op ’t Zuid. Later in het seizoen 1994- 95 zou hij ook nog voor de bewerking en regie van De Grieken tekenen.

Voor de gelegenheid werd er gespeeld in een loods aan de Scheldekaai te Antwerpen. Daar kreeg het decor van Ben Pinchas nog een extra koele uitstraling. Het stuk werd het seizoen 1994-95 voor 6.105 toeschouwers 37 maal opgevoerd. Het stuk werd het volgende seizoen nogmaals op het programma gezet.[234]

 

Cindy is jong, wild, en zoekt het gezelschap van vier buurjongens. De jongeren dagen elkaar uit. Het meisje giet blikjes bier naar binnen, danst met overgave en laat zich blinddoeken voor een spelletje blindeman. Zij is nooit bang zegt ze, maar op het eind van de avond zal ze misbruikt worden en angstig zijn, en waarschijnlijk voor haar verdere leven emotioneel verwond.

In dit stuk wordt een proces gemaakt van een groepsverkrachting. De daders zijn vier jongens rond de zeventien jaar, het slachtoffer is een veertienjarig meisje.[235]

 

De pers was zeer lovend over dit stuk, en niet in het minst over de acteerprestaties van de jonge cast, in het bijzonder Christel van Schoonwinkel die overtuigend de rol van het veertienjarige meisje vertolkte én van het Openbaar ministerie. Ook de regie van Oded Kotler kon op de appreciatie rekenen van de recensenten.

Lili Lebeau vond dat er voor een juiste regie was gekozen in dit themastuk over verkrachting. Lebeau was tevens onder de indruk, omdat directeur Walter Tillemans, nauwelijks van het ‘KNS-juk’ bevrijd, al volop een nieuw initiatief met zijn RaamTeater op het getouw zette, namelijk de Schelde-hangar, waar hij De Schommel presenteerde. Ze had het boeiend theater gevonden, dank zij het originele procédé, de overtuigende vertolkingen van Christel van Schoonwinkel en Robert de la Haye en vooral de geïnspireerde regie van Oded Kotler.[236]

Het Nieuwsblad berichtte ook over de aparte ruimte waarin De Schommel gespeeld werd. Dat gaf volgens de recensent een extra dimensie aan het ophefmakende stuk. Verder werd er gemeld dat het publiek dat de première bijwoonde enthousiast reageerde, en terecht, want de combinatie van de theatraal goed opgebouwde intrige en de ijzersterke acteerprestaties werkte perfect.[237]

Toch was niet iedereen enthousiast over De Schommel. Geert Sels, journalist bij De Morgen vergeleek het stuk met een brave zaterdagavondfilm: die stoelt ook vaak op waar gebeurde feiten. Hoe sluitend ook het onderwerp, Geert Sels had De Schommel zelden meeslepend theater gevonden, dat nauwelijks uitnodigt tot stellingnamen.[238]

Ingrid Vander Veken vond dat het Raamtheater met De Schommel vooral een beklijvende voorstelling bracht. Christel van Schoonwinkel had ze verbluffend gevonden als de jonge Cindy.[239]

 

 

XII. De Grieken van Oded Kotler naar Aeschylos, Euripides en Sophocles (Seizoen 1994-95)

 

Oded Kotler maakte met De Grieken een bewerking van de klassieke stukken van Euripides, Aischylos en Sophocles. De Grieken of De vloek op het huis van Atreus is een trilogie van Iphigeneia, Agamemnon en Elektra. Het vertelt het verhaal van de val van het huis van Atreus. Elk verhaal werd herleid tot 40 minuten.

Oded Kotler stond zelf in voor de regie. Het decor werd gemaakt door Marc Cnops. De cast van het stuk bestond uit negen acteurs uit het ensemble, en een kind dat afwisselend werd vertolkt door Jim Arkels, Nils Verbeek, Arne van Brabant en Dries Jacobs.

Het stuk ging in première op 6 januari 1995 in het RaamTeater op ‘t Zuid. Er werden 45 voorstellingen gespeeld voor 5.453 toeschouwers. Hoewel De Grieken drie maal voorkomt op de lijst van de ‘minder goede’ voorstellingen, kan dit geen slecht resultaat te noemen zijn. Hedda Gabler (Ibsen) dat dan weer op de lijst van de ‘betere’ voorstellingen staat werd datzelfde seizoen 31 maal gespeeld, en trok een toeschouwersaantal van 3.454. De Lintjes van Mr Schutz (Fenwick) was echter de topper van het seizoen met 53 voorstellingen en 8.239 toeschouwers.[240] Het werd het volgende seizoen dan ook graag wederopgevoerd.

 

Agamemnon, gehuwd met Clytamnestra en vader van Iphigineia, Elektra en Orestes, offert zijn dochter Iphigeneia om zijn leger met een gunstige wind naar Troje te kunnen varen. Dit ontlokt een keten van wraak en doodslag die tot de val van het huis van Atreus zal leiden.

In de voorstelling werden twee pauzes gelast, een lange na het eerste-, en een korte na het tweede deel. De mogelijkheid werd dan geboden om tijdens de lange pauze een kleine Griekse maaltijd te nuttigen.[241]

 

De pers had zijn bedenkingen bij deze voorstellingen van De Grieken. Meermaals werd ze vergeleken met een (goedkope?) soapserie. Hoewel de actualisatie bij theater niet ongewoon, en bijna noodzakelijk is, werd ook dit met argusogen bekeken. Er slopen verwijzingen naar de Golfoorlog in het stuk, en sommige recensenten waren van mening dat de voeling met het originele werk daardoor wel ver te zoeken was.

 

Lili Lebeau oordeelde in de Gazet van Antwerpen dat met deze Grieken wel de intrige werd gegeven, maar de lyrische taal en louterende kracht van de treurspeldichters niet aan bod kwam.[242]

Linda Berghmans was zeer duidelijk in De Standaard, en meldde dat de Grieken in het Raamtheater de hoofdrol speelden in een soapopera. Zij was van mening dat de bewerking van het Raamtheater weinig gevoeligheid toonde voor het oorspronkelijke werk. De bewerking spitste zich toe op uiterlijkheden en op de verhaallijn, waardoor de gebeurtenissen zich ontvouwden als in de eerste de beste soapserie.[243]

Bruno Koninckx kon er in De Morgen niet omheen dat er overduidelijk voor een schijnbaar moderne, geactualiseerde enscenering gekozen werd. Wat volgens hem overbleef, was een weliswaar niet echt vervelende theateravond, maar hij begreep niet waarom dit verhaal steeds opnieuw verteld moest worden.[244]

Ingrid Vander Veken van De Nieuwe Gazet wond er met de titel: “Dynasty en de Golfoorlog” ook niet veel doekjes om: De Grieken is een verhaal van vandaag, zoveel maakt deze voorstelling wel duidelijk, zelfs de vorm waarin ze gegoten is, een regelrechte soap.[245]

 

home lijst scripties inhoud vorige volgende  

 

[144] K. VAN DEN BROECK, Het onvolledige alfabet van Walter Tillemans, in: De Metro, Antwerpse bijlage van De Morgen, 28 februari 1998, p. 15.

[145] A. SEGERS, Fin de siècle, in: De Scène, 4 (1992), p. 11.

[146] Cf. infra o.a. vragenlijst Guy Voets jr. Bijlage II.

[147] De opvattingen van Walter Tillemans zijn terug te vinden in de vele programmabrochures en editoralen van de Raamkrant.

[148] Zie Bijlage I, repertoire van het RaamTeater.

[149] Vlaams Theaterjaarboek, 1979-80, 14 (1981), p. 57.

[150] Vlaams Theaterjaarboek, 1985-86, 20 (1987), p. 31.

[151] De Scène, 6 (1979), p. 30.

[152] Exploitatierekeningen seizoenen 1978-79 en 1979-80.

[153] H. VAN DIJCK, in: Gazet van Antwerpen, 19 februari 1979.

[154] J.V.H., in: De Standaard, 20 februari 1979.

[155] K. CALLIAUW, in: De Morgen, 17 februari 1979.

[156] I. VAN DER VEKEN, in: Nieuwe Gazet, 17 februari 1979.

[157] F.V.A., in: Het Volk, 21 mei 1986.

[158] Exploitatierekening 1979-80. (Bron: RaamTeater)

[159] De Scène, 9 (1980), p. 3.

[160] H. VAN DIJCK, in: Gazet van Antwerpen, 12 mei 1980.

[161] G. DE LEY, in: Het Nieuwsblad, 12 mei 1980.

[162] M. LA ROCHE, in: De Morgen, 13 mei, 1980.

[163] B.D., in: De Standaard, 21 mei 1980.

[164] I. VANDER VEKEN, in: Het Laatste Nieuws, 13 mei 1980

[165] Bron: RaamTeater

[166] Vlaams Theaterjaarboek, 1985-86, 20 (1987), p. 31.

[167] Vlaams Theaterjaarboek, 1986-87, 21 (1988), p. 33.

[168] Vlaams Theaterjaarboek 1991-92, 26 (1992), p. 33.

[169] K. TINDEMANS, in: De Standaard, 8 mei 1984.

[170] M. LA ROCHE, in: De Morgen, 7 mei 1984.

[171] F.V.A., in: Het Volk, 9 mei 1984.

[172] In: Gazet van Antwerpen, 16 mei 1984.

[173] L. BERGHMANS, in: De Standaard, 3 juni 1992.

[174] In: Nieuwe Gazet, 5 juni 1992.

[175] W.S.B., in: Het Nieuwsblad, 11 juni 1992.

[176] Voor de toneelopvattingen van Herman Teirlinck, zie o.m. J. VAN SCHOOR, Herman Teirlick, in: Kritisch Theaterlexicon. Portretten van Podiumkunstenaars, Brussel, 1997. (In het bijzonder p. 23-28.)

[177] T. BROUWERS, Walter Tillemans, in: Kritisch Theater Lexicon. Portretten van Podiumkunstenaars, Brussel, 1997, p. 30.

[178] J. DE BELIE en J., SEGERS, Pak ze Tillemans!, in: Rode Vaan, 24 mei 1984, p. 20..

[179] M. VAN KERKHOVEN, Hij doet wat hij niet laten kan… Impressies omtrent een theaterpraktijk, in: GEERTS, R., HELLEMANS, D. en VAN KERKHOVEN, M., Op de voet gevolgd. Twintig jaar Vlaams theater in internationaal perspectief, Brussel, 1990, p.274.

[180] J. DE BELIE en J. SEGERS, o.c., p. 23.

[181] De Scène, 5 (1986), p. 45.

[182] J. VAN GILS, De Morgen, 3 maart 1987, p. 22.

[183] W.S.B., in: Het Nieuwsblad, 29 januari 1987.

[184] I. VAN DER VEKEN, in: De Nieuwe Gazet/Het Laatste Nieuws, 26 januari 1987.

[185] W.J.A., in: Het Volk, 30 januari 1987.

[186] R.B.A., in: De Standaard, 27 januari 1987.

[187] M. LA ROCHE, in: De Morgen, 27 januari 1987.

[188] G.D., in: Gazet van Antwerpen, 4 februari 1987.

[189] J. VAN GILS, De Morgen, 3 maart 1987, p. 22.

[190] M. DESLOOVERE, De stoel van Stanislawski: een nabeschouwing, in: Documenta, 4 (1987), p. 268.

[191] Vlaams Theaterjaarboek 1986-87, 21 (1987), p. 14.

[192] De Scène, 3 (1988), p. 46.

[193] Vlaams Theaterjaarboek, 1988-89, (1989), p. 37.

[194] I. VAN DER VEKEN, in: Nieuwe Gazet, 5 november 1988.

[195] G.C., in: De Morgen, 14 november 1988.

[196] G.V.D.S., in: Gazet van Antwerpen, 14 november 1988.

[197] P. T., in: Nieuwe Gazet, 14 november 1988.

[198] M. VAN STEENKISTE, in: De Standaard, 19 november 1988.

[199] Raamkrant, 4 (1982), p. 1.

[200] Exploitatierekeningen 1980-81 en 1981-82. (Bron: RaamTeater)

[201] H. VAN DIJCK, in: Gazet van Antwerpen, 30 maart 1981.

[202] D. B., in: De Standaard, 6 april 1981.

A.N., De Nieuwe Gazet, 30 maart, 1981

[203] G. VAN BRUYSSEL, in: Het Nieuwsblad, 31 maart 1981.

[204] Exploitatierekeningen 1982-83. (Bron: RaamTeater)

[205] De première van Armer Cyrano! ging door op 3 november 1984 in het Akademietheater te Wenen. (Bron: Programmaboekje Armer Cyrano!, seizoen 1984-85, Burgtheater-Akademietheater, Wien.)

[206] Vlaams Theaterjaarboek 1983-84, 18 (1995), p. 23.

[207] L. R., in: De Morgen, 21 december 1982.

[208] I. VAN DER VEKEN, in: De Nieuwe Gazet, 20 december 1982.

Gazet van Antwerpen, 24 december 1982.

[209] G. VAN BRUYSSEL, in: Het Nieuwsblad, 24 december, 1982.

[210] Zie bijlage I, p. 12.

[211] De Scène, 7 (1989), p. 53.

[212] Vlaams Theaterjaarboek 1988-89, 23 (1989), p. 37.

[213] De Scène, 7 (1989), p. 53.

[214] M. VAN STEENKISTE, in: De Standaard, 28 maart 1989.

[215] G. VANDER SPEETEN, in: Gazet van Antwerpen, 29 mart 1989.

[216] R.V en K.V.D.B., in: De Morgen, 25 maart 1989.

[217] I. VAN DER VEKEN, in: Nieuwe Gazet, 28 maart 1989.

[218] E. JANS, Notities over de Vlaamse dramaturgie, 1980-1995, in: Balcon/Balkon, 1 (1996), p. 112.

[219] Programma Goya, of De slaap van de rede, seizoen 1991-92.

[220] W. VAN GANSBEKE, in: De Morgen, 18 september 1991.

[221] L. LEBEAU, in: Gazet van Antwerpen, 16 september 1991.

[222] A.A., in: Het Volk, 16 september 1991.

[223] W.S.B., in: Het Nieuwsblad, 16 september, 1991.

[224] I. VANDER VEKEN, in: De Nieuwe Gazet, 16 september, 1991.

[225] M. VAN SEENKISTE, in: De Standaard, 18 september 1991.

[226] Vlaams Theaterjaarboek 1992-93, 27 (1994), p. 24.

[227] SAA, MA 70890 (Register van de recettes en betalende bezoekers 1991-1996)

[228] De Scène, 9 (1992), p. 42.

[229] W.S.B., in: Het Nieuwsblad, 7 september 1992.

[230] L. BERGHMANS, in: De Standaard, 10 september 1992.

[231] In: Het Volk, 8 september 1992.

[232] L. LEBEAU, in: Gazet van Antwerpen, 8 september 1992.

[233] Programma De Schommel seizoen 1994-95.

[234] Recettes 1994-95. (Bron: RaamTeater)

[235] De Scène, 1 (1994), p. 50.

[236] L. LEBEAU, in: Gazet van Antwerpen, 6 september 1994.

[237] K. L. R., in: Het Nieuwsblad, 10 september 1994.

[238] G. SELS, in: De Morgen, 17 september 1994.

[239] I. VANDER VEKEN, in: De Nieuwe Gazet, 9 september 1994.

[240] Recettes 1994-95. (Bron: RaamTeater)

[241] De Scène, 5 (1995), p. 44.

[242] L., LEBEAU, in: Gazet van Antwerpen, 13 januari 1995.

[243] L., BERGHMANS, in: De Standaard, 10 januari 1995.

[244] B., KONINCKS, in: De Morgen, 13 januari 1995.

[245] I. VANDER VEKEN, in: De Nieuwe Gazet, 13 januari 1995.